maandag 29 april 2019

Les 94 – Ik ben zoals God mij heeft geschapen. - deel 2


(4:2) God Zelf heeft beloofd dat die geopenbaard zal worden aan ieder die erom vraagt.

Met andere woorden, het is niet God Die de waarheid voor ons kan openbaren, noch Jezus of te Cursus. We moeten er om vragen en dat weerspiegelt het beetje bereidwilligheid om toe te geven dat wij verkeerd zijn en dat Jezus gelijk heeft: wij zijn verkeerd over het feit dat we afgescheiden en speciaal zijn als Zoon van God en Jezus is juist – wij zijn de Christus, één met onze Bron.
(4:3-4) Jij vraagt er nu om. Jij kunt niet falen, omdat Hij niet falen kan.
Dit houdt in dat we een gespleten denkgeest hebben en terwijl een deel van ons onze individualiteit niet wil opgeven en niet naar huis wil terugkeren, doet het andere deel deze lessen omdat dit het ego wil verlaten. Jezus doet hier een beroep op de keuzemaker om te kiezen voor het gezonde denksysteem van de denkgeest, dat bereikt wordt door de waanzin van het ego te erkennen en het te laten gaan.
(5:1-4) Als je niet aan het vereiste kunt voldoen elke eerste vijf minuten van het uur te oefenen, roep jezelf dan tenminste elk uur in herinnering:
Ik ben zoals God mij geschapen heeft.
Ik ben Zijn Zoon in alle eeuwigheid.
Zeg vandaag regelmatig tegen jezelf dat jij bent zoals God jou geschapen heeft.
De test voor onze vastberadenheid om ons Zelf te herinneren is de toewijding om de les van de dag te herinneren. Zoals we in les 95 zullen kunnen zien, ligt de werkelijke waarde van het werkboek in het aantonen van hoezeer we ons deze oefeningen niet willen herinneren, en dit, nogmaals, weerspiegelt ons ‘niet-wensen’ herinneren dat we zijn zoals God ons heeft geschapen.
(5:5-7) En vergeet niet om op iedereen die jou lijkt te irriteren, met deze woorden te reageren:
Jij bent zoals God jou geschapen heeft.
Jij bent Zijn Zoon in alle eeuwigheid.
Wanneer deze lessen bedoelt zijn om te oefenen dan moeten zij in het bijzonder toegepast worden telkens wij geïrriteerd zijn, ontmoedigd, boos, angstig of depressief. Met andere woorden, dat zijn de momenten wanneer we ons de les het meest moeten herinneren en de illusie of onze verwarring – onszelf zien als onfair behandeld of als slachtoffer – naar de waarheid, die Jezus voor ons vasthoudt, te brengen. Wanneer ik ben zoals God mij geschapen heeft, dan moet jij dat ook zijn, gezien de Zoon van God één is. Wanneer ik grieven tegenover jou vasthoudt dan moet het ook zo zijn dat ik ze tegenover mezelf vasthoud, Nogmaals, de Zoon van God is één, zowel in de Hemel als op aarde. We zijn dus samen genezen want het kan niet zo zijn dat er slechts een van ons alleen genezen is. We herinneren ons dus het Zelf dat God geschapen heeft en herinneren, als één met Hem, de Bron.
… dat alle macht van God komt. Jij kunt je dit voor heel het Zoonschap herinneren. Sta niet toe dat jouw broeder het zich niet herinnert, want zijn vergetelheid is de jouwe. Maar jouw herinneren is zijn herinneren, want God kun je je niet alleen herinneren. Dat is juist wat je vergeten bent. De genezing van jouw broeder zien als de genezing van jezelf is dus de manier om je God te herinneren. Want jij bent je broeders tegelijk met Hem vergeten en Gods Antwoord op jouw vergeten is niets anders dan de manier om je te herinneren. (T. 12. II. 2:4-10)
Jezus besluit door het belangrijkste punt van de oefening samen te vatten:
(5:8-9) Doe er vandaag alles aan de oefeningen elk uur te doen. Elk daarvan zal een reuzenschrede op weg naar je verlossing zijn en een mijlpaal in het aanleren van het denksysteem dat in deze cursus wordt uiteengezet.
Jezus herinnert ons dat dit een leerplan is waarin wij de leerling zijn en hij de leraar en dat we van hem willen leren omdat dat ons gelukkig zal maken. Onze leraar is vriendelijk en geduldig (de vierde en achtste eigenschap van een gevorderde leraar van God – HvL. 4. IV, VIII) en neemt samen met ons elke kleine, maar reusachtige stap van vergeving. Hij vraagt slechts om ons klein beetje bereidwilligheid dat door zijn grote bereidwilligheid zal omgezet worden naar die van ons, want elk heilig ogenblik is een raam die de Grootsheid van de eeuwigheid opent.

zaterdag 27 april 2019

Les 94 – Ik ben zoals God mij heeft geschapen. – deel 1


Dit is de enige les die herhaald wordt. Het is het idee van les 110 en les 162. Het is ook het centrale thema van de zesde herhaling en een belangrijk deel van het laatste hoofdstuk van de tekst (T. 31. VIII). Dit cruciale thema is de basis van het Verzoeningsprincipe dat het egodenksysteem corrigeert dat zegt dat ik niet ben zoals God mij heeft geschapen, maar dat ik een afgescheiden denkgeest ben die zijn thuis nu in het lichaam terugvindt.

(1:1-2) Vandaag gaan we voort met het ene idee dat volledige verlossing brengt, de ene verklaring die elke vorm van verleiding ontkracht, de ene gedachte die het ego tot zwijgen brengt en volledig ongedaan maakt. Jij bent zoals God jou geschapen heeft.
In de paragraaf waar ik net naar verwees ‘Maak je keuze opnieuw’ heeft Jezus het over de verleiding waar we voortdurend mee geconfronteerd worden: onszelf als een lichaam zien en dus het ego met het denksysteem van zwakte, ziekte en pijn werkelijk maken:
Verleiding kent één les die ze in al haar vormen wil onderwijzen, waar ze ook maar optreedt. Ze wil de heilige Zoon van God ervan overtuigen dat hij een lichaam is, is geboren in wat sterven moet, niet bij machte om aan de broosheid ervan te ontkomen en gebonden door wat het hem gebiedt te voelen. … Maak je dan ook de gelukkige gewoonte eigen elke verleiding om jezelf als zwak en ellendig te zien te pareren met de woorden:
Ik ben zoals God mij geschapen heeft. Zijn Zoon kan niet lijden. En ik ben Zijn Zoon.
Zo wordt de kracht van Christus uitgenodigd te zegevieren en al jouw zwakheid te vervangen door de kracht die komt van God en nooit kan falen. En zo worden wonderen even natuurlijk als angst en ondraaglijke pijn dit leken te zijn, voordat de keuze voor heiligheid werd gemaakt. Want in die keuze vallen alle valse onderscheidingen weg, worden illusoire alternatieven terzijde gelegd en blijft er niets over wat de waarheid in de weg kan staan. Jij bent zoals God jou heeft geschapen en dat geldt ook voor elk levend wezen waarnaar je kijkt, ongeacht de beelden die jij ziet. Wat jij ziet als ziekte en als pijn, als zwakheid, lijden en verlies, is niets anders dan de verleiding jezelf als weerloos en in de hel te zien. Bezwijk daar niet voor en je zult zien dat alle pijn, waar en in welke vorm die zich ook voordoet, eenvoudig oplost als nevelslierten voor de zon. (T. 31. VIII. 1:1-2; 5:1-6:3)
Door te zeggen ‘Ik ben zoals God mij heeft geschapen’ aanvaarden we de Verzoening voor onszelf. Door dit gelukbrengende feit te geloven keren we onze rug naar het ego en zijn denksysteem dat berust op de aanname dat onze afgescheiden staat werkelijkheid is. Ook de wereld is ongedaan gemaakt want hier is niets van de perfecte Eenheid van onze Schepper. Bovendien, door de waarheid van de Verzoening te kiezen boven de illusie van afscheiding, kiezen we voor het einde van alle lijden. Alles in Een Cursus in Wonderen is een toelichting op deze waarheid en hoe we kunnen leren om dit te aanvaarden.
(1:3-5) De geluiden van deze wereld verstommen, de beelden van deze wereld verdwijnen en alle gedachten die deze wereld ooit heeft bevat worden door dit ene idee voorgoed weggevaagd. Hier is de verlossing volbracht. Hier is wijsheid hervonden.
Dit is een ander voorbeeld van de onderliggende metafysica van Een Cursus in Wonderen dat steunt op het alles-of-niets principe. Wanneer God waar is en wij blijven zoals Hij ons geschapen heeft dan is alles wat het ego ons geleerd heeft en alles wat de wereld vertegenwoordigd, onjuist. Het is niet alleen onjuist, het is nooit werkelijk geweest. De beangstiging die dit in ons teweegbrengt komt van de herkenning dat wanneer deze uitspraak waar is – dat de wereld nooit is geweest en gezien onze lichamen een integraal beeld uitmaken van de wereld – dit betekent dat wij er ook nooit geweest zijn. De angst van het ego dat we dit ontdekken. Deze angst houdt ook onze keuze tegen voor de gezonde geest van de Heilige Geest.
(2) Het ware licht is kracht en kracht is zondeloosheid. Als je zo blijft als God jou geschapen heeft, moet je wel sterk zijn en moet het licht wel in jou zijn. Hij die je zondeloosheid zeker stelde, moet ook jouw waarborg zijn voor kracht en licht. Jij bent zoals God jou geschapen heeft. De duisternis kan niet de heerlijkheid van Gods Zoon verbergen. Jij staat in het licht, sterk in de zondeloosheid waarin je werd geschapen en waarin je zult blijven tot in alle eeuwigheid.
Jezus gaat dieper in op de betekenis van het idee van de dag. ‘Ik ben zoals God mij heeft geschapen’ betekent dat niets wat het egodenksysteem van duisternis ooit heeft bedacht het licht van de Hemel heeft aangeroerd. Gezien wij, als Christus, deel zijn van dat licht, waar in de tekst naar verwezen wordt als de Grote Stralen (zie bijvoorbeeld T. 18. III. 8:7) zijn ook wij onaangeroerd. Zondeloosheid is onze kracht want het weerspiegelt de waarheid van de Verzoening: de afscheiding van het licht is nooit gebeurd. De duisternis van de schuld kan dit licht in onze nachtmerries bedekken, maar in werkelijkheid is er enkel licht.
(3) Vandaag zullen we opnieuw de eerste vijf minuten van elk uur dat je wakker bent, besteden aan een poging de waarheid in jou te voelen. Begin deze perioden van onderzoek met de volgende woorden:
Ik ben zoals God mij geschapen heeft.
Ik ben Zijn Zoon in alle eeuwigheid.
Probeer nu de Zoon van God in jou te bereiken. Dit is het Zelf dat nooit gezondigd heeft, noch ooit een beeld heeft gemaakt ter vervanging van de werkelijkheid. Dit is het Zelf dat Zijn thuis in God nooit verlaten heeft om ongewis in de wereld te leven. Dit is het Zelf dat geen angst kent, noch Zich een voorstelling kan maken van verlies, lijden of dood.
We worden nu gevraagd om elk uur te denken aan het thema van de dag. We beginnen met een duidelijke uitspraak over de werkelijkheid van onze Identiteit, een werkelijkheid die ontkracht wordt door de illusies van het ego van zonde en angst, vervreemding en lijden. Zij hebben geen thuis ins ons Zelf. Herinner je de verwijzing in de tekst naar het eerste gebod:
Gij zult geen andere goden voor Zijn aangezicht hebben, omdat er geen andere zijn. (T. 4. III. 6:6)
In de volgende alinea beschrijft Jezus hoe we de werkelijke Zoon van God kunnen bereiken, door voorbij te gaan aan ons illusoir zelf - dat geworteld is in het geloof dat afscheiding zonde is - naar de glorieuze waarheid van Christus:
(4:1) Om dit doel te bereiken wordt van jou niets anders verlangd dan dat je alle afgoden en zelfbeelden opzij zet, voorbijgaat aan de lijst eigenschappen, de goede zowel als de slechte die jij jezelf toegeschreven hebt en in stille afwachting op de waarheid wacht.
Dit beschrijft in het kort het proces van vergeving: om ons God te kunnen herinneren moeten we het ego loslaten. Onze taak is daarom niet de waarheid te bevestigen dat wij een Zoon zijn van God, maar de ontkenning van het ego ontkennen. We hebben deze samengevatte uitspraak reeds eerder gezien:
De taak van de wonderdoener wordt derhalve het ontkennen van de ontkenning van de waarheid. (T. 12. II. 1:5)
Om dit doel, ons Zelf herinneren, te bereiken moeten we ‘alle afgoden en zelfbeelden opzijzetten’. De hoofdblokkade is dat wij geloven dat zij ons zelfbeeld zijn, de kern van onze speciaalheid. We proberen dit beeld te beschermen door verantwoordelijkheid te ontkennen en een wereld te maken waarin de zonde van het bestaan gezien wordt in iedereen behalve in onszelf. Ons zelfbeeld is dus niet alleen dat van een speciaal individu, maar van een speciaal, onschuldig individu wat betekent dat iemand anders schuldig is.
Het verdedigingssysteem van het ego maakt vergeving ogenschijnlijk onmogelijk: om God te bereiken en ons te herinneren wie we als Christus zijn moeten we dus alle beelden loslaten. Zoals Jezus on herinnert omvatten deze beelden niet alleen de slechte, maar ook de goede. We hebben reeds gezien dat wanneer we het hebben over een positief zelfbeeld, we hiermee ook insluiten dat er een negatief is. Dit resulteert in een dualistische wereld van tegenstellingen, een onmogelijke staat in de Hemel. Uiteindelijk moeten we daarom ook het onjuist gerichte en het juiste gerichte dualistische denken overstijgen. We moeten echter eerst onze illusies van haat naar de correctie van de vergeving brengen, de duisternis van de afscheiding naar het licht van de Verzoening. Pas dan kunnen we de reis voltooien en ons Eén-gestemde Zelf vinden.
(wordt vervolgd)

donderdag 25 april 2019

Les 93 - Er woont licht en vreugde en vrede in mij. – deel 4


(10:1-2) Misschien ben je niet bereid of ook maar in staat om de eerste vijf minuten van elk uur voor deze oefeningen te gebruiken. Maar probeer het wanneer je kunt.
Jezus zegt ons hier: ‘Ik weet dat je dit niet zult doen omdat het moeilijk is. Maar doe een poging.’ Zoals we verder zullen zien helpt Jezus ons begrijpen dat zijn doel met deze oefeningen niet zozeer is dat wij ze doen, maar dat we onszelf vergeven wanneer we ze niet gedaan hebben. Hij verwacht wel dat we bang zijn en het zullen vergeten. Maar hij verwacht ook dat we eerlijk zijn en dat we leren inzien hoezeer we weerstand bieden om zijn onderricht te begrijpen.
(10:3-6) Denk er op zijn minst aan elk uur deze gedachten te herhalen:
Er woont licht en vreugde en vrede in mij.
God staat voor mijn zondeloosheid garant.
Probeer er dan tenminste een minuutje voor te nemen je ogen te sluiten en te beseffen dat dit een verklaring is van de waarheid over jou.
Jezus zijn instructies zijn altijd vriendelijk. Wanneer we geen vijf minuten van een uur aankunnen zouden we op zijn minst moeten proberen om ons het idee van de dag te herinneren. Zelfs deze kleine inspanning zal ons helpen om de identificatie met het denksysteem van het ego van slechtheid, duisternis en zonde te verbreken.
(11:1) Als zich een situatie voordoet die verontrustend lijkt, verjaag deze illusie van angst dan snel door deze gedachten opnieuw te herhalen.
Het is belangrijk te noteren dat het doel van deze oefeningen is om het idee van de dag telkens toe te passen wanneer we van streek zijn. Eerlijk zijn betekent ons realiseren dat we de meeste tijd van streek zijn of het nu iets is wat we als groot bestempelen of iets triviaals. In het begin van het werkboek legt Jezus uit dat ook ‘een lichte krimp van ergernis niets anders is dan een sluier over intense woede.’ (W. d1. 21. 2:5). Hij vraagt ons om onze denkgeesten zo te controleren zodat we, wanneer we zien dat we verstoord zijn, kunnen zeggen: ‘Dit komt van een beeld van mijzelf die ik gebruikt heb om mijn afgescheiden bestaan te beschermen. Maar dit heeft me niet gelukkig gemaakt dus wil ik het niet langer.’
(11:2-4) Mocht je in de verleiding komen om kwaad op iemand te worden, zeg hem dan in stilte:
Er woont licht en vreugde en vrede in jou.
God staat voor jouw zondeloosheid garant.
Op dezelfde manier en meer specifiek wanneer we in de startblokken staan om aan te vallen, te bekritiseren of iets fout te vinden, zouden we zo goed als we kunnen ons moeten herinneren dat dergelijke gedachten het licht, de vreugde en de vrede voor ons verbergen. Gezien wij en onze broeders hetzelfde zijn, komen onze beschuldigen naar ons terug en zullen ze onszelf kwetsen. Nochtans door anderen de boodschap van licht te geven herinneren we onszelf eraan dat datzelfde licht ook in ons is en keren we allemaal samen terug naar huis.
(11:5-7) Je kunt vandaag veel doen voor de verlossing van de wereld. Je kunt vandaag veel doen om je dichter te brengen bij de rol in de verlossing die God jou heeft toegewezen. En je kunt vandaag veel doen om je denkgeest ervan te overtuigen dat het idee van vandaag inderdaad de waarheid is.
De reden dat we veel kunnen doen voor de verlossing van de wereld is omdat de Zoon van God een is. Dit thema zal binnenkort terugkeren. Wanneer mijn Zelf een is, een ondeelbaar deel van een perfecte Eenheid, dan is het hele Zoonschap in mij omvat. Maar dit is niet de ik die het thuis is voor slechtheid, duisternis en zonde. Wat mij in staat stelt om de wereld te verlossen is om mijn denkgeest te verlossen wat bereikt wordt door het ijverig oefenen van de les van de dag. Ik aanvaard dat wat Jezus leert inderdaad waar is, net zoals ik mijn weerstand voor deze waarheid aanvaard. In deze eerlijkheid zal deze weerstand zacht oplossen en enkel het licht, de vreugde en de vrede die in mij, de Zoon van God, woont achterlaten

dinsdag 23 april 2019

Les 93 - Er woont licht en vreugde en vrede in mij. – deel 3


(7) Verlossing vraagt slechts het aanvaarden van één gedachte: jij bent zoals God jou heeft geschapen, niet wat jij van jezelf hebt gemaakt. Welk kwaad jij ook denkt te hebben gedaan, je bent zoals God jou heeft geschapen. Wat voor vergissingen je ook hebt begaan, de waarheid over jou is onveranderd. De schepping is eeuwig en onveranderlijk. God staat voor jouw zondeloosheid garant. Jij bent en zult eeuwig precies zo zijn zoals je werd geschapen. Licht en vreugde en vrede wonen in jou omdat God die daar heeft geplaatst.

Dit loopt vooruit op de volgende les en is samen met zijn varianten de meest gebruikte uitspraak uit het werkboek: ‘Je bent zoals God jou heeft geschapen.’ Herinner dat het Verzoeningsprincipe steeds intact blijft. Het maakt niet uit wat we denken gedaan te hebben, de afscheiding heeft geen enkel gevolg en de Schepping van God blijft onaangetast door onze dwaze en bewogen dromen, kwaad heeft geen kracht over goed en we blijven zoals God ons geschapen heeft: het thuis van licht en vreugde en vrede.
(8:1-3) In onze langere oefenperioden vandaag – waarbij je het meest baat zult hebben als je ze vijf minuten doet aan het begin van elk uur dat je wakker bent – dien je te beginnen met het uitspreken van de waarheid over jouw schepping:
Er woont licht en vreugde en vrede in mij.
God staat voor mijn zondeloosheid garant.
Het harde werk is begonnen. Jezus vraagt ons om ons de les elk uur voor vijf minuten te herinneren en het volgende te doen:
(8:4) Zet dan je dwaze zelfbeelden opzij en besteed de rest van de oefenperiode eraan te proberen te ervaren wat God jou gegeven heeft in plaats van wat jij voor jezelf hebt verordonneerd.
Hoe kan je ‘je dwaze zelfbeelden opzijzetten’ wanneer je niet weet dat je ze hebt? Het is door je bewust te maken van je ego zoals Jezus ons leert. Wanneer je deze dwaze zelfbeelden opzij zet – het thuis van slechtheid, duisternis en zonde – moet je in eerste instantie erkennen dat zij afkomstig zijn van je geloof want anders zou er geen motivatie zijn om ze opzij te zetten om zo te weten dat licht en vreugde en vrede in je wonen. De manier om de waarheid over je zelf te kennen is door eerlijk te zijn over de illusies van het zelf die je gelooft. Vanuit dit standpunt kan je de duisternis ervan naar het licht van de waarheid brengen zoals deze les jou vreugdevol aan herinnert.
(9:1-2) Jij bent of wat God geschapen heeft of wat jij hebt gemaakt. Eén Zelf is waar, het andere is niet waar.
Nogmaals ons wordt niet gevraagd om dat kleine zelf dat we gemaakt hebben om te ruilen voor het glorieuze Zelf dat God geschapen heeft. Dit zou te bedreigend zijn. We worden enkel gevraagd om te begrijpen dat in het licht van de waarheid van ons Zelf het zelf dat wij gemaakt hebben geen enkele waarde of betekenis heeft. Jezus wil dat we het proces starten om de waarde van alles wat we geloven te zijn in vraag te stellen. De vriendelijke weerspiegeling dus van het ‘de een of de ander’ principe, God of het ego, kiezen tussen de aanvallen van afscheiding van het ego of de genezende vergeving van de Heilige Geest.
(9:3-8) Probeer de eenheid van je ene Zelf te ervaren. Probeer Zijn Heiligheid te waarderen en de liefde waaruit Het geschapen werd. Probeer aan het Zelf dat God als jou geschapen heeft geen afbreuk te doen door Zijn verhevenheid te verbergen achter de nietige afgoden van zondigheid en kwaad die jij gemaakt hebt om in Zijn plaats te stellen. Laat Het tot het Zijne komen. Hier ben jij, Dit ben Jij. En er woont licht en vreugde en vrede in jou, omdat dit zo is.
Jezus wijst hier op wat we proberen te verbergen en vraagt ons te kijken hoe wij het ego en zijn valse beelden gebruikt hebben om de waarheid te verstoppen. De ‘nietige afgoden van kwaad en zondigheid’ staan symbool voor het zelfconcept en de speciale relaties die we gemaakt hebben. We geven ze op door te erkennen dat wij niet langer dit doel van schuld willen. Alleen vergeving brengt ons het geluk dat we zoeken en opent de poorten van de Hemel en staat de herinnering aan ons Zelf toe om terug te keren in ons bewustzijn. Met het verdwijnen van de nietige afgoden van het ego stroomt de Liefde van Christus ongehinderd en onverminderd door onze denkgeesten en zijn we thuis.
(wordt vervolgd)

zondag 21 april 2019

Les 93 - Er woont licht en vreugde en vrede in mij. – deel 2


(4:1) Waarom zou je niet overlopen van vreugde als jou wordt verzekerd dat al het kwaad dat jij denkt te hebben gedaan, nooit is gedaan, dat al je zonden niets zijn, dat je zo zuiver en heilig bent als jij werd geschapen en dat er licht en vreugde en vrede in jou woont?

Het antwoord is duidelijk want dit aanvaarden betekent dat we niet zijn wie we denken te zijn en waarmee onze speciaalheid verdwijnt. De waarheid echter is dat we overgelukkig zouden zijn wanneer we weten dat onze slechtheid, duisternis en zonde niet waar zijn. Maar dit houdt ook in dat het ego zelf die dit geloof voorhoudt, ook niet waar is. We moeten de angst van onze ego’s voor Een Cursus in Wonderen en wat de cursus leert, onder ogen zien want pas dan kunnen we voorbijgaan aan de weerstand om deze gelukkige waarheid te leren kennen en te aanvaarden.
(4:2-4) Jouw zelfbeeld kan niet de Wil van God weerstaan. Jij denkt dat dit de dood is, maar het is leven. Jij denkt dat je vernietigd wordt, maar je wordt verlost.
De jij die denkt dat hij vernietigd is, is de keuzemaker die zich met het ego heeft geïdentificeerd. De jij die denkt dat waarheid, de Wil van God en deze cursus de dood zijn, is de jij die zich geïdentificeerd heeft met zijn speciale bestaan. Jezus zegt dat je individualiteit uiteindelijk zal verdwijnen in het niets en dat de glorieuze waarheid over jou zal terugkeren naar je bewustzijn. We zijn dus gered van het verschrikkelijke beeld dat we van onszelf gemaakt hebben. Zoals we reeds herhaalde keren hebben gezien is het proces van de verzoening enkel dit: een proces. En nogmaals:
Vrees niet dat je opeens zult worden opgetild en de werkelijkheid in geslingerd. (T. 16. VI. 8:1)
(5:1) Het zelf dat jij gemaakt hebt, is niet de Zoon van God.
Wanneer je deze regels leest denk dan aan wat jij denkt dat je bent en gebruik gelijk welk woord of concept dat bij je opkomt. Realiseer je dan dat geen van allen de Zoon van God is want zij geven een definitie van de zoon van het ego. Zoals Jezus in de tekst opmerkt:
De zoon des mensen is niet de verrezen Christus. (T. 25. Inl. 2:6)
(5:2) Daarom bestaat dit zelf helemaal niet.
Velen zijn door het werkboek gegaan en hebben hoogst waarschijnlijk deze regels heel snel gelezen zonder er aandacht aan te geven. Hadden ze dat wel gedaan dan had men waarschijnlijk dit boek dichtgeklapt. ‘Het zelf dat jij gemaakt hebt is niet de Zoon van God.’ Wanneer we in de spiegel kijken zien we het zelf dat we gemaakt hebben. Dit is niet alleen niet de Zoon van God, het bestaat niet. Welk zelf respecterend ego zou hier niet bang voor zijn? Dit wil niet zeggen dat je je ertoe verbindt om je ego los te laten, maar eenvoudig te kijken naar wat het ego is. Jezus vraagt jou enkel om te kijken. Probeer niet te veranderen, te corrigeren of het te laten gaan. Kijk slechts. Het is een proces dat geleidelijk aan je identificatie met het ego zal beëindigen omdat het zelf dat kijkt niet meer het zelf is dat wordt bekeken. Je identiteit is dus teruggekeerd naar het keuzemakende deel van je denkgeest en weg van het ego.
(5:3) En alles wat het schijnt te denken en te doen, betekent niets.
Deze verklaring ontkracht onze levens, laat staan de beschaving waarvan we denken een indrukwekkend product te zijn.
(5:4) Het is noch slecht, noch goed.
Het zou geweldig zijn voor het zelf of het goed of slecht zou zijn. Religies vertellen ons voortdurend dat dit zo is. Maar het probleem is dat het zelf niets is, waarbij ‘goed’ of ‘slecht’ geen betekenis heeft.
(5:5-9) Het is onwerkelijk en meer niet. Het levert geen strijd met de Zoon van God. Het krenkt hem niet en valt zijn vrede niet aan. Het heeft de schepping niet veranderd, noch eeuwige zondeloosheid tot zonde, noch liefde tot haat verlaagd. Wat voor macht kan dit zelf dat jij gemaakt hebt, dan bezitten, wanneer het de Wil van God weerspreekt?
Dit is een prachtige uitspraak van het Verzoeningsprincipe. De afscheiding is nooit gebeurd en heeft dus geen enkel gevolg. Het doel van het ego is te bewijzen dat het bestaat en dat God niet bestaat. Onze enige hoop is om boven het slagveld uit te rijzen en ons referentiepunt te veranderen zodat we uiteindelijk voorbij het ego het doel zien voor de wereld maar dan via het onderricht van de Heilige Geest: leren vergeven.
(6:1-2). God staat voor jouw zondeloosheid garant. Steeds en steeds weer moet dit worden herhaald, totdat het wordt aanvaard.
We moeten deze zin echter niet als een affirmatie blijven herhalen om het egodenksysteem naar beneden te halen, maar ons illusoir denksysteem naar de waarheid brengen en er naar kijken.
(6:3-5) Het is waar. God staat voor jouw zondeloosheid garant. Niets kan haar raken of dat veranderen wat God als eeuwig heeft geschapen.
Jezus kent zijn studenten en dus moet hij hen ervan verzekeren: het is waar, we zijn inderdaad zondeloos, de afscheiding is nooit gebeurd en de Heilige Geest heeft van in het begin de waarheid gesproken. We begingen slechts een vergissing die nu makkelijk gecorrigeerd kan worden.
(6:6-7) Het zelf dat jij hebt gemaakt, slecht en vol zonde, is zonder betekenis. God staat voor jouw zondeloosheid garant en er woont licht en vreugde en vrede in jou.
De manier waarop we het licht bereiken is door te kijken naar het zelf dat wij gemaakt hebben, waarvan wij denken dat dit het thuis is van slechtheid, duisternis en zonde. Ons diepgewortelde geloof in dit zelf verhindert de ervaring van zondeloosheid. Om dit essentiële punt nogmaals te maken: het ego zal niet zomaar verdwijnen door enkel deze prachtige zinnen te herhalen. Het ongedaan maken ervan vergt hard werken en toewijding omdat de weerstand om naar dit slechte zelf te kijken enorm is. Daarom maakt Jezus deze belangrijke uitspraken:
Je vraagt je misschien af waarom het zo cruciaal is dat jij je haat in ogenschouw neemt en de volle omvang ervan beseft. Je denkt misschien ook dat het voor de Heilige Geest een klein kunstje moet zijn jou die te laten zien en hem te verdrijven zonder dat jij jezelf daarvan bewust hoeft te maken. (T. 13. III. 1:1-2)
Eens we ons bewust worden van onze zelfhaat door het herkennen van onze projecties op anderen kunnen we het naar Jezus’ helende liefde brengen. Door het verdwijnen van onze weerstand wordt zijn boodschap van licht en vreugde dankbaar en vreugdevol aanvaard.
(wordt vervolgd)

donderdag 18 april 2019

Les 93 - Er woont licht en vreugde en vrede in mij. – deel 1

Deze les is een van de meer belangrijke in het werkboek omdat ze een duidelijke omschrijving geeft over het zelf enerzijds en het Zelf dan met hoofdletter, ons ware Zelf. De les eindigt met ‘licht en vreugde en vrede wonen in mij’, ons ware Zelf, maar vooraleer we die glorieuze waarheid bereiken moeten we eerst werken aan het verzet van het ego.
(1:1) Jij denkt dat je de woning bent van slechtheid, duisternis en zonde.
Dit is de omschrijving van de onheilige drie-eenheid van het ego van zonde, schuld en angst. Waarom is dit mijn woning? Omdat ik God vernietigd heb om hier te kunnen komen. Omdat ik als individu zou kunnen bestaan moest God eerst vernietigd worden en samen met Hem de wereld van goedheid, licht en onschuld.
(1:2) Jij denkt dat als iemand de waarheid over jou kon zien, hij zou worden afgestoten en voor je terug zou deinzen als voor een giftige slang.
Een prachtige beschrijving van schuld! Maar omdat ik mijn duivelse zonde niet wil ervaren, projecteer ik die en zie dit in plaats daarvan in jou. Nu ben jij de giftige slang en ik ben ‘veilig’ verlost van het probleem.
(1:3) Jij denkt dat als jou de waarheid over jou werd geopenbaard, je met zo’n intense afschuw zou worden vervuld, dat je halsoverkop de hand aan jezelf zou slaan, omdat het je onmogelijk zou zijn nog verder te leven na dit te hebben gezien.
Met andere woorden, wanneer onze verdedigingen uiteenvallen en we de waarheid over ons zelf zien zouden we ‘met zo’n intense afschuw vervuld zijn’ dat zelfmoord een onweerstaanbare verleiding zou zijn met de hel als een onvermijdelijk gevolg. Wanneer we naar onze zonde kijken, zet onze afschuw ons aan om te projecteren en een wereld van lichamen te maken die nu gestraft zullen worden in plaats van onszelf. Maar de schuld voor die projectie is zelfs nog groter omdat we weten dat we iemand anders valselijk beschuldigen: onze ego wil dat God anderen opsluit in de hel zodat wij naar de Hemel kunnen gaan, maar het fluistert ook in dat wij de schuldige zijn en dat God ons na de dood tot in de eeuwigheid in de hel achterna zal zitten. Hoe schuldiger ik mij voel, hoe groter mijn behoefte wordt om te projecteren en anderen aan te vallen zodat zij zouden gestraft worden in plaats van ikzelf. En mijn schuld wordt door deze valse aanklacht bovendien versterkt waardoor ik blijf ronddraaien in deze vicieuze cirkel van het ego: schuld-aanval-schuld-aanval-schuld-aanval.
(2:1) Dit zijn overtuigingen die zo vast verankerd zijn dat het moeilijk is je te helpen inzien dat ze op niets zijn gebaseerd.
Onze leraar vertelt ons dat het moeilijk is om ons te helpen inzien dat alles wat we over onszelf geloven op ‘niets gebaseerd’ is. Nogmaals dit is een proces dat op een vriendelijke, geduldige manier door Jezus bestuurd wordt. Onze angst, eerst door de confrontatie met de waarheid van het ego van zonde en schuld en daarna de diepere angst voor de werkelijke waarheid, is wat ons naderen tot Gods Liefde zo moeilijk maakt.
(2:2-3) Dat je fouten gemaakt hebt, is duidelijk. Dat je op zonderlinge manieren verlossing hebt gezocht, misleid en misleidend bent geweest, bang voor dwaze fantasieën en wilde dromen en je hebt neergebogen voor afgoden uit stof gemaakt – dit alles is waar, gemeten naar wat jij nu gelooft.
Jezus heeft het hier opnieuw over de noodzaak om eerlijk te zijn en dat je niet langer hoeft te doen alsof licht en vreugde en vrede in jou wonen. Laat ons met die ‘feiten’ beginnen om er dan aan voorbij te gaan en tot bij de waarheid te komen. Met andere woorden, we moeten niet doen alsof we geen speciale wezens zijn, toegewijd om ons speciale zelf te behouden door ons te voeden aan andere speciale zelven. Zonder de behoefte om te doen alsof is er geen schuld want we hebben onze speciaalheid naar de liefde van Jezus gebracht waardoor we het loslaten.
Dus vervolgt hij:
(3:1) Vandaag zetten we hier een vraagteken bij, niet vanuit het gezichtspunt van wat jij denkt, maar vanuit een heel ander referentiekader, waarin zulke loze gedachten zonder betekenis zijn.
In werkelijkheid zegt Jezus: ‘Trek mij niet naar beneden naar waar jij bent, maar kom naar waar ik ben. Vanuit jouw referentiepunt – het slagveld – begrijp je niets. Om je met mij te verbinden moet je de nederigheid hebben die zegt: ‘Godzijdank ben ik verkeerd en met deze herkenning kies ik jou als mijn leraar omdat ik weet dat jij wijzer bent dan ik ben.’
Wanneer we oprecht eerlijk zijn zullen we de moeilijkheid zien wanneer we deze woorden zeggen en echt menen. Zoals Jezus later zegt in de context van het verlangen naar vrede: ‘Deze woorden uitspreken betekent niets, maar deze woorden menen betekent alles.’ (Wd1. 195. 1:1-2) Verkeerd zijn over alles betekent kijken vanuit ons referentiepunt - het nietige zelf dat denkt dat het ziet en denkt en zelfs denkt dat het bestaat – en hulp nodig hebben van een referentiepunt buiten ons denksysteem. Op het einde van hoofdstuk 23 in de tekst noemt Jezus dit referentiepunt ‘boven het slagveld’, de plaats waar we samen met hem naartoe gaan om op een andere manier naar onze speciale relaties te kijken en waarin we kiezen voor vergeving in plaats van aanval, een wonder in plaats van moord.
Het slagveld overzien is nu je doel.
Laat je optillen en kijk er vanaf een hoger standpunt op neer. Van daaruit zal jouw perspectief heel anders zijn. … Hier is moord jouw keuze. Maar van bovenaf valt de keus op wonderen in plaats van moord. En het perspectief dat uit deze keuze voortkomt, toont jou dat de strijd niet werkelijk is en makkelijk kan worden ontlopen. ... Wanneer de verleiding om aan te vallen de kop opsteekt om je denkgeest te verduisteren en moordzuchtig te maken, herinner je dan dat je de strijd van bovenaf kunt zien. … Bekijk niemand vanaf het strijdtoneel, want daar kijk je naar hem vanuit het niets. Dan heb je geen referentiepunt van waaruit je kunt kijken, waar betekenis kan worden gegeven aan wat je ziet. (T. 23. IV. 4:7 - 5:2, 5-7; 6:1; 7:1-2)
(3:2-4) Deze gedachten stemmen niet overeen met Gods Wil. Deze vreemde overtuigingen deelt Hij niet met jou. Dit is op zich voldoende bewijs dat ze ondeugdelijk zijn, maar jij ziet niet in dat dit zo is.
Jezus laat ons hier opnieuw weten dat hij weet dat we nog steeds denken dat we gelijk hebben en hij ongelijk. Dit is een bijzonder belangrijk idee, want het bestuderen, leren en praktiseren van Een Cursus in Wonderen, om maar niet te spreken van de Cursus te leven, rust op de veronderstelling dat je geaccepteerd hebt dat jij niets begrijpt te beginnen met de woorden van deze cursus. Je begrijpt ze door de filterende lens van dualiteit, niet door de heldere lens van de non-dualistische waarheid. Je zal dus alles wat je hier leest verkeerd interpreteren. Zoals Jezus bondig zegt over de eeuwige roep tot oorlog van het ego, een zin die we reeds vaker hebben aangehaald: ‘En God denkt anders.’ (T. 23. I. 2:7)
(wordt vervolgd)

maandag 15 april 2019

Les 92 – Wonderen worden gezien in het licht en licht en kracht zijn één – deel 4


(8) Het licht van kracht is constant, zeker als de liefde, eeuwig blij zichzelf weg te geven, omdat het niet anders dan aan zichzelf geven kan. Niemand kan vergeefs vragen haar zicht te mogen delen en niemand die haar verblijf betreedt kan weggaan zonder een wonder voor zijn ogen en zonder dat er kracht en licht woont in zijn hart.

Deze uitspraak is waar omdat alles één is en weerspiegelt het belangrijke principe dat we later nog zullen zien: ‘geven en ontvangen zijn één’ (bijv. Wd1. 126, 158) Wanneer we één zijn dan kan ik niet aan een ander geven noch iets van een ander krijgen maar enkel aan en van mijzelf.  Een dergelijk inzicht behoort toe aan ons juist-gericht denken die de waarde van het delen heeft geleerd en niet het onjuist-gericht denken van het ego dat slechts afgescheiden belangen ziet. Het eerste leidt naar de kracht van het licht van Christus, het laatste naar de zwakte van de duisternis van het ego.

(9) De kracht in jou zal je het licht schenken en jouw zien zo leiden dat je niet blijft stilstaan bij de lege schaduwen die de ogen van het lichaam jou ter zelfmisleiding verschaffen. Kracht en licht verenigen zich in jou en waar zij elkaar ontmoeten, staat jouw Zelf klaar om jou als het Zijne te omhelzen. Dat is de ontmoetingsplaats die we vandaag proberen te vinden om daar te rusten, want de vrede van God is waar jouw Zelf, Zijn Zoon, nu wacht om Zichzelf opnieuw te ontmoeten en als één te zijn.

Wanneer in toenemende mate onze keuzes juist-gericht worden – het sterke licht van vergeving dat schijnt over de zwakke duisternis van aanval, de weerspiegeling van de eenheid van geest in plaats van de afscheiding van het lichaam – staan we aan de rand van de werkelijke wereld, waar aan de andere kant het Zelf geduldig wacht op onze terugkeer naar de Eenheid die we in werkelijkheid nooit verlaten hebben.

Zoals we ook kunnen zien verlengd Jezus de tijd voor onze stiltemomenten die we moeten besteden aan deze oefeningen, van tien tot twintig minuten. Wanneer we ons het profijt van deze beoefening realiseren zal ook de stiltetijd die we met het idee van de dag doorbrengen in toenemende mate vreugdevoller worden, net zoals dat het geval zal zijn voor het toepassen van de specifieke mogelijkheden die de dag ons biedt.

(10:1-2) Laten we vandaag tweemaal twintig minuten eraan geven om aan deze ontmoeting deel te nemen. Laat jezelf tot jouw Zelf worden gebracht.

Wie brengt ons tot ons Zelf? De keuzemaker, verenigd met Jezus. Hij kan ons niet dragen als we niet eerst in zijn armen springen. Dit is heel belangrijk. We moeten eerst naar hem toe gaan en zeggen: ‘Alsjeblief, draag me.’ Jezus kan ons zonder onze bereidwilligheid niet terugbrengen naar huis en het is onnodig te zeggen dat wij zonder hem niet kunnen terugkeren. Daarom herinnert hij ons eraan, zoals we reeds hebben kunnen zien:

Ik heb jou net zo nodig als jij mij. (T. 8. V. 6:10)

(10:3-4) Zijn kracht zal het licht zijn waarin jou de gave van het zien wordt geschonken. Verlaat dan de duisternis vandaag een tijdje.

Jezus zegt niet dat we de duisternis voorgoed moeten verlaten. Het is bijzonder belangrijk om dit te begrijpen om niet in paniek te raken bij de gedachte om in het licht te zijn. Hij vraagt ons om ‘een tijdje’ te oefenen en zegt ons: ‘sluit je bij mij aan en laat mij samen met jou naar je dwaze gedachten kijken.’ We moeten ons slechts bewust worden van onze dwaasheid om ons vertrouwen in het lichaam te stellen, niet ons ervan terugtrekken. Er zijn verschillende passages doorheen Een Cursus in Wonderen die ons uitleggen hoe ons lichaam voortdurend faalt en daarom slechts een schrandere glimlach verdient voor ons ernstig vertrouwen erin. 
Eén van mijn favorieten, maar ook van Helen, staan in het begin van de tekst waar Jezus een ingebeelde conversatie voorstelt tussen de keuzemaker van de denkgeest en het ego en waarbij eerst de raad van het ego werd opgevolgd om ten behoeve van zijn veiligheid voor het lichaam te kiezen om dan vast te stellen dat het lichaam helemaal geen veilig toevluchtsoord is:

Naar eigen verkiezing van het ego is het lichaam zijn tehuis. Het is de enige vereenzelviging waar het ego zich veilig bij voelt, aangezien de kwetsbaarheid van het lichaam zijn beste argument is dat jij niet van God kunt komen. … Op dit punt gaat het de denkgeest (i.c. de keuzemaker) echt duizelen. Terwijl hem door het ego verteld wordt dat hij in werkelijkheid deel uitmaakt van het lichaam en dat het lichaam zijn beschermer is, wordt hem tegelijk ook verteld dat het lichaam hem niet beschermen kan. Bijgevolg vraagt de denkgeest: ‘Waar kan ik voor bescherming heen?’, waarop het ego antwoordt: ‘Wend je tot mij.’ De denkgeest herinnert het ego eraan en niet ongegrond, dat het er zelf op aangedrongen heeft met het lichaam te worden geïdentificeerd en dat het dus geen zin heeft zich voor bescherming tot hem te wenden. Het ego heeft hier geen echt antwoord op omdat er geen is, maar het heeft wel een karakteristieke oplossing. Het wist de vraag uit het bewustzijn van de denkgeest. Eenmaal uit het bewustzijn verwijderd kan en zal de vraag onbehagen teweegbrengen, maar ze kan niet beantwoord worden omdat ze niet kan worden gesteld. (T. 4. V. 4:1-2, 5-11)

Volgens het ego zal het lichaam ons veilig behouden en dus zijn we gehecht aan onze lichamelijke identificatie omdat we geloven dat dit ons beschermt. Maar als we naar ons leven kijken en naar het leven van iedereen dan is het overduidelijk dat het lichaam een vreselijke beveiligingstaak heeft. Jezus vraagt ons daarom niet om deze identiteit op te geven, maar om een ‘tijdje' een stapje terug te zetten samen met hem en het in vraag te stellen. Wanneer we vanuit dit standpunt naar het lichaam kijken verbinden we ons met zijn vriendelijk gelach in plaats van op de dwaasheid van ons leven en het leven van iedereen, gewoon omdat het lichaam zijn werk niet doet. Onbewust van onze keuze voor identificatie met het lichaam zijn we echter gedoemd tot een leven van zwakte waarin we bovendien niet werkelijk zien. Het doel van deze les is dus om ons te helpen inzien dat er wel degelijk een keuze is: of licht of duisternis, of kracht of zwakte, of God of het ego.

(10:4) Verlaat dan de duisternis vandaag een tijdje en laat ons oefenen om in het licht te zien, waarbij we de ogen van het lichaam sluiten en de waarheid vragen ons te tonen hoe de ontmoetingsplaats van zelf en Zelf te vinden, waar licht en kracht één zijn.

Met andere woorden vragen we Jezus om ons te tonen hoe we van de waarneming van ons kleine zelf, gemanifesteerd in het lichaam, kunnen komen tot de herinnering van Wie we zijn als Christus. De weg terug naar deze herinnering is de verschuiving in waarneming die vergeving ons brengt.

11. ‘s Morgens en ‘s avonds zullen we zo oefenen. Na de ochtendontmoeting zullen we de dag gebruiken om ons voor te bereiden op het moment in de avond waarop we elkaar opnieuw in vertrouwen zullen ontmoeten. Laten we het idee voor vandaag zo vaak we kunnen herhalen en inzien dat we worden ingevoerd in het zien en worden weggeleid uit het duister naar het licht, waar alleen wonderen kunnen worden waargenomen.

Onze twee langere oefenperioden worden de twee uiteinden van de dagelijkse regenboog onder wiens vriendelijke en zachte kromming we betekenis geven aan de dagelijkse gebeurtenissen. We rusten comfortabel in deze betekenis net zoals we dankbaar elke mogelijkheid verwelkomen om voor het wonder te kiezen die ons van de duisternis naar het licht leidt.

woensdag 10 april 2019

Les 92 – Wonderen worden gezien in het licht en licht en kracht zijn één – deel 3


(5:1) Kracht komt uit waarheid voort en straalt het licht uit dat haar Bron haar gegeven heeft; zwakheid weerspiegelt de duisternis van haar maker.

Die maker is het ego, maar het ego kan niets doen wanneer de keuzemaker zich er niet mee verbindt. Want daarin ligt de ‘kracht’ van het ego, gebouwd op de illusie dat de Zoon van God een werkelijke keuze heeft in verband met zijn Identiteit. Enkel in het licht van een correcte keuze - de keuze voor de Verzoening – herwint de Zoon het bewustzijn van zijn werkelijke kracht.

(5:2-7) Ze (zwakte) is ziek en ziet ziekte, die is zoals zij. Waarheid is een verlosser en kan alleen voor iedereen geluk en vrede willen. Ze geeft haar kracht aan eenieder die erom vraagt, in oneindige overvloed. Ze ziet dat een gemis bij iemand een gemis bij iedereen zou zijn. En dus geeft ze haar licht, opdat allen kunnen zien en er als één baat bij kunnen hebben. Haar kracht wordt gedeeld, zodat ze aan allen het wonder kan brengen waarin zij zich zullen verenigen in doel en vergeving en liefde.

De zwakte waarvoor we hebben gekozen is het onderwerp van de eerste zin van deze passage die snel tegengesproken wordt door de kracht van de waarheid. Een belangrijk punt is dat het ego ziek en zwak is omdat het afscheidt en door speciaalheid delen van het Zoonschap uitsluit van liefde. Waarheid omvat echter alles. Waarheid ziet de Zoon van God, wiens eenheid zijn kracht is, als één. In deze wereld van afscheiding wordt de Eenheid van de Hemel weerspiegelt in onze visie dat belangen gedeeld worden: dat we allemaal dezelfde behoefte hebben om uit de droom van ziekte en illusie te ontwaken. We kunnen nooit de woorden moe worden die Jezus spreekt over dit principe over het allesomvattende:

Naar jullie vermoeide ogen breng ik een visie van een andere wereld, zo nieuw en zuiver en fris, dat jullie de pijn en smart die jullie voordien zagen, zullen vergeten. Dit is echter een visie die jullie dienen te delen met ieder die je ziet, want anders zal je die zelf niet zien. Deze gave geven is de manier om ze de jouwe te maken. En God heeft, in liefdevolle goedheid, beschikt dat ze voor jullie is. (T. 31. VIII. 8:4-7)

Door deze gave met iedereen die we ontmoeten te delen wordt de kracht ervan ook de onze. Dus roept Jezus vrolijk uit:

Want wij zijn één van doel en het eind van de hel is nabij. (T. 31. VIII. 10:8)

Onze verbinding met onze broeders door het gemeenschappelijk doel van de Verzoening duidt het einde aan van de zwakte van de hel en de terugkeer van de herinnering aan de Hemel en de kracht van Christus.

(6:1-2) Zwakheid, die in het duister kijkt, kan geen doel zien in vergeving en liefde. Ze beschouwt alle anderen als anders dan zichzelf en ziet niets ter wereld wat ze zou willen delen.

Het thema over zwakte en kracht gaat in deze vorm verder: het denksysteem van het ego blijft intact door het concept van verschillen waarin iedereen als verschillend van iedereen wordt waargenomen. Tenslotte is dit verschil jouw zonde en mijn zondeloosheid die zijn oorsprong vindt in de oorspronkelijke perceptie van verschil: ik ben de schepper en God is dat niet, het principe van of/of, de een of de ander, doden of gedood worden. Deze zwakte weerspiegelt dus de afscheiding van de Zoon van God doordat we allemaal verschillend lijken te zijn, wordt beschermd door onze grieven en bedreigd door vergeving.

(6:3) Ze oordeelt en veroordeelt, maar heeft niet lief.

Dit is wat speciaalheid is. Zelfs onder het mom van de liefde is ze oordelend. Oordeel is de schaduw van onze inherente zwakte, zwakte als een afgescheiden Zoon; visie is de weerspiegeling van de kracht van Christus, Gods enige en onverdeelde Zoon.

(6:4) Ze blijft in het duister om zichzelf te verbergen en droomt dat ze sterk en zegevierend is, een overwinnaar over beperkingen, die slechts in het duister tot reusachtige afmetingen uitgroeien.

Dit is wat het ego is. Het voedt zich met alles wat om hem heen is en biedt zo zijn illusie kracht en bloei. Zoals we kunnen lezen in deze demoraliserende passage op de mantra van speciaalheid, doden of gedood worden:

Het centrale thema in haar litanie aan het offer is dat God moet sterven opdat jij kunt leven. En juist dit thema wordt in de speciale relatie uitgespeeld. Jij denkt dat je door de dood van jouw zelf een ander zelf kunt aanvallen en het van de ander kunt stelen om het zelf te vervangen dat jij veracht. … Je acht het veiliger het kleine zelf dat jij gemaakt hebt te begiftigen met macht, die jij aan de waarheid ontwrongen hebt, waarbij je erover triomfeert en haar hulpeloos achterlaat. Zie eens hoe nauwkeurig dit ritueel in de speciale relatie wordt opgevoerd. Tussen twee afzonderlijke mensen wordt een altaar opgericht, waarop elk zijn zelf probeert te doden, om op zijn lijk een ander zelf op te richten dat zijn macht moet halen uit zijn dood. Telkens en telkens en telkens weer wordt dit ritueel opgevoerd. … De speciale relatie moet worden gezien als wat ze is: een zinloos ritueel waarin kracht wordt onttrokken aan de dood van God en in Zijn moordenaar wordt geïnvesteerd ten teken dat de vorm over de inhoud heeft getriomfeerd en liefde haar betekenis heeft verloren. (T. 16. V. 10:4-6; 11:3-6; 12:4)

Er is dus een torenhoge illusie van kracht opgebouwd en blijft toch verbonden met zijn bron: de illusie dat God vernietigd is zodat wij kunnen leven. Zijn kracht is die van ons geworden. 

Herhaaldelijk vraagt Jezus:

‘Is er iemand die dit in zijn juiste denken kan geloven? Is er één gezond persoon die wil dat dit waar is?’ (T. 16. V. 10:1; 12:5)

(7:1-3) Zwakheid is bang, valt aan en haat zichzelf. Duisternis bedekt al wat ze ziet en maakt haar dromen even angstwekkend als zijzelf. Hier zijn geen wonderen, hier is alleen haat. Ze scheidt zich af van wat ze ziet, terwijl licht en kracht zichzelf zien als één.

Dat is de reden waarom we het licht vrezen, de kracht waar perfecte eenheid uit voortkomt en wat het ego veroordeelt als zwakte. In de aanwezigheid van gedachten van eenheid groeit onze individualiteit zwak, maar wordt sterk in de waarneming van verschillen. Toch kunnen we geen onderscheid maken tussen zwakte en kracht, maar we hebben Een Cursus in Wonderen nog en in het bijzonder het werkboek.

(7:4-6) Het licht van kracht is niet het licht dat jij ziet. Het verandert niet, flakkert niet en dooft niet. Het wisselt niet van nacht naar dag en weer terug naar duisternis tot opnieuw de morgen komt.

Jezus verwijst hier naar de verschillende soorten van licht in deze wereld: kunstlicht door elektriciteit gemaakt of het natuurlijk licht door de zon. Toch blijft hier niets duren en veranderd alles. Anderzijds is het licht van de waarheid constant en eeuwig en wordt de wereld hierdoor altijd als hetzelfde waargenomen: als een illusie en dus onbestaande. Herinner je de test die Jezus doet om ons te helpen ‘alles van niets te onderscheiden’ (Wd1. 133. 5:4):

Als je iets kiest dat niet voor altijd blijft bestaan, heeft wat je gekozen hebt geen waarde. Een tijdelijke waarde is zonder enige waarde. Tijd kan nooit een waarde wegnemen die werkelijk is. Wat vervluchtigt en sterft, is er nooit geweest en heeft niets te bieden aan degene die het kiest. Hij wordt door een niets misleid, in een vorm die hij prettig denkt te vinden. (Wd1. 133.6)

Onze vergankelijke wereld is dus evenzo waardeloos.

Bovendien deelt iedereen hier hetzelfde geloof in illusie. Het kan behulpzaam zijn op te merken dat het woord ‘samen’ niet voorkomt in het woordenboek van het ego omdat het enkel het concept van verschil begrijpt. Hetzelfde geldt voor het woord ‘verschil’ dat niet voorkomt in het woordenboek van de Heilige Geest omdat alles voor Hem hetzelfde is: we zijn hetzelfde als één illusie en als één Christus.
(wordt vervolgd)

maandag 8 april 2019

Les 92 – Wonderen worden gezien in het licht en licht en kracht zijn één – deel 2

(3) Gods kracht in jou is het licht waarin jij ziet, zoals het Zijn Denkgeest is waarmee jij denkt. Zijn kracht loochent jouw zwakheid. Jouw zwakheid ziet door de ogen van het lichaam en speurt in de duisternis rond naar haar evenbeeld: de kleinen, de zwakken, de ziekelijken en de stervenden, de behoeftigen, de hulpelozen en angstigen, de bedroefden, de armen, de hongerenden en vreugdelozen. Deze worden door ogen gezien die niet zien en niet zegenen kunnen.

Zien vanuit het ware perspectief of visie is het resultaat van het terugkeren van ons ‘(in)zicht’ naar de denkgeest, zijn rechtmatige plaats. Door ons te keren naar de leiding door de Heilige Geest wijzigen we onze identificatie van het ongeziene naar wat kan gezien worden. Het ego wil ons laten zien door ‘ogen die niet kunnen zien en niet kunnen zegenen’ en zo ‘zien’ we de schimmige fragmenten van de zwakte van het ego: een wereld waarin ‘iedereen ronddwaalt … onzeker, eenzaam en in een constante angst’ (T. 31. VIII. 7:1). Maar we ‘zien’ in de duisternis omdat we eerst naar binnen gekeken hebben en de zwakte hebben gezien van het ego, angstig in elkaar gedoken in de duisternis van zijn afgescheiden denkgeest. Het is deze duisternis die we projecteren en geloven wat we hierdoor zien.

Het is echter de duisternis van het niets, want het ego is niets, maakt niets en wat we zien kan dus ook niets zijn: niets die niets maakt en gezien wordt door niets. Zo wordt het duidelijk dat onze ogen niet kunnen zegenen omdat ze gemaakt zijn om de werkelijkheid te verduisteren.
Een ander thema dat hier duidelijk naar voren komt is het contrast van de kracht van Christus met de zwakte van het ego, zoals de uitspraak die we eerder gezien hebben: ‘Je kiest altijd tussen je eigen zwakte en de kracht van Christus in jou’. (T. 31. VIII. 2:3)

(4:1-2) Door aan uiterlijkheden voorbij te zien negeert kracht deze zaken. Ze houdt standvastig de blik gericht op het licht dat daarachter schijnt.

In Een Cursus in Wonderen zien we het ego over het hoofd door er dwars doorheen te kijken. We kijken eerst naar het uiterlijke die voor ons ego uitziet als een stevige granieten muur uit ziet, maar de inherente leegte ervan kan onze visie niet blokkeren, zoals de volgende passage over zonde beschrijft:

Zonde is een versperring die als een zware poort, gesloten en zonder sleutel, dwars over de weg naar vrede is gezet. Niemand die er zonder hulp van de rede naar kijkt, zou het wagen een poging te doen erlangs te komen. De ogen van het lichaam zien haar als een stuk massief graniet, zo dik dat iedere poging erlangs te komen waanzin zou zijn. Maar de rede kijkt er met gemak doorheen, omdat het een vergissing betreft. De vorm die ze aanneemt kan haar leegheid voor de ogen van de rede niet verhelen. (T. 22. III. 3:2-6)

Met de liefde van Jezus naast ons, zoals hij in de tekst zegt: ‘Samen hebben we de lamp die het (het ego denksysteem) verdrijft’ (T. 11. V. 1:3), kijken we - met zijn licht - naar de duisternis van het ego, het licht dat schijnt door wat een ondoordringbare muur lijkt te zijn. Het is nu niets meer dan een dunne sluier, niet in staat om de waarheid erachter te verbergen. Wanneer Jezus het heeft over ‘wat daarachter schijnt’ of over hoofd zien van het ego, dan bedoelt hij hier niet mee het niet zien. Hij leert ons om er met hem naar te kijken want alleen dan zullen we ons realiseren dat er niets te zien is. Wat er op leek een stevige verdedigingsmuur te zijn verdwijnt waardoor het licht van de waarheid gezien kan worden. Om deze belangrijke regels nog eens aan te halen:

Niemand kan ontsnappen aan illusies tenzij hij ernaar kijkt, want door er niet naar te kijken worden ze beschermd. … want we moeten hier (de dynamiek van het ego) eerst naar kijken om erdoorheen te kunnen zien, aangezien jij het werkelijkheid hebt verleend. We zullen deze dwaling samen in stilte ongedaan maken en vervolgens naar de waarheid kijken die erachter ligt. … Wat is genezing anders dan het wegnemen van al wat kennis in de weg staat? En hoe kan men illusies anders verdrijven dan door ze direct onder ogen te zien, zonder ze in bescherming te nemen? … Helderheid maakt per definitie verwarring ongedaan en met licht naar de duisternis kijken lost haar onvermijdelijk op. (T. 11. V. 1:1, 5-6; 2:1-2, 9)

Dit is een belangrijk punt omdat het studenten van Een Cursus in Wonderen er toe kan verleiden te denken dat Jezus hen vraagt om de waarnemingen van de ogen te negeren. Deze eerder besproken uitspraak, gemaakt in de context van genezing, maakt duidelijk wat hij bedoelt:

De ogen van het lichaam zullen verschillen blijven zien. Maar de denkgeest die zichzelf heeft laten genezen, zal ze niet langer erkennen. Er zullen er zijn die ‘zieker’ lijken dan anderen en de ogen van het lichaam zullen hun uiterlijke veranderingen als tevoren melden. Maar de genezen denkgeest zal ze allemaal in één categorie onderbrengen: ze zijn onwerkelijk. (H. 8. 6:1-4)

Ons doel is het om met de visie van Christus te zien wat ons in staat stelt om de waargenomen wereld waarvan het ego ons vertelde dat ze waar was, anders te interpreteren. De vorm, die nu anders wordt gezien, onthult de inhoud van de weerspiegeling van de werkelijkheid dat het ego probeerde verborgen te houden voor ons bewustzijn. De duidelijkheid van deze nieuwe waarneming kijkt voorbij de schijnbare verschillen onder de illusies naar de ene waarheid: ze zijn allemaal onwerkelijk.

(4:3-6) Ze (kracht) verenigt zich met het licht, waarvan ze deel uitmaakt. Ze ziet zichzelf. Ze brengt het licht waarin jouw Zelf verschijnt. In het duister zie je een zelf dat er niet is.

Dat zelf is het denksysteem van het ego van afscheiding en zonde. Door ons te verbinden met het licht van de Verzoening kiezen we ervoor om één te zijn met de kracht van Christus in plaats van met de zwakte van het ego, met de kracht van de liefde eerder dan met de zwakte van speciaalheid.

(4:7) Kracht is jouw waarheid; zwakheid is een afgod die valselijk aanbeden en verheerlijkt wordt, opdat kracht wordt verdreven en duisternis heersen kan waar God bepaald had dat er licht moest zijn.

Waar is het dat ‘God bepaald heeft dat er licht moet zijn?’ In de denkgeest. Dat is waarom wij het ontvluchten. In de aanwezigheid van het licht van de waarheid – de gedachte van de Verzoening die ons eraan herinnert dat de afscheiding nooit gebeurd is, verdwijnt ons individueel en speciaal zelf.
Steeds weer opnieuw zien we dat Jezus ons vraagt om te kiezen voor het licht van de kracht die ons ware Zelf als Christus weerspiegelt in tegenstelling tot de zwakte van het ego die in zijn duistere beeld onze identiteit als een afgescheiden en speciaal zelf vasthoudt.

(wordt vervolgd)

zaterdag 6 april 2019

Les 92 – Wonderen worden gezien in het licht en licht en kracht zijn één – deel 1


(1:1-2) Het idee voor vandaag is een uitbreiding van het vorige. Jij denkt niet over licht in termen van kracht, noch over duisternis in termen van zwakheid.

Dit komt omdat we denken dat de duisternis van ons egosysteem onze kracht is. In de mate dat we over onszelf denken als speciaal, in die mate ligt onze kracht in de duisternis van de afscheiding. Inderdaad, ons afgescheiden zelf blijft gehandhaafd door speciaalheid, een wezenlijk deel van de duistere wereld van het ego. We denken dus niet over het licht als kracht, omdat licht - het Verzoeningsprincipe – een einde maakt aan onze afgescheiden identiteit. Vanuit het standpunt van het ego gezien maakt licht ons daarom zwak omdat dit het denksysteem van de duisternis ongedaan maakt. Onze verwarring over wat kracht en zwakte vormt is dezelfde verwarring als deze tussen vreugde en pijn, vrijheid en gevangenschap (T. 7. X.; T. 8. II)

(1:3-5) Dat komt doordat jouw idee van wat zien betekent verstrengeld is met het lichaam en zijn ogen en brein. Daarom geloof je dat jij kunt veranderen wat je ziet, door kleine stukjes glas voor je ogen te plaatsen. Dit is een van de vele magische ideeën die voortkomen uit de vaste overtuiging dat jij een lichaam bent en dat de ogen van het lichaam kunnen zien.

Net zoals in les 76 steekt Jezus ook hier weer de draak stak met de wetten van de wereld en onze aanhankelijkheid eraan. Gezien onze identificatie met het lichaam volgen we deze wetten. Het echte probleem heeft dus niets te maken met het lichaam zelf, maar met de beslissing van de denkgeest om afgescheiden te zijn: eerst als gedachte en dan als een lichaam. Dus is het niet de wet van het lichaam die invloed op ons heeft, maar is het onze keuze. Wij zijn de cipiers, niet het lichaam. We zitten enkel door onze gedachten gevangen.

(2) Je gelooft ook dat de hersenen van het lichaam kunnen denken. Als je ook maar iets van de aard van het denken begreep, zou je alleen maar kunnen lachen om dit waanzinnige idee. Het is net alsof je denkt dat jij de lucifer vasthoudt waarmee de zon ontstoken wordt en hem al zijn warmte wordt verschaft of dat jij de wereld in je hand houdt, waarin ze veilig besloten ligt tot jij haar laat gaan. Toch is dit niet dwazer dan te geloven dat de ogen van het lichaam kunnen zien of dat de hersenen kunnen denken.

Op geen enkele manier kan iemand die Een Cursus in Wonderen leest en zich identificeert met het lichaam enig begrip hebben over deze alinea. Jezus zegt dat het lichaam niet denkt en niet ziet, wat een andere manier is om te zeggen dat het lichaam niet bestaat. Het probleem is dat we dit als een lichaam lezen en dat we zien wat we lezen al wordt hier gezegd dat we met onze ogen niet kunnen zien. We denken over hetgeen we lezen, ook al wordt hier gezegd dat we niet met de hersenen denken. Het schrikt veel studenten af om deze tegenstelling in overweging te nemen omdat de impact ervan groot is. Jouw ogen en brein worden ontkent door de woorden die je leest en waar je over nadenkt. Waar blijft de jij dan? Dit is een vraag die teruggaat naar een vraag uit de vorige les: ‘Wanneer je geen lichaam bent, wat ben je dan?’ Wanneer het niet je brein is dat denkt, wie is er dan aan het denken? En nog een stap verder: wie leest er dan wel deze Cursus en doet de lessen? Wanneer je hier serieus nadenkt over wat Jezus zegt dan moet je je onvermijdelijk voorbij je brein en je lichaam bewegen. Dan komt de angst naar boven.

Het is belangrijk om, terwijl je met Een Cursus in Wonderen werkt, zorgvuldig te letten op de woorden ervan. Het doel van Jezus is om onze sterke identificatie met het lichaam te doorbreken. We staan er spijtig genoeg niet bij stil dat het bestuderen van een de Cursus al een paradox is: we studeren met organen die niet kunnen zien of denken. Nogmaals, wanneer je goed oplet wat dit over jou zegt dan is angst onvermijdelijk. Het doel is echter niet om jou te laten rondlopen in een eeuwigdurende gespannen toestand, maar met een groot vraagteken in je denkgeest. Zoals Jezus het stelt in de tekst:

Om deze cursus te leren dien je bereid te zijn iedere waarde die jij eropna houdt in twijfel te trekken. Niet één kan er verborgen en in het duister gehouden worden of deze zal jouw leerproces in gevaar brengen. (T. 21. Inl. 2:1-2)

Wanneer jij je realiseert dat Jezus jou niet vraagt om je lichamelijke identificatie op te geven maar eerder om het in vraag te stellen, zal er ook geen angst zijn. Er is angst wanneer je gelooft dat jouw speciale relatie met je lichaam van je wordt afgenomen. Er wordt ons echter slechts gevraagd dat we zouden kijken naar ons geloof erin als de bron voor ons plezier en geluk. Dit ongemak zal verdwijnen naarmate we meer en meer naar Jezus gaan en zeggen: ‘Ik begrijp wat je me wil zeggen en het maakt me bang.’ Een dergelijke eerlijkheid helpt om de angst te verminderen, wat wil zeggen dat wanneer Een Cursus in Wonderen je zenuwachtig maakt het is omdat je niet echt kijkt met Jezus. Bovendien is het best mogelijk dat wanneer je deze cursus leest en geen vijandige reactie voelt dat je niet voldoende aandacht schenkt aan hetgeen gezegd wordt. Met andere woorden, vooraleer je naar Jezus gaat voor hulp, voel je je eerst ongemakkelijk. Dit idee zien we uitgedrukt in het begin van ‘de gelukkige leerling’ in regels die we reeds in beschouwing hebben genomen:

Jij die je met huid en haar hebt overgeleverd aan ellende, dient eerst in te zien dat je ellendig en niet gelukkig bent. Zonder dit contrast kan de Heilige Geest niet onderwijzen, want jij gelooft dat ellende geluk is. (T. 14. II. 1:2-3)

We hebben de ervaring van ellende en angst nodig want dat is wat ons motiveert om naar Jezus te gaan om hulp te vragen. Eens we dit gedaan hebben kan hij ons het contrast leren tussen het geluk en de vrede die hij ons biedt en de ellende en angst die we als normaal zijn gaan beschouwen. Lees alinea 2 nog eens en denk na over de jij die je denkt dat je bent en die dit leest. Ik verzeker je dat de angst zal komen wanneer je deze les zorgvuldig leest en erover nadenkt.

Het idee dat we lichamen zijn is waanzinnig en zelfs arrogant. Onze lichamelijke identificatie weerspiegelt de gedachte dat onze inherente zwakte de machtige kracht van God omver heeft geworpen. Het is dezelfde arrogantie die Jezus in de tekst beschrijft: de zonnestraal die denkt dat hij de zon is of de kleine rimpeling die denkt dat hij de oceaan is:

Dit fragment van je denkgeest is er zo’n nietig deeltje van dat jij, kon je oog hebben voor het geheel, ogenblikkelijk in zou zien dat het net zoiets is als het kleinste zonnestraaltje in vergelijking tot de zon, of als het geringste rimpelingetje aan de oppervlakte van de oceaan. In zijn verbazingwekkende arrogantie heeft dit nietige zonnestraaltje besloten de zon te zijn en roept dit nauwelijks waarneembare rimpelingetje zichzelf uit tot oceaan. (T. 18. VIII. 3:3-4)

Voor het ego is daarom het idee dat we niet kunnen zien of denken belachelijk, maar voor ons juist gericht denken is dit de enige werkelijkheid van de wereld en de weg uit de hel.


(wordt vervolgd)

donderdag 4 april 2019

Les 91 – Wonderen worden gezien in het licht – deel 6


(8:1-2) Als je niet een lichaam bent, wat ben jij dan? Vraag dit in alle oprechtheid en besteed er dan enkele minuten aan om je verkeerde gedachten over je eigenschappen te laten corrigeren en te laten vervangen door hun tegendeel.

Dit is een voorbeeld van hetgeen we besproken hebben. Jezus weet dat we niet zo vlug het lichaam zullen laten gaan en dat we nog steeds veel verkeerde gedachten zullen hebben. Hij is dan ook niet van plan om onze illusies over de waarheid om te wisselen, maar wil onze met haat gevulde, kwaadaardige illusies omwisselen voor zachtaardige. Dat is de betekenis van de volgende uitspraken. En zoals eerder gezegd moeten ze niet als affirmaties worden genomen, maar als herinnering aan datgene waar Jezus ons naartoe leidt. Hij wil dus dat we zeggen:

(8:4-9)             Ik ben niet zwak, maar sterk.
Ik ben niet hulpeloos, maar door en door krachtig.
Ik ben niet begrensd, maar onbegrensd.
Ik ken geen twijfel, maar ben zeker.
Ik ben geen illusie, maar werkelijkheid.
Ik kan in het duister niet zien, maar wel in het licht.

Jezus zegt ons hier om de illusies van ons verkeerde gedachten naar de waarheid te brengen, naar onze ware Identiteit. Aldus beginnen we met ongelukkige beelden over onszelf te vervangen door gelukkige beelden. Uiteindelijk zullen alle beelden verdwijnen al vraagt hij ons niet om deze ervaring nu te hebben. Zijn onderricht is steeds vriendelijk en geduldig.

Wanneer we een les zoals deze oefenen moeten we ons bewust zijn van onze gedachten over onszelf zodat we kunnen leren dat het vergissingen zijn. Want er is inderdaad een correctie voor elk verkeerd genomen gedachte in onze denkgeest en we moeten Jezus met ons mee nemen zodat we samen naar al deze gedachten van gebrek, mislukking en zelfhaat kunnen kijken. Een dergelijk niet-oordelend kijken voert de correctie uit en stelt ons in staat door de illusies heen het licht van de waarheid te zien.

(9:1-3) Probeer in de tweede fase van de oefenperiode deze waarheden over jezelf te ervaren. Concentreer je in het bijzonder op het ervaren van kracht. Onthoud dat elk gevoel van zwakheid te maken heeft met de overtuiging dat jij een lichaam bent, een overtuiging die op een vergissing berust en geen geloof verdient.

Alle ervaring van zwakte komt voort uit de identificatie met het lichaam. Zoals altijd wordt er niet enkel naar het fysieke verwezen, maar evengoed naar het psychische zelf. Want nogmaals, ons gevoel van pijn, lijden en mislukking komen voort uit het scheppen van vertrouwen in onze lichamen. Maar het is niet het lichaam die het probleem vormt. Zoals Jezus ons eerder in het werkboek heeft verteld is het de belichaming van het denksysteem van het ego (Wd1. 72. 2:1-3) en het echte probleem is enkel onze identificatie met het gebruik van het lichaam door het ego. Want nog eens, we worden niet gevraagd om onze lichamen te negeren, maar eenvoudig het doel dat we eraan gegeven hebben, te corrigeren.

(9:4) Probeer je geloof ervan los te maken, al is het maar voor even.

Jezus’ voornaamste doel voor ons is vrij duidelijk en toch blijft hij vriendelijk. Hij vraagt ons niet om onze identificatie met het lichaam op te schorten, maar enkel om het voor een minuutje te proberen. De term geloof, zoals je je kan herinneren, verwijst naar waar de keuzemaker zijn geloof plaatst of welke leraar hij als zijn leider kiest.

(9:5) Al verder gaande zal je eraan gewend raken om trouw te blijven aan wat waardevoller in jou is.

Opnieuw laat Jezus ons weten dat dit een stap-voor-stap trainingsprogramma is, dat gedurende jaren en jaren blijft doorgaan. Wat het klein beetje bereidwilligheid uitdrukt is kijken naar wat wij geloven dat waar is en zeggen: ‘Godzijdank, ik ben verkeerd.’ Dit draagt een onuitgesproken verklaring in zich: ‘Godzijdank is er Iemand in mij Die gelijk heeft.’ De vrede en vreugde die voortkomen uit het opgeven van de behoefte om gelijk te hebben versterkt onze keuze voor de Heilige Geest.

(10) Ontspan je voor de rest van de oefenperiode, in het vertrouwen dat je inspanningen, hoe pover ook, volledig gesteund worden door de kracht van God en al Zijn Gedachten. Van Hen zal jouw kracht komen. Door Hun krachtige steun zal jij de kracht in je voelen. Zij zijn met jou verenigd in deze oefenperiode, waarin jij eenzelfde doel hebt als Zij. Hun licht is het licht waarin jij wonderen zult zien, want Hun kracht is de jouwe. Hun kracht wordt jouw ogen, opdat jij zult zien.

Dit is een andere manier om duidelijk te maken dat ons aandeel in de Verzoening klein is en het aandeel van de Heilige Geest groot. Zijn aandeel is de kracht waar we uit putten om onze verkeerde keuze voor de zwakte van het ego te corrigeren. Jezus vraagt van ons slechts een klein beetje bereidwilligheid om de les van vandaag te oefenen. Want inderdaad, zoals we reeds hebben besproken, is het door deze inspanningen, hoe pover ook, te oefenen dat we de echte kracht van ons denken om te kiezen zullen herkennen. Het is het gebruik van de kracht van dit juist-gerichte denken die ons met de kracht van Christus verbindt. Zonder onze keuze ervoor blijft Zijn kracht sluimeren en zonder die kracht blijven onze denkgeesten voor altijd vastgehouden in de slavernij van de duisternis van het ego, verblind door zijn zwakte.

(11) Breng jezelf vijf tot zes keer per uur, met redelijk regelmatige tussenpozen, in herinnering dat wonderen worden gezien in het licht. Zorg er ook voor dat je verleidingen tegemoet treedt met het idee van vandaag. Voor dat speciale doel zou deze vorm nuttig kunnen zijn:

Wonderen worden gezien in het licht. Laat ik vanwege verleidingen mijn ogen niet sluiten.

Het doel van het werkboek is om ons te voorzien van ideeën die we dan in onze dagdagelijkse situaties zouden toepassen. Deze ideeën hebben echter geen betekenis wanneer we er enkel over nadenken zonder ze te oefenen, want we moeten ze vooral toepassen wanneer we geneigd zijn om onszelf als ongeschikt te zien of wanneer we onze zwakheid willen beschermen. Met andere woorden, telkens we geneigd zijn om onszelf of anderen te beoordelen moeten we aan de lessen van de dag denken. De beslissing om te oefenen is de beslissing om te zien: visie in plaats van oordeel. 

Zoals de tekst ons herinnert:

Visie of oordeel is jouw keuze, maar nooit beide tegelijk. (T. 20. V. 4:7)