zaterdag 31 december 2016

De metafysica van de afscheiding - dag 1 – In den Beginne


In den Beginne was er de leegte gevuld met oneindig veel mogelijkheden waarvan u er een bent.
(uit de film 'What the bleep do we know')

Wat mij enorm geholpen heeft op mijn spiritueel pad is de kennis over de metafysica van de afscheiding waarover Een Cursus in Wonderen het heeft. Door dit te mogen leren werden mij veel dingen duidelijk en werd het toepassen van vergeving een stuk makkelijker. Ik wist ineens waarvoor ik het deed en doe.
In de inleiding van Een Cursus in Wonderen staat dat dit een verplichte cursus is. Hiermee wordt niet bedoeld dat je verplicht deze Cursus moet doen. Het is echter wel zo dat als je wil los komen van het lijden, het inzicht van het ontstaan van dit lijden nodig is. Hoe we tot dit inzicht komen maakt niet uit, maar tot dit inzicht komen is ‘verplicht’ omdat dit inzicht alle persoonlijke lijden zal doen ophouden.

Een manier om tot dit inzicht te komen wordt ons o.a. gegeven door Een Cursus in Wonderen. Ik vertel er hier graag meer over. Ik doe dit gespreid over een aantal dagen, hou deze blog dus in de gaten.

Best mogelijk dat als je dit verhaal leest, je herkenpunten zult zien met het scheppingsverhaal uit de Bijbel en dan vooral het stuk over Adam en Eva. Maar anderzijds zal je ook herkenning kunnen vinden in de ‘oerknal’ die volgens de wetenschap het ontstaan gaf aan de wereld met al zijn universa.

Dat er een overeenkomst te vinden is met het verhaal van Adam en Eva is niet zo verwonderlijk als je weet dat Een Cursus in Wonderen, als uitgangsbasis, heel dicht bij het christendom staat. Voor Helen Schucman was het trouwens overduidelijk dat de stem die zij hoorde de stem van Jezus was. En het hoeft eigenlijk niet gezegd te worden dat Jezus het grootste symbool is voor het christendom.

Maar goed, laat ons beginnen bij het begin. En eigenlijk kan ik begin hier beter met een hoofdletter schrijven omdat er in ‘in den Beginne’ niets anders was dan Geest. Geest die we kennen onder de naam God, maar die je wat mij betreft ook anders kan noemen omdat het woord God een vrij zware en verkeerde lading heeft gekregen. Die lading heb ik er kunnen afhalen door God te vervangen door het woord ‘Liefde’.

In het Begin was er niets anders dan Geest, God, het Al, Liefde, het Allesomvattende … .

In onze christelijke cultuur is er echter ook sprake van een Zoon van God. God schiep in Zijn Allesomvattendheid een Zoon als een totale verlenging van Zijn Wezen. Dit kind draagt de naam Christus. God en Zijn Zoon zijn in de Hemel. De Hemel is de plek waar totale eenheid heerst, waar geen verschil is tussen God en Zijn Zoon. Waar alles volmaakt een is. Die eenheid kenmerkt de Hemelse toestand. Dit kan je ook terugvinden in hoofdstuk 18 waar staat dat de Hemel een gewaarzijn van volmaakte Eenheid is.

De Hemel waarvan sprake in Een Cursus is Wonderen moet je zien als een staat van pure non-dualiteit. Er zijn in de Hemel geen twee wezens die met elkaar in interactie zijn. Om dit te kunnen begrijpen moeten we echter gebruik maken van metaforen. 

Het werkboek van de Cursus heeft het in les 132 over: nergens eindigt de Vader en begint de Zoon als iets afzonderlijks van Hem. Of verder in les 169 waar gezegd wordt dat de Geest van God en de Geest van Christus volkomen een is. 


Tot zover deel 1. Morgen meer.

foto's: http://www.copyrightvrijeplaatjes.nl

woensdag 4 mei 2016

Thema uit Een Cursus in Wonderen - 90 – Ik zal geen waarde geven aan wat geen waarde heeft.




Vandaag zullen we het hebben over les 133 van het werkboek: Ik zal geen waarde geven aan wat geen waarde heeft.
In feite zullen we het niet specifiek hebben over deze les, maar meer over het idee dat ik iets, wat geen waarde heeft, ook geen waarde zal toekennen.
In die les zegt Jezus dat er een belangrijk criterium is die ons kan helpen om bewust te worden of een onderscheid te maken tussen het waardeloze en het waardevolle van iets en dat is wanneer het eeuwigdurend is.
En wat eeuwigdurend is, wat natuurlijk God is, is onze realiteit als Christus, is liefde, is waarheid. Maar dat is niet echt een praktische manier van leven omdat er in deze wereld niets is dat eeuwig blijft duren. Er is echter wel een juist gerichte manier van denken waarmee we naar deze wereld kunnen kijken, die dan de weerspiegeling wordt van de liefde die oneindig en eeuwigdurend is.
Wat dus een waardevolle dagelijkse praktische fundering is, is door mijn dagelijkse vergevingslessen te oefenen. Door te herkennen dat mijn gevoelens van boosheid, mijn gevoelens over het feit dat ik niet eerlijk behandeld wordt, dat deze gevoelens nooit gerechtvaardigd zijn. Dat alle speciaalheid die ik najaag, het verlangen dat mijn behoeften beantwoord worden, dat dit allemaal zal falen. Zoals de tekst, bijna op het einde, zegt in het deel ‘het echte alternatief’: dat alle wegen in deze wereld naar de dood leiden en daarom is het ook zo dat ik niets wat hier is enige waarde moet verlenen. Alles is hier waardeloos. Alles wat van het denksysteem van het ego is, is waardeloos omdat dit mij in een toestand houdt waarin ik afgescheiden ben van mijn Schepper en Bron. En wat kan er in een dergelijke toestand enige waarde hebben? Het enige wat waarde heeft is alles wat mij terugleidt naar de herinnering van wie ik ben en naar de herinnering van de Liefde Die mij geschapen heeft als Zichzelf zoals in het werkboek wordt gezegd (les 67).

Wat ik dus gedurende mijn dag waarde geef is niet iets goed of slecht in deze wereld. Wat ik waarde geef is de mogelijkheid dat elke situatie, elke gelegenheid, elk gebeuren, elke relatie in mijn leven dezelfde waarde heeft waardoor ik, zoals het werkboek zegt, de les leer dat de wereld die ik zie niets heeft wat ik verlang.

Wat ik echt wil is de vrede van God en de enige manier waarop ik die vrede kan bereiken, wat dus wil zeggen de enige manier waarop ik mij kan herinneren dat ik die vrede ben, is door terug te keren naar mijn denkgeest zodat ik opnieuw kan kiezen: voor het juist gerichte denksysteem van de Heilige Geest die het denksysteem van vrede is in plaats van voor het onjuist gerichte denksysteem van het ego dat staat voor conflict, pijn, lijden en aanval.

Wat mij terugbrengt naar de denkgeest is door de keuze te maken voor het pad van het wonder. En het wonder in Een Cursus in Wonderen is het proces dat ons helpt bewust te worden (zoals in het begin van hoofdstuk 21 staat) dat de wereld die ik zie een uiterlijk beeld is van een innerlijke toestand. Dat wat ik ervaar in relatie tot jou, wie jij ook mag zijn of elke situatie of aangelegenheid, wat mijn ervaring ook mag zijn, dat dit een projectie is van wat ik in mijn denkgeest voor waar heb gemaakt.

Wanneer mijn denkgeest gekozen heeft voor het ego en voor het denksysteem van afscheiding, verschillen en aanval, dan zal alles wat ik in de wereld ervaar, gezien worden door die lens, wat dus wil zeggen alles waarvan ik geloof dat verschillend is van iets anders, voor zover het mij iets kan bieden wat ik verlang, het mij de vreugde, het plezier, de vrede biedt die ik wil of dit van mij afneemt, wat betekent mij lijden geeft, alles dat buiten mij is waarvan ik geloof dat het hiertoe in staat is, is waardeloos; het geloof dat er iets is wat buiten mij is, dat mij plezier of pijn kan geven en dat dit waarde geeft.

Hoe kan iets wat niet bestaat – en de Cursus zegt ons herhaaldelijk dat de wereld die voor ons uiterlijk lijkt te zijn niet bestaat – hoe kan dus iets wat niet bestaat enige waarde hebben? De waarde ligt in het doel dat wij eraan geven en hierin, zoals Hamlet zegt, hierin ligt het probleem. Aan het doel dat mijn denkgeest geeft aan wat gebeurt in de wereld: mijn relaties met mensen, met dieren, met groenten, voeding, voorwerpen, omstandigheden, waarden, oorzaken, enz. Het is het doel dat mijn denkgeest onderschrijft die ofwel van waarde is of waardeloos. En wanneer ik ervoor kies om alles hier in de wereld te zien als een heilige ontmoeting omdat het mij in staat stelt om Jezus te volgen terwijl het mij leidt van de wereld, van het uiterlijke beeld naar de innerlijke toestand, die de kracht van mijn denken om te kiezen is, om ofwel voor hem te kiezen als mijn leraar of voor het ego als mijn leraar, alles wat mij leidt richting mijn denkgeest, is wat waardevol is. En door voor die waarde te kiezen, kies ik voor de weerspiegeling van wat eeuwigdurend is, wat ons opnieuw terugbrengt naar wat les 133 zegt: wat werkelijk waarde heeft is wat eeuwig duurt, wat onveranderlijk is en wat in deze wereld onveranderlijk is, zijn alle mogelijkheden die er voor mij zijn om mijn waarneming, mijn bewustzijn en mijn ervaringen van de wereld terug te brengen naar mijn denkgeest. Ik ben niet verantwoordelijk voor de wereld om mij heen. Ik ben verantwoordelijk voor hoe ik de wereld om mij heen waarneem en wanneer ik, nogmaals, geloof dat er iets is wat buiten mij is dat mij enig genoegen of lijden kan bezorgen, dan maak ik de vergissing werkelijk en inherent hieraan is deze wereld waardeloos.


Maar nog eens, wanneer ik alles kan zien als een kans, een mogelijkheid om mij terug te brengen naar mijn denkgeest zodat ik opnieuw kan kiezen, dat is wat waarde heeft en dat is de waarde die mij terugbrengt naar de uiteindelijke waarde die mijn Identiteit als Christus is. 

woensdag 27 april 2016

Thema uit Een Cursus in Wonderen - 89 - De formule van het ego - deel 3




Deze morgen vervolledigen we onze reeks over de formule van het ego, nl. het ongedaan maken ervan. Dit is deel 3 waarin we bespreken hoe van deze chaos we los kunnen komen en hoe waterdicht dit denksysteem van het ego, waarin we getrapt zijn, ook mag zijn, het toch niet waterdicht is voor God omdat ongeacht wat het ego ons voorliegt er in ieder van ons een juist gericht denken is. Dat er in ieder van ons een juist gericht denkend leraar is die de weg kent om ons weg te leiden uit dit moeras.

We herhalen heel snel wat voorafging. De formule van het ego begint met de angst voor de liefde omdat we bang zijn dat in de aanwezigheid van die liefde, het persoonlijke zelf, de ‘ik’ waarmee we ons identificeren zal verdwijnen. En om dit te beschermen duwen we de liefde van ons af, maken we onze eigen wereld van de speciale liefde en dan, zegt het ego ons, heeft dit geleid tot zonde. We voelen ons nu schuldig voor deze verschrikkelijke zonde waarbij we God vertelden dat Zijn Liefde niet voldoende was voor ons. We werden bang voor de vergelding van God en de enige manier om te ontsnappen aan de onvermijdelijke straf van God – dat Hij het leven dat wij van Hem gestolen hebben terugneemt wat onze dood zou betekenen – is door dit alles naar buiten te projecteren en het probleem buiten ons te zien en niet meer in ons.
Ik ben dus nog steeds bang, maar de reden voor mijn angst is omdat iedereen die ik buiten mij zie de zondaar is en iedereen zich schuldig moet voelen over hetgeen ze mij aangedaan hebben of aan diegenen waarmee ik mij identificeer. En wanneer dit is gebeurd is het handiger te vergeten dat wij dit naar buiten geprojecteerd hebben. Dit is een heel belangrijk onderdeel in de strategie van het ego.

Les 136 van het werkboek ‘Ziekte is een verdediging tegen de waarheid.’ maakt dit in het eerste deel, op de eerste pagina, heel duidelijk. Ik vergeet dat ik naar buiten projecteer, het enige wat ik weet is wat de wereld mij heeft aangedaan en dit blijf ik ondersteunen door dit hele systeem van leugens en verhalen en verhalen en leugens die ik voortdurend blijf maken waardoor er geen twijfel bestaat dat het de wereld is die mij dit heeft aangedaan en ik steeds meer getuigen/bewijzen hiervoor heb.
Van zodra we hierin vastzitten en iedereen in de wereld hiermee instemt dan bestaat er niet langer hoop omdat de feiten dit aantonen en we allemaal deze feiten kennen. Daarom hebben we een lichaam met zintuigen en met een brein die al die zintuigelijke gegevens interpreteert om ons aan te tonen dat het inderdaad de wereld is die ons dit heeft aangedaan.

En in relatie tot wat de wereld is, vat ik dit samen door te zeggen dat de wereld gelooft dat 2 + 2 = 4. Vraag maar aan gelijk wie in de wereld of zelfs aan iemand van de lagere school hoeveel 2 + 2 is en men zal antwoorden ‘4’ omdat wanneer men een ander getal zou noemen dan zouden ze niet slagen voor de proef. Maar het is echter wel zo dat 2 + 2 enkel in de wereld van het ego 4 is, enkel in de wereld van tijd en ruimte, enkel in de wereld van de lichamen.
In de wereld van de denkgeest is 2 + 2 = 5 omdat dit hier geen enkele logische betekenis heeft. Hier heeft dit geen enkele betekenis en de hele opzet van Jezus met Een Cursus in Wonderen is om aan te tonen dat er niets in deze wereld is die enige betekenis heeft. Alles hier is een leugen want, zegt hij, niets is zo verblindend dan de waarneming van de vorm. Vorm stelt dat er een uiterlijke wereld is. Er is hier een lichaam waar de wereld zich aan opdringt, er zijn hier mensen en iedereen in de wereld is het hierover met mij eens. En voor het lichaam is dit allemaal waar, maar dat is de meest fundamentele leugen van het ego omdat het lichaam zegt, de 2 + 2 = 4-wereld zegt dat er hier een afgescheiden wereld is. Er is een afgescheiden ding die ik ‘mij’ noem en begrensd wordt door dit lichaam, door deze fysieke aanwezigheid en dit bewijst allemaal dat de afscheiding van God een feit is. Wanneer dit een feit is, is zonde werkelijk, schuld gerechtvaardigd en de angst voor God iets om voor weg te vluchten, dit alles wanneer 2 + 2 = 4.
Maar als 2 + 2 = 5 dan zijn we terug in onze denkgeest waar ook Jezus of de Heilige Geest is en wij ons er bewust van zijn dat dit alles verzonnen is. Dat is de manier om hieraan te ontsnappen. Dat is de reden waarom het denksysteem van het ego waterdicht is, maar niet waterdicht voor God. De weg hieruit is door naar elke uitleg te kijken die de wereld ons geeft over waarom iets gebeurt - en de meest knappe koppen, door heel onze geschiedenis, zullen ons zeggen waarom dingen gebeuren - en door hiernaar te kijken en zeggen: ‘in jouw wereld is dit misschien waar, maar niet in mijn wereld. Mijn wereld is waar Jezus is, waar de Heilige Geest is, waar de Verzoening is, waar vergeving wordt beoefend. Mijn wereld is de wereld van de keuzemakende denkgeest die op gelijk welk ogenblik kan kiezen voor de leugens van afscheiding van het ego of voor de waarheid van de Verzoening van de Heilige Geest en die zegt dat de afscheiding nooit is gebeurd.’

Op het praktische niveau nu, zolang ik mij identificeer met een lichaam kan ik mijn ervaringen als een lichaam niet ontkennen. Jezus zegt ons zelfs in het begin van de tekst dat dit een uiterst onwaardige vorm van ontkennen is. Ik ontken niet wat ik omschrijf als mijn fysieke of mijn emotionele problemen. Ik ontken niet de efficiënte werking van wat de Cursus magie noemt; alles wat mij helpt om het lijden van mijn fysieke of emotionele problemen te verzachten, maar ik hoef dit niet langer te geloven. Dat is de uitdaging wanneer we werken met Een Cursus in Wonderen en we de reis samen maken met Jezus, onze weg de ladder op. Dat we tegelijkertijd, wanneer we leren dat de wereld niet datgene is wat we denken, dat dit een wereld is van huichelarij en leugens, ons niet gevraagd wordt om dit te ontkennen, maar we beginnen met onszelf los te maken van ons fysieke en psychische zelf en beginnen te zeggen dat dit niet werkelijk is wie ik ben.

Wanneer ik dus een pilletje neem om mij te helpen bij een probleem en het maakt niet uit of je nu gekozen hebt voor de reguliere geneeswijze, voor een alternatief middel of voor niets, wat je ook maar doet om het ongemak te verzachten, hierbij te begrijpen dat dit iets is van de valstrik van het ego. Je erkent en respecteert nog steeds het feit dat je zo bang bent voor de liefde en voor de keuze om een lichaam te zijn, maar je doet dit nu, zoals de Cursus dit in het begin vernoemd, door gebruik te maken van enerzijds deze compromitterende aanpak van magie samen met het wonder. Terwijl je zorg draagt voor je lichaam ben jij je er tevens bewust van dat de oorzaak ervan niet hier is, de oorzaak ligt in de denkgeest, waar het wonder ons heen brengt.


De manier dus om de formule van het ego ongedaan te maken is door te beginnen om elke leugen in vraag te stellen, elk verhaal, elke uitleg die je geeft of die de wereld jou gegeven heeft over de reden waarom je hier bent, over het waarom van de manier hier te zijn, waarom je lijdt en ongemak ervaart, waarom je geluk en plezier ervaart. En hier gewoon naar kijken en zeggen: ik hoef dit niet langer te pikken. Het ego liegt tegenover mij en het is enkel de Heilige Geest of Jezus die mij de waarheid vertellen. Het is in die waarheid dat we leven om het pad van het wonder te nemen dat ons wegleidt van de wereld van de leugens, van de 2 + 2 = 4 wereld naar de wereld van de waarheid, waar 2 + 2 = 5. Dat wij een keuzemakende denkgeest zijn en dat alle macht om te kiezen voor Hemel en aarde in ons ligt. Het ligt in dit keuzemakende deel van onze denkgeest die kan kiezen voor ofwel de leugens van het ego of voor de waarheid van de Heilige Geest. En keer op keer zegt Jezus ons in de Cursus ‘Kies opnieuw!’ en dat is natuurlijk de uiteindelijke boodschap. Kies opnieuw! Het is in die keuze dat je de vrede van God zult vinden. 

woensdag 20 april 2016

Thema uit Een Cursus in Wonderen - 88 - De formule van het ego - deel 2




Dit is deel 2 van ‘de formule van het ego’. Laat mij kort herhalen wat we in de laatste opname hierover gezegd hebben. Deze formule bestaat uit onze angst voor de Liefde van God omdat in die Aanwezigheid ons individueel, speciale zelf niet kan bestaan. Wanneer we bang geworden zijn voor deze liefde, ons teruggetrokken hebben, van ons afgeduwd hebben, heeft het ego ons beschuldigd van zonde. Deze zonde heeft geleid tot de ervaring van schuld of de verschrikking over wat wij gedaan hebben. We vertelden God dat Zijn Liefde niet voldoende was. We kruisigden Zijn Zoon Christus door een onjuist, een vals zelf te maken, een valse zoon die Zijn plaats innam en we werden bang voor de straf die onvermijdelijk is gelet op het geloof van wat wij God hebben aangedaan en wat Hij ons daarom wil aandoen. Het ego raadt ons dus aan dat de enige manier om vrij te zijn van deze schuld is door deze naar buiten te projecteren en deze zonde en schuld te zien in de wereld rondom ons: in mensen, plaatsen, dingen, gebeurtenissen, omstandigheden, erfelijkheid, vorige levens, volgende levens, noem maar op, maar dat onze ervaring van ons ongemak, onze ervaring van complete disharmonie in onszelf, onze lijdenservaring, depressie, wanhoop, dat dit alles een uitwendige oorzaak heeft. Dat van zodra we de oorzaak van ons ongemak projecteren, van zodra we het buiten onszelf plaatsen, het ego voor een sluier heeft gezorgd, een sluier van vergetelheid of een sluier van ontkenning, die voor onze denkgeest viel zodat wij geen enkele herinnering meer hebben aan wat aan dit gevoel van ongemak vooraf is gegaan. Het enige wat we gewaar worden is dat we niet gelukkig zijn. We niet in vrede zijn. We voelen pijn. We lijden, zowel psychisch als fysiek en daarvoor is iemand of iets buiten ons verantwoordelijk voor.

Wat er dan gebeurt is dat we leugens en verhalen maken, een massief bouwwerk die al deze verkeerde informatie, dat de wereld ons dit aandoet, ondersteunt. Dat is wat we geloven. Hoe meer bewijs we hiervan hebben, schijnbaar bewijs waarom we zo boos zijn - en bijna van bij de geboorte lopen we allemaal rond met dit litteken, emotionele en soms fysieke littekens – om te bewijzen dat we misbruikt werden, het slachtoffer zijn, oneerlijk behandeld zijn, niet geliefd, verbannen, niet verzorgd, enz. en dit verspreiden we overvloedig rond om dit aan alles en iedereen aan te tonen.

In feite zijn we zo waanzinnig dat we bereid zijn om hopen geld te geven aan therapeuten – ik was hier zelf een van – om therapeuten te betalen die naar ons luisteren en naar onze verhalen vol ellende luisteren en deze versterken en vertellen hoezeer we inderdaad misbruikt geweest zijn.

Dit is natuurlijk allemaal verzonnen omdat de werkelijke leugen is dat het niet de wereld is die verantwoordelijk is voor onze ellende en onze ziekte. Ik ben verantwoordelijk en die ‘ik’ die hiervoor verantwoordelijk is, is mijn keuzemakende denkgeest. Het is mijn keuzemakende denkgeest die de oorzaak is van mijn gevoel van ongelukkig zijn, van mijn gevoel van depressie, mijn schuldgevoel, over mijn onmacht dat ik geen bevredigende relaties kan hebben, niet in staat ben vast te houden aan een job die mij voldoening geeft. Allerlei problemen die zich hier in deze wereld aan mij opdringen en waarvan ik geloof dat het problemen zijn die mij doen lijden en die enkel te wijten zijn aan die vergissing – die natuurlijk geen zonde is, maar een vergissing – de vergissing die mijn keuzemaker heeft gemaakt door voor de verkeerde leraar te kiezen. Dat is het.

Maar dit alles ligt verborgen achter duizenden wolken en duizenden wolken van duisternis en complexiteit zodat ik denk dat het werkelijk de wereld buiten mij is die verantwoordelijk is en nogmaals, ik heb deze leugens en verhalen zelf opgebouwd. Ik geloof ze en ik vind meer en meer mensen, meer en meer getuigen die het met mij eens zijn. Het lijkt erop dat hier niet aan te ontkomen valt omdat, in het ogenblik dat dit gebeurd is, de waarheid van dit proces van de verkeerde keuze van mijn denkgeest, verborgen werd waardoor de schijnbare werkelijkheid nu de wereld buiten mij is.

Dat is wat Jezus bedoeld in het begin van de tekst wanneer hij zegt dat het denksysteem van het ego waterdicht is, maar niet Goddicht. Wat dus waterdicht is, is eens we getrapt zijn in deze valstrik van het ego - en dit is een vicieuze cirkel die zichzelf voortdurend voedt - we al die tijd compleet onbewust zijn, niet bewust zijn van onze keuzemakende denkgeest en er geen enkele hoop is. Dat is wat Jezus bedoelt wanneer hij zegt dat het waterdicht is.
Het is echter niet waterdicht voor God. Maar dat bewaren we voor het derde deel van deze serie waarin we het zullen hebben hoe we hieruit geraken.

Het is enorm belangrijk om dit te begrijpen en, zoals les 5 zegt dat we nooit onvrede kennen voor de reden die we denken, nooit. Het maakt niet uit wat de wereld mij heeft aangedaan. Het maakt niet uit hoezeer ik in mijn kinderjaren ook misbruikt ben geweest. Dat is niet de reden waarom ik de liefde en de vrede van God niet ervaar. Het is dus onze taak om de leugens niet te geloven, de leugens niet te geloven van de ‘2+2=4-wereld’. De enige hoop ligt erin terug te keren naar het basis rekenen en ons er bewust van te worden dat we slecht geïnformeerd werden, dat 2+2 niet gelijk is aan 4, maar dat 2+2 gelijk is aan 5.


Dit vormt het onderwerp voor het derde deel van deze serie.

woensdag 13 april 2016

Thema uit Een Cursus in wonderen - 87 - De formule volgens het ego - deel 1




Deze morgen hebben we het over wat ik ‘de formule van het ego’ noem. Wanneer ik doceer heb ik het soms over hoe de Cursus een formule gebouwd heeft voor het vergevingsproces. Die is wanneer we het gelaat van Christus zien in al onze broeders en we ons God herinneren. Met andere woorden, wanneer we vergeven we in iemand enkel onschuld zien, wat zoveel betekent als de onschuld in onszelf zien, het ego ongedaan is gemaakt en de herinnering aan God in onze denkgeest ontwaakt.

We kunnen het ook over een formule hebben die in de Cursus niet op die manier uitgesproken wordt, maar die zeker een gevolg is van ons begrip over de dynamiek van het denksysteem van het ego. Dit kan als voorbeeld dienen om gedurende de dag telkens te gebruiken wanneer we van streek raken of we nu boos zijn over iets of iemand en dat we eerder als onbenullig beschouwen of we zijn van streek door iets of iemand met een grotere betekenis of consequentie. Dit model werkt altijd omdat dit de manier is hoe het ego functioneert en dus is het behulpzaam om dit in zijn algemeenheid te begrijpen waarna we het leren toepassen op alle verschillende gevallen in ons dagelijkse leven. Het is een andere manier om het te hebben hoe Jezus het in zijn cursus heeft over het veralgemenen. Dat we een broeder vergeven en dan een andere en nog een andere en voor we het weten hebben we duizenden vergeven en voorbij dit aantal nog een duizendtal, enz.

In het begin van het werkboek, in de inleiding, heeft Jezus het over het veralgemenen. Hoe we oefenen met specifieke voorbeelden waarna we leren inzien dat elk voorbeeld, elk geval hetzelfde is. Vergeving is hetzelfde omdat de schuld dezelfde is en het tenslotte neerkomt op de keuze van de denkgeest voor het ego of voor de Heilige Geest.

Deze formule is telkens we boos worden, van streek zijn, in onvrede zijn dan gebeurt dit: we zijn bang geworden van de liefde die in onze denkgeest aanwezig is. We zijn bang geworden van de waarheid waarheen de reis, die we onder begeleiding van Jezus maken, ons brengt en telkens we bang geworden zijn van de liefde duwen wij die van ons af. En wanneer we ons terugtrekken van liefde veroorzaakt dit een aanval. Tenminste dat is wat het ego ons zegt en dit staat gelijk met het oorspronkelijke ogenblik van ons zijn, wanneer we voelden dat de liefde van God niet voldoende was. We hebben ons hiervan afgekeerd en hebben onze eigen versie van liefde gemaakt. In principe werd dit een aanval op God, de kruisiging van Zijn Zoon Christus en begon het denksysteem van het ego.

Dat is wat we doen, we zijn bang geworden om ons vredig te voelen, we worden bang voor datgene waar vergeving ons naar toe leidt, we worden bang voor de liefde die ontluikt in onze denkgeest en we wenden er ons van af omdat we op zeker niveau weten dat in aanwezigheid van die liefde ons afgescheiden, individueel, speciale zelf zal oplossen.
In feite kan dit ook niet anders omdat dit zelf in stand gehouden wordt door ons geloof dat we ons inderdaad afgescheiden hebben van God, onze Schepper en onze Bron. En wanneer we dat geloof ongedaan maken door ons met die liefde te verbinden - wat we doen door vergeving - wordt het ego bang en, zoals de Cursus het zegt, wordt het boosaardig en valt het aan.
Wanneer we deze liefde voelen tintelen dan duwen we die van ons af en het ego heeft hier een naam aan gegeven en noemt deze aanval op God ‘zonde’ en wij worden overweldigd door schuld. Wanneer die schuld in onze denkgeest naar boven komt is dit het enige wat we kunnen doen, omdat die schuld zo ondraaglijk wordt. Omdat voorbij die schuld, zegt het ego, staat er deze wraakzuchtige god die er alleen maar op uit is wraak te nemen voor onze zonde tegenover hem. Om dus aan deze schuld te ontsnappen moeten we deze projecteren waardoor we in conflict komen met iedereen en alles, met gelijk welke gebeurtenis in de wereld rondom ons. En het maakt niet uit of het iets banaal is of iets groot. Zoals het werkboek het zegt en opnieuw terug te vinden is in het Handboek voor Leraren: een lichte krimp van irritatie staat gelijk aan een intense woede. Maar deze woede, deze boosheid, deze lichte krimp is een verdediging tegen de schuld die we voelen omdat we de liefde van ons afgeduwd hebben.

En het wordt steeds erger omdat eens we die schuld naar buiten projecteren we dit moeten blijven ondersteunen en dit doen we aan de hand van twee dingen. Eerst vergeten we dat we dit naar buiten hebben geprojecteerd. Het enige wat we ons herinneren is de minachting of de zonde die een ander ons heeft aangedaan. De oorspronkelijke ‘zonde’ vergeten zijn we, de oorspronkelijke zonde dat wij degenen zijn die de liefde van ons afgeduwd hebben. En door dit te vergeten is het enige waar we ons bewust van zijn dat de wereld ons dit heeft aangedaan en dus wordt er van ons verlangd dat we dit blijven ondersteunen waardoor we leugens en verhalen zijn gaan maken en leugens en verhalen en leugens en verhalen waardoor we meer en meer getuigen hebben die ons ondersteunen en die zeggen: ja, zo is het, het is normaal dat je boos bent, dat je van streek bent. Je mag boos zijn. Je bent echt oneerlijk behandeld. Er werd misbruik van je gemaakt, je bent slachtoffer, verlaten, verworpen, verraden en hiervoor is straf gerechtvaardigd.

Dit is dus de basisformule van het ego, dat we bang geworden zijn voor de liefde, we voelen ons hier schuldig over, schuldig over datgene waarvan we onszelf beschuldigen en we projecteren dit naar buiten toe, we beschuldigen andere mensen voor ons ongemak waarna we ego-leugens en -verhalen verzinnen on te ondersteunen wat we gedaan hebben.

Tot hier het eerste deel over de bespreking van de formule van het ego.

woensdag 30 maart 2016

Thema uit Een Cursus in Wonderen - 84 - Emoties en gevoelens




Deze morgen hebben we het over emoties en gevoelens. In de tekst is er een deel met de titel ‘de twee emoties’ en daarin wordt gezegd dat een ervan door jou werd gemaakt en de andere werd jou gegeven. Deze twee emoties zijn angst en liefde. Natuurlijk is liefde ons door God gegeven wanneer Hij ons geschapen heeft, angst is wat wij gemaakt hebben als vervanging voor die liefde.

Het is duidelijk dat Jezus het in dat deel niet heeft over onze emoties zoals wij hier normaal gezien over denken, hij heeft het echter wel over twee gedachten of twee denksystemen. De term ‘emotie’ is hier gebruikt omdat dit opgeschreven werd door Helen in de jaren zestig (van de vorige eeuw) en psychologen het voortdurend hadden over emoties, over een hiërarchie van emoties en over allerlei verschillende soorten emoties. Het is dus in die context dat Jezus tegen haar zei ‘ja, maar er zijn slechts twee emoties: liefde en angst’. Maar, nogmaals, het is duidelijk dat hij het hier niet heeft over emoties in de gebruikelijke zin van het woord.
De reden hiervoor is dat wij aan emoties denken - en de manier waarop we emoties begrijpen - wanneer we het hebben over het lichaam: ik ben boos en ik heb een diepgewortelde reactie en ik, als een persoon, als een lichaam ben boos of ik voel liefde voor jou of ik ben bezorgd, angstig, gelukkig, vreugdevol. Maar al deze verschillende vormen van gevoelens en emoties hebben allemaal te maken met het lichaam, hebben allemaal te maken met mij als persoon.

Terwijl de twee emoties waar Jezus het in dat deel over heeft zijn de twee gedachten die in de denkgeest zijn. We hebben het hier dus opnieuw over het belangrijke onderscheid dat de Cursus maakt tussen geest en lichaam. De denkgeest die oorzaak is van alles wat er in de wereld gebeurt, dat ooit in de wereld gebeurd is en dat ooit zal gebeuren en het lichaam die daar een gevolg van is. En gezien ‘ideeën hun bron niet verlaten’ is het lichaam nooit losgekomen van de denkgeest.

Wanneer we het dus hebben over lichamelijke gevoelens en emoties, dan hebben we het over iets dat in verband staat met het lichaam en diepgeworteld is, zoals bijvoorbeeld genoegen of pijn of iets wat we psychisch voelen, dan hebben we het nog steeds over het lichaam en hebben we het nog steeds over onszelf als een persoon, een figuur in de dualistische droom. Het is daarom terecht zinvol om te zeggen niet te vertrouwen op je gevoelens. Net zoals Jezus ons zegt om onze waarnemingen niet te vertrouwen omdat ‘niets zo verblindend is als de waarneming van vorm’ (T.22.III.6:7) en dit omdat onze zintuigen liegen. De zintuiglijke data die zij ons in de vorm van de wereld geven om door het brein geïnterpreteerd te worden maakt allemaal deel uit van de illusie.
Herinner je dat wanneer ‘de wereld – een bedrieglijk systeem – gemaakt is door hen die waanzinnig geworden zijn door schuld’ dan maakt alles hier deel uit van datzelfde bedrieglijke beeld dat gesteund is op schuld die zegt dat de afscheiding van onze Bron werkelijk gebeurd is. We moeten dus niet vertrouwen op onze waarnemingen omdat zij ons van informatie voorzien die zegt dat er een uiterlijke wereld is. En zoals dit door het ego geïnterpreteerd wordt, wordt dit nog specifieker gemaakt door te zeggen dat er een uiterlijke wereld is die zondig is en waarvan ik het slachtoffer ben van wat anderen of wat de wereld zelf mij heeft aangedaan. Onze gevoelens worden hier een essentieel deel van omdat gevoelens zeggen dat ik geraakt wordt door wat de wereld gedaan heeft.

Dus als iets, bijvoorbeeld ik word geraakt door een scherp voorwerp dan voel ik pijn. Wanneer ik mijn hand op een warme kachel leg dan voelt dat pijnlijk. Ik beweer dan dat de reden waarom ik pijn voel is omdat dit voorwerp mij raakt of omdat deze kachel mijn huid verbrandt of ik voel mij niet gelukkig omdat jij mij vandaag nog niet gezegd hebt dat je van mij houdt of omdat je mijn verjaardag vergeten bent of omdat je niet vriendelijk tegen mij bent of je gaf mij niet die bevordering die ik wel verdien. Wat wij dus gevoelens noemen zijn rechtstreeks verbonden met de uiterlijke wereld die ons raakt en het is natuurlijk zo dat die uiterlijke wereld die ons raakt ook onze lichamen behelst.
Wanneer ik dus iets eet dat niet goed is voor mij dan beweer ik dat de reden waarom ik maagkrampen heb is door het voedsel dat ik gegeten heb. Ik heb dus dit ongemakkelijk gevoel in mijn maag en dit wordt toegeschreven aan iets wat ik in mijn maag heb gestopt. En terwijl dit op het niveau van het lichaam of de wereld wel kan kloppen, leven wij niet op het niveau van het lichaam of de wereld. We denken alleen maar dat dit zo is.

Herinner je ‘ideeën verlaten hun bron niet’ en wij verblijven nog steeds in de denkgeest die zich een voorstelling maakt van de onmogelijkheid dat de afscheiding van God kon gebeuren. Op die manier bouwen we dus de hele wereld op, op deze fundamentele onwerkelijkheid die een verdediging is geworden tegen onze werkelijke realiteit als Christus, de ware Zoon van God.
We moeten dus niet vertrouwen op onze gevoelens, tenzij het gevoel die we hebben, het gevoel van vrede, zo diep in ons is dat het volkomen onaangeroerd, onveranderd en niet geraakt is door iets dat rondom ons gebeurd en het is die vrede die hand in hand gaat met de liefde die we voelen die iedereen omarmt zonder een enkele uitzondering. Wanneer we dit voelen, die liefde en die stille vreugde die afkomstig is van de kennis dat we vergeven zijn, dan is dat het gevoel waarop we moeten vertrouwen.


De reden waarom we er moeten op vertrouwen is omdat er niemand wordt uitgesloten. Het is allesomvattend en dat is het criterium waarmee we kunnen evalueren of dit gevoel te vertrouwen is of niet. Wanneer het allesomvattend is, alle mensen en altijd, zonder een enkele uitzondering insluit, wanneer die stille vreugde die we voelen de hele tijd aanwezig is, ongeacht de omstandigheden die rondom ons gebeuren, dan weten we dat de vreugde, dat vredig gevoel en die liefde afkomstig is van de denkgeest die totaal onaangeroerd is door datgene wat rondom ons gebeurt. Dat zijn de gevoelens die we moeten vertrouwen omdat dit de gevoelens zijn die ons terug zullen brengen naar huis. 

woensdag 23 maart 2016

Thema uit Een Cursus in Wonderen - 83 - Het doel van het werkboek



Goedemorgen. Van onze YouTube-kijkers krijgen wij vragen en ik wil af en toe deze opnames gebruiken om deze vragen te beantwoorden. Een vraag die regelmatig gesteld wordt, niet alleen door de kijkers van deze opnames, maar ook in workshops, die vraag is hoe het mogelijk is dat na het doen van de werkboeklessen of tijdens het beoefenen van het werkboek, men zich niet beter voelt. Is het niet zo dat het werkboek of de Cursus belooft dat mijn denkgeest genezen zal zijn als ik de lessen heb gedaan? Het is duidelijk dat het niet om een dergelijke belofte gaat en de mensen die het werkboek doorlopen hebben en toch voelen dat er niets veranderd is hebben spijtig genoeg een zin overgeslagen die bijna op het einde van het werkboek staat en die zegt dat deze Cursus pas een begin is en geen einde. Met andere woorden, het doel van het werkboek is om ons te helpen als studenten van de Cursus om een eenjarig trainingsprogramma te doorlopen die onze voeten op het juiste pad met de juiste leraar zet en die weg is, zoals ik eerder al gezegd heb, is werkelijk een weg waar Jezus ons leidt van een toestand van geesteloosheid (van niet bewust zijn) met name de identificatie met een lichaam naar een toestand van mindfulness waarbij we herkennen en herinneren dat we een keuzemakende denkgeest zijn en dat we een keuze hebben.

Dat is de reis en een manier waarop we kunnen begrijpen wat het werkboek voor ons doet is dat het ons werkelijk helpt om bewust te worden, om te herkennen dat alles gebeurt in de denkgeest.
‘Ideeën verlaten hun bron niet’ is een belangrijk thema, niet alleen in het tekst- en handboek, maar ook in het werkboek. Dat wat wij buiten ons zien een projectie is van dat wat we binnen in ons waarnemen.

Les 23 zegt dat de wereld die we zien een weergave is in beelden van jouw aanvalsgedachten. Het is om ons te helpen in het herkennen dat we denkgeest zijn en niet een lichaam. Dat de dingen ons niet overkomen, dat we ons niet gelukkig of ongelukkig voelen omwille van uiterlijke gebeurtenissen, maar dat datgene wat we voelen afkomstig is van de keuze van onze denkgeest omdat onze denkgeest het enige is wat bestaat. Wat er binnen de illusie is, is een gespleten denkgeest en het is de genezing van de gespleten denkgeest die ons wakker maakt uit de droom van onbewust zijn en van het denksysteem van het ego van schuld en ons terugbrengt naar de Geest met hoofdletter G, die onze ware Identiteit als Christus is.

Het doel van het werkboek is dus om het startsein te geven voor een levenslang proces om, nogmaals, onze voeten op de juiste weg te zetten met de juiste leraar. Het kan dus voor studenten niet zo zijn dat zij het werkboek doorlopen en voelen dat hun denkgeest genezen is, dat ze voelen dat hun leven noemenswaardig beter is. Het is natuurlijk goed als dit gebeurt, maar het is zeker een vergissing wanneer dit de verwachting is.

We zijn er ons allemaal bewust van hoezeer we geïdentificeerd zijn met het denksysteem van ons ego, hoe moeilijk het ook is voor studenten, voor mensen die reeds 10,20, 30 jaar student zijn van de Cursus om het oordeel los te laten. Onze hele identiteit is gesteund op oordeel. En het is in feite zo dat het denksysteem van het ego begonnen is bij/met een oordeel. We zijn door een oordeel geboren.
In een lichaam zijn betekent dat we geloven dat oordeel gelijk staat voor verlossing, andere mensen als zondig zien waardoor wij zondeloos zijn. Het is niet mogelijk om eens met de vingers van de Cursus te knipperen of het werkboek te doen en daardoor verlost te zijn van het ego.

Ik heb het vaak over de ontdekking die Freud had in verband met het fenomeen rond weerstand, wat in feite een heel merkwaardige ontdekking was. En dat was dat zijn patiënten niet beter wilden worden, dat er een onbewuste weerstand is om beter te worden. En ook al wordt er in Een Cursus in Wonderen niet over dit concept gesproken op de manier zoals Freud deed, is het toch zo dat Jezus hier doorheen het hele boek, naar verwijst. Dat is ook de reden waarom, binnen de tijd, ons Verzoeningspad tijd inneemt. Telkens en telkens weer verwijst Jezus hiernaar als zijnde een proces.

In ‘Het ontwikkelen van vertrouwen’ heeft hij het over de zes fases. Hij zegt dat wanneer we hem bij de hand nemen op onze reis het ego uit is op het nemen van wraak. Naarmate we het licht naderen dompelt het ego ons opnieuw de duisternis in. Het is dus duidelijk dat werken met de Cursus een leerproces vormt en dit wil dus zeggen dat we hierin leren dat het ego tegen ons heeft gelogen en dat onze leraar, de Heilige Geest of Jezus de enige is die de waarheid spreekt; dat het niet de wereld is die verantwoordelijk is voor onze ziekte, ons ongemak, ons plezier of onze pijn omdat er geen wereld is. 

Want nogmaals, het is een beeldende weergave, het is een uiterlijk beeld van een innerlijke toestand en die innerlijke toestand is de keuzemakende mogelijkheid van de denkgeest. Of kiezen voor het ego als onze leraar of voor de Heilige Geest als onze leraar.

Dus, nogmaals, het is een proces en de student zou zich niet moeten focussen op het genezen van zijn of haar denkgeest en dit moet niet gezien worden als het doel waar men moet naar streven en dat men wil bereiken. Waar men zich eerder moet op richten zijn de dagelijkse lessen en hierbij het grotere plaatje over laten aan de leraar. Met andere woorden, de beelden verwisselen.

Wanneer je in een symfonisch orkest speelt dan bestaat jouw taak er enkel in om de stok te volgen van de dirigent en de noten te spelen die op jouw blad staan. Het is de verantwoordelijkheid van de dirigent hoe jouw instrument en alle andere instrumenten samengaan om er een prachtig geheel van te maken. Jouw taak bestaat er enkel uit dat te spelen wat op jouw blad staat en dit zo goed mogelijk te doen en de stok te volgen van de dirigent waardoor jij het goede ritme volgt.


We worden door deze Cursus niet gevraagd om ons zicht te richten op het groter geheel. Onze blik moet enkel gericht zijn op ons dagelijks oefenen en onze dagelijkse lessen. En wanneer je het werkboek trouw en vlijtig doet dan zal je op het einde van je eenjarig trainingsprogramma goed op weg zijn om de rest van je leven door te brengen met jouw leraar waardoor je leert wat het wil zeggen een denkgeest te zijn en niet een onbewust, geesteloos lichaam. Leren dat het inderdaad vergeving is die de sleutel tot geluk vormt en niet oordeel. Maar dit vergt oefening en training. Dit vraagt toewijding en het vraagt, nogmaals, om een dagelijks, dag in en dag uit, beoefenen van vergevingslessen. 

woensdag 16 maart 2016

Thema uit Een Cursus in Wonderen - 82 - Het ego analyseert, de Heilige Geest accepteert.



Deze morgen hebben we het over een zin uit de tekst (T11.V.13:1) die zegt dat het ego analyseert en dat de Heilige Geest accepteert. Een van de grootste wapens die het ego gebruikt in zijn strijd tegen God en dan vooral de strijd tegen het keuzemakende deel van onze denkgeest, is oordeel. En oordeel en analyse gaan hand in hand. Naast oordeel en analyse is er het dwaze idee dat het mogelijk is om te begrijpen wat er in de wereld gebeurt, dat we kunnen begrijpen waarom we dingen doen, waarom de mensen rondom ons dingen doen, waarom mensen die we verkozen hebben, dingen doen en we proberen dit voortdurend te analyseren, te begrijpen en te beoordelen. En dit is niets meer of niets minder dan een tactiek van het ego zodat we zouden blijven denken dat er hier iets is, dat er hier iets in de wereld is die zinvol is. Terwijl het in feite zo is dat het enige wat zinvol is, is dat er hier niets waardevol is, omdat de hele wereld gemaakt is om datgene wat echt Waarde heeft, met een hoofdletter ‘W’ van ons weg te houden.
Aan de andere kant is het zo dat de Heilige Geest accepteert. Dat wil zeggen zonder te proberen om iets te begrijpen of te analyseren. Het enige wat de Heilige Geest doet is ons helpen om, telkens we betrokken zijn bij een gebeurtenis, een omstandigheid, voorval of relatie, we enkel proberen te aanvaarden dat dit iets is waar wij voor gekozen hebben. Het enige wat telt is of we naar deze gebeurtenis, situatie of relatie kijken door de ogen van de Heilige Geest of door de ogen van het ego. Een wanneer we kijken door de ogen van het ego zullen we altijd geneigd zijn om betekenis te geven aan dat wat zich afspeelt. Met andere woorden, de enige betekenisvolle manier om tegenover gelijk wat in deze wereld te staan – en dan in het bijzonder tegenover onze relaties in deze wereld – is of ik naar deze situatie kijk met de ogen van de vrede of door de ogen van oordeel.
Dit maakte deel uit van een belangrijke boodschap die Helen kreeg van Jezus een aantal jaren nadat het noteren van de Cursus afgelopen was en wanneer Helen aan Jezus had gevraagd wat zij tegen een persoon die in nood zat moest zeggen. Het antwoord van Jezus hierop was: ‘Vraag mij niet wat je zou moeten zeggen. Vraag mij liever jou te helpen dat je naar deze persoon zou kijken door de ogen van vrede en niet van oordeel.’ Met andere woorden, aanvaard de situatie zoals ze is, probeer er niet over te oordelen, te evalueren of er waarde aan te geven, maar ga naar binnen waar ik ben en ervaar mijn liefde, accepteer mijn liefde en op die manier zal een liefdevol antwoord via jou komen door iets wat je denkt, iets wat je voelt, iets dat je zegt of iets wat je doet. Na die zin zei Jezus dat alle hulp van de Hemel, alle engelen in de Hemel jou te hulp snellen, wat wil zeggen dat de liefde die in jouw denkgeest aanwezig is en die je geaccepteerd hebt, in plaats van de voorkeur te geven aan het ego, die liefde jou nu zal leiden in alles wat je zegt en doet.
Ik had het daarnet over het feit dat we de situatie aanvaarden op de manier die wij verkiezen. Ik weerspiegel hiermee een basisonderricht van de Cursus over de fundamentele onwerkelijkheid van tijd, dat tijd niet lineair is en dat alles in feite reeds is gebeurd. Ik ga hier deze morgen niet dieper op ingaan, maar het punt is hier dat wat we hier ervaren eenvoudig – zoals een werkboekles het stelt – een mentale terugblik is van iets wat reeds voorbij is. Het enige wat telt is waarom we zoiets gekozen hebben, waarom iemand anders iets gekozen heeft, waarom dingen met ons gebeuren. Het enige wat van belang is, is dat eens we geconfronteerd worden met een situatie, onze enige keuze die betekenis heeft is kijk ik hiernaar met de ogen van de vrede of met oordelende ogen. Maakt dit mij, roept deze situatie voor mij een les op waardoor ik leer hoe ik hier gelukkig van word of versterkt deze situatie mijn bezorgdheid, spanning en schuld.
Een voorbeeld die ik regelmatig aanhaal is wanneer ik aan het rijden ben met de auto en ik krijg een lekke band dan gaat het niet over het feit waarom ik een lekke band heb, waarom er iemand hier een spijker achtergelaten heeft, waarom ik die nagel geraakt heb, enz., enz. Het enige wat telt is eens ik geconfronteerd wordt met die lekke band ik ervoor zorg dat die band vervangen wordt door ofwel mijzelf, door de wegenhulp of door iemand anders. Het enige wat telt is dat ik hier rustig bij blijf in plaats van bezorgd, gespannen, boos, teneergeslagen, enz. Met andere woorden, de manier waarop we onze dag doorbrengen is om te proberen zo vredig mogelijk te zijn en te herkennen dat er niets van buitenaf ons op gelijk welke manier kan raken. Van zodra ik verlost ben van die verschrikkelijke last om te proberen alles wat er gaande is te analyseren en te begrijpen, te begrijpen waarom er iets gebeurt en hoe ik moet reageren naargelang wat er gebeurt, eens ik dat kan accepteren en in plaats hiervan de correctie van de Heilige Geest kan aanvaarden, dan wordt mijn leven vreugdevol ongeacht wat er rondom mij gebeurt, ongeacht wat ik denk te begrijpen.

En laat mij afsluiten door een andere passage uit de tekst aan te halen (T18.IV.7:5) waar Jezus zegt dat je nog steeds gelooft dat jouw inzicht een machtige bijdrage vormt aan de waarheid en haar maakt tot wat ze is. Dit is dus een onterende opmerking voor al onze zogenaamde intellectuelen die proberen alles wat er gaande is te begrijpen en te analyseren. Het enige wat er nodig is, is het rustig aanvaarden van de waarheid en de waarheid is: Ik voel nooit onvrede voor de reden die ik denk, zoals les 5 zegt en les 34 die zegt dat ik in plaats hiervan vrede kan zien.

woensdag 9 maart 2016

Thema uit ECIW - 81 - Intellectuele en niet-intellectuele benadering van de Cursus




Soms vertel ik het verhaal over Helen die, wanneer ze klaar was met het neerschrijven van de Cursus zei: ‘Godzijdank is er nu ook iets voor intellectuelen.’
Waar ik het nu dus over wil hebben is om naar de Cursus te kijken door ofwel de ogen van de intellectueel of van de niet-intellectueel. Dit is een conflict die zich blijft voortdoen, niet alleen binnen de kringen van de Cursus, maar ook op vele verschillende gebieden in onze maatschappij.
Ik denk dat wanneer we op de juiste manier naar Een Cursus in Wonderen zouden kijken we zouden herkennen dat hij bedoeld is om hem zowel intellectueel als niet-intellectueel te begrijpen en in praktijk te brengen. Hiermee bedoel ik dat het doel van de tekst, die de kern vormt van de leer van de Cursus, duidelijk geschreven is op een hoger intellectueel niveau. Van het werkboek, dat het eenjarig trainingsprogramma van de denkgeest is en een essentieel deel van het leerplan van Een Cursus in Wonderen vormt, kan zeker gezegd worden dat het niet-intellectueel is, maar anderzijds wel bedoeld is om – op dagelijkse basis - de toepassing te zijn van de principes uit de tekst die eerder theoretisch is.
Reeds in het begin zegt het werkboek, in zijn inleiding, dat wat deze oefeningen – 365 lessen – betekenis geven is de theoretische basis van de tekst. We hebben natuurlijk beide nodig om volledig voordeel te halen uit het leerplan van de Cursus.
Voor het doel van vandaag zetten we even het Handboek voor leraren opzij, al maakt dit ook een integraal deel uit van de Cursus.
Het is duidelijk dat de tekst het deel is van de Cursus dat bestudeerd moet worden, maar ook hier kunnen we stellen dat wanneer we dit enkel op een intellectuele manier benaderen of een intellectuele poging doen, we de essentie ervan zullen missen.
Vanaf het begin dat ik hierin les geef heb ik altijd gezegd dat de tekst gelezen moet worden als een symfonie. De tekst moet gelezen worden als een groot episch gedicht, het moet gelezen worden als een deel van een meesterwerk - dat het ook is. Het gebruik van symbolen, metaforen, de schoonheid van de taal waarvan het meeste ervan geschreven is in een jambische pentameter en in een soort dat zich hiertoe leent.
Wanneer we ervoor kiezen om de tekst te nemen als een wetenschappelijke verhandeling, wanneer we proberen de tekst te analyseren en elk woord of elke term een specifieke betekenis te verlenen, dan zullen we geneigd zijn om de haren uit het hoofd te trekken omdat de Cursus zich hiertoe niet  leent; uitdrukkingen worden niet consistent gebruikt, er zijn tegenstellingen, sommige punten verschillen in een deel van de tekst met thema’s uit een ander deel, maar dit krijgt allemaal betekenis wanneer het gelezen wordt vanuit het hart en niet met het hoofd.
Ik vernoem vaak de analogie tussen de tekst en het beoefenen van de Cursus met een ladder wat ook een symbool is die door de Cursus gebruikt wordt. In de tekst zijn er passages die geschreven en tot ons gericht zijn vanop de onderste sporten van de ladder, die onze ervaringen hier in de wereld als een lichaam, vertegenwoordigen en dan zijn er die passages die gericht zijn van op de bovenste top van de ladder of het hoogste bereik van de ladder die te maken heeft met de geest en zelfs met de Hemel die voorbij de geest ligt.
Wanneer we dus de Cursus lezen moeten we hem ervaren als een symfonie en niet als een lineaire vooruitgang van gedachten, maar als een symfonie waarin thema’s geïntroduceerd worden, weer opzij worden gezet, teruggebracht, ontwikkeld, weer opzijgezet, enz., enz., als iets dat in ons teweeggebracht wordt alsof de boodschap van de Cursus in ons hart resoneert, een zeker overstijgen van het intellect en het brein.
Maar anderzijds is de Cursus ook geschreven op een hoog intellectueel niveau en hier moet ook aandacht aan gegeven worden. In zekere zin zien we dat wanneer we aan de slag gaan met de Cursus het intellect geleid wordt voorbij het intellect. Niet zo verschillend als wanneer de Cursus spreekt over hoe de Heilige Geest gebruik maakt van tijd, dat de Heilige Geest tijd gebruikt om ons te leren dat er geen tijd bestaat. In zekere zin dus - en dan vooral de tekst als essentieel deel van het leerplan van de Cursus - gebruikt de tekst het intellect als een manier om ons voorbij het intellect te brengen. Wanneer we echter hardnekkig blijven volhouden om het enkel met onze hersenen, met het brein te lezen, dan komen we vast te zitten. Op dit punt is de waarschuwing van de Cursus die in de tekst is opgenomen, behulpzaam: dat het ego analyseert en dat de Heilige Geest accepteert. We moeten de waarheid van de Cursus aanvaarden, niet omdat het iets betekent voor ons brein, ons intellect, maar omdat er iets in ons hart ontwaakt. Ik bedoel, dat is de echte schoonheid van de Cursus en hier worden studenten van de Cursus toe aangetrokken.
Ik heb al vaak gezegd dat indien 99% van de studenten vanaf het begin zouden weten wat de Cursus zegt, zij het boek nooit zouden gekocht hebben of er zouden blijven aan vasthouden omdat wat hen raakt niet de schittering is van de theorie, wat hen raakt is de hoop die hierdoor verkregen wordt. Het maakt iets wakker dat reeds lang ligt te slapen in hun hart, de hoop dat terugkeer naar huis mogelijk is. Maar de liefde en de zachtaardige wijsheid die op bijna elke bladzijde van de Cursus vrijkomt is datgene wat ons raakt en dat gaat voorbij ons brein ook al moeten onze hersenen er in zekere zin naar kijken.
In dit verband is het leerzaam om ons te herinneren dat we in alle drie de boeken – tekst-, werk- en handboek voor leraren – gezegd wordt dat hersenen niet denken, ogen niet zien en oren niet kunnen horen en een lichaam in feite niets doet. Wanneer we het dus zeggen dat de Cursus ons hart raakt is, wat we hiermee in feite doen, het symbool van het hart gebruiken als de denkgeest die voelde dat er niet langer enige hoop op terugkeer naar huis was.
De Cursus vertegenwoordigt dus deze prachtige mengeling van het intellectuele en het niet-intellectuele - niet het anti-intellectuele, maar het niet-intellectuele - en we hebben beide nodig omdat de structuur van de Cursus van tekst-, werk- en handboek erom vraagt dat we beginnen met een intellectueel begrip en benadering ervan, maar dat dit onze ervaring niet in de weg staat en zeker niet in de weg van de liefde die de bron is van de Cursus en die de aantrekking tot de Cursus vormt en de liefde waar de Cursus naar verwijst als de aantrekking van liefde tot liefde. Het is de liefde van Een Cursus in Wonderen die aangetrokken wordt door de liefde in onze harten en het is de liefde in onze harten die smacht naar de liefde die ons door de Cursus aangeboden wordt. Kies dus niet voor ‘het ene of het andere’ om het maar met woorden uit de Cursus te zeggen al is het dan wel in een andere context. Het is werkelijk: samen of helemaal niet. Het is het intellect en het non-intellect die zich verbindt en ons zo voorbij leidt naar de vrede van God. 

woensdag 2 maart 2016

Thema uit Een Cursus in Wonderen - 80 - Het gelaat van Christus




Deze morgen hebben we het over het gelaat van Christus. Dit is een van de uitspraken die in de Cursus regelmatig voorkomt en wordt, zoals vele andere uitspraken en zinnen uit de Cursus, makkelijk verkeerd begrepen. Deze misvatting, waar veel studenten van de Cursus van in het begin mee geplaagd worden, komt door de verwarring tussen vorm en inhoud. Wanneer men dus die zin ‘het gelaat van Christus’ ziet dan hebben we het in feite over iets dat visueel wordt uitgedrukt (in ieder geval symbolisch gezien) en men denkt dat er verondersteld wordt dat iets gezien moet worden in hun broeders en zusters. Wanneer men Christus vergelijkt met Jezus – wat veel christenen automatisch ook doen – dan denken we dat er verondersteld wordt dat we het gelaat van Jezus moeten zien in die ander. Dit is niet wat de Cursus bedoelt en het gaat zelfs niet over iets visueels, maar over iets wat waarneembaar is.
Het onderscheid tussen het visuele en het perceptuele is dat het visuele gaat over wat onze ogen zien. Perceptueel is hoe datgene wat we met onze ogen zien geïnterpreteerd wordt door onze denkgeest.
In Een Cursus in Wonderen staat perceptie altijd voor interpretatie en niet voor wat onze ogen zien of wat onze oren horen. Het zijn niet de zintuigelijke gegevens die naar de hersenen worden gebracht om geanalyseerd te worden, het gaat om de interpretatie door onze denkgeest van dat wat onze ogen zien, wat onze reacties zijn. En er zijn er steeds twee: ik reageer en interpreteer gezien vanuit de ogen van mijn ego die afscheiding ziet, verschillen, oordeel, aanval of ik zie het door de ogen van Jezus of de Heilige Geest die herkent dat ondanks de schijnbare verschillen die er onder lichamen zichtbaar zijn of die de wereld ons toont, iedereen hier gelijk is omdat we allemaal dezelfde denkgeest delen, dezelfde gespleten denkgeest: het ego, de Heilige Geest en de keuzemaker.
Het gelaat van Christus heeft dus niets te maken met wat onze ogen zien. Het wil zeggen dat we iemand anders niet als anders zien, het heeft te maken met de houding ten overstaan van.
In Een Cursus in Wonderen staat het gelaat van Christus synoniem voor het gelaat van de onschuld. Dat is de betekenis van het gelaat van Christus en in die context is het identiek met vergeving, nl. wanneer we naar iemand kijken zien we in plaats van zonde en schuld in hem – wat projecties zijn van onze eigen onbewuste schuld – zien we het gelaat van onschuld omdat we naar hem kijken met ons juist gerichte denken in plaats van met ons onjuist gerichte denken. Wanneer we kijken met het juist gerichte denken dan kijken we met de waarneming, de waarneming van ons zelf als onschuldig, wat zoveel betekent als overal rondom ons onschuld zien.
Het gelaat van Christus is dus het gelaat van de vergeving waarbij we onze waarneming van iemand transformeren van zonde en schuld naar heelheid en onschuld. Dit heeft dus te maken met de inhoud en niet met de vorm.
Wanneer er dus in les 181 gezegd wordt dat ik mijn broeders vertrouw omdat zij een zijn met mij dan wil dit niet zeggen dat ik hun ego vertrouw. Het wil zeggen dat wij het gelaat van Christus vertrouwen dat voorbij hun ego ligt - voorbij alle waarnemingen van henzelf als schuldige zondaar of onze projecties op hen waardoor we hen zien als de schuldige zondaars i.p.v. onszelf. Dat daar de juist denkende onschuld is, dat daar de juist denkende Verzoeningsgedachte is die zegt dat zonde zich nooit heeft voorgedaan. Wat je ook denkt dat je gedaan hebt, het is niet gebeurd. Binnen de wereld van de illusie kan het dan wel gebeurd zijn, in de wereld van de dromen, maar het is niet gebeurd in die zin dat het enig effect op mij kan hebben. Wat jouw zogenaamde zonde ook moge zijn, de liefde van God is nog steeds in mij. Dit vormt de basis voor mijn vergeving van jou. Dit vormt de basis om het gelaat van Christus in jou te zien en erop te vertrouwen dat dit gelaat van de onschuld in jou is ongeacht hetgeen waarvan ik jou beschuldig, de wereld jou van beschuldigd dat je gedaan hebt of waar jij jezelf van beschuldigd. Niet een van die beschuldigingen of zelfbeschuldigingen heeft iets te maken met de waarheid van de Verzoening die zegt dat de afscheiding van God, de afscheiding van Liefde, de afscheiding en opsplitsing van het Zoonschap, dat niets van dit alles is gebeurd. We blijven zoals God ons heeft geschapen.
Het gelaat van Christus dus in iemand zien is herkennen dat jij nog steeds bent zoals God jou geschapen heeft, dat ik nog steeds ben zoals God mij geschapen heeft en die volmaakte Liefde die ons als geest verbindt is op geen enkele manier geraakt door gelijk welke verhitte droom van het ego.
Nogmaals: het gelaat van Christus zien is zeggen dat ik jou vergeef voor wat jij niet gedaan hebt. Jij hebt de liefde en de vrede van God niet van mij afgenomen. Het is dus onze taak om dag in en dag uit dit gelaat te zien. ‘Mijn blik is gericht op het gelaat van Christus en op niets anders’ zegt het werkboek. Ik wil dus nergens anders naar kijken omdat in plaats van mijn projecties te zien van mijn eigen verborgen haat en zonde, zie ik nu de onschuld die Jezus voor mij vasthoudt in mijn juist gerichte denken en zo zie ik dit overal rondom mij.

Het komt er dus op neer voor welke leraar ik kies? Door wiens ogen wil ik kijken wanneer ik naar de wereld kijk. Met oordelende ogen of met ogen van vergeving. Om het gelaat van de schuld te zien of het gelaat van de onschuld. Dat is de betekenis in de Cursus van het symbool van het gelaat van Christus en waarvan Jezus vraagt dat we zouden zien; om dat stralende gelaat te zien in alles en iedereen waar we naar kijken. Pas dan zullen we ons er bewust van worden dat onze zonden vergeven zijn. 

woensdag 24 februari 2016

Thema uit Een Cursus in Wonderen - 79 - De kracht van het denken gebruiken.




Deze middag bespreken we de kracht van het denken. Dit is een onderwerp waar we keer op keer en op verschillenden manieren op terugkomen omdat het de kern raakt van Een Cursus in Wonderen, met name dat we een denkgeest hebben en dat deze denkgeest over alle kracht over Hemel en aarde beschikt en zoals Jezus dit in zijn Cursus leent uit de Bijbel. In feite is het de kracht om voor de Hemel te kiezen of voor de aarde wat, in deze context, gelijk staat aan het ego.
Waar ik het hier nu in het bijzonder wil over hebben is de vergelijking van de betekenis die de Cursus geeft aan de kracht van het denken en het gebruik van het denken, met wat tegenwoordig overheerst in vele spirituele richtingen die nu gangbaar zijn en dat is de manier waarop de mensen de kracht van het denken gebruiken of geloven dat ze kunnen gebruiken om dingen gedaan te krijgen in de wereld waarbij ze voelen dat hun denkgeest dingen kan aantrekken, dat men denkt dat men dingen kan aantrekken zowel goede als slechte, positieve of negatieve, gezondheid of ziekte, goede dingen die in hun leven gebeuren, slechte dingen die in hun leven gebeuren.
Vele studenten van Een Cursus in Wonderen worden tot dit soort denken aangetrokken en denken dat ze werkelijk de Cursus leren, maar op een andere manier. Mijn punt hier nu is dat dit twee dingen zijn die precies tegenover elkaar staan. Ze zijn niet hetzelfde.
Er zijn twee manieren om de duidelijke verschillen te begrijpen tussen hoe de Cursus de denkgeest en ons gebruik van de kracht van het denken ziet en op welke manier die spirituele richtingen er gebruik van maken. En laat mij toe hier iets aan te halen, iets wat ik vele keren aanhaal: de Cursus vergelijken met andere denksystemen en kijken naar andere systemen gezien vanuit het perspectief van de Cursus is niet beweren dat de Cursus beter is, het is gewoon dat de Cursus anders is.
De Cursus maakt het aan de hand van zijn drie boeken heel duidelijk hoe anders de leer van Een Cursus in Wonderen is dan die van het traditionele bijbelse Christendom. Jezus zegt niet dat wat er in de Bijbel staat verkeerd is of dat men, wanneer men de Bijbel volgt, men niet terug zal keren naar huis. Hij zegt enkel dat het een andere vorm van spiritualiteit is.
Wanneer je nu vanuit het standpunt van de Cursus bijvoorbeeld naar de Bijbel kijkt - om te blijven bij wat ik daarnet heb aangehaald - en de manier waarop de mensen de Bijbel in praktijk hebben gebracht dan kan je zien hoe verschillend dit is van de Cursus en hoe het in feite een ander denksysteem van het ego weerspiegelt.
Wanneer je het bekijkt vanuit het ander standpunt, vanuit het standpunt van de Bijbel naar de Cursus, dan wordt gezegd dat de Cursus het werk van de duivel is.
Jezus zei ooit tegen Helen: ‘Neem het pad van iemand anders niet aan als jouw pad en oordeel hier ook niet over. Je moet het pad dat voor anderen dienstbaar is niet gebruiken wanneer dit nu voor jou gemaakt is.’
Dus nogmaals, wanneer we het hebben hoe de Cursus anders kijkt naar de denkgeest dan andere nu gangbare spiritualiteiten, dan zeggen we hier enkel mee dat zij een andere vorm van de universele cursus vertegenwoordigen. Er zijn dus twee belangrijke manieren waarop we naar deze verschillen kunnen kijken.
Wanneer we het hebben over het gebruik van het denken om dingen gedaan te krijgen in deze wereld dan gaan we ervan uit dat er een uiterlijke wereld is en dat er dingen in de wereld zijn die betekenis hebben voor ons, die belangrijk zijn voor ons, die van belang zijn voor ons of voor onze geliefden of voor de wereld in het algemeen. Dit gaat echter regelrecht in op de fundamentele metafysische basis van Een Cursus in Wonderen die zegt dat er geen wereld is.
‘Ideeën verlaten hun bron niet.’ De gedachte van de afscheiding heeft zijn bron via projectie nooit verlaten om op die manier een wereld van afscheiding te maken, het fysieke universum of de kosmos.
Hier kan je dus het grote verschil zien: de focus van de Cursus is altijd gericht op de denkgeest en niet op wat de denkgeest doet in de wereld. Want, trouwens, hoe kan een denkgeest in de wereld iets doen wanneer er helemaal geen wereld is? Gezien vanuit de non-dualistische metafysica van Een Cursus in Wonderen is dit totaal zinloos.
Een tweede belangrijk verschil is dat wanneer men het heeft om de kracht van het denken te gebruiken om dingen te verkrijgen in de wereld, dat er dingen werken in de wereld, dan gaan men uit van de veronderstelling dat men weet wat het beste is voor zichzelf.
Je hebt de eerste werkboeklessen waar les 24 zegt: ik weet niet wat mijn hoogste belang is? Hoe zou ik in staat zijn te weten – en met ‘ik’ bedoel ik het ego. De ‘ik’ is een lichaam dat gelooft dat het interactief is met andere lichamen of dat het nood heeft aan bepaalde dingen of doelstellingen. Hoe kan ik, als een ego, weten wat in mijn hoogste belang is? Alles wat in het hoogste belang is, is alles wat het ego groter maakt, die het denksysteem dat het ontstaan gaf aan het ego vergroot, die het ego in stand houdt en het telkens en telkens weer aansterkt; alles wat ik dus doe dat gesteund is op wat ik wil of denk dat ik wil of wat goed is voor mij of voor mijn geliefden of hoe de wereld van mijn ego moet zijn.
Dit betekent dus dat ik niet weet wat mijn hoogste belang is omdat mijn hoogste belang altijd te maken heeft met het verlaten van deze wereld in zijn geheel, de uiterlijke wereld te verlaten - en we hebben het nu niet over het sterven hier, we hebben het nu over bewustzijn – de uiterlijke wereld verlaten omdat ik wil weggaan van de wereld die binnenin is, namelijk het denksysteem van afscheiding die de wereld gemaakt heeft.
Deze twee belangrijke verschillen onderscheiden de Cursus van andere spiritualiteiten. Het feit is dus dat het gebruiken van de kracht van het denken gericht is op wat de denkgeest binnen zichzelf doet: kiezen voor het ego als zijn leraar of voor de Heilige Geest of Jezus als zijn leraar. Kiezen voor oordeel als zijn manier van denken of voor de visie van vergeving als zijn manier van leven. En ten tweede, het idee dat ik weet wat het beste is voor mij en wat juist is voor mij.
De hele Cursus is opgebouwd op de gedachte dat wij niet weten wat het beste is voor ons omdat we dit vragen aan de enige in het universum die het niet weet wat goed is voor ons, nl. het ego en wat enkel is om het ego en zijn denksysteem te vergroten.
De basisregel dus van Een Cursus in Wonderen is dat Jezus wil dat we onze aandacht van de wereld buiten ons, van onze relaties die buiten ons lijken te zijn, terugtrekken, dit terugbrengen naar binnen zodat we ons uitsluitend richten op de enige ware relatie, de relatie met hem of met de Heilige Geest die een weerspiegeling is van onze ultieme relatie met God. En kiezen voor Jezus als onze leraar betekent kijken naar onze relatie met het ego en zeggen: dit is een vergissing die ik niet langer wil.

Op die manier komt de verlossing via Een Cursus in Wonderen en niet door het beter maken van onze lichamen of door onszelf beter te voelen, maar door ons te helpen om ons werkelijk beter te voelen door het denksysteem van het ego volledig los te laten. 



woensdag 17 februari 2016

Thema uit Een Cursus in Wonderen - 67 - Les 49 - 'Gods Stem spreekt tot mij de hele dag.'



Voor hen (maar natuurlijk ook voor anderen) die op 1 januari begonnen zijn met het werkboek en elke dag met een nieuwe les zijn begonnen is dit een mooie aanvulling voor de les voor morgen, les 49.

Het onderwerp voor vandaag is les 49 uit het werkboek ‘God Stem spreekt tot mij de hele dag.’ Dit is een van de lessen die makkelijk verkeerd begrepen wordt en, spijtig genoeg, ook vaak verkeerd begrepen wordt.
Het is duidelijk dat de les zegt dat de Stem van God (de Heilige Geest) wel degelijk de hele dag tot mij spreekt, maar de les zegt niet dat we die Stem ook de hele dag door horen en hierin schuilt het gevaar.
Het probleem is niet ons juist gerichte denken waar de Stem van God is, het probleem is de storende lading die gemaakt werd door het ego, het onjuist gerichte denken. Het doel van de hele Cursus komt er dus niet op neer om ons te helpen om de Heilige Geest te horen spreken, de focus van deze cursus is veeleer om die lading te verwijderen die het horen van de Stem van God verstoord.
In workshops en in klassen haalde ik in het verleden vaak aan dat de juiste vraag die men de Heilige Geest stelt niet is: ‘Wat moet ik doen?’ of ‘Waar moet ik heengaan?’, enz.
De juiste vraag die gesteld moet worden is: ‘Waarom doe ik niet datgene wat Jij mij zegt dat ik moet doen zodat ik jouw Stem de hele dag door tot mij zou horen spreken?’ En het is natuurlijk zo dat Hij tegen ons zegt dat vergeven het onjuist gerichte denken opruimt. Dat we onze oordelen opgeven, dat we ons denken gedurende de dag in de gaten houden op alle onvriendelijke gedachten, alle manieren waarop we deze aanvalsgedachten willen rechtvaardigen en onze boze gevoelens erover. En zolang we hier naar kijken en hier niets aan doen, wat dus betekent er naar kijken zonder ons schuldig te voelen, er naar kijken met het doel de duisternis van deze gedachten te brengen naar het licht van de vergeving van de Heilige Geest, dan zullen deze gedachten stand blijven houden en als zij stand blijven houden dan blijven zij deze storing dienen.
In hoofdstuk 24 (T24.II.4:1-5:1) is er een passage waar Jezus het heeft over hoe de stem van de speciaalheid de Stem van de Heilige Geest overstemt. Wel hier gaat het om. Daarom zijn wij zo aangetrokken tot onze speciale relaties, onze speciale verslavingen, onze speciale liefdes en speciale haat. We voelen ons aangetrokken om afhankelijk te zijn van anderen zodat wij ons goed zouden voelen. Of we zijn afhankelijk van anderen zodat wij ons goed voelen op basis van hun aanval tegen ons. Want wanneer zij degenen zijn die ons aanvallen, dan zijn ook zij degenen die hiervoor door God gestraft zullen worden waardoor wij van deze straf ontheven worden. Dit verklaart waarom dit zo is. Wanneer ik het toelaat om de Stem van vergeving van de Heilige Geest te horen, de Stem van de Verzoening (de Verzoening in de term die de Cursus gebruikt voor het ware principe van verlossing die zegt dat de afscheiding van God nooit is gebeurd, de afscheiding van Wie ik werkelijk bent nooit is gebeurd, de afscheiding die ik tussen mijzelf en alle andere mensen in mijn leven waarneem heeft nooit plaatsgevonden, maar is slechts deel van een ijdele droom die geen enkel gevolg heeft), wanneer dit waar is, dan is er geen afscheiding, is er geen zonde, is er geen gevoel van schuld over datgene wat ik geloof dat ik gedaan heb, dan is er geen angst voor bestraffing die mij en iedereen als de ene Zoon er toe gebracht heeft om de denkgeest te ontvluchten en de wereld te maken, onszelf op te splitsen in miljarden en miljarden deeltjes (elk klein deeltje wordt door lichaam gehuisvest). En het toppunt hiervan is dat er geen ‘ik’ is. Er is geen mens, fysiek of psychisch, met een verleden, een heden en een te verwachten toekomst want dit alles maakt deel uit van de droom en bestaat dus niet. Maar aangezien ik wel hou van wie ik ben en zelfs als ik niet hou van wie ik ben dan hou ik wel van het feit dat ik besta. Maar door ditzelfde toedoen - en een van de redenen waarom de bijbel zo verschrikkelijk populair is geworden - is dat de god van de bijbel ons kent. Mogelijk houdt hij niet van ons en wil ons zelfs op een van zijn slechte dagen straffen, maar uiteindelijk ziet hij ons wel staan. En het is die waarneming van ons die zo belangrijk is. Wanneer Jezus ons zegt dat we God om speciale gunsten vragen en Hij hier niet aan tegemoetkomt omdat deze tegemoetkoming Hem vreemd is, het verzoek is vreemd voor Hem, is dit zeggen dat wij willen dat God aandacht heeft voor onze individualiteit, voor ons afgescheiden zelf en omdat God dit niet gedaan heeft, omdat Hij dit niet kon, hebben we Hem ontslag gegeven en hebben we een niet liefhebbende god gemaakt, met name de god van de bijbel, de god die ons opmerkt. De god die ons als een individu heeft geschapen, de god die ons door en door kent. En het is die god waar we van houden, zelfs op zijn slechtste dagen wanneer hij niet-vergevend en oordelend is.

Het probleem is dus dat we de stem en het denksysteem van het ego koesteren en dat we dit denksysteem nodig hebben als een verdediging omdat de Stem van God inderdaad de hele dag tot ons spreekt. Het probleem is dat we Hem niet horen omdat we Hem niet willen horen. En dus is een van de belangrijkste klemtonen van een Cursus in Wonderen – en misschien wel het belangrijkste van alle dingen die Jezus wil dat we begrijpen omdat we op die manier het ego ongedaan maken door onze investering in het horen van de stem van het ego boven Zijn Stem, in te trekken. Dat is in de eerste plaats onze motivatie om hier in deze wereld geboren te worden, nogmaals, als een individueel, psychische en fysieke entiteit, maar het is tevens de motivatie die voorbij elke onvriendelijke gedachte ligt, elke speciale gedachte van zowel speciale liefde als speciale haat, gedachten en ervaringen van mensen die ons genoegen doen of van mensen en situaties die ons pijn bezorgen. Dit alles is het heropvoeren van het oorspronkelijke ogenblik waarin we in zekere zin tegen God gezegd hebben dat Hij kon ophoepelen, dat Zijn Liefde niet voldoende was. En telkens wanneer we een onvriendelijke, oordelende gedachte hebben over iemand of iets dan zeggen we tegen Jezus en de Heilige Geest: hoepel op. Ik ben niet geïnteresseerd in Jouw boodschap over vergeving. Ik ben niet geïnteresseerd om Jouw Stem te horen. In plaats hiervan wil ik deze stem, ik wil de stem die mijn speciaalheid behoud, die mijn uniek zijn behoud waardoor ik als een individu blijf. En het is in het herkennen van deze motivatie om de stem van het ego te horen die ons uiteindelijk in staat stelt om deze stem los te laten omdat we herkennen hoe pijnlijk deze keuze is en waarom zou ik voor pijn kiezen wanneer ik in plaats hiervan de vreugde van God kan kennen?

woensdag 3 februari 2016

Thema uit ECIW - 59 - Wil ik hem (mijn broeder) werkelijk zondeloos zien?




In hoofdstuk 20 van de tekst is er een zin over onze broeder waarin Jezus ons vraagt om onszelf de vraag te stellen: ‘Wil ik hem werkelijk als zondeloos zien?’. Dit wordt het onderwerp voor deze morgen.
Belangrijk hier is dat ons niet gevraagd wordt niet te kijken … . We worden niet gevraagd om onze broeder niet als een lichaam te zien want dit is in deze wereld praktisch onmogelijk omdat we zo zeer geïdentificeerd zijn met onze lichamen.
De meeste studenten van de Cursus herinneren zich wellicht de zin uit hoofdstuk 2 waarin Jezus zegt dat het bijna onmogelijk is om in deze wereld onze fysieke ervaring te ontkennen (T2.IV.3:8-11) en dat dit een bijzonder ongepaste vorm van ontkenning is en dit, nogmaals, komt omdat we zo geïdentificeerd zijn met onze lichamen.
In feite is het zo dat we denken dat we een lichaam zijn die Een Cursus in Wonderen leest. We denken dat we een boek vasthouden in onze handen. We denken dat we lezen met onze ogen. We denken dat we naar opnames van workshops luisteren met onze oren. We denken dat we met ons brein nadenken over wat we gelezen hebben. We denken dat ons lichaam reageert op dat wat we denken dat we lezen, enz., enz. en daarom is het praktisch onmogelijk te ontkennen dat we een lichaam zijn.
Dus zegt Jezus niet om onze fysieke ervaring te ontkennen, onze visuele waarneming van iemand als een lichaam, net zo min als we datgene wat het lichaam doet moeten ontkennen. Wat hij ons echter wel vraagt te ontkennen is de interpretatie van het ego over wat het lichaam doet of hoe het lichaam er uit ziet. Bijvoorbeeld, wanneer er iemand ziek is, stervende of gestorven is dan is onze ervaring als een lichaam in deze wereld dat deze persoon ziek is, dat deze persoon stervende is of dat deze persoon inderdaad gestorven is en dus niet langer aanwezig is bij ons.
Dat is een leugen. Dat is de interpretatie van het ego gesteund op zijn geloof dat de afscheiding werkelijk is en dat het lichaam, die de belichaming vormt van deze gedachte, ook werkelijk is.
In de Cursus wordt ons echter telkens en telkens weer gezegd dat ‘ideeën hun bron niet verlaten’ en dat het idee van de afscheiding nooit zijn bron in de denkgeest verlaten heeft wat wil zeggen dat er geen lichaam is en dat er geen wereld is. Het is dus de denkgeest die interpreteert wat de fysieke ogen zien en wat het brein met deze zintuiglijke gegevens doet. De kwestie dus is wat de denkgeest interpreteert.
In het Handboek voor Leraren herinnert Jezus ons er aan dat we niet boos worden op een feit, maar op de interpretatie van dat feit. Het feit is dat het wel zo kan zijn dat jij mij hebt aangevallen of mensen, met wie ik mij identificeer, hebt aangevallen. De interpretatie is echter dat je ‘mij’ hebt aangevallen. Mogelijks heeft jouw lichaam iets gedaan, heeft je mond dingen gezegd, maar dit heeft niets te maken met ‘mij’ tenzij, zoals het einde van het hoofdstuk 27 zegt, tenzij ik nagelaten heb in te zien dat het mijn droom is. En in deze context is de droom dat ik de afscheiding wil behouden, die gelooft dat ik van God gestolen heb, maar dat ik iemand anders hiervoor verantwoordelijk stel. Dat is mijn droom, een zondebok vinden, iemand vinden op wie ik mijn onbewuste schuld, over de zonde die ik waarneem als de afscheiding van mijn bron, kan projecteren. Dat is mijn droom. Daarom is het zo dat ik wil dat mensen mij aanvallen zodat ik met een beschuldigende vinger naar hen kan wijzen en kan zeggen: ‘Zie, mijn broeder, door jouw schuld moet ik sterven.’ Het is jouw fout, niet die van mij. En zoals het in het begin van hoofdstuk 27 staat – hetzelfde deel waarin de zin ‘Zie, mijn broeder, door jouw toedoen sterf ik.’ staat – dat de zonden van jouw broeder in de Hemel geschreven staan en hem voor gaan. Met andere woorden, God die in de Hemel is ziet de zonden van iemand anders wat mij dus mij, Hem en de wereld aantoont dat je inderdaad gezondigd hebt tegenover mijn lichaam dat moet lijden.
Dus, nogmaals, we worden niet gevraagd om de zondeloosheid te zien van onze broeder, we worden niet gevraagd om zijn lichaam niet waar te nemen. We worden gevraagd om te kijken naar onze wens om onze broeder zondeloos te zien. Wil ik mijn broeder werkelijk als zondeloos zien? En zolang ik mij identificeer met mijn ego klinkt er een duidelijk ‘nee’. Ik wil hem niet zondeloos zien. Ik wil hem zondig zien.
Ik ontken dus niet wat jouw lichaam doet. Ik ontken de interpretatie van mijn ego van wat jouw lichaam doet, namelijk dat jij ‘mij’ dit aandoet. Dit rechtvaardigt het hokje waar ik jou als zondaar in plaats en daarom zal God jou straffen in plaats van mij en dit is gesteund op het basisprincipe van het ego van ‘de een of de ander’. Als jij de ‘zondaar’ bent, dan ben ik zondeloos. Ben ik de zondaar, dan ben jij zonder zonde. Nogmaals, om mijn afscheiding te kunnen behouden, waarvan ik geloof dat ik die van God gestolen heb, is het nodig dat ik iemand anders kan vinden die ik hiervoor verantwoordelijk stel, omdat dan die persoon in plaats van mijzelf gestraft zal worden.
Om mijn broeder dus zondeloos te kunnen zien, om het verlangen te hebben mijn broeder als zondeloos te zien, moet ik eerst het onderliggende verlangen hebben dat ik mijn oorspronkelijke belofte aan het ego moet corrigeren, mijn geloof dat het ego gelijk heeft en dat de Heilige Geest en Jezus ongelijk hebben.
Het antwoord op deze vraag hangt dus af van mijn keuze van leraar of voor het ego, met zijn denksysteem van zonde, schuld, angst en straf of voor Jezus, met zijn denksysteem van vergeving, vrede en genezing. Het antwoord op die vraag is dus gesteund op de keuze van mijn leraar en de keuze van leraar hangt af van mijn keuze of ik nog steeds in de droom wil blijven of dat ik er uit wil ontwaken.
Het komt uiteindelijk neer op die ene fundamentele keuze: wil ik ontwaken of wil ik in slaap blijven?

woensdag 27 januari 2016

Thema uit Een Cursus in Wonderen - 78 - Ik wil de vrede van God



Deze morgen hebben we het over les 185, tenminste over het begin van les 185 ‘Ik wil de vrede van God’. Direct in het begin van deze les zegt Jezus: ‘Deze woorden uitspreken betekent niets, maar deze woorden menen is alles.’ Hier gaat het om.
Niemand die in zijn of haar juist gerichte denken is zal ooit zeggen dat zij de vrede van God niet willen en dit of ze nu wel of niet in God geloven. Iedereen wil in vrede leven. Iedereen wil leven in een wereld waarin vrede is, waar geen oorlog is, waar mensen niet gedood worden, niet geteisterd worden door ziekte, enz., enz. Iedereen zegt dat hij vrede wenst. Het probleem echter is dat niemand het werkelijk meent en de reden dat niemand het meent is omdat we de Hemel verlaten hebben omdat we die vrede niet konden verdragen.
In hoofdstuk 23 (T23.I.1:1) zegt Jezus ons dat de herinnering aan God komt tot een denkgeest die in rust is, wat dus hetzelfde is als een vredige denkgeest. Wanneer we in vrede zijn zullen wij ons God herinneren en wanneer we ons God herinneren zullen we niet langer hier zijn. Wanneer we ons God herinneren, herinneren we ons wie we zijn als Christus en in die staat van volmaakte Liefde en volmaakte Eenheid is er niet langer ruimte voor onze individualiteit, voor ons afgescheiden zelf, ons speciaal zelf, is er geen ruimte meer voor ons op de manier waarop we onszelf definiëren.  Hierdoor wordt vrede de grote vijand.
Het is wel zeker zo dat we vrede verlangen zoals die door de wereld wordt gezien. Vrede betekent dat je de vijand hebt verslaan. Wanneer er dus vrede is, is er altijd iemand die die vrede moet missen. Er moet altijd een prijs voor betaald worden. Ware vrede in deze wereld, die de vrede van God weerspiegelt, omarmt voortdurend alle mensen zonder een enkele uitzondering.
Wanneer Jezus zegt: ‘deze woorden uitspreken betekent niets, maar ze menen betekent alles’ dan duidt hij hier op een diepgaande waarheid. Hiermee probeert hij te wijzen – en in feite probeert hij met de hele Cursus hierop te wijzen – op de diepgaande identificatie met het denksysteem van het ego. Het probleem is dat wij niet denken dat het een denksysteem van het ego is, we denken dat het de werkelijkheid is. Wij denken dat er een uiterlijke wereld is. We denken dat er hier lichamen zijn. We denken dat er wetten zijn die dit alles bijeenhouden zoals les 76 hier lichtjes de draak mee steekt. We denken dat er relationele regels zijn waar sprake is van een winnaar en een verliezer, waar een gevoel van opoffering is: wanneer ik iets wil dan moet ik in plaats hiervoor iets opgeven om het te krijgen, enz., enz. Dit zijn de wetten die onze wereld bepalen. Dit is datgene waarmee we ons identificeren en dit geven we niet zo makkelijk op want doen we dat wel dan betekent dit dat we onze identiteit en ons zelf opgeven. Het betekent dat we onze problemen opgeven, we geven onze geschiedenis uit het verleden op, het misbruik en het slachtofferschap, een gevoel van onrechtvaardigheid. Allemaal zaken die ons definiëren.
Maar in de aanwezigheid van de vrede van God verdwijnt dit allemaal. Daarom is het noodzakelijk dat we tegen deze vrede verdedigingen opbouwen.
In een deel in Het Handboek voor Leraren ‘Wat is de vrede van God?’ zegt Jezus dat boosheid is als een sluier die voor die vrede neervalt, wat dus wil zeggen dat telkens we bedreigd worden door vrede – en herinner je dat vrede het einde betekent van het denksysteem van het ego – dit dus het einde is van onze identiteit met het denksysteem van het ego. Telkens we ons bedreigd voelen, moeten we ons hiertegen verdedigen. Boosheid is een belangrijke verdedigingsvorm. We kunnen dus les 136 een andere naam geven en zeggen: ‘Boosheid is een verdediging tegen de waarheid.’ En we kunnen dit verder uitbreiden naar ‘Speciaalheid is een verdediging tegen de waarheid.’ Zo kunnen we dus zeggen dat speciaalheid, boosheid, bezorgdheid, angst, depressie, ziekte allemaal verdedigingen zijn tegen deze vrede. Met een niet zo mooie woordspeling kunnen we zeggen dat we de vrede (= peace) van God ruilen voor een stukje (= piece) van God (peace en piece worden beide hetzelfde uitgesproken). We willen allemaal een stukje van God stelen en het ons eigen maken wat dan een vervanging wordt voor de echte vrede. Dit is dus terug te vinden in de openingszin van les 185. Op geen enkele manier kan je echt zeggen dat je de vrede van God wilt tenzij je werkelijk in jezelf kijkt naar je verlangen om die vrede niet te hebben.
De eerste blokkade voor vrede is de wens je ervan te ontdoen. Dat is de eerste blokkade voor het bereiken van vrede: ik wil die vrede niet. En nogmaals dit is hetgeen les 185 ons verteld. Dat we hier moeten naar kijken met Jezus als onze leraar, dat we naar het feit kijken dat we die vrede niet willen, dat we zijn Cursus niet willen. We willen zijn vergevingsboodschap niet, we willen onze vergevingsboodschap. We willen ons stukje van de Hemel en we willen zelfs doden om dit afgescheiden deeltje te kunnen behouden, dit afgescheiden deeltje dat we onszelf noemen.
De manier waarop we dit stukje willen behouden en vasthouden – het egodeel – is door iemand anders er verantwoordelijk voor te stellen. Ik behoud dus de afscheiding die ik van God genomen heb en ik beschuldig iemand anders hiervan.
Hoe kan er dus vrede zijn wanneer ‘conflict’ de naam is van het spel van het ego?
Hoe kan er vrede zijn wanneer ik voel dat ik met alles en iedereen op voet van oorlog leef?
Hoe kan er vrede zijn wanneer ik wil dat er strijd is met alles en iedereen in de wereld?

Dat is het ding waar we moeten naar kijken en dat is een van de meest belangrijke dingen uit les 185: het herkennen hoezeer we die vrede niet willen. Pas dan kunnen we ‘nee’ zeggen tegen het ego wat dan natuurlijk betekent dat we ‘ja’ zeggen tegen Jezus en zijn Cursus.