dinsdag 27 november 2018

Les 71 - Alleen Gods verlossingsplan zal werken – deel 3


(8:3-6) Laat het tweede deel je niet gedeprimeerd of boos maken; het is inherent aan het eerste. En in het eerste deel ligt jouw volledige bevrijding van al je eigen waanzinnige pogingen en dwaze plannen om jezelf te bevrijden. Ze hebben geleid tot depressie en kwaadheid; maar Gods plan zal slagen. Het zal tot bevrijding en vreugde leiden.

Boosheid en depressie steken nog hun kop op omdat we nog steeds dingen op onze manier willen doen. We voelen ons angstig of depressief in plaats van ons naar binnen te keren en Jezus om hulp te vragen om de gedachten die leiden naar deze onplezierige gevoelens ongedaan te maken. We kiezen er voor om deze gedachten te bedekken en geven liever toe aan speciale relaties. Het is de bron van alle verslavingen. Het lijden is groot en in plaats van terug te keren naar de bron van al onze ellende, gebruiken we iets van buiten af om de pijn te verlichten. Wanneer we Een Cursus in Wonderen in praktijk willen brengen moeten we ons realiseren dat het plan van het ego niet werkt. Blijven vasthouden aan het geloof dat het ons geluk en opluchting zal brengen is een garantie voor het voorbestaan van pijn al zal ze in andere en verschillende vormen verschijnen.

De volgende alinea zegt ons aan God te vragen wat we moeten doen. We moeten echter wel weten dat Jezus niet letterlijk bedoelt dat God ons een antwoord geeft. Later in het werkboek wordt zelfs gezegd dat God deze woorden niet begrijpt, noch dat hij onze gebeden beantwoordt (zie les 184). 

Maar Jezus spreekt tot ons in een taal die we kunnen begrijpen en die ons troost biedt:

(9:1-5) Laten we met dit in gedachten de rest van de langere oefenperioden eraan wijden God te vragen Zijn plan aan ons kenbaar te maken. Vraag Hem heel specifiek:

Wat wilt U dat ik doe?
Waarheen wilt U dat ik ga?
Wat wilt U dat ik zeg en tegen wie?

Er zijn andere plaatsen in Een Cursus in Wonderen waar Jezus zegt dat God met woorden aanroepen geen enkel effect heeft. Zoals bijvoorbeeld in het Handboek voor Leraren in ‘de rol van woorden bij genezing’:

God verstaat geen woorden, want die zijn gemaakt door afgescheiden denkgeesten om hen in de illusie van afgescheidenheid te houden. Woorden kunnen behulpzaam zijn, vooral voor de beginner, om je te helpen concentreren en het gemakkelijker te maken irrelevante gedachten buiten te houden of op zijn minst te beheersen. Laten we echter niet vergeten: woorden zijn slechts symbolen van symbolen. Ze zijn daarom dubbel van de werkelijkheid verwijderd. (H. 21.1:7-10)

Bovendien maakt Jezus het in de inleiding van Het Lied van het Gebed duidelijk dat vragen om welbepaalde dingen gelijkstaat met de omschrijving van het principe van het ego van vergeven-tot-vernietigen, ‘vragen-om-vernietiging’. Zoals in de volgende passages wordt uitgelegd versterken we, wanneer we om welbepaalde dingen vragen, het schaarsteprincipe waar het ego in gelooft (voorwoord van Een Cursus in Wonderen, p. xi) ‘gevoelens van zwakte en ontoereikendheid’:

Het geheim van het ware gebed is de dingen te vergeten die jij meent nodig te hebben. Vragen om iets specifieks is nagenoeg hetzelfde als naar zonde kijken en die dan vergeven. Eveneens op dezelfde manier zie je in gebed voorbij aan je specifieke behoeften zoals jij die ziet en geef je ze over in Gods Handen. Daar worden ze jouw geschenken aan Hem want ze vertellen Hem dat jij geen andere goden voor Zijn aangezicht wilt, geen andere Liefde dan de Zijne. Wat kan Zijn antwoord anders zijn dan jouw herinnering van Hem? Kan dat worden geruild voor een beetje te verwaarlozen advies over een probleem van heel korte duur? God antwoordt louter voor de eeuwigheid. Maar toch zijn alle kleine antwoorden hierin vervat. (L. 1. I.4)

Maar aangezien we nog steeds ‘onzeker zijn over onze Identiteit’ zegt Jezus ons in deze les dat we in feite God om specifieke dingen moeten vragen omdat hij antwoordt in verschillende stadia van onze groei, op de verschillende treden van ´de ladder van het gebed´, titel van een hoofdstuk uit het Lied van het Gebed:

Gebed kent begin noch eind. Het is deel van het leven. Maar het verandert wel van vorm en groeit door wat je leert tot het zijn vormloze staat bereikt en in totale communicatie met God versmelt. In zijn vragende vorm hoeft het geen beroep te doen op God of zelfs maar geloof in Hem in te houden en vaak is dat ook niet het geval. Op deze niveaus is gebed slechts een verlangen vanuit een gevoel van schaarste en gemis.
Deze vormen van gebed of vragen-uit-nood gaan altijd gepaard met een gevoel van zwakte en ontoereikendheid en kunnen nooit zijn voortgebracht door een Zoon van God die weet Wie hij is. Niemand die zeker is van zijn Identiteit kan in deze vorm bidden. Maar evenzeer geldt dat iemand die onzeker is over zijn Identiteit kan nalaten op deze manier te bidden. (L. 1. II. 1:1-2:3)
We moeten echter als studenten voorzichtig zijn dat wij uitspraken als deze niet uit de context van Een Cursus in Wonderen halen. Dit is een cursus in het ongedaan maken van de oorzaak – de beslissing voor de afscheiding door de denkgeest – en niet in het wijzigen van het gevolg hiervan: de specifieke dingen van ons dagelijks leven. In Een Cursus in Wonderen leidt Jezus ons in het bestijgen van de ladder daar waar afscheiding ons naar beneden trekt (T. 28. III. 1:2). We beginnen onze beklimming aan de onderste trede. De trede weerspiegelt onze omhelzing van het dualistische denksysteem van het ego van zonde, schuld en angst en van de werkelijkheid van de materiële wereld. Op dit niveau is het onvermijdelijk om God niet als een lichaam waar te nemen:

Kun jij die jezelf in een lichaam ziet jezelf kennen als een idee? Alles wat jij ziet vereenzelvig je met uiterlijkheden, met iets buiten zichzelf. Je kunt niet eens denken aan God zonder een lichaam of in een of andere vorm die je denkt te herkennen. (T. 18. VIII. 1:5-7)

Dit goddelijke lichaam, gemaakt naar ons beeld en gelijkenis, het symbool van ons geloof in zonde, schuld en angst, wordt door onze ego’s waargenomen als een wraakzuchtige en bestraffende God geobsedeerd om te vernielen. Dus corrigeert Jezus, als onze lieve oudere broer, deze beangstigende mythe door ons te voorzien van een meer vriendelijke, een vergevende illusie waar God – nog steeds waargenomen als een lichaam – met liefde attent is voor onze behoeften eerder dan ons ervoor te straffen. En eens we samen met de Heilige Geest als onze Gids hoger op de ladder van het gebed komen herkennen we de illusionaire aard van deze mythe en gaan eraan voorbij naar de liefde die voorbij deze ‘wereld van symbolen’ is:

Er is een kracht gekomen, volkomen onbegrensd, niet om te verwoesten maar om het zijne te ontvangen. … Verwelkom de kracht die vergeving overstijgt en voorbij de wereld van symbolen en beperkingen ligt. (T. 27. III. 7:2, 8)

(9:6-7) Vertrouw Hem de volledige leiding over de rest van de oefenperiode toe en laat Hem je vertellen wat er volgens Zijn plan voor jouw verlossing door jou moet worden gedaan. Hij zal antwoorden in evenredigheid met je bereidwilligheid Zijn Stem te horen.

Het is onze bereidwilligheid om Zijn Stem te horen die ons zal toelaten die ook te horen. Het is onnodig te zeggen dat Jezus het niet heeft over een stem die letterlijk tot ons spreekt met specifieke woorden maar over een ervaring van de Liefde van God die in komt wanneer we menen dat het alleen de Liefde van God is die ons geluk zal brengen iets wat de speciale liefde van het ego niet kan en niet doet. Deze passage uit het Handboek voor Leraren zegt het zo, als voortzetting op de vorige aanhaling over woorden die ‘symbolen van symbolen’ zijn:

Als symbolen hebben woorden heel specifieke verwijzingen. Zelfs wanneer ze uiterst abstract lijken, neigt het beeld dat zich in de denkgeest aandient ertoe zeer concreet te zijn. Als er geen specifieke verwijzing in de denkgeest opkomt in samenhang met het woord, heeft het woord weinig of geen praktische betekenis en kan het zodoende het genezingsproces niet helpen. Het gebed van het hart vraagt niet echt om concrete zaken. Het vraagt altijd om enigerlei ervaring, waarbij de specifieke zaken waar om gevraagd wordt de dragers zijn van de ervaring die naar de mening van de vrager wordt verlangd. De woorden zijn dus symbolen voor de zaken waarom wordt gevraagd, maar de zaken zelf staan slechts voor de ervaringen waar op gehoopt wordt. (H. 21.2)

Eens we tegen de angst van het ego kiezen en voor de Liefde van de Heilige Geest zullen we het gevolg van die keuze ervaren in een vorm die we begrijpen en die weerspiegelt dat wij in een afgescheiden lichaam behoefte hebben aan een ander afgescheiden iets of iemand om ons te helpen ook al is dat ander iets of iemand onstoffelijk.

(9:8-10) Weiger die niet te horen. Alleen al het feit dat jij de oefeningen doet, bewijst dat je enige bereidwilligheid tot luisteren bezit. Dit volstaat om aanspraak op Gods antwoord te maken.

Jezus laat ons hier nogmaals weten dat dit een proces is. Het feit dat we zo ver gekomen zijn, het doen van het werkboek en het lezen van de tekst, is zoveel als zeggen dat er een deel van ons is die een andere manier wil. Uiteindelijk zal onze bereidwilligheid om te luisteren ons het gelukkige resultaat geven dat ons beloofd is. Nochtans wat dit proces kan versnellen is door ons te realiseren hoezeer wij die andere manier niet willen en aan Jezus te vragen ons te helpen in het vergeven van onze angst.

(10) Zeg in de korte oefenperioden dikwijls tegen jezelf dat Gods verlossingsplan en alleen het Zijne, zal werken. Wees op je hoede voor elke verleiding om vandaag grieven te koesteren, en reageer hierop met deze vorm van het idee van vandaag:

Vasthouden aan grieven is het tegendeel van Gods verlossingsplan.
En alleen Zijn plan zal werken.

Probeer zo’n zes of zeven keer per uur aan het idee van vandaag te denken. Er bestaat geen betere manier om een halve minuut of minder te besteden dan je de Bron van je verlossing te herinneren en Die te zien waar Ze is.

De les eindigt met het aandringen van Jezus dat wij zo waakzaam mogelijk zouden zijn over onze keuze tot afscheiding, schuld en aanval die we gebruiken als verdediging van onze terugkeren naar Huis. Jezus vraagt ons om zijn plan met dat van het ego te vergelijken: vergeving tegenover het vasthouden aan grieven. Zo zullen we ons herinneren wat we in werkelijkheid willen en hoe de keuze voor aanval en schuld in de weg staan van ons verlangen om terug te keren naar onze Bron.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten