zaterdag 27 april 2019

Les 94 – Ik ben zoals God mij heeft geschapen. – deel 1


Dit is de enige les die herhaald wordt. Het is het idee van les 110 en les 162. Het is ook het centrale thema van de zesde herhaling en een belangrijk deel van het laatste hoofdstuk van de tekst (T. 31. VIII). Dit cruciale thema is de basis van het Verzoeningsprincipe dat het egodenksysteem corrigeert dat zegt dat ik niet ben zoals God mij heeft geschapen, maar dat ik een afgescheiden denkgeest ben die zijn thuis nu in het lichaam terugvindt.

(1:1-2) Vandaag gaan we voort met het ene idee dat volledige verlossing brengt, de ene verklaring die elke vorm van verleiding ontkracht, de ene gedachte die het ego tot zwijgen brengt en volledig ongedaan maakt. Jij bent zoals God jou geschapen heeft.
In de paragraaf waar ik net naar verwees ‘Maak je keuze opnieuw’ heeft Jezus het over de verleiding waar we voortdurend mee geconfronteerd worden: onszelf als een lichaam zien en dus het ego met het denksysteem van zwakte, ziekte en pijn werkelijk maken:
Verleiding kent één les die ze in al haar vormen wil onderwijzen, waar ze ook maar optreedt. Ze wil de heilige Zoon van God ervan overtuigen dat hij een lichaam is, is geboren in wat sterven moet, niet bij machte om aan de broosheid ervan te ontkomen en gebonden door wat het hem gebiedt te voelen. … Maak je dan ook de gelukkige gewoonte eigen elke verleiding om jezelf als zwak en ellendig te zien te pareren met de woorden:
Ik ben zoals God mij geschapen heeft. Zijn Zoon kan niet lijden. En ik ben Zijn Zoon.
Zo wordt de kracht van Christus uitgenodigd te zegevieren en al jouw zwakheid te vervangen door de kracht die komt van God en nooit kan falen. En zo worden wonderen even natuurlijk als angst en ondraaglijke pijn dit leken te zijn, voordat de keuze voor heiligheid werd gemaakt. Want in die keuze vallen alle valse onderscheidingen weg, worden illusoire alternatieven terzijde gelegd en blijft er niets over wat de waarheid in de weg kan staan. Jij bent zoals God jou heeft geschapen en dat geldt ook voor elk levend wezen waarnaar je kijkt, ongeacht de beelden die jij ziet. Wat jij ziet als ziekte en als pijn, als zwakheid, lijden en verlies, is niets anders dan de verleiding jezelf als weerloos en in de hel te zien. Bezwijk daar niet voor en je zult zien dat alle pijn, waar en in welke vorm die zich ook voordoet, eenvoudig oplost als nevelslierten voor de zon. (T. 31. VIII. 1:1-2; 5:1-6:3)
Door te zeggen ‘Ik ben zoals God mij heeft geschapen’ aanvaarden we de Verzoening voor onszelf. Door dit gelukbrengende feit te geloven keren we onze rug naar het ego en zijn denksysteem dat berust op de aanname dat onze afgescheiden staat werkelijkheid is. Ook de wereld is ongedaan gemaakt want hier is niets van de perfecte Eenheid van onze Schepper. Bovendien, door de waarheid van de Verzoening te kiezen boven de illusie van afscheiding, kiezen we voor het einde van alle lijden. Alles in Een Cursus in Wonderen is een toelichting op deze waarheid en hoe we kunnen leren om dit te aanvaarden.
(1:3-5) De geluiden van deze wereld verstommen, de beelden van deze wereld verdwijnen en alle gedachten die deze wereld ooit heeft bevat worden door dit ene idee voorgoed weggevaagd. Hier is de verlossing volbracht. Hier is wijsheid hervonden.
Dit is een ander voorbeeld van de onderliggende metafysica van Een Cursus in Wonderen dat steunt op het alles-of-niets principe. Wanneer God waar is en wij blijven zoals Hij ons geschapen heeft dan is alles wat het ego ons geleerd heeft en alles wat de wereld vertegenwoordigd, onjuist. Het is niet alleen onjuist, het is nooit werkelijk geweest. De beangstiging die dit in ons teweegbrengt komt van de herkenning dat wanneer deze uitspraak waar is – dat de wereld nooit is geweest en gezien onze lichamen een integraal beeld uitmaken van de wereld – dit betekent dat wij er ook nooit geweest zijn. De angst van het ego dat we dit ontdekken. Deze angst houdt ook onze keuze tegen voor de gezonde geest van de Heilige Geest.
(2) Het ware licht is kracht en kracht is zondeloosheid. Als je zo blijft als God jou geschapen heeft, moet je wel sterk zijn en moet het licht wel in jou zijn. Hij die je zondeloosheid zeker stelde, moet ook jouw waarborg zijn voor kracht en licht. Jij bent zoals God jou geschapen heeft. De duisternis kan niet de heerlijkheid van Gods Zoon verbergen. Jij staat in het licht, sterk in de zondeloosheid waarin je werd geschapen en waarin je zult blijven tot in alle eeuwigheid.
Jezus gaat dieper in op de betekenis van het idee van de dag. ‘Ik ben zoals God mij heeft geschapen’ betekent dat niets wat het egodenksysteem van duisternis ooit heeft bedacht het licht van de Hemel heeft aangeroerd. Gezien wij, als Christus, deel zijn van dat licht, waar in de tekst naar verwezen wordt als de Grote Stralen (zie bijvoorbeeld T. 18. III. 8:7) zijn ook wij onaangeroerd. Zondeloosheid is onze kracht want het weerspiegelt de waarheid van de Verzoening: de afscheiding van het licht is nooit gebeurd. De duisternis van de schuld kan dit licht in onze nachtmerries bedekken, maar in werkelijkheid is er enkel licht.
(3) Vandaag zullen we opnieuw de eerste vijf minuten van elk uur dat je wakker bent, besteden aan een poging de waarheid in jou te voelen. Begin deze perioden van onderzoek met de volgende woorden:
Ik ben zoals God mij geschapen heeft.
Ik ben Zijn Zoon in alle eeuwigheid.
Probeer nu de Zoon van God in jou te bereiken. Dit is het Zelf dat nooit gezondigd heeft, noch ooit een beeld heeft gemaakt ter vervanging van de werkelijkheid. Dit is het Zelf dat Zijn thuis in God nooit verlaten heeft om ongewis in de wereld te leven. Dit is het Zelf dat geen angst kent, noch Zich een voorstelling kan maken van verlies, lijden of dood.
We worden nu gevraagd om elk uur te denken aan het thema van de dag. We beginnen met een duidelijke uitspraak over de werkelijkheid van onze Identiteit, een werkelijkheid die ontkracht wordt door de illusies van het ego van zonde en angst, vervreemding en lijden. Zij hebben geen thuis ins ons Zelf. Herinner je de verwijzing in de tekst naar het eerste gebod:
Gij zult geen andere goden voor Zijn aangezicht hebben, omdat er geen andere zijn. (T. 4. III. 6:6)
In de volgende alinea beschrijft Jezus hoe we de werkelijke Zoon van God kunnen bereiken, door voorbij te gaan aan ons illusoir zelf - dat geworteld is in het geloof dat afscheiding zonde is - naar de glorieuze waarheid van Christus:
(4:1) Om dit doel te bereiken wordt van jou niets anders verlangd dan dat je alle afgoden en zelfbeelden opzij zet, voorbijgaat aan de lijst eigenschappen, de goede zowel als de slechte die jij jezelf toegeschreven hebt en in stille afwachting op de waarheid wacht.
Dit beschrijft in het kort het proces van vergeving: om ons God te kunnen herinneren moeten we het ego loslaten. Onze taak is daarom niet de waarheid te bevestigen dat wij een Zoon zijn van God, maar de ontkenning van het ego ontkennen. We hebben deze samengevatte uitspraak reeds eerder gezien:
De taak van de wonderdoener wordt derhalve het ontkennen van de ontkenning van de waarheid. (T. 12. II. 1:5)
Om dit doel, ons Zelf herinneren, te bereiken moeten we ‘alle afgoden en zelfbeelden opzijzetten’. De hoofdblokkade is dat wij geloven dat zij ons zelfbeeld zijn, de kern van onze speciaalheid. We proberen dit beeld te beschermen door verantwoordelijkheid te ontkennen en een wereld te maken waarin de zonde van het bestaan gezien wordt in iedereen behalve in onszelf. Ons zelfbeeld is dus niet alleen dat van een speciaal individu, maar van een speciaal, onschuldig individu wat betekent dat iemand anders schuldig is.
Het verdedigingssysteem van het ego maakt vergeving ogenschijnlijk onmogelijk: om God te bereiken en ons te herinneren wie we als Christus zijn moeten we dus alle beelden loslaten. Zoals Jezus on herinnert omvatten deze beelden niet alleen de slechte, maar ook de goede. We hebben reeds gezien dat wanneer we het hebben over een positief zelfbeeld, we hiermee ook insluiten dat er een negatief is. Dit resulteert in een dualistische wereld van tegenstellingen, een onmogelijke staat in de Hemel. Uiteindelijk moeten we daarom ook het onjuist gerichte en het juiste gerichte dualistische denken overstijgen. We moeten echter eerst onze illusies van haat naar de correctie van de vergeving brengen, de duisternis van de afscheiding naar het licht van de Verzoening. Pas dan kunnen we de reis voltooien en ons Eén-gestemde Zelf vinden.
(wordt vervolgd)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten