vrijdag 29 maart 2019

Les 91 – Wonderen worden gezien in het licht – deel 4


(6:1-5) Begin de langere oefenperioden met de volgende formulering van werkelijke oorzaak-en-gevolg-relaties:

Wonderen worden gezien in het licht.
De ogen van het lichaam nemen het licht niet waar.
Maar ik ben niet een lichaam. Wat ben ik?

Dit laatste is het probleem. Herinner je dat we, als één collectieve Zoon, in de eerste plaats de wereld en het lichaam gemaakt hebben om te ontsnappen aan de wraakzuchtige toorn van God en waarvan het ego ons verteld dat dit de werkelijkheid is. Het ego vertelt ons dat onze onafhankelijkheid van God bestaat door te betalen voor de zonde. We hebben God vernietigd en nu staat Hij staat weer op om de eerste de zijn. Dat is het schrikbewind dat het ego in iedere denkgeest heeft geplaatst en die ons uit de denkgeest heeft gedreven, zowel figuurlijk als letterlijk, door een fysieke wereld te maken: de versie van de Cursus voor de Big Bang.

De vraag die Jezus hier stelt is: wanneer je geen lichaam bent, wat ben je dan? Wanneer je dit zorgvuldig leest bezorgt dit angst in je hart. Wie ben jij wanneer je niet je problemen, je lijst van grieven, je persoonlijkheid, je huidskleur, je seks, je lengte, je gewicht, je leeftijd, je nationaliteit, enz. bent? We keren dus terug naar de basisregel van Een Cursus in Wonderen: ons vermogen te begrijpen dat alles wat we gemaakt hebben onjuist is. En het is ons doel te kunnen zeggen dat we blij zijn, echt blij zijn, dat we het mis hebben. Het wonder is het middel waarmee we tot de herkenning van onze verkeerd genomen keuze komen en die keuze daar dus te corrigeren.

(6:6) De vraag waarmee deze formulering eindigt is nodig voor onze oefeningen vandaag.

Terwijl we verder komen in het werkboek merken we dat de inzet steeds hoger wordt. De vorige negentig lessen hebben ons op een vriendelijke manier hiertoe gebracht. Er werden ons verschillende ideeën bijgebracht, waaronder ideeën die zeggen dat onze gedachten aan alles betekenis geven, dat zij de wereld maken om tenslotte tot het besluit te komen dat er geen wereld buiten ons is. Deze ideeën zijn op zo’n manier aan ons voorgesteld dat we de meeste tijd niet serieus nadenken over de gevolgen, maar wanneer er geen wereld buiten onze denkgeest is kan er buiten onze denkgeest ook geen lichaam zijn. Dit is de betekenis van de confrontatie met de vraag: Wie ben ik?

(6:7) Wat jij denkt dat je bent is een overtuiging die ongedaan moet worden gemaakt.

We denken dat we lichamen zijn met het onderliggende geloof dat we ‘het thuis zijn van slechtheid, duisternis en zonde’ (Wd1. 93. 1:1). En dit is wat ongedaan moet gemaakt worden. Merk hier het woord ‘overtuiging’ op. Het zijn niet onze lichamen die een feit zijn, maar onze overtuiging, ons geloof. Onze afscheiding, belichaamt in onze lichamen, wordt als feit genomen en is van een zogenaamde natuurlijke orde. Het lijkt erop dat de onveranderlijkheid ervan ons voor altijd uit de Hemel heeft geworpen en we nooit kunnen terugkeren. Daarom geeft Jezus zoveel aandacht aan het begrijpen van de kracht van onze gedachten in de denkgeest en niet in het brein. De afscheiding en het lichaam dat er het gevolg van is, is een geloof en kan dus veranderd worden door de kracht van het denken te oefenen om een andere gedachte te kiezen, leren vertrouwen te stellen in de Verzoening van de Heilige Geest en het terugtrekken van de afscheiding van het ego.

(6:8) Maar wat jij werkelijk bent moet jou worden geopenbaard.

Wat wij werkelijk zijn is Een Zelf, ons niet geopenbaard door wat Jezus ons zegt, maar door het oplichten van de sluier die de herinnering aan dit Zelf voor ons verborgen hield. Het hoogtepunt van de strategie van het ego om de waarheid verborgen te houden is het lichaam waar wij ons mee identificeren. Vergeving, het proces waarmee we onze schuld intrekken, verwijdert de sluiers die ons onbewust houden van de aanwezigheid van liefde (T. Inl. 1:7), van wat we werkelijk zijn.

(6:9-10) De overtuiging dat je een lichaam bent vraagt om correctie omdat het een vergissing is. De waarheid van wat jij bent doet een beroep op de kracht in jou om je bewust te maken van hetgeen door die vergissing wordt verhuld.

De vergissing die de waarheid verbergt. Jezus richt zich hier op de vergissing van onze identificatie met het lichaam. Zoals ik al zei bedoelt Jezus hier niet om het lichaam op te geven. Dit is pas les 91en wanneer we aan het einde van het werkboek komen zal Jezus ons zeggen dat dit nog maar een begin is (W. epiloog. 1:1). Nogmaals hij verwacht niet van zijn studenten om het lichaam los te laten, maar dat we een stap achteruit zetten en na te denken over de rol die het lichaam speelt in het denksysteem van het ego. Een dergelijke oefening weerspiegelt de stappen die ons helpen onze identificatie met het egodenksysteem van zwakte te veranderen naar het keuzemakende gedeelte van onze denkgeest dat nu vrij is te kiezen voor de kracht van Christus als zijn werkelijkheid.
(wordt vervolgd)

woensdag 27 maart 2019

Les 91 – Wonderen worden gezien in het licht – deel 3

(4:1) Je inspanningen, hoe gering die ook mogen zijn, worden krachtig ondersteund.

Dit weergalmt het vertrouwde en belangrijke thema van een beetje bereidwilligheid uit de tekst:

Het heilig ogenblik is het resultaat van jouw vastberadenheid heilig te zijn. … Je bereidt er je denkgeest slechts in die mate op voor waarin je erkent dat jij niets liever wilt. Het is niet nodig dat je meer doet; sterker nog, het is noodzakelijk dat je beseft dat je niet meer kunt doen. Doe geen poging de Heilige Geest te geven wat Hij niet vraagt, anders voeg je het ego aan Hem toe, en haal je de twee door elkaar. Hij vraagt maar weinig. Hij is het die de grootheid en de macht toevoegt. … Het heilig ogenblik komt niet louter voort uit jouw kleine beetje bereidwilligheid. Het is steeds het resultaat van je geringe bereidwilligheid gecombineerd met de onbeperkte macht van Gods Wil. (T. 18. IV. 1:1, 4-8, 4:1-2)

We worden niet gevraagd om grote dingen te doen, zoals het onderwijzen van de lessen van de Heilige Geest, maar enkel om Hem te kiezen als onze Leraar als een uitdrukking van ons beetje bereidwilligheid. We worden niet gevraagd om Zijn lessen te leren, want dat komt later wel. Jezus vraagt ons slechts dat we zouden herkennen dat we verkeerd geweest zijn in de keuze van leraar en om te begrijpen dat er een andere leraar in onze denkgeest is tot wie we ons kunnen wenden.
Terwijl onze angst vermindert en we voor de andere Leraar kiezen, leren we Zijn lessen. Eerst drukt het klein beetje bereidwilligheid de gelukkige gedachte uit dat we verkeerd zijn. En we kunnen zelfs nog dankbaarder zijn dat er Iemand in ons is die wel gelijk heeft. Dit is de eerste en waarschijnlijk de meest belangrijke stap omdat deze stap ons op het juiste pad brengt. Om een ander beeld te gebruiken, het zet ons op de juiste ladder. Hoe lang het duurt om de top te bereiken is niet onze grootste zorg, want wat enkel belangrijk is, is dat Jezus ons helpt onze weg terug naar huis te vinden.

(4:2-5) Als je besefte hoe groot die kracht is, zouden je twijfels verdwijnen. Vandaag zullen we ons aan een poging wijden jou deze kracht te laten voelen. Wanneer jij de kracht in je gevoeld hebt die alle wonderen moeiteloos binnen je bereik brengt, zal je niet twijfelen. De wonderen die door jouw gevoel van zwakheid verborgen worden gehouden, zullen plots in je bewustzijn opduiken zodra jij de kracht in je voelt.

Dit berust op een ding en een ding alleen: de kracht van ons denken gebruiken om onze eerdere vergissing, onze identificatie met de zwakte van het ego, te corrigeren. Volgende alinea gaat over het onderscheid tussen de denkgeest en het lichaam. Dit onderscheid herkennen is essentieel want wanneer we geen lichaam zijn is de enige overblijvende optie dat we een denkgeest zijn. Bijna op het einde van de tekst, zoals we reeds gezien hebben, legt Jezus onze eenvoudige keuze uit:

Je kiest altijd tussen jouw zwakheid en de kracht van Christus in jou. En wat je kiest is wat je voor werkelijk houdt. Door zwakheid eenvoudig nooit als leidraad voor je handelingen te gebruiken, heb je haar geen kracht gegeven. En het licht van Christus in jou heeft de leiding gekregen over alles wat jij doet. Want jij hebt je zwakheid naar Hem gebracht en Hij heeft jou Zijn kracht daarvoor in de plaats gegeven. (T. 31. VIII. 2:3-7)

De kracht van Christus zit in onze gedachten, die herinnerd wordt wanneer we begrijpen dat zwakte en kwetsbaarheid afkomstig zijn van de keuze voor het ego als ons zelf, een beslissing die resulteert in een identificatie met het lichaam. Het wonder is de zachte correctie voor onze vergissing.

(5:1) Reserveer vandaag drie keer ongeveer tien minuten voor een stille tijd waarin jij probeert je zwakheid achter je te laten.

Naarmate deze lessen vorderen zien we hoe Jezus de tijd verhoogt die we met hem gedurende de dag moeten doorbrengen. In het begin van het werkboek vroeg hij enkel om een paar minuutje, als we dat al konden halen. Nu is hij gekomen tot tien minuten, drie keer per dag en de tijd zal steeds verder blijven toenemen.

(5:2) Dit valt heel eenvoudig te bereiken wanneer je jezelf instrueert dat jij niet een lichaam bent.

Wie is de jij die zichzelf instructies geeft? De keuzemaker die zichzelf onderwijst dat hij geen lichaam is. De jij die dus de opdracht doet is niet het lichaam en ‘jezelf’ dat geïnstrueerd wordt, is het zelf waarvan wij geloven dat het onze persoonlijkheid is. Het is het antwoord op de retorische vraag die Jezus stelt bijna aan het begin van de tekst:

Je vraagt je misschien af hoe dit mogelijk is zolang jij in deze wereld lijkt te leven. Dat is een redelijke vraag. Je moet echter zorgvuldig nagaan of je hem ook werkelijk begrijpt. Wie is de ‘jij’ die in deze wereld leeft? (T. 4. II. 11:5-8)

Perceptie is uiteindelijk niet nodig, omdat er niemand is om waar te nemen, laat staan om waargenomen te worden. Wanneer het zelf-bewustzijn terugkeert naar de denkgeest, in het bijzonder naar de keuzemaker, stelt dit ons in staat ons uiteindelijk te realiseren dat er zelfs geen keuzemaker is!

(5:3) Je laat je vertrouwen uitgaan naar wat jij wilt en je geeft je denkgeest dienovereenkomstig instructies.

Nogmaals, de jij is het deel van de denkgeest die kiest. We stellen ons vertrouwen in het ego of in de Heilige Geest en weerspiegelen ofwel het verlangen om een individuele entiteit te zijn afgescheiden van God of om terug te keren naar huis en te ontwaken tot onze werkelijkheid als de Zoon van God.

(5:4-6) Je wil blijft jouw leraar en je wil heeft alle kracht te doen wat hij verlangt. Jij kunt aan het lichaam ontsnappen als je dat verkiest. Je kunt de kracht in jou ervaren.

Met wil verwijst Jezus naar de kracht van ons denken om te kiezen tussen het ego en de Heilige Geest. We hebben dit gebruik al eerder gezien en het benadrukt de belangrijkheid deze wil op te roepen om het in bezit nemen van Gods Wil door het ego, ongedaan te maken. De zwakte van het ego is geen tegenhanger voor de kracht van Christus die de Heilige Geest voor ons in onze denkgeest bewaard, ook al proberen we het te verbergen en te vervangen door het geloof van het ego in overheersing, vermomd als sterkte.
We moeten voorzichtig zijn om de vijfde zin niet uit zijn context te halen (je kan aan je lichaam ontsnappen, als je dat verkiest). Wat Jezus hier zegt is dat we kunnen ontsnappen aan het denksysteem waarmee we ons geïdentificeerd hebben en waarin we onszelf gevangen hebben gezet. Deze gevangenschap wordt uitgedrukt in de vorm wanneer het geprojecteerd is op het lichaam. Het lijkt er dus op, zoals het voor filosofen en theologen gedurende eeuwen is gebleken, dat we inderdaad opgesloten zijn in een lichaam. Maar hoe kunnen we nu in een lichaam opgesloten zijn dat niet bestaat? We kunnen enkel opgesloten zijn in een illusie van een lichaam, die in ons denksysteem verblijft. Het is het geloof van de denkgeest in schuld die de gevangenis is en wanneer de schuld niet ongedaan wordt gemaakt dan blijven we voor altijd gevangen, onafgezien van wat we met het lichaam doen. Dit thema is het onderwerp van ‘Voorbij het lichaam’ van hoofdstuk 18 van de tekst en de volgende passage vat deze centrale gedachte samen:

Jij ziet jezelf opgesloten in een afzonderlijke gevangenis, afgelegen en onbereikbaar, niet bij machte naar buiten te reiken noch zelf te worden bereikt. Je haat deze gevangenis die jij hebt gemaakt, en zou die wel willen vernietigen. Maar je zou er niet uit willen ontsnappen en die ongedeerd achterlaten, onbeladen door jouw schuld. Maar je kunt alleen op deze manier ontsnappen. Het huis van de wraak is niet het jouwe; de plaats die jij reserveert om jouw haat te huisvesten is geen gevangenis, maar een illusie van jezelf. … Iedereen heeft wel eens iets ervaren wat hij een gevoel zou kunnen noemen alsof hij boven zichzelf werd uitgetild. … Als je eens bedenkt wat dit ‘uitgetild zijn’ werkelijk inhoudt, zal je inzien dat het een plotse afwezigheid van lichaamsbewustzijn is; een verbinding van jezelf met iets anders waarin jouw denkgeest zich verruimt om het te omvatten. … Er schuilt in deze ontsnapping niet het minste geweld. Het lichaam wordt niet aangevallen, maar simpelweg correct waargenomen. … Je wordt er niet echt uit ‘opgeheven’; het kan jou niet bevatten. Je gaat daar waar jij wilt zijn, waarbij je een gevoel van het Zelf verwerft, en niet kwijtraakt. (T. 18. VI.7:5-8:2; 11:1, 4; 13:1-2, 4-5)

We bereiken aldus voorzichtig onze ontsnapping uit de kleinheid van zwakte naar de grootte van kracht.
(wordt vervolgd)

maandag 25 maart 2019

Les 91 – Wonderen worden gezien in het licht – deel 2


(2:1) Voor jou is licht dus van doorslaggevend belang.

Om deze belangrijke gedachte nog eens te herhalen: licht heeft niets te maken met een fysieke uitdrukking, inclusief aura’s of gelijk welke andere uitdrukking. In Een Cursus in Wonderen wordt licht gelijkgesteld met de correctie van de Heilige Geest, vergeving, het wonder, de Verzoening. Daarom is het licht zo belangrijk voor ons. Het is de weg uit de duistere hel van schuld van het ego.

(2:2-3) Zolang je in het duister verblijft, blijft het wonder ongezien. Aldus ben je ervan overtuigd dat het er niet is.

Wanneer we ondergedompeld zijn in de duisternis van het denksysteem van het ego lijkt het erop dat er geen correctie is, geen Jezus of Heilige Geest en dat de Cursus in Wonderen een leugen is. Dan lijkt het erop dat wij onszelf met succes afgesloten hebben voor het wonder en dat door een onjuiste identificatie, eerst in gedachten en dan in het lichaam, als waarheid aan te nemen. Daarom hebben we de wereld gemaakt hebben: als bewijs leveren dat wij gelijk hebben en dat de Heilige Geest ongelijk heeft, een overtuigende demonstratie dat de afscheiding werkelijkheid is.

(2:4) Dit volgt uit de premissen waaruit de duisternis ontstaat.

Duisternis wordt gelijkgesteld met het denksysteem van het ego met als basis de aanname dat de afscheiding van God een feit is. Bovendien vertelt het ego ons dat door ons afgescheiden zijn God vernietigd werd. Maar wanneer Hij perfecte Eenheid en Heelheid is afscheiding van Hem niet mogelijk en blijft Hij Wie Hij is. Wanneer wij echter geloven dat het onmogelijke plaatsgevonden heeft kan er geen geloof zijn dat God perfecte Eenheid en Heelheid is. En het lijkt er wel op dat wij de levende getuige zijn van het feit van afgescheidenheid. Hierbij houdt God op met God te zijn en hoe kan Hij gekend worden als Hij er niet is?

(2:5-7) De ontkenning van het licht leidt tot het onvermogen het waar te nemen. Onvermogen het licht waar te nemen is hetzelfde als duisternis waarnemen. Het licht is dan nutteloos voor jou, ook al is het er.

Wanneer we het licht gelijkstellen met Jezus, de Heilige Geest, Een Cursus in Wonderen en niet met onszelf, zijn Zij nutteloos voor ons omdat wij hier niet bij horen. We hebben ons afgescheiden van de waarheid en zijn ervan overtuigd dat we gelijk hebben. Duisternis overheerst omdat het licht nergens meer kan gezien worden.

(2:8-9) Je kunt het niet gebruiken, omdat zijn aanwezigheid jou onbekend is. En de schijnbare werkelijkheid van de duisternis maakt het begrip ‘licht’ betekenisloos.

Het lichaam en de wereld dienen dit doel en maken zo de duisternis van de afscheiding werkelijk. Het geloof van het ego in de betekenis van de werkelijkheid van de duisternis en de zinloosheid van het licht maakt het daarom onmogelijk om de aanwezigheid van het licht te kennen gezien we geloven dat we de duisternis zijn en het licht en zijn betekenis verdwenen is.

(3:1-2) Te horen krijgen dat wat jij niet ziet er toch is, klinkt jou als waanzin in de oren. Het is erg moeilijk ervan overtuigd te raken dat het waanzin is niet te zien wat er is en in plaats daarvan te zien wat er niet is.

Dit is opnieuw een voorbeeld van de vriendelijke manier waarop Jezus ons zegt dat we krankzinnig zijn. Weer zien we de doelgerichte aard van de wereld en het lichaam en het strategisch belang ervan in het plan van het ego om ons in een onbewuste staat te houden. Het lichaam is de getuige voor de schijnbare realiteit van ‘wat er niet is’ terwijl ‘wat er is’ niet kan gezien worden. Dit is de betekenis van de volgende passage uit de tekst:

Toen jij zichtbaar maakte wat niet waar is, werd wat wel waar is voor jou onzichtbaar. Toch kan het op zichzelf niet onzichtbaar zijn, want de Heilige Geest ziet het met volmaakte helderheid. Het is onzichtbaar voor jou omdat jij naar iets anders kijkt. (T. 12. VIII. 3:1-3)

(3:3-5) Je twijfelt er niet aan dat de ogen van het lichaam kunnen zien. Je twijfelt er niet aan dat de beelden die ze jou vertonen werkelijkheid zijn. Jij stelt je vertrouwen in de duisternis, niet in het licht.

In de tekst bespreekt Jezus uitgebreid over vertrouwen in de context van de keuzemakende kracht van de denkgeest om zijn vertrouwen te stellen in wat hij gelooft dat waar is: het ego of de Heilige Geest (bijv. T. 19. I. en T. 21. III). Vertrouwen is dus neutraal: kiezen we om de leer van afscheiding van het ego te geloven of stellen we ons vertrouwen in de boodschap van Jezus over de illusionaire aard ervan. Wanneer we in de duisternis geloven dan zullen we geloven dat dit de waarheid is; geloven we in het licht, dan zal dat ons geloof zijn. De volgende passage vat onze keuze samen voor ons geloof in illusies:

Elke situatie waarin jij je bevindt is louter een middel om aan het doel te beantwoorden dat voor jouw relatie werd vastgesteld. Zie de situatie als iets anders en je bent ongelovig. … Ongeloof is de dienaar van illusie en volkomen trouw aan zijn heer. Gebruik het en het zal je rechtstreeks naar illusies brengen. … Accepteer niet de illusie van vrede die het biedt, maar kijk naar zijn aanbod en begrijp dat het illusie is. (T. 17. VII. 5:1-2, 5-6, 9)

Om dit belangrijk punt nogmaals te stellen, vanaf het begin van het bestaan van het denksysteem van het ego is het doel van het lichaam om ons te doen geloven dat illusie werkelijkheid is en dat de werkelijkheid een illusie is. Ons vertrouwen wordt dus in niets gesteld, toch zijn we ons niet bewust van de ontrouw van onze beslissing.

(3:6-7) Hoe kan dit worden omgekeerd? Voor jou is het onmogelijk, maar hier sta je niet alleen voor.
Onze beslissing afgescheiden te zijn wordt gecorrigeerd door onze identificatie met het ego te veranderen naar de Heilige Geest. Dit is de betekenis van ‘hier sta je niet alleen voor’. Met andere woorden, er is een ander denksysteem en Leraar die ons kan helpen. Het doel van deze lessen is om de aanvaarding van deze hulp te vergemakkelijken.
(wordt vervolgd)

zaterdag 23 maart 2019

Les 91 – Wonderen worden gezien in het licht – deel 1


Het thema van de volgende twintig lessen weerspiegelen het verschil tussen het ego zelf en het ware Zelf en deze les richt zich op de kracht van ons denken. We kiezen of voor de interpretatie door het ego van onze identiteit als een zondig, schuldig en angstig zelf of we herinneren ons de interpretatie van de Heilige Geest en van wie we zijn als Christus. Een ander aspect is dat we onze aandacht verschuiven van het lichaam naar de geest die ons Zelf is.
De eerste les in deze serie heeft in zijn titel het thema van het wonder, de keuze - de oorzaak - die ons leidt naar visie leidt - het gevolg.
Herinner je ook dat visie niets te maken heeft met de ogen van het lichaam, maar met de staat van het denken dat bereikt wordt door voor Jezus als onze leraar te kiezen. We nemen aldus de wereld via de lens van vergeving waar in plaats van via het oordeel van het ego.

(1:1) Het is belangrijk in gedachten te houden dat wonderen en visie noodzakelijkerwijs samengaan.

Ik wees er eerder op dat een wonder in Een Cursus in Wonderen moet gezien worden als een correctie op een onjuiste waarneming en niets te maken heeft met iets van buiten uit. Aan de hand van de cursus wordt onze manier hoe we naar de wereld te kijken veranderd van afscheiding, verschillen, aanval en lichamen naar de visie van Jezus dat de wereld een leerschool is die ons de mogelijkheden biedt om te leren vergeven. Daarom betekent visie het onmiddellijke gevolg voor een keuze voor een wonder.

(1:2) Dit moet worden herhaald, telkens weer herhaald.

De reden is omdat we geleerd hebben dat de waarheid is wat het ego ons verteld heeft. Bijgevolg vergt het concentratie en waakzaamheid om een denksysteem om te keren dat nauwgezet opgebouwd is en de basis van ons bestaan is. De volgende passage borduurt verder op het afleren van het ego en de behoefte aan een andere Leraar van wie de lessen niet kunnen falen:

Wat jij jezelf geleerd hebt is zo’n geweldig staaltje leerwerk dat het inderdaad ongelooflijk is. … Niemand die begrijpt wat je geleerd hebt, hoe zorgvuldig je dat hebt gedaan, en welke moeite jij je hebt getroost die lessen eindeloos te oefenen en te herhalen in elke jou denkbare vorm, kan ooit de kracht van jouw leervaardigheid in twijfel trekken. Er is in de wereld geen grotere kracht. De wereld werd erdoor gemaakt en ook nu nog is ze op niets anders aangewezen. De lessen die jij jezelf hebt onderwezen, zijn zo uit-en-te-na geleerd en zo star, dat ze als zware gordijnen oprijzen om eenvoudige en voor de hand liggende zaken aan het oog te onttrekken. … Nu staat wat jij vanouds uit-en-te-na geleerd hebt onverbiddelijk voor de Stem van de waarheid en onderwijst het jou dat Haar lessen niet waar zijn, te lastig zijn om te leren, te moeilijk om te zien en te zeer tegengesteld aan wat werkelijk waar is. Toch zal jij ze leren, want die lessen te leren is het enige doel dat de Heilige Geest voor jouw leervaardigheid in heel de wereld ziet. Zijn eenvoudige lessen in vergeving hebben een kracht machtiger dan de jouwe, want ze roepen jou toe vanuit God en vanuit jouw Zelf. (T. 31. I.2:7; 3:1-4; 5:4-6)

Eén van de middelen die Jezus hiertoe gebruikt zijn deze werkboeklessen die ons oproepen om te oefenen, oefenen en nog eens oefenen.

(1:3) Het is een centraal idee in jouw nieuwe denksysteem en de waarneming die het in het leven roept.

Jezus laat ons hier duidelijk weten dat hij ons een nieuwe manier van denken aanleert. Wanneer we dit aanvaarden nemen we op een nieuwe manier waar. Deze waarneming vindt niet zijn oorsprong in een uiterlijke verandering, maar in het veranderen - in de denkgeest - van leraar.

(1:4-5) Het wonder is altijd aanwezig. Zijn aanwezigheid wordt niet veroorzaakt door jouw visie; zijn afwezigheid is niet het resultaat van jouw onvermogen te zien.

Visie is het gevolg, het wonder is de oorzaak. De correctie die het brengt is altijd in onze denkgeest door de Aanwezigheid van de Heilige Geest. Het probleem echter is dat we kiezen om geen gebruik te maken van Zijn liefdevolle correctie, maar in plaats daarvan geloven dat onze individualiteit de werkelijkheid is wat onvermijdelijk leidt tot een geloof dat eenheid onze vijand is.

(1:6-7) Alleen je bewustzijn van wonderen is beïnvloed. Je zult ze zien in het licht; je zult ze niet zien in het donker.

Herinneren dat het wonder een correctie is verduidelijkt deze passage. Onze keuze om het niet te aanvaarden betekent niet dat het weg is, maar slechts dat wij ervan weggegaan zijn. Wanneer we als keuzemaker afdwalen, herkennen we niet langer de correctie omdat we in de verkeerde richting kijken. Wanneer we de stuiterende bal van het ego volgen eindigen we in een wereld waar we voortdurend op zoek zijn naar oplossingen. Niet langer geïdentificeerd met de denkgeest zoeken we in de duistere wereld naar antwoorden die we nooit zullen vinden omdat wonderen enkel gezien kunnen worden in het licht van de vergeving, een keuze die door de Heilige Geest voor ons wordt bewaard.
(wordt vervolgd)

donderdag 21 maart 2019

Les 90 – Voor deze herhaling zullen we de volgende ideeën gebruiken – deel 2


(3:1). Laat me inzien dat mijn problemen zijn opgelost. (80)

(3:2-3) Ik lijk problemen te hebben, enkel omdat ik de tijd misbruik. Ik geloof dat eerst het probleem komt en dat er tijd moet verstrijken voordat het kan worden opgelost.

Gezien vanuit het standpunt van het ego is dit zeker waar. Belangrijk is dat Jezus niet zegt dat wij het probleem in de wereld niet zouden moeten oplossen. Echter, wanneer het werkelijke probleem een grief is die onze schuld verbergt, dan is de oplossing – het ongedaan maken van schuld, er onmiddellijk.

Het enige probleem dat je nog hebt is dat jij een tijdsinterval ziet tussen het moment waarop je vergeeft en dat waarop je de weldaden zult ontvangen van jouw vertrouwen in je broeder. … Verlossing is onmiddellijk. (T. 26. VIII. 1:1; 3:1)

Jezus spreekt hier niet over het ongedaan maken van een werelds probleem of het uitvoeren van een taak die vaak tijd in beslag neemt. Het vergde tenslotte zeven jaar voor Helen om de Cursus neer te schrijven. Hij verwijst hier naar de correctie van de keuze van de denkgeest: vergeving die onze schuld vervangt, wonderen die onze grieven ongedaan maken. Jezus leert ons eerder dat ons probleem niet iets uiterlijk is maar de beslissing van de denkgeest om hem uit te sluiten. We zijn zo overweldigd door schuld over deze ‘zonde’ van verraad. Het is de oorsprong van onze pijn die in één enkel ogenblik kan verholpen worden. Het enige wat we moeten doen, zegt hij, is: ‘Kom terug naar mij en vertel eerlijk wat je gedaan hebt. Laat mij jou vertellen dat je geen zonde hebt begaan maar enkel je angst hebt uitgedrukt. Laat mijn liefde de vriendelijke herinnering zijn dat je beter af bent met mij dan zonder mij.’ In die zin is genezing onmiddellijk en in één enkel ogenblik:

De uitvoering van heel de correctie neemt in het geheel geen tijd in beslag. Maar de aanvaarding van de uitvoering kan een eeuwigheid lijken te duren. (T26.VIII.6:1-2)

of zoals Jezus ons zegt in les 188:

‘Waarom wachten op de Hemel?’ (Wd1.188.1:1)

(3:4-5) Ik zie de gelijktijdigheid niet waarin het probleem en het antwoord zich voordoen. Dat komt doordat ik nog niet besef dat God het antwoord bij het probleem heeft geplaatst, zodat ze niet door tijd gescheiden kunnen worden.

Denk eraan dat wat wij denken dat tijd is, is niets anders dat de projectie in de vorm van de onheilige drie-eenheid van het ego van zonde, schuld en angst, die resulteert in de waarneming van de lineaire tijd: verleden, heden en toekomst. Zowel het probleem van de afscheiding als het antwoord van de Verzoening is aanwezig in de denkgeest, voorbij tijd en ruimte. Dus is er geen tijd nodig voor de correctie van onze onjuist-gerichte keuze. Enkel wanneer het probleem en het antwoord geprojecteerd worden in een tijdelijke en ruimtelijke wereld lijkt het erop dat verlossing tijd nodig heeft. We zien hier opnieuw hoe alles staat of valt wanneer we onze projecties omkeren.

(3:6-7) De Heilige Geest zal me dit leren, als ik Hem dat toesta. En ik zal begrijpen dat het onmogelijk is dat ik een probleem heb dat niet al is opgelost.

Het probleem is dat wij niet willen dat Hij ons onderwijst, omdat we bang zijn dat we onze individuele identiteit zullen verliezen. Het probleem van de afscheiding oplossen is zelfmoord voor het ego en zolang we ons met zijn denksysteem identificeren – en dat doen we wanneer we ons identificeren met ons fysieke en psychische zelf, wordt het ook voor ons een vorm van zelfmoord. Wie zou er dan gewillig de vernietiging over zichzelf willen? Daarom vraagt verandering van onze identificatie binnen de illusie, tijd; een identificatie van het ego naar de Heilige Geest. We beginnen met het veranderen van onze identiteit van een schuldig, boosaardig zelf naar een vergevend, vredig zelf. Van deze gelukkige dromen, geboren uit wonderen, ontwaken we uiteindelijk, geleidelijk, voorzichtig en geduldig, naar het ware Zelf van Gods levende Eenheid en hebben we uiteindelijk gekozen om de oplossing van het probleem, dat reeds opgelost was, te aanvaarden.

Tenslotte, drie toepassingen voor het versnellen van onze reis:

(4:2-4) Ik hoef niet te wachten tot dit wordt opgelost.Het antwoord op dit probleem is me al gegeven, als ik het wil aannemen.
De tijd kan dit probleem niet van zijn oplossing scheiden.

Het zal waarschijnlijk tijd in beslag nemen voor het uiterlijke probleem opgelost is, maar het innerlijke probleem – het enige probleem – is onmiddellijk opgelost omdat vrede enkel wacht op onze aanvaarding ervan. Verlossing (van alle pijn en lijden) is in onze denkgeest waar ‘God het geplaatst heeft.’ Het terugtrekken van onze aandacht van de wereld van lichamen en terugbrengen naar de plaats van zowel het probleem als het antwoord – de denkgeest – is het enige wat Jezus nodig heeft om ons te leren dat het probleem van de schuld reeds vervangen is door vrede.

dinsdag 19 maart 2019

Les 90 – Voor deze herhaling zullen we de volgende ideeën gebruiken – deel 1


Deze les gaat over het enige probleem die slechts om een oplossing vraagt.

(1) Laat me inzien wat het probleem is, zodat het kan worden opgelost. (79)

Het probleem is stelt zich als een grief en de oplossing is het wonder die het probleem ongedaan maakt. Jezus zou zeggen: ‘Kan er iets eenvoudiger zijn?’

(1:2-3) Laat ik me vandaag realiseren dat het probleem altijd een of andere grief is die ik koesteren wil. Laat me ook begrijpen dat de oplossing altijd een wonder is waardoor ik de grief vervangen laat.

Dit weerspiegelt het ongedaan maken van de eerste wet van de chaos van het ego: ‘er is een rangorde bij illusies’ (T. 23. II. 2:3) door het eerste principe van wonderen van de Heilige Geest: ‘Wonderen kennen geen rangorde in moeilijkheid’ (T. 1. I. 1:1). Ondanks alle schijn die ze hebben kunnen onze problemen teruggevoerd worden tot een grief, zoals: ‘was jij maar anders dan zou ik gelukkig zijn.’ De oplossing is het wonder van vergeving omdat het probleem een projectie is van schuld die ik nu gelukkig terugbreng zodat ze kan losgelaten worden.

(1:4-6) Vandaag wil ik de eenvoud van verlossing in gedachten houden door de les te bekrachtigen dat er één probleem en één oplossing is. Het probleem is een grief, de oplossing een wonder. En ik nodig de oplossing uit naar mij toe te komen door de grief te vergeven en het wonder te verwelkomen dat zijn plaats inneemt.

Deze twee lessen vormen de afronding van deze herhalingsperiode omdat ze duidelijk spreken dat elk probleem dat we gedurende de dag ervaren een vorm van aanval of een grief is of we hier nu van bewust zijn of niet. De enige manier waarop we gelukkig kunnen zijn en ons onze functie herinneren is door de aanval te laten gaan. We laten de grief los door Jezus te vragen ons te helpen realiseren dat we verkeerd zijn omdat we de situatie verkeerd waarnemen. Dus we aanvaarden deze eenvoud van verlossing: één probleem, één oplossing. Dus in de eerste toepassing van het idee van vandaag zouden we dus kunnen zeggen:

(2:2) Dit vormt een probleem voor mij dat ik opgelost zou willen zien.

Het probleem dat we waarnemen en de remedie die we zoeken zijn evenzeer illusoir. De ‘oplossing’ kan zijn specificiteit ervan oplossen, maar niet het oorzakelijke probleem – de grieven die we tegenover onszelf en tegenover God vasthouden. Wanneer we echt in vrede willen zijn moeten we Jezus vragen om ons te helpen om de situatie anders te bekijken. We vragen hem ons te tonen dat wat wij in die andere persoon of omstandigheid zien de weerspiegeling is van de beslissing van de denkgeest om liefde uit te sluiten. Terwijl in onze specifieke toepassingen de vormen variëren blijft de inhoud dezelfde. Kiezen om afgescheiden te zijn van de Liefde van God is het probleem, kiezen om opnieuw te verenigen met wat wij in werkelijkheid nooit verlaten hebben is de oplossing. Dus kiezen we vandaag het wonder:

(2:3-4) Het wonder achter deze grief zal die voor mij oplossen. Het antwoord op dit probleem is het wonder dat het verborgen houdt.

Het onvermogen om deze keuze te maken – om voorbij het probleem naar de illusie te kijken – weerspiegelt onze weigering om dit te doen. Enkel door het erkennen dat we vastklampen aan de illusie, een illusie die de bron is van ons ongelukkig zijn, zullen we gemotiveerd zijn om voor het wonder te kiezen.
(wordt vervolgd)

zondag 17 maart 2019

Les 89 – Dit zijn onze herhalingsideeën voor vandaag – deel 2


(3:1-2) Laat wonderen alle grieven vervangen. (78)
Met dit idee verenig ik mijn wil met die van de Heilige Geest en zie ik ze als een.
Herinner je dat afscheiding begonnen is met de gedachte van het nietig dwaas en dat dit begrip anders is dan het begrip dat de Heilige Geest erop nahoudt. In dat ogenblik hebben we niet alleen gezegd dat onze wil afgescheiden was van die van God, en dus afgescheiden van die van de Heilige Geest – dat wij beter weten dan Hij. Ons bestaan is uiteindelijk het bewijs dat we het onmogelijke mogelijk gemaakt hebben en dus is Hij verkeerd en wij hebben zijn juist. Het is onnodig te zeggen dat we deze arrogante houding van ‘gelijk hebben’ meebrengen in onze specifieke situaties en levens. Op een of ander punt beseffen wij echter dat er een andere manier moet zijn en dat gelijk hebben ons geen geluk heeft gebracht. We realiseren ons dat we gelukkig kunnen zijn en ongelijk hebben wanneer we naar de keuzemogelijkheid in onze denkgeest terugkeren en de Heilige Geest vragen om ons te helpen om anders naar de situatie te kijken: op Zijn manier in plaats van die van ons. We worden er ons bewust van dat gescheiden belangen waarnemen de oorzaak is van ons lijden terwijl het aanvaarden van belangen die door alle Zonen van God gedeeld worden leidt tot het vinden van geluk en vrede ook al zijn we midden van een wereld van ellende en dood.
(3:3-4) Met dit idee aanvaard ik mijn bevrijding uit de hel.
Met dit idee druk ik mijn bereidwilligheid uit om, in overeenstemming met Gods plan voor mijn verlossing, al mijn illusies door de waarheid te laten vervangen.
Door te kiezen om te vergeven in plaats van te beschuldigen, door de waarheid te zien van onze inherente gelijkheid in plaats van de illusionaire wereld van verschillen van het ego, kies ik ervoor mijn woonplaats in de hel te verlaten in ruil voor mijn rechtmatige plaats aan Gods rechterhand samen met het hele Zoonschap: de Christus zoals God hem geschapen heeft.
De volgende twee zinnen voorzien in duidelijke uitspraken over de keuze om niet speciaal te zijn:
(3:5-6) Ik bedenk geen uitzonderingen en geen surrogaten. Ik wil heel de Hemel en niets dan de Hemel, zoals God dat voor mij wil.
We willen niet langer vervangingsmiddelen maken voor de liefde van Jezus door te zeggen dat zijn liefde niet voldoende is en de liefde, attentie en toewijding van iemand anders dat wel zijn. We willen niet langer beweren dat we gelukkig zijn wanneer we boos zijn en tientallen manieren vinden die onze grieven rechtvaardigen. We realiseren ons dat deze waanzin ons niet vredig maakt. Een vrede die enkel komt wanneer we ons herinneren dat de Zoon van God één is en dat er geen verschil bestaat onder de schijnbaar afzonderlijke delen van het Zoonschap. We beloven nu plechtig dat dit de les is die we willen leren; de algemeenheid van het onjuiste en het juiste denken van de Zoon en van de eenheid van de liefde van de Hemel. We willen nu dit en niets anders leren en zeggen daarom met blij gemoed doorheen de dag:
(4:2-4) Ik wil deze grief niet buiten mijn verlossing houden.
Laat onze grieven door wonderen worden vervangen, [naam].
Hierachter gaat het wonder schuil dat al mijn grieven vervangt.
Wanneer we geneigd zijn om van streek te zijn door iets in deze wereld – wat de weerspiegeling is van een grief – worden we gevraagd te begrijpen dat dit ons niet gelukkig maakt. In plaats hiervan kiezen we voor het wonder van de correctie om ons ervan te verzekeren dat onze tranen van ellende vervangen worden door tranen van vreugde en hoop. Wanneer we wonderen alle grieven laten vervangen laten we deze tranen van geluk alle pijn en lijden wegspoelen. Wie kan er nog iets anders verlangen?

vrijdag 15 maart 2019

Les 89 – Dit zijn onze herhalingsideeën voor vandaag – deel 1:


(1:1). Ik heb recht op wonderen. (77)
Deze uitspraak corrigeert de bewering van het ego dat wij straf verdienen voor onze zonde. Jezus leert ons dat we aanspraak maken op de liefdevolle correctie die het wonder schenkt aan onze doodsbange denkgeest.
(1:2-3) Ik heb recht op wonderen omdat ik onder geen andere wet sta dan die van God. Zijn wetten bevrijden me van alle grieven en stellen daar wonderen voor in de plaats.
De wetten van God zijn, in onze dromen, een uitdrukking van het Verzoeningsprincipe. Zijn Wet in de Hemel is de Eenheid van Zijn Liefde. Hier wordt de gedachte weerspiegelt die zegt dat de afscheiding nooit gebeurd is en bovendien de herkenning dat de grieven die we tegenover anderen vasthouden – onze zonden waarvan we al de anderen van beschuldigen – evenmin gebeurd zijn. De ‘zonden’ dus van onze broeders hebben geen enkel effect op ons. Jezus als onze leraar kiezen en het wonder als de correctie helpt ons bewust te worden dat alles wat we tegenover anderen vasthouden een vasthouden tegenover onszelf is. Dit heeft echter onze werkelijkheid niet veranderd.
(1:4-5) En ik wil de wonderen aanvaarden in plaats van de grieven, die niets dan een illusie zijn waarachter de wonderen schuilgaan. Nu wil ik slechts aanvaarden wat mij krachtens de wetten van God toekomt, zodat ik dat kan benutten voor de functie die Hij mij gegeven heeft.
Het belangrijke punt dat steeds overnieuw wordt benadrukt is dat we voor grieven kiezen omdat we bang zijn voor de liefde in onze denkgeest omdat, in de aanwezigheid hiervan ons speciale bestaan verdwijnt. Onze grieven zijn dus doelgericht en tot wij ons doel veranderen – van ons verblijf in de slaap naar het ontwaken – zullen onze grieven blijven aanhouden, zo niet onbewust en blijven zij hyperactief in de kluis van schuld, ver buiten ons gewaarzijn. Onze vergevingsfunctie blijft voor ons ook verborgen zolang wij aan de wetten van schuld en projectie van het ego blijven gehoorzamen in plaats van aan de wetten van God.
De specifieke toepassingen van vandaag volgen direct op het onderricht van de les:
(2:2-4) Hierachter schuilt een wonder waar ik recht op heb
Laat ik geen grieven hebben tegen jou, [naam], maar je in plaats daarvan het wonder schenken dat jou toebehoort.
In het ware licht gezien biedt dit mij een wonder aan.
Opnieuw merken we hier de eenvoud op van de boodschap van Jezus: geen ingewikkelde formules of oefeningen; geen complexe metafysica of theologie. Het enige wat we moeten doen is, met zijn liefde zacht naast ons, observeren hoe onze oordelen ons weghouden van de vrede waar we zo naar verlangen. Elke gebeurtenis gedurende de dag biedt ons de kans om onszelf te vergeven door voor het wonder te kiezen in plaats van voor een grief.


woensdag 13 maart 2019

Les 88 – Vandaag zullen we deze ideeën herhalen: - deel 2


(3:1) Ik sta onder geen andere wetten dan die van God. (76)

We hebben aanzienlijk wat besprekingstijd gespendeerd wanneer we les 76 hebben gelezen en dus is deze les echt een herhaling.
(3:2-3) Dit is de volmaakte formulering van mijn vrijheid. Ik sta onder geen andere wetten dan die van God.
Net zo kunnen we zeggen: er is geen andere wil dan Die van God. Al de wetten waarvan wij geloven dat zij onze levens regeren – fysiek en psychisch – hebben alleen maar effect omdat we ervoor gekozen hebben om een ego te zijn. Door te kiezen om een afgescheiden individu te zijn en onszelf onder de ‘goddelijke’ begeleiding te stellen, onderschrijven we deze wetten. Anderzijds, wanneer we Jezus als onze leraar kiezen en onszelf boven het slagveld doen uitstijgen, hebben de ‘wetten’ van de wereld, die de ‘wetten van de onjuist-gerichte denkgeest weerspiegelen, geen macht. Hierin ligt onze vrijheid.
(3:4-6) Ik word er voortdurend toe verleid andere wetten te bedenken en die macht over mij te geven. Ik lijd alleen vanwege mijn geloof in die wetten. Ze hebben geen enkel werkelijk effect op mij.
Dit zijn belangrijke woorden. We geloven, bijvoorbeeld, in de wetten van de wereld: wanneer we gif drinken of we eten slecht voedsel dan zullen we ons ziek voelen, wanneer we onszelf blootstellen aan een virus, worden we ziek. Vervolgens geloven we dat onze ellende veroorzaakt is door schadelijke elementen die van buitenaf op ons zijn afgekomen. De waarheid echter is dat we lijden omdat we in deze wetten geloven. Jezus zegt hier zeker niet dat we ons schuldig of armzalig zouden moeten voelen, maar hij vraagt ons wel om ons bewust te zijn van de werkelijke bron van ons lijden. Die wordt niet gevonden in lichamen, noch in iets van buitenaf, maar in de beslissing van de denkgeest om zijn individualiteit te bevestigen en Christus af te wijzen. We investeren dus in de wetten van haat en de rechtvaardiging ervan. De beslissing om afgescheiden te zijn, die beschermd wordt door projectie, is de oorzaak van alle lijden.
(3:7-8) Ik ben volkomen vrij van de effecten van alle wetten behalve die van God. En Zijn wetten zijn de wetten van de vrijheid.
Anderzijds, door te kiezen om van Jezus te leren, leren we dat de enige wetten die werkelijk belangrijk zijn, de wetten van God zijn. Gezien er niets buiten Zijn Geest werkelijk is kan het ook niet anders dan dat de wetten die buiten Hem zijn niet geldig zijn. Daarom kunnen de wetten van de wereld geen effect hebben tenzij, nogmaals, we ervoor kiezen dat zij dat wel doen. Onze vrijheid ligt in onze beslissing om vrij te zijn, om onder geen andere wetten te staan dan Die van God.
Wij kijken nu naar onze drie toepassingen:
(4:2-4) Mijn waarneming hiervan toont me dat ik in wetten geloof die niet bestaan.
Ik zie hierin alleen Gods wetten aan het werk.
Laat ik hierin Gods wetten aan het werk laten en niet de mijne.
Wat we ook maar buiten ons waarnemen toont ons dat we in de wetten van het ego geloven en die in de werkelijkheid niet bestaan. Onze dagelijkse oefeningen bestaan erin om eerst door de ogen van het ego te kijken naar de wereld van speciaalheid en aparte belangen die de weerspiegeling is van zijn fundamentele wet van de afscheiding. Het herkennen van deze onjuiste waarneming laat mij vervolgens toe om aan mijn nieuwe Leraar te vragen mij Zijn correctie te leren. En zo leert de Heilige Geest mij hoe ik vergeving in praktijk moet brengen, de weerspiegeling op deze aarde van Gods wet van de Liefde. Onafgezien van de situatie waarin ik zit, onafgezien van het lijden (of het plezier) voorziet dit mij in een relatie waarin Gods wetten weerspiegeld worden en leer ik inzien hoe afgescheiden belangen mij naar de hel leiden, terwijl gedeelde doelen mij opnieuw naar de Hemel leiden die ik nooit heb verlaten, het Thuis van de wetten van liefde en leven van God.

zondag 10 maart 2019

Les 88 – Vandaag zullen we deze ideeën herhalen: - deel 1


(1:1) Het licht is gekomen. (75)

Het licht is gekomen omdat het licht altijd al in onze denkgeest aanwezig is geweest. Dit wordt weerspiegelt in de eerste zin.

(1:2) Door verlossing in plaats van een aanval te kiezen, kies ik er louter voor te herkennen wat er al is.
De reden dus waarom ‘het licht is gekomen.’ Het licht van de Verzoening is in onze denkgeest, maar wanneer we hiervoor kiezen lijkt het alsof het naar ons komt. In werkelijkheid zijn wij er echter naar toegegaan. Wanneer we voor de duisternis van het ego gekozen hebben, hebben we het licht verlaten, maar keren er nu naar terug. Naar het licht gaan betekent verlossing, zoals het verlaten ervan de eerste aanval heeft gevormd. Deze aanval weerspiegelt zich in de vele specifieke aanvallen in onze levens, maar zijn allemaal het schijnbeeld van de oorspronkelijke gedachte.

(1:3-5) Verlossing is een besluit dat al genomen is. Aanval en grieven zijn geen opties. Dat is de reden waarom ik altijd kies tussen waarheid en illusie, tussen wat er is en wat er niet is.
In de droom geloven we dat we kunnen kiezen voor aanval en grieven. In werkelijkheid kiezen we echter niets omdat het denksysteem van het ego ‘geen werkelijkheid is. Hier wordt het basisidee weergegeven dat we geloven dat we de mogelijkheid hebben om te kiezen, maar de enige betekenisvolle keuze die voor ons openstaat is het ongedaan maken van het geloof in illusies die er nooit zijn geweest.

(1:6-8) Het licht is gekomen. Ik kan alleen het licht kiezen, want het heeft geen alternatief. Het heeft de duisternis vervangen en de duisternis is verdwenen.
Wanneer we voor het licht kiezen herkennen we dat de duisternis er nooit geweest is. In onze droom van bedrog geloven we in de duisternis van afscheiding en aanval. Als we echter Jezus’ hand nemen en het pad bewandelen dat ons uit de droom doet ontwaken, is de duisternis verdwenen en realiseren we ons dat het er zelfs niet was.
Onze drie toepassingen belichten deze keuze:
(2:2-4) Dit kan mij geen duisternis tonen, want het licht is gekomen.
Het licht in jou is al wat ik wil zien, [naam].
Ik wil hierin alleen zien wat er is.
Wanneer we geconfronteerd worden met de waarnemingen van het ego van speciaalheid – de donkere wereld van schuld, oordeel, haat, straf en angst – wenden we ons vlug naar Jezus zodat we de situatie anders kunnen bekijken. Zijn visie, dat alle mensen vragen om liefde of er een uitdrukking van zijn, dat alle mensen de krankzinnigheid van de haat van het ego delen en de geestelijke gezondheid van vergeving van de Heilige Geest, weerspiegelt het licht van de wereld. Dit licht, dat geboren is uit onze inherente gelijkheid als de Zoon van God wensen we nu in anderen te zien, omdat we dat in onszelf willen zien.
(wordt vervolgd)

vrijdag 8 maart 2019

Les 87 – Onze herhaling zal vandaag de volgende ideeën omvatten – deel 2


(3:1) Er is geen wil dan Die van God. (74)
(3:2) Ik ben veilig vandaag omdat er geen wil is dan Die van God.
Het ego zegt ons dat we niet veilig zijn omdat er een wil is dan die van God. Maar dit is de wil van het ego, wat wil zeggen dat het helemaal geen wil is, maar de wens om afgescheiden te zijn - het tegenovergesteld van de Wil van God - en waarvan wij geloven dat we dat tot stand hebben gebracht. De kwetsbaarheid die we in ons denken voelen – het product van de wet van het ego die zegt dat schuld om straf vraagt – werd geprojecteerd op de wereld met als resultaat dat we nu naar alles en iedereen met angst kijken: als we niet goed uitkijken dan gaan we dood; wanneer we niet de juiste voeding eten dan zullen onze lichamen slechter worden; wanneer we niet met de juiste mensen zijn dan zullen onze persoonlijkheden wegkwijnen. We zijn dus nooit veilig. Nochtans is de waarheid dat we veilig zijn, omdat niets van dit alles heeft plaatsgevonden; een droom is geen werkelijkheid. Om de woorden van Jezus uit de tekst te herhalen, geleend van het bijbelse gebod (Exodus 20:3): Gij zult geen andere wil hebben voor Zijn aangezicht, omdat er geen andere is. (T. 4. III. 6:6) Daarom zijn we veilig.
(3:3-4) Ik kan alleen bang worden wanneer ik geloof dat er een andere wil is. Ik probeer alleen aan te vallen wanneer ik bang ben en alleen wanneer ik probeer aan te vallen, kan ik geloven dat mijn eeuwige veiligheid wordt bedreigd.
Eens we ons identificeren met het denksysteem van afscheiding van het ego, identificeren we ons met zijn gedachten over zonde, schuld en aanval. En het is deze onjuist-gerichte keuze voor het ego die ons angstig maakt.
(3:5-6) Vandaag wil ik inzien dat dit allemaal niet heeft plaatsgevonden. Ik ben veilig omdat er geen wil is dan Die van God.
Ook al verwacht Jezus van ons niet dat we dit helemaal aanvaarden kunnen we toch met het proces beginnen om te begrijpen dat er een deel in onze denkgeest is die weet dat niets van dit alles heeft plaatsgevonden. Maar we zijn bang voor dat deel omdat dit het einde aanduidt ons speciale zelf. Op het praktisch niveau gezien betekent dit dat wanneer wat jou gekwetst heeft niet gebeurd is, de waarheid moet zijn dat ik mezelf gekwetst heb. In de wereld van de waarneming is het best mogelijk dat jij iets onvriendelijk gezegd of gedaan hebt, maar ik ben van streek omdat ik wil dat jij mij kwetst omdat ik jou van zonde kan beschuldigen in plaats van mezelf. In die zin vergeef ik jou voor wat jij mij niet hebt aangedaan. Enkel wanneer ik voortga op de ladder kan ik mij realiseren dat dit een droom is die helemaal niet gebeurt.
De drie specifieke toepassingen weerspiegelen allemaal de Eenheid van God.
(4:2-4) Laat me dit zien in overeenstemming met de Wil van God.
Het is Gods Wil en ook de mijne dat jij, [naam], Zijn Zoon bent.
Dit is deel van Gods Wil voor mij, hoe ik het ook mag zien.
Wanneer we ervoor kiezen de wereld te zien door de ogen van Jezus – vergeving - is alles in onze persoonlijke en collectieve wereld een weerspiegeling van de Wil van God; de visie van Christus die waarneming verenigt. Dit alles omvat het hele Zoonschap, ongeacht hoe het ego een situatie waarneemt. Gezien er geen rangorde is in illusies zijn alle situaties dezelfde want zij delen allen het onjuist-gerichte doel van afscheiding net zoals het het juist-gerichte het doel van vergeving deelt. Deze eensgezindheid van doelstellingen verenigt ons allemaal: onafgescheiden en onverdeeld – één in de illusie en één in waarheid.

dinsdag 5 maart 2019

Les 87 – Onze herhaling zal vandaag de volgende ideeën omvatten – deel 1


(1:1) Ik wil dat er licht is. (73)
Dit is een directe oproep tot de kracht van ons denken om een andere keuze te maken: het licht van vergeving in plaats van de duisternis van aanval.
(1:2-3) Ik zal vandaag de kracht gebruiken van mijn wil. Het is niet mijn wil om in het duister rond te tasten, bevreesd voor schaduwen en bang voor dingen die onzichtbaar en onwerkelijk zijn.
Dit was de wens van het ego in tegenstelling tot de Wil van de Heilige Geest, die nu weerspiegeld wordt in het juist-gerichte gebruik van mijn keuzemakende vermogen. Niettegenstaande mijn wens voor schijn blijft mijn wil één met die van God en bewaard door de Heilige Geest. Deze les is een directe oproep om anders naar de dingen te kijken, om de kracht van het denken te oefenen (‘de kracht van mijn wil’) in het maken van een andere keuze.
(1:4-6) Licht zal mijn gids zijn vandaag. Ik zal het volgen waarheen het me leidt en alleen oog hebben voor wat het mij laat zien. Deze dag zal ik de vrede van ware waarneming ondervinden.
Door deze lessen te beoefenen kiezen we om door het licht van de wijsheid van Jezus geleid te worden. We kijken naar de wereld via zijn niet-oordelende ogen van vergeving en vrede. Onze ogen ‘zien’ wat ze altijd gezien hebben, maar wij interpreteren nu anders: een roep voor liefde of een uitdrukking ervan in tegenstelling tot de ‘ogen’ van het ego die enkel zonde, schuld en een behoefte aan straf, zien. Uit deze waarneming komt conflict en angst voort, maar door de vergevende waarneming van Jezus komt de vrede die alle begrip te boven gaat.
Met dan nu de specifieke toepassingen voor vandaag:
(2:2) Dit kan het licht niet verbergen dat ik wil zien.
Wanneer ik terugkijk op situaties die voorheen de donkere wereld van schuld en oordeel van het ego weerspiegelen herken ik dat zij geen macht hebben om het licht van vergeving voor mij te verbergen. Met andere woorden er is hier niets die macht heeft over dat licht. Maar binnen de dromen van begoocheling, schijn en dood kunnen wij ervoor kiezen het niet te herkennen, ook al schijnt het heel helder binnenin met tal van weerspiegelingen overal rondom ons. We kiezen nu om deze getuigen van het licht te herkennen en ze te zien als die van ons. Dus zeggen we tegen ieder speciale liefdes- of haatpartner:
(2:3) Jij staat samen met mij in het licht, [naam].
Hen die we bij manier van spreken naar de hel hadden vervloekt zijn nu, als één Zoon, samen met ons en we ontwaken samen uit de droom van de dood. Het enige wat er nodig is zodat deze gelukkige herkenning kan gebeuren is de bereidwilligheid om naar de leugens van het ego te kijken voor wat ze zijn en in plaats daarvan te kiezen voor het geloof dat de waarheid, die Jezus altijd voor ons bewaard heeft, geduldig op onze aanvaarding wacht.
(2:4) In het licht ziet dit er anders uit.
In les 193 zegt Jezus: ‘Vergeef en je zal dit anders zien.’ (Wd1. 193. 3:7) Wanneer ik hem mijn ogen laat zijn dan zal niet de uiterlijke situatie veranderen maar wel de manier hoe ik die waarneem. Door veeleer de situatie te zien als een manier om te bewijzen dat ik gelijk heb en Jezus ongelijk, dat verschillen werkelijk zijn en dat zonde in jou verblijft en niet in mij, realiseer ik mij nu dat we samen het doel delen om uit de droom te ontwaken. Maar nogmaals, deze verandering heeft niets te maken met iets wat uiterlijk is, maar enkel met dat wat in ons denken is.
(wordt vervolgd)

zondag 3 maart 2019

Les 86 – Deze ideeën worden vandaag herhaald – deel 2


(3:1) Grieven koesteren is een aanval op Gods verlossingsplan. (72)

Jezus gaat hier een stap verder en introduceert het element ‘boosheid’ dat rechtstreeks het Verzoeningsplan aanvalt dat onze aandacht terug naar binnen richt waar het denksysteem van schuld en aanval van het ego ongedaan ontstaan is.
(3:2-4) Grieven koesteren is een poging te bewijzen dat Gods verlossingsplan niet werkt. Toch werkt alleen Zijn plan. Door grieven te koesteren weer ik dus mijn enige hoop op verlossing uit mijn bewustzijn.
De enige hoop op verlossing ligt in het aanvaarden van mijn totale verantwoordelijkheid voor de ellende die ik ervaar en die mijn oorspronkelijke keuze om een zondig en schuldig individu te zijn weerspiegelt waarvoor ellende en straf gerechtvaardigd is. In een waanzinnige poging om verlost te zijn van pijn kies ik er daarom voor de schuld te projecteren en jou hiervoor aan te vallen. Ik kan dus enkel verlost worden door terug te keren naar het keuzemakende deel van mijn denkgeest en zijn verkeerd genomen keuze te corrigeren. Wanneer ik echter boos ben en mijn oordelen rechtvaardig, handhaaf ik de werkelijkheid van het lichaam en van zonde, zowel van mij als van jou. Bovendien geloof ik bewust dat zonde niet in mij is en dat er geen denkgeest is – alles gebeurt slechts in een wereld van lichamen waar grieven werkelijk zijn en niet onder mijn verantwoordelijkheid vallen.
Door tegen Jezus te zeggen dat er iets niet klopt omdat ik niet in vrede ben, sta ik hem toe mij te leren wat mij in de war heeft gebracht een afgespleten deel is van mijn zelf: mijn schuld die ik ervaar door mij af te scheiden van de Liefde van God. Jezus helpt mij realiseren dat wanneer ik hiernaar kijk ik kies tussen mispercepties en verlossing en ik begin te begrijpen dat mijn waarneming het gevolg is van mijn keuze: de grieven van het ego of het wonder van de Heilige Geest. Het eerstgenoemde leidt mij steeds verder de wereld van schuld en aanval in, terwijl de laatstgenoemde mij naar de denkgeest leidt, het thuis van verlossing.
(3:5-6) Ik wil niet langer op deze waanzinnige manier verijdelen wat in mijn hoogste belang is. Ik wil Gods verlossingsplan aanvaarden en gelukkig zijn.
De pijn van mijn verkeerde keuzes zetten mij er uiteindelijk toe aan om deze waanzin niet langer te geloven en een andere keuze te maken: ik kies ervoor om gelukkig te zijn en niet om gelijk te hebben’ (T. 29. VII. 1:9) en ik ben blij en dankbaar dat ik verkeerd was’ (Wd1. 194. 15:4)
Kiezen voor geestelijke gezondheid te kiezen omdat ik gelukkig wil zijn, pas ik graag toe met deze specifieke toepassingen van het idee van vandaag:
(4:2-4) Ik maak een keuze tussen verkeerde waarneming en verlossing, terwijl ik hiernaar kijk.
Als ik hierin reden tot grieven zie, zie ik niet de reden voor mijn verlossing.
Dit vraagt om verlossing, niet om een aanval.
Ik leer nu dat alle omstandigheden in mijn leven, verleden, heden of toekomst, mij de mogelijkheid bieden te kiezen om anders te zien. Mijn problemen neem ik in mijn denken en mijn denken vindt zijn begin in de keuze voor of het ego of de Heilige Geest. De juist-gerichte keuze voor vergeving corrigeert het denken van het ego dat mij leidt naar onjuist-gerichte waarnemingen van grieven en aanval. Omdat ik er nu voor kies om gelukkig te zijn zie ik in alles reden voor vergeving en verlossing. Alleen wanneer ik wens om het lijden van mijn schuld te blijven ervaren, kies ik ervoor redenen te vinden voor mijn grieven. Maar zoals Jezus er ons gelukkig aan herinnert (bijv. T. 16. VI. 8:8) ben ik niet meer volledig waanzinnig en daarom vraag ik voor verlossing en niet meer voor aanval.
Nog een laatste punt, verlossing betekent niet dat ik jou verlos, de situatie of mijzelf. Ik verlos de situatie in mijn denkgeest door mijn denken te veranderen. Herinner je: Zoek niet de wereld te veranderen, maar kies ervoor jouw denken over de wereld te veranderen’ (T. 21. Inl. 1:7)

vrijdag 1 maart 2019

Les 86 – Deze ideeën worden vandaag herhaald – deel 1


(1:1) Alleen Gods verlossingsplan zal werken. (71)
Want een uiterlijk plan is ontworpen om te falen omdat elk ervan de aandacht van onze denkgeest wil afleiden – de bron van ons probleem en de bron voor onze verlossing.
(1:2-3) Het is zinloos voor mij om in het wilde weg naar verlossing te zoeken. Ik heb haar in veel mensen en veel dingen gezien, maar wanneer ik mijn hand ernaar uitstrekte, was ze daar niet.
We hebben het plan ‘zoek maar vind niet’ van het ego gevolgd en overal waar we verlossing hebben gezocht werden we teleurgesteld. Afgoden voor verlossing – onze speciale relaties – zullen altijd falen omdat ze voor dat doel gemaakt zijn, namelijk als vervangmiddel voor slechts Dat wat ons kan redden. Meer zelfs, afgoden zijn gemaakt om ons in een eeuwigdurende staat van geesteloosheid te houden, ervoor zorgend dat we nooit de kracht van de geest zouden oefenen om opnieuw te kiezen, verlossing of slavernij.
(1:4-5) Ik heb me vergist in waar ze is. Ik heb me vergist in wat ze is.
Hier wordt verwezen naar speciale relaties en naar het doel van Jezus om deze speciale relaties te vergeven, samen met hem te kijken en ons onze waanzin te realiseren door in het wild te zoeken naar dingen die ons gelukkig maken. Zo herkennen we de nutteloosheid van speciaalheid als een manier van leven: het werkt niet. Vrede en liefde zullen nooit komen zolang we vrede en liefde buiten ons zoeken. ‘Zoek niet buiten jezelf’ over de hopeloosheid van het nastreven van afgoden van speciaalheid en de hoop om enkel God te zoeken:
Een afgod kan de plaats van God niet innemen. Laat Hem jou herinneren aan Zijn Liefde voor jou en probeer Zijn Stem niet te smoren in diepe wanhoopszangen tot je eigen afgoden. Zoek niet buiten je Vader voor jouw hoop. Want hoop op geluk is geen wanhoop. (T. 29. VII. 10:4-7)
Telkens we zonder oordeel kijken naar onze zoektocht naar foutieve afgoden maken we ons vrij om een andere keuze te maken – verlossing in plaats van speciaalheid.
(1:6-8) Ik zal geen vruchteloze zoektocht meer ondernemen. Alleen Gods verlossingsplan zal werken. En ik verheug me, omdat Zijn plan nooit mislukken kan.
Wanneer we tenslotte geestelijk gezond worden beloven we niet langer tijd te verspillen in het zoeken van wat nooit gevonden kan worden door te kiezen voor het pad van vergeving, de enige manier die ons terug naar huis brengt. In die keuze wordt onze verlossing gevonden, in die keuze wordt onze vreugde gevonden.
We kijken nu naar de eerste specifieke toepassing:
(2:2) Gods verlossingsplan zal mij verlossen van hoe ik dit waarneem.
Merk op dat we niet verlost zullen worden van ‘dit’. Wat dit ‘dit’ ook mag zijn. We hoeven niet verlost te worden van een of andere situatie, maar van onze waarneming ervan. De taal is vrij specifiek en bewust: ‘Gods verlossingsplan zal mij verlossen van hoe ik dit waarneem.’ Wanneer we geneigd zijn om door iets van streek te zijn moeten we ons slechts realiseren dat dit onze waarneming, onze interpretatie is van het probleem. Niet wat we waarnemen is het probleem, iets van buiten uit, het is de manier hoe we het probleem zien, wat zoveel betekent met welke leraar wij ernaar kijken: Jezus of het ego. Wanneer we van streek zijn dan weten we dat we voor het ego gekozen hebben. Gods’ verlossingsplan roept ons op om ons denken te veranderen of met andere woorden om onze leraar te kiezen. Nogmaals, wanneer we niet gelukkig zijn met wat er gaande is moeten we ons ervan bewust worden dat dit komt omdat we voor de verkeerde stem en interpretatie van de situatie gekozen hebben.
Om dit punt nog eens te herhalen: Gods verlossingsplan is ons te laten kiezen voor een nieuwe leraar. Wanneer we met Zijn ogen naar de situatie kijken realiseren we ons dat dit een kans is om te kijken naar wat er in onze denkgeest omgaat. Wanneer we niet van streek zouden zijn door iets wat buiten ons lijkt te zijn, zouden we de mogelijkheid niet hebben om het naar binnen te brengen en ons te realiseren dat het een projectie is. Daarom zijn onze speciale relaties onze verlossers. Zij bieden ons de kans om onze verkeerde waarnemingen opnieuw te overwegen. En eens we ons er bewust van zijn dat het probleem binnenin zit zijn we vrij om een andere keuze te maken.
(2:3) Dit vormt geen uitzondering in Gods plan voor mijn verlossing.
Het vergevingsprincipe werkt altijd: ‘er is geen rangorde in moeilijkheid bij wonderen’. Geen enkele waarneming van lijden of ongemak zal veranderen wanneer we er niet voor kiezen om onze grieven en schuld opzij te zetten en de Verzoening voor onszelf te aanvaarden. Gods verlossingsplan is eenvoudig. Daarom werkt het altijd.
(2:4) Laat ik dit alleen maar zien in het licht van Gods verlossingsplan.
We kiezen dus voor de visie van Christus om onze mispercepties, onze verkeerde waarnemingen van het ego te vervangen. Merk het woordenspel op waarbij ‘licht’ op twee manieren kan gezien worden met enerzijds als ‘kans’ en anderzijds het licht dat de duisternis van onze grieven wegneemt.
(wordt vervolgd)