donderdag 18 april 2019

Les 93 - Er woont licht en vreugde en vrede in mij. – deel 1

Deze les is een van de meer belangrijke in het werkboek omdat ze een duidelijke omschrijving geeft over het zelf enerzijds en het Zelf dan met hoofdletter, ons ware Zelf. De les eindigt met ‘licht en vreugde en vrede wonen in mij’, ons ware Zelf, maar vooraleer we die glorieuze waarheid bereiken moeten we eerst werken aan het verzet van het ego.
(1:1) Jij denkt dat je de woning bent van slechtheid, duisternis en zonde.
Dit is de omschrijving van de onheilige drie-eenheid van het ego van zonde, schuld en angst. Waarom is dit mijn woning? Omdat ik God vernietigd heb om hier te kunnen komen. Omdat ik als individu zou kunnen bestaan moest God eerst vernietigd worden en samen met Hem de wereld van goedheid, licht en onschuld.
(1:2) Jij denkt dat als iemand de waarheid over jou kon zien, hij zou worden afgestoten en voor je terug zou deinzen als voor een giftige slang.
Een prachtige beschrijving van schuld! Maar omdat ik mijn duivelse zonde niet wil ervaren, projecteer ik die en zie dit in plaats daarvan in jou. Nu ben jij de giftige slang en ik ben ‘veilig’ verlost van het probleem.
(1:3) Jij denkt dat als jou de waarheid over jou werd geopenbaard, je met zo’n intense afschuw zou worden vervuld, dat je halsoverkop de hand aan jezelf zou slaan, omdat het je onmogelijk zou zijn nog verder te leven na dit te hebben gezien.
Met andere woorden, wanneer onze verdedigingen uiteenvallen en we de waarheid over ons zelf zien zouden we ‘met zo’n intense afschuw vervuld zijn’ dat zelfmoord een onweerstaanbare verleiding zou zijn met de hel als een onvermijdelijk gevolg. Wanneer we naar onze zonde kijken, zet onze afschuw ons aan om te projecteren en een wereld van lichamen te maken die nu gestraft zullen worden in plaats van onszelf. Maar de schuld voor die projectie is zelfs nog groter omdat we weten dat we iemand anders valselijk beschuldigen: onze ego wil dat God anderen opsluit in de hel zodat wij naar de Hemel kunnen gaan, maar het fluistert ook in dat wij de schuldige zijn en dat God ons na de dood tot in de eeuwigheid in de hel achterna zal zitten. Hoe schuldiger ik mij voel, hoe groter mijn behoefte wordt om te projecteren en anderen aan te vallen zodat zij zouden gestraft worden in plaats van ikzelf. En mijn schuld wordt door deze valse aanklacht bovendien versterkt waardoor ik blijf ronddraaien in deze vicieuze cirkel van het ego: schuld-aanval-schuld-aanval-schuld-aanval.
(2:1) Dit zijn overtuigingen die zo vast verankerd zijn dat het moeilijk is je te helpen inzien dat ze op niets zijn gebaseerd.
Onze leraar vertelt ons dat het moeilijk is om ons te helpen inzien dat alles wat we over onszelf geloven op ‘niets gebaseerd’ is. Nogmaals dit is een proces dat op een vriendelijke, geduldige manier door Jezus bestuurd wordt. Onze angst, eerst door de confrontatie met de waarheid van het ego van zonde en schuld en daarna de diepere angst voor de werkelijke waarheid, is wat ons naderen tot Gods Liefde zo moeilijk maakt.
(2:2-3) Dat je fouten gemaakt hebt, is duidelijk. Dat je op zonderlinge manieren verlossing hebt gezocht, misleid en misleidend bent geweest, bang voor dwaze fantasieën en wilde dromen en je hebt neergebogen voor afgoden uit stof gemaakt – dit alles is waar, gemeten naar wat jij nu gelooft.
Jezus heeft het hier opnieuw over de noodzaak om eerlijk te zijn en dat je niet langer hoeft te doen alsof licht en vreugde en vrede in jou wonen. Laat ons met die ‘feiten’ beginnen om er dan aan voorbij te gaan en tot bij de waarheid te komen. Met andere woorden, we moeten niet doen alsof we geen speciale wezens zijn, toegewijd om ons speciale zelf te behouden door ons te voeden aan andere speciale zelven. Zonder de behoefte om te doen alsof is er geen schuld want we hebben onze speciaalheid naar de liefde van Jezus gebracht waardoor we het loslaten.
Dus vervolgt hij:
(3:1) Vandaag zetten we hier een vraagteken bij, niet vanuit het gezichtspunt van wat jij denkt, maar vanuit een heel ander referentiekader, waarin zulke loze gedachten zonder betekenis zijn.
In werkelijkheid zegt Jezus: ‘Trek mij niet naar beneden naar waar jij bent, maar kom naar waar ik ben. Vanuit jouw referentiepunt – het slagveld – begrijp je niets. Om je met mij te verbinden moet je de nederigheid hebben die zegt: ‘Godzijdank ben ik verkeerd en met deze herkenning kies ik jou als mijn leraar omdat ik weet dat jij wijzer bent dan ik ben.’
Wanneer we oprecht eerlijk zijn zullen we de moeilijkheid zien wanneer we deze woorden zeggen en echt menen. Zoals Jezus later zegt in de context van het verlangen naar vrede: ‘Deze woorden uitspreken betekent niets, maar deze woorden menen betekent alles.’ (Wd1. 195. 1:1-2) Verkeerd zijn over alles betekent kijken vanuit ons referentiepunt - het nietige zelf dat denkt dat het ziet en denkt en zelfs denkt dat het bestaat – en hulp nodig hebben van een referentiepunt buiten ons denksysteem. Op het einde van hoofdstuk 23 in de tekst noemt Jezus dit referentiepunt ‘boven het slagveld’, de plaats waar we samen met hem naartoe gaan om op een andere manier naar onze speciale relaties te kijken en waarin we kiezen voor vergeving in plaats van aanval, een wonder in plaats van moord.
Het slagveld overzien is nu je doel.
Laat je optillen en kijk er vanaf een hoger standpunt op neer. Van daaruit zal jouw perspectief heel anders zijn. … Hier is moord jouw keuze. Maar van bovenaf valt de keus op wonderen in plaats van moord. En het perspectief dat uit deze keuze voortkomt, toont jou dat de strijd niet werkelijk is en makkelijk kan worden ontlopen. ... Wanneer de verleiding om aan te vallen de kop opsteekt om je denkgeest te verduisteren en moordzuchtig te maken, herinner je dan dat je de strijd van bovenaf kunt zien. … Bekijk niemand vanaf het strijdtoneel, want daar kijk je naar hem vanuit het niets. Dan heb je geen referentiepunt van waaruit je kunt kijken, waar betekenis kan worden gegeven aan wat je ziet. (T. 23. IV. 4:7 - 5:2, 5-7; 6:1; 7:1-2)
(3:2-4) Deze gedachten stemmen niet overeen met Gods Wil. Deze vreemde overtuigingen deelt Hij niet met jou. Dit is op zich voldoende bewijs dat ze ondeugdelijk zijn, maar jij ziet niet in dat dit zo is.
Jezus laat ons hier opnieuw weten dat hij weet dat we nog steeds denken dat we gelijk hebben en hij ongelijk. Dit is een bijzonder belangrijk idee, want het bestuderen, leren en praktiseren van Een Cursus in Wonderen, om maar niet te spreken van de Cursus te leven, rust op de veronderstelling dat je geaccepteerd hebt dat jij niets begrijpt te beginnen met de woorden van deze cursus. Je begrijpt ze door de filterende lens van dualiteit, niet door de heldere lens van de non-dualistische waarheid. Je zal dus alles wat je hier leest verkeerd interpreteren. Zoals Jezus bondig zegt over de eeuwige roep tot oorlog van het ego, een zin die we reeds vaker hebben aangehaald: ‘En God denkt anders.’ (T. 23. I. 2:7)
(wordt vervolgd)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten