woensdag 21 februari 2018

Les 23 - Ik kan ontsnappen aan de wereld die ik zie door aanvalsgedachten op te geven. – deel 3


(4:6) Want je zult ze niet alleen maken.

Hiermee wordt de eenheid van de denkgeest bedoeld en heeft niets met het fysieke te maken. Wanneer we ervoor kiezen ons met Jezus te vereenzelvigen kiezen we een duidelijke keuze voor eenheid en niet meer voor de afscheiding. Dat is de betekenis van ‘met Jezus zijn’. Als hij de Christus is, omdat hij de Zoon is van God en ik mij in een heilig ogenblik bij hem voeg, dan ben ik ook de Christus, samen met iedereen.

Wanneer wij kiezen voor het onheilig ogenblik, gezien ook in het egodenksysteem iedereen één is met mij, zenden wij de boodschap uit dat wij gelijk hebben en God verkeerd is. Dat wij gelijk hebben in ons geloof van afgescheidenheid; dat we gelijk hebben wanneer we ons oneerlijk behandeld voelen, we hebben gelijk wanneer we boos zijn op de ander … .

In de tekst heeft Jezus het erover dat visie of oordeel onze keuze is (T. 20. V. 4:7). Visie ziet ons allemaal als één een weerspiegelt het delen van een en hetzelfde doel. Oordeel ziet de schuld voor de zonde van het doden van God zodat wij zouden kunnen bestaan en omwille van deze schuld proberen wij voortdurend de ander teniet te doen volgens het principe van het ego van of ik of de ander. We hebben dus de kracht om of de beslissing voor het ego te versterken of elkaar eraan te herinneren dat er een andere keuze kan gemaakt worden.

Alinea 5 geeft de basis weer voor de drie stappen van vergeving.

(5:1-2) Het idee voor vandaag introduceert de gedachte dat je niet gevangen zit in de wereld die jij ziet, omdat de oorzaak ervan kan worden veranderd. Deze verandering vereist eerst dat de oorzaak herkend wordt en daarna losgelaten, zodat die kan worden vervangen.

De oorzaak benoemen is herkennen dat het probleem niet iets is dat van de wereld is, mijn verwarring wordt niet veroorzaakt door wat mijn lichaam of het lichaam van iemand anders mij wel of niet aandoet. De oorzaak blijft een keuze die mijn denkgeest gemaakt heeft. Dat is de eerste stap voor vergeving.

Het loslaten – de tweede stap – betekent Jezus om hulp vragen om anders te kijken naar mijn gedachten van schuld en aanval. Ik realiseer me dat wanneer mijn aanval op jou een projectie is die ik gemaakt heb, dan moet de aanval op mezelf ook iets zijn dat ik verzonnen heb, dat ik gemaakt heb – ik blijf zoals God mij heeft geschapen; wie ik ben als Zoon van God is niet veranderd. Loslaten brengt dus met zich mee dat ik naar mijn schuld kijk met de liefde van Jezus naast me.

De derde stap is dan wanneer ik Jezus vraag om mij te helpen te kijken naar mijn schuld, in dat ogenblik doet zijn stralend en vergevend licht de oorzaak van de schuld verdwijnen. Het is enkel mijn verantwoordelijkheid om mijn schuld naar hem te brengen, de betekenis van het aanvaarden van de Verzoening voor mijzelf. (T. 2. V. 5:1).

Om kort deze drie stappen samen te vatten
1) ik breng de schuld die ik op jou geprojecteerd heb terug naar mijn denkgeest;
2) door samen met Jezus te kijken breng ik de schuld, die in mijn denkgeest is, naar hem; in welk ogenblik
3) de schuld verdwijnt omdat ik de liefde en het licht aanvaard die altijd aanwezig is, maar verborgen was onder de duisternis van mijn schuld en geprojecteerd werd via mijn aanvalsgedachten.

(5:3-6) Bij de eerste twee stappen in dit proces is jouw medewerking vereist. Bij de laatste niet. Jouw beelden zijn al vervangen. Door de eerste twee stappen te zetten zal je zien dat dit zo is.

Onze taak is dat ‘beetje bereidwillig zijn’ om onze egogedachte naar Jezus te brengen; de gedachten die we naar buiten geprojecteerd hebben, de gedachte waarmee we de wereld en onszelf gemaakt hebben.

Alles waarin we geloven is reeds voorbij, zoals staat in de regel die ik eerder heb vermeld: ‘6Deze wereld was lang geleden al voorbij.’ (T. 28. I. 1:6). Het is slechts ons geloof dat er hier een wereld is en waarom Jezus het woord hallucinatie gebruikt om deze te beschrijven (T. 20. VIII. 7-8). We beginnen ons bewust te worden van de waarheid van het Verzoeningsprincipe door onze gedachten over dat waar we zeker van waren dat het echt was, te veranderen: dat er een wereld daarbuiten is waarvan wij en anderen de dupe van zijn.

(6:1-2) Naast het gebruik van het idee van deze dag telkens wanneer de behoefte zich voordoet, zijn er vandaag nog vijf oefenperioden voor de toepassing ervan nodig. Herhaal het idee, terwijl je om je heen kijkt, eerst langzaam voor jezelf, sluit dan je ogen en besteed er ongeveer een minuut aan om in je denkgeest te zoeken naar zoveel aanvalgedachten als maar in je opkomen.

Je denken onderzoeken is een belangrijk onderwerp in Een Cursus in Wonderen. Als een student van het werkboek en van de Cursus leren we de tot nu toe verborgen aanvalsgedachten te zien.

(6:3-5) Zeg bij elke die zich in je denkgeest aandient:
Ik kan ontsnappen aan de wereld die ik zie door aanvalgedachten over _________ op te geven.
Houd, terwijl je dit zegt, elke aanvalgedachte even in je aandacht vast en zet die gedachte dan van je af en ga verder met de volgende.

Deze instructies geven het belangrijke proces weer om de duisternis van onze illusies naar het licht van de waarheid te brengen.

(7) Zorg er bij de oefenperioden voor dat je daarin zowel je gedachten waarin je aanvalt als de gedachten waarin je wordt aangevallen betrekt. Hun gevolgen zijn precies hetzelfde, omdat ze zelf precies hetzelfde zijn. Dit zie je nu nog niet in en jou wordt op dit moment slechts gevraagd ze in de oefenperioden van vandaag als gelijk te behandelen. We verkeren nog pas in het stadium waarin wordt vastgesteld wat de oorzaak is van de wereld die jij ziet. Wanneer je uiteindelijk gaat inzien dat gedachten van aanvallen en van aangevallen worden niet van elkaar verschillen, zal je gereed zijn om de oorzaak los te laten.

Er is geen verschil tussen het slachtoffer zijn of de aanvaller. Aanval is aanval is aanval. En Jezus herhaalt dat hij van ons niet verwacht dat wij dit begrijpen, er ons mee vereenzelvigen of erin geloven, maar hij vraagt ons om het in praktijk te brengen en hij zegt ons precies hoe we dit moeten doen.

Terwijl we leren dat er geen verschil is tussen zelfaanval (schuld) en aanval, realiseren we ons dat een slachtoffer zijn de meest kwaadaardige vorm van aanval is die mogelijk is. Wanneer we onszelf als slachtoffer zien is het duidelijk dat iemand anders hiervoor de prijs moet betalen als straf voor onze zonde. Het is het lijden van het slachtoffer dat met een beschuldigende vinger naar de ander wijst (zie bv. T. 27. I.1-4). De investering, onszelf te zien als een slachtoffer, opgeven is de moeilijkst op te geven illusie, ons werkelijk bestaan is gesteund op het idee dat we slachtoffers zijn. Dat wij er niet voor gekozen hebben om hier in deze wereld te zijn – het zijn onze ouders die ons hier gebracht hebben; wij kozen er niet voor om onze lichamen te hebben, onze persoonlijkheden of problemen, het waren onze genen of onze omgeving die de bepalende factoren waren. Dat is wat we geloven.

Het is heel moeilijk om te accepteren dat we moeten spreken over een aanval wanneer we onszelf zien als overgeleverd aan de genade van krachten waarover we geen controle hebben. Dit is de betekenis van deze les. En nogmaals, Jezus vraagt ons niet dat we dit nu al kunnen accepteren, maar hij vraagt ons dat we zijn woorden zouden horen en zouden proberen om hem te begrijpen en ook al zitten we nog maar in de beginfase van onze training toch ook onze gedachten van slachtofferschap mee te nemen in onze oefenperiodes.  

maandag 19 februari 2018

Les 23 - Ik kan ontsnappen aan de wereld die ik zie door aanvalsgedachten op te geven. – deel 2

(2) Als de oorzaak van de wereld die jij ziet aanvalgedachten zijn, moet je leren dat je juist deze gedachten niet wilt. Het heeft geen zin te jammeren over de wereld. Het heeft geen zin te proberen de wereld te veranderen. Ze is niet te veranderen, omdat ze slechts een gevolg is. Maar het heeft zeker zin je gedachten over de wereld te veranderen. Hiermee verander jij de oorzaak. Het gevolg zal dan vanzelf veranderen.

In eerste instantie moeten we accepteren dat de oorzaak van de wereld een aanvalgedachte is, het geloof dat we afgescheiden zijn. Deze oorzaak geldt zowel voor het hele fysieke universum als voor onze eigen individuele wereld.

(3:1) De wereld die jij ziet is een wraakzuchtige wereld en alles daarin is een symbool van wraak. Elk van je waarnemingen van de ‘uiterlijke werkelijkheid’ is een weergave in beelden van je eigen aanvalsgedachten.

Dit zijn straffe uitspraken en ook hier even compromisloos als enig andere uitspraak die je in de tekst tegenkomt. Alles in deze wereld is een symbool van wraak. Waarom? Omdat wanneer je gelooft dat er een wereld is je zegt dat God niet langer bestaat. En wanneer God niet langer bestaat dan komt dat omdat je Hem gedood hebt en daardoor noodgedwongen gelooft dat het gerechtvaardigd is dat hij weerwraak zal nemen op jou. We hebben deze afschuwelijke gedachte en conflict geblokkeerd, vervolgens geprojecteerd om daarna te geloven dat het de wereld is die eropuit is om zich op ons te wreken. We kunnen natuurlijk ook een andere betekenis aan de wereld geven: vergeving, het doel van de Heilige Geest.

(3:2) Elk van je waarnemingen van de ‘uiterlijke werkelijkheid’ is een weergave in beelden van je eigen aanvalsgedachten.

‘Uiterlijke werkelijkheid’ staat tussen haakjes omdat er geen werkelijkheid buiten is. Dit staat gelijk met het idee dat Jezus eerder in de tekst aanhaalt: ‘Al het denken produceert vorm op een of ander niveau.’ (T. 2. VI. 9:14) die ook in de eerste alinea in deze les voorkomt: elke gedachte die je hebt, bouwt een gedeelte van de wereld die jij ziet.’ Met ‘een weergave in beelden’ bedoelt Jezus projectie, zoals we in deze uitspraak kunnen zien:

Ze (de wereld) getuigt van de staat van jouw denkgeest, de uiterlijke weergave van een innerlijke toestand. (T. 21. Inl. 1:5)

(3:3-4) Men kan zich met recht afvragen of dit wel zien kan worden genoemd. Is fantasie niet een beter woord voor een dergelijk proces en hallucinatie niet een toepasselijker term voor het resultaat?

Fantasie is een term voor gedachten die niet werkelijk zijn. Alles in deze wereld – of dat nu speciale haat of speciale liefde is, komt voort uit een fantasiegedachte. Zo geeft de wereld mij wat ik wil: een plek waar ik mij voor God kan verbergen.

(4:1) Je ziet de wereld die jij gemaakt hebt, maar je ziet jezelf niet als de maker van het beeld.

Deze ontkenning wordt later in detail besproken in les 136 ‘ziekte is een verdediging tegen de waarheid’, een les die ons leert dat we ziekte maken en dan vergeten dat we dat gedaan hebben. Het is een andere manier om te zeggen dat wij de dromer van de droom zijn, maar de bron van de droom vergeten zijn. Het is een belangrijk thema in de tekst. Noteer alvast voor nu deze stellingnames:

Zo ontstonden alle illusies. Degene die ze maakt ziet zichzelf niet als hun maker en hun realiteit berust niet op hem. Welke oorzaak ze ook hebben staat volkomen los van hem en wat hij ziet is gescheiden van zijn denkgeest. Hij kan de werkelijkheid van zijn dromen niet in twijfel trekken, omdat hij niet ziet welk aandeel hij erin heeft ze te produceren en een schijn van werkelijkheid te verlenen. (T. 27. VII 7:6-9)

Jij bent de dromer van de wereld van dromen. Een andere oorzaak heeft ze niet, en zal ze ook nooit hebben. (T. 27. VII. 13:1-2).

Laten we de droom die hij heeft weggegeven teruggeven aan de dromer, die de droom ziet als iets los van hem dat hem is aangedaan. (T. 27. VIII.6:1)

Het wonder doet je niet ontwaken, maar laat jou alleen zien wie de dromer is. (T. 28. II. 4:2)

De angst werd op zijn plaats gehouden doordat hij niet inzag dat hij de auteur was van de droom en niet een personage in de droom. (T. 28. II. 7:4)

(4:2-3) Je kunt niet van de wereld worden verlost, maar je kunt wel aan haar oorzaak ontsnappen. Dit is de betekenis van verlossing, want waar blijft de wereld die jij ziet als haar oorzaak is verdwenen?

Je kan uiteindelijk niet van de wereld verlost worden omdat er geen wereld is.

(4:4-5) Visie heeft, voor alles wat jij nu meent te zien, al een vervanging gereed. Lieflijkheid kan jouw beelden verlichten en ze zo transformeren dat je ze zult liefhebben, ook al werden ze gemaakt uit haat.

Visie is de term van de Cursus voor het juist-gericht denken of een juiste waarneming via het denksysteem van Verzoening van de Heilige Geest.

Dit wijst terug op les 15 ‘mijn gedachten zijn beelden die ik heb gemaakt’ die het heeft over lichtrandjes die je ziet rond voorwerpen. Ik heb daarbij uitgelegd dat de verwijzingen naar het licht oorspronkelijk bedoeld waren voor een vriend van Helen en Bill en dat dit niet letterlijk moet genomen worden. Ze kunnen best begrepen worden in de betekenis van inhoud, wat wil zeggen dat we dingen anders leren zien. Deze nieuwe manier van kijken wordt voorgesteld door licht ‘Lieflijkheid kan jouw beelden verlichten’. Alles in de wereld wordt nu liefdevol in onze met licht gevulde waarneming omdat de doelstelling veranderd is.

Alhoewel onze beelden uit angst werden gemaakt – een sterker woord voor ‘aanval’ – is het doel nu gewijzigd. We kijken er nu naar vanuit liefde, niettegenstaande hun oorsprong. Zoals de tekst het heeft over speciaalheid in een belangrijke uitspraak die we reeds eerder hebben aangehaald:

‘Dat is de manier waarop de Heilige Geest vriendelijk naar speciaalheid kijkt, waarop Hij wat jij gemaakt hebt aanwendt om te genezen in plaats van te schaden.’ (T. 25. VI. 4:1).


Ons doel bij het maken van de wereld was om onze individualiteit en gedachten van zonde door projectie te beschermen. Door het wijzigen van haar doel wordt de wereld een leerschool waarin we leren dat er geen wereld is door de projectie om te keren en terug te brengen naar de bron ervan: onze denkgeest. De liefdevolle gedachte bevrijdt ons door het met liefde gevulde licht dat schijnt op onze visie en op alles wat we zien. 
(wordt vervolgd)

dinsdag 13 februari 2018

Les 23 - Ik kan ontsnappen aan de wereld die ik zie door aanvalsgedachten op te geven. – deel 1

Dit is een van de belangrijkste lessen van het werkboek. Een les die ons duidelijkheid geeft over de aard van de wereld en wat verlossing wel en niet is. Een ander waardevol aspect van deze les is de eenvoudige taal.

De wereld die we zien is een wereld van dood, wraak, geweld, pijn en lijden. Het is soms ook een wereld van plezier en geluk, maar geen enkel plezier of geluk is in de wereld blijvend. Wanneer het genoegen of geluk begint te vervagen groeit weer onze ongerustheid, boosheid, voelen we een leegte en ervaren pijn. Jezus leert ons hier nu dat de manier om deze pijn te ontvluchten niet is door er iets aan te doen, maar door de manier hoe we naar deze wereld kijken te veranderen.

(1:1-3) Het idee voor vandaag bevat de enige uitweg uit de angst die ooit zal werken. Niets anders zal baten, al het andere is zonder betekenis. Maar deze manier kan niet falen.

Je kan niet met angst leren omgaan door het te overwinnen of door iets in de wereld of in het lichaam te veranderen. Je kan enkel bevrijd worden van angst door de oorzaak ervan te veranderen, namelijk de beslissing om afgescheiden te zijn. Vele wereldse methoden zullen werken, maar niet altijd. Met andere woorden, de winst die je eventueel krijgt door het volgen van wereldse richtlijnen houden niet stand, hoe nobel en ideaal het ook mag lijken omdat de oorzaak van de ellende over het hoofd is gezien. Dit was Jezus nadrukkelijk antwoord voor Helen - en één waarnaar we regelmatig zullen terugkeren - toen zij hem in het begin van het dictaat vroeg om haar angst van haar weg te halen:

Het corrigeren van angst is jouw verantwoordelijkheid. Wanneer jij vraagt om bevrijding van angst, suggereer je dat dit niet zo is. Je zou in plaats daarvan hulp moeten vragen in de omstandigheden die de angst hebben teweeggebracht. Deze omstandigheden hebben altijd te maken met de wens afgescheiden te zijn.
Je kunt wel blijven klagen over angst, maar desondanks volhard je erin jezelf bang te maken.
Als ik tussen jouw gedachten en hun uitwerking zou komen, zou ik tornen aan een elementaire wet van oorzaak en gevolg, de meest fundamentele wet die er is. Ik zou jou allerminst helpen als ik de kracht van je eigen denken zou kleineren. Dit zou lijnrecht ingaan tegen het doel van deze cursus. Het is veel nuttiger jou eraan te herinneren dat jij je gedachten niet zorgvuldig genoeg bewaakt. (T. 2. VI. 4:1-4; VII. 1:1, 4-7)

Door haar aandacht te richten op de oorzaak van haar onrust en niet op het gevolg van haar angst wees Jezus haar dus op de kracht van haar denkgeest.

(1:4-5) Elke gedachte die je hebt, bouwt een gedeelte van de wereld die jij ziet. We moeten dus met jouw gedachten aan het werk, wil jouw waarneming van de wereld veranderen.

Dit omschrijft duidelijk oorzaak en gevolg die heel letterlijk genomen moet worden. De oorzaak van alles in de wereld zijn onze gedachten en het gevolg is alles dat we in deze wereld ervaren. Dit principe moet begrepen worden vanuit het standpunt van de denkgeest. De kans bestaat erin dat we geneigd zijn te geloven dat een bepaalde gedachte die we hebben een nadelig gevolg zou kunnen hebben op iets uitwendig. Bijvoorbeeld, wanneer je als individu een boze gedachte hebt over iemand en dan gebeurd er jammer genoeg iets, dan zou je verkeerdelijk kunnen denken dat deze les betekent dat jij verantwoordelijk bent voor die persoon. Het is hier niet de bedoeling dat dit zou leiden tot een schuldgevoel omdat er iets is gebeurd met iemand waarop jij boos bent. Jezus heeft het hier over een gedachte in de denkgeest, wat wil zeggen dat, indien deze persoon van de ladder valt, dit moet gezien worden als een keuze dat die persoon heeft gemaakt, mogelijk samen met jou wanneer je erop reageert – maar niet de jij die je denkt dat je bent.

Het is essentieel om te onthouden dat gedachten van de denkgeest zijn en niet van het brein. Er wordt algemeen aangenomen dat gedachten bij het brein horen. Het is echter zo dat het brein helemaal niet denkt, wat ons keer op keer weer verteld wordt. Jezus heeft het hier uitsluitend over de denkgeest. En herinner je, de denkgeest is buiten tijd en ruimte en de wereld van tijd en ruimte is ontstaan uit die ene afscheidingsgedachte. Eens we geloven dat we hier zijn, schijnt alles werkelijk te zijn en bestuurd te worden door wetten die wij vastgesteld hebben. En dat is steeds een expressie van oorzaak en gevolg. Bijvoorbeeld ik drink vergif op en mijn lichaam ervaart hier het gevolg van: ik word ziek en kan zelfs doodgaan. Beide, de schijnbare oorzaak – het drinken van het vergif – en het schijnbare gevolg – de ziekte van mijn lichaam of mijn dood – zijn gevolgen van een grotere oorzaak, de gedachte die zegt: ‘Ik zal bewijzen dat ik gelijk heb en dat God verkeerd is. Ik zal bewijzen dat de afscheiding echt is, dat het lichaam echt is en dat zonde uiteindelijk een gevolg heeft, namelijk mijn dood. ‘

Deze les gaat niet in op dit principe, dat is de functie van de tekst. Het onderliggend onderricht ervan wordt hier echter wel in weerspiegeld. Jezus verwacht niet van zijn studenten dat zij een grondige kennis hebben van de theoretische principes uit de tekst. Hij vraagt ons eenvoudig om de oefeningen in praktijk te brengen. Een consistente beoefening kan uiteindelijk leiden tot een begrip van de diepere metafysica van het denksysteem van Een Cursus in Wonderen. Onthoud dat de wereld gemaakt werd als een verdediging om niet in aanraking te komen met de gedachten in onze denkgeest. ‘We moeten dus met jouw gedachten aan het werk’ is een heel belangrijke uitspraak. Dit is een cursus in geesttraining, een cursus in het veranderen van je denken en van hoe je waarneemt. Praktisch gezien betekent ‘veranderen wat je denkt’ veranderen van leraar van wie je wil leren. De basisregel van Een Cursus in Wonderen is altijd: kies ik voor mijn ego om mij te leren hoe ik de wereld zal waarnemen of laat ik Jezus of de Heilige Geest mijn Leraar zijn? Mijn gedachten – schuld, boosheid en lijden of gedachten van vrede en vergeving als een direct gevolg van de leraar waarvoor ik heb gekozen. Het is daarom belangrijk te begrijpen dat een integraal deel van het leerplan van de Cursus gericht is om een persoonlijke relatie met Jezus of de Heilige Geest te ontwikkelen. Vanuit deze relatie zullen onze juist-gerichte gedachten en daaruit voortvloeiend ons juist-gericht waarnemen en gedrag een onvermijdelijk gevolg zijn.


(wordt vervolgd)

zondag 11 februari 2018

Les 22 - Wat ik zie is een vorm van wraak.

Dit is een vervolg op de vorige les waarin gesproken wordt over aanval en boosheid, maar in die zin dat er geen verschil is onder de verschillende vormen die er zijn – van ergernis tot woede – omdat ze allemaal de gedachte van slachtofferschap en afscheiding verbergen. Deze les gaat nog wat dieper in op dit principe.

Het is uitermate belangrijk om, naarmate we verdergaan, in gedachten te houden dat het onmogelijk is om in deze wereld te zijn en geen aanvalsgedachten te hebben. Gezien de wereld gemaakt werd als een aanval op God en om te bewijzen dat wij gelijk hebben en Hij verkeerd is, zoals Jezus verderop in het werkboek zegt in Wd2. 3.2:1, en wanneer we ons vereenzelvigen met deze wereld en het lichaam, we inherent hieraan deel zijn van dit denksysteem van aanval. Het concept van een individueel bestaan brengt daarom aanval met zich mee, zo niet moord, omdat er, om sprake te zijn van dit bestaan, God hiervoor vernietigd moest worden. Een gevolg hiervan is dat het niet mogelijk is zich zowel fysiek als psychisch te identificeren met het lichaam zonder deel te hebben aan het complete denksysteem van het ego. Van de vele woorden die het ego insluit staat ‘aanval’ steevast bovenaan de lijst.

(1:1-2) Het idee van vandaag beschrijft nauwkeurig hoe eenieder die er in zijn denkgeest aanvalsgedachten op nahoudt, de wereld moet zien. Aangezien hij zijn kwaadheid op de wereld heeft geprojecteerd, ziet hij wraak op het punt staan hem te overvallen.

Zolang wij er aanvalsgedachten op na houden zien wij de wereld als iets dat klaar staat om wraak te nemen. De tweede zin, een omschrijving voor projectie, voorziet ons van de reden waarom. We houden er allemaal aanvalsgedachten op na omdat onze identiteit hierop is gebaseerd. Gezien de oorsprong ervan – kunnen bestaan mits God vernietigd is – is dit gesteund op het principe van ‘de een of de ander’ of ‘doden of gedood worden’. We geloven allemaal dat we zondig zijn, omdat we allemaal geloven dat we God hebben aangevallen. Dit gevoel van zonde, samen met de schuld die hier onvermijdelijk op volgt, is zo overweldigend dat het niet te verdragen is. Daarom zegt het ego ons om zonde en schuld in ons onderbewustzijn te onderdrukken om het dan naar buiten te projecteren. Gelet op de te verwachten straf die inherent is aan deze schuld is de wereld ontstaan, het middel van het ego om te bewijzen dat we straf verdienen, dat we het verdienen oneerlijk behandeld of gedupeerd te worden.

Het begin van ons fysieke leven – conceptie en geboorte – wordt aldus gezien als het bewijs dat wij de onschuldige slachtoffers zijn van datgene wat andere mensen ons hebben aangedaan: we zijn hier niet omdat we hier zelf voor gekozen hebben, maar het gevolg van een biologisch toeval. Dit weerspiegelt het bijna universele geloof dat wij niets te maken hebben met onze geboorte. Alles wat er met ons gebeurt, vanaf de zwangerschap wordt gezien binnen de context van ons onschuldig slachtofferschap ten gevolge van krachten en machten buiten onze controle. Het ego interpreteert deze krachten en machten altijd als een vorm van aanval op ons waardoor we overtuigd zijn dat we dit verdienen omwille van onze oorspronkelijke aanval op God.

Dit is het centrale thema van deze les. Wanneer deze onbewuste dynamiek niet begrepen wordt, zal men niet in staat zijn om Een Cursus in Wonderen te begrijpen en het denksysteem van het ego of het ongedaan maken ervan door de Heilige Geest. Zolang we blijven geloven dat we afgescheiden zijn hebben we aanvalsgedachten en deze moeten naar buiten geprojecteerd worden. Daarom geloven we ook onbewust dat wat anderen ons aan doen of van plan zijn te doen of reeds gedaan hebben komt door wat wij oorspronkelijk met God en Zijn Zoon gedaan hebben. We kunnen hier zonder twijfel aannemen dat Jezus ons als studenten er voortdurend op aanstuurt om deze dynamiek te begrijpen en dit in de samen met de lessen en de oefeningen ervan. Hij vraagt ons om de principes om het ongedaan te maken - vergeving - toe te passen op ons persoonlijk leven door te herkennen hoe wij deze egogedachten in ons dagelijks gedrag manifesteren.

(1:3) Zijn eigen aanval wordt zo als zelfverdediging gezien.

We zijn vergeten dat we deze oorspronkelijke aanvalsgedachte hebben omdat we deze gedachte geprojecteerd hebben en we nu alles, iedereen en elk aspect van de wereld zien klaar om ons aan te vallen. Daarom voelen we ons gerechtigd om, als zelfverdediging, ook aan te vallen. Dit is het ‘aangezicht van onschuld’ wat eerder werd vernoemd, een concept die in de tekst meer in detail wordt besproken, zoals vb. T. 27. I; T. 31. V. In les 170 wordt dit concept van zelfverdediging dieper uitgewerkt.

(1:4-6) Dit wordt steeds meer een vicieuze cirkel, tot hij bereid is zijn manier van zien te veranderen. Zo niet, dan zullen gedachten van aanval en tegenaanval hem volledig in beslag nemen en zijn hele wereld vullen. Welke innerlijke vrede is er dan nog voor hem mogelijk?

Jezus heeft het hier over de vicieuze cirkel van aanval en verdediging. Verdediging is altijd een tegenaanval die nooit zal veranderen zolang wij het ‘hoe’ van het zien niet veranderen. Dit betekent veranderen hoe we denken gezien waarneming en denken hetzelfde zijn: ideeën verlaten hun bron niet. Wat we buiten ons zien is eenvoudig een afbeelding van wat we eerst in onze denkgeest hebben waargenomen en voor waar hebben aanvaard. Telkens wanneer we voelen overgeleverd te zijn aan krachten voorbij onze controle – of dat nu in ons lichaam is, in lichamen buiten ons of de wetten van de wereld of de natuur – bevestigen we dat het denksysteem van het ego gelijk heeft, wat inhoudt dat de werkelijkheid van God en de Liefde van God niet waar zijn.
Nogmaals, als we aannemen dat wij bestaan als een afgescheiden, individueel zelf is het niet mogelijk niet in de val van deze vicieuze cirkel van aanval en tegenaanval te lopen. Er is geen ontkomen aan tenzij wij de aanname van ons denken veranderen, een proces waar we in les 23 dieper op ingaan.

(2:1-2) Aan deze barbaarse fantasie wil je nu juist ontsnappen. Is het geen verheugend nieuws te horen dat het geen werkelijkheid is?

Dit is zeker geen goed nieuws wanneer je nog steeds gelooft dat je bestaat en belangrijk bent, om maar niet te spreken van speciaalheid. Zolang jij je aan je individuele identiteit blijft vastklampen is het geen vreugdevol nieuws te horen dat je hiervan los kan komen. Dit verklaart de weerstand voor deze lessen, zowel in het begrijpen ervan als in het toepassen, om nog maar niet te spreken van de weerstand tegen dat wat de tekst ons leert. Het is bijzonder behulpzaam zijn om, terwijl je verder gaat, vast te stellen hoezeer je aan je zelf gehecht bent en aan de overtuiging dat jij gelijk hebt.

(2:3-5) Is het geen blije ontdekking te bemerken dat je ontsnappen kunt? Jij hebt zelf gemaakt wat je wilt vernietigen: alles wat je haat en wilt aanvallen en doden. Al wat jou angst inboezemt, bestaat niet.

Wat we willen vernietigen is andere mensen, net zoals enig ander voorwerp van onze boosheid. Wij hebben de wereld gemaakt die we willen vernietigen en waarvan we geloven dat zij ons tracht te vernietigen. Alles wat we haten, willen aanvallen en doden maakt deel uit van deze wilde fantasie, het doel waarvan het bewijs ons bestaan is, maar de verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij iemand anders. Nogmaals, we nemen onszelf waar als het onschuldige slachtoffer van wat een ander ons heeft aangedaan.

Wanneer je deze les doet, probeer dan de angst en de ongerustheid vast te stellen die naar boven komt wanneer je begint na te denken over wat Jezus zegt.
De volgende alinea biedt een opgelegde kans om dit te oefenen:

(3:1-6) Kijk tenminste vijf keer vandaag, telkens zeker een minuut, naar de wereld om je heen. Zeg bij jezelf, terwijl je ogen langzaam van het ene naar het andere voorwerp, van het ene naar het andere lichaam gaan:
Ik zie alleen het vergankelijke.
Ik zie niets wat duurzaam is.
Wat ik zie is niet werkelijk.
Wat ik zie is een vorm van wraak.

Doe deze oefening voor een spiegel en kijk in hoeveel je gelooft wat je zegt. Terwijl je naar een weerspiegeling kijkt van je afgescheiden zelf zeg je: ‘Ik zie alleen het vergankelijke, bederfelijke. Ik zie niets dat zal blijven. ‘Wanneer je dit zorgvuldig en bedachtzaam doet is het bijna zeker dat er ongerustheid is. Wanneer dit niet het geval is onderzoek dan je denkgeest op al je verdedigingen hiertegen. Zo lang je gelooft dat je bestaat, speciaal, uniek en belangrijk bent - of dat nu in positieve of negatieve zin is - zal je deze lessen moeilijk en onrustwekkend vinden en is het nodig dat je de weerstand in jezelf vaststelt. Je kan dus maar beter eerlijk zijn ten opzichte van de laatste drie zinnen:



(3:7-9) Vraag jezelf aan het einde van elke oefenperiode af:

Is dit de wereld die ik werkelijk wil zien?

Het antwoord is overduidelijk.


Terwijl het antwoord vrij duidelijk mag zijn voor de juist-gerichte denkgeest, is dit zelf volgens het ego toch ons zelf. Maar nogmaals ‘we staan nog steeds aan het prille begin van de beginfase van de eerste reis’ zoals vermeld in ‘Psychotherapie, doel, proces en praktijk (P. 3. II. 8:5). Er valt nog heel wat te leren. 

vrijdag 9 februari 2018

Les 21 - Ik ben vastbesloten de dingen anders te zien.

Deze les is een direct vervolg op de vorige. Wat interessant is, is dat Jezus het in deze les vooral over boosheid heeft terwijl dit in het idee ervan niet terug te vinden is. Hiermee wordt het principe dat er in illusies geen rangorde bestaat aangetoond door ons bewust te maken dat o.a. boosheid dus een breed gala aan gedachten kent. We beginnen met de specifieke instructies die normaal gezien op het einde van de les komen:

(1:1-2:2) Het idee voor vandaag is vanzelfsprekend een voortzetting en uitbreiding van het vorige. Ditmaal zijn er echter, naast de toepassing van het idee wanneer bijzondere situaties optreden, speciale perioden van gedachteonderzoek vereist. Vijf oefenperioden van elk een volle minuut worden dringend aangeraden.
Begin de oefenperioden met het idee voor jezelf te herhalen. Sluit dan je ogen en onderzoek je denkgeest zorgvuldig op voorbije, huidige of verwachte situaties die je kwaad maken.

Dit is het gedachteonderzoek waar reeds over gesproken werd. Jezus wil nu dat we ons specifiek focussen op boosheid. Het probleem is dat we op het moment dat we boos zijn we niet zomaar besluiten om die dingen anders te gaan zien omdat onze boosheid zegt: ‘Ik ben vastbesloten de dingen te zien zoals ik ze altijd heb gezien. Mijn waarneming is de juiste en die van Jezus is verkeerd en ik wil dit kunnen bewijzen.’

Jezus helpt ons om ons te realiseren dat we vooraleer we zeggen dat we vastbesloten zijn de dingen anders te zien, we eerst onze gedachten moeten doorzien en dus in de eerste plaats ermee in contact moeten komen. Met andere woorden, visie kan enkel komen wanneer we onze boze gedachten ongedaan maken door onze verkeerde keuze voor het ego te corrigeren. Nee zeggen tegen het ego is de manier om inzicht te krijgen.

(2:3-5) De kwaadheid kan iedere vorm van reactie aannemen, variërend van lichte irritatie tot razernij aan toe. De hevigheidsgraad van de emotie die je ervaart doet niet ter zake. Je zult je er steeds meer van bewust worden dat een lichte krimp van ergernis niets anders is dan een sluier over intense woede.

Deze laatste zin werd eerder ook in les 16 aangehaald. Het is een van de meer bekende zinnen uit Een Cursus in Wonderen. Deze zin is zo belangrijk dat Jezus hem bijna op dezelfde manier herhaalt in het Handboek voor Leraren (H. v. L. 17. 4:5). Alles is hetzelfde. Vormen verschillen, maar de inhoud ervan blijft hetzelfde. Dat wordt in deze les duidelijk uitgelegd. Beweringen als deze illustreren precies het radicaal zijn van de Cursus. In alle opzichten ontkracht hij al onze ervaringen en overtuigingen.

(3:1-2) Probeer daarom tijdens de oefenperioden de ‘kleine’ gedachten van kwaadheid niet aan je aandacht te laten ontsnappen. Onthoud dat je niet werkelijk inziet wat jou kwaad maakt en dat niets wat je in dit verband gelooft, enige betekenis heeft.

We denken dat wat ons boos maakt komt door wat mensen doen of weigeren te doen, maar de echte reden waarom we boos worden is de behoefte om onze verantwoordelijkheid voor de afscheiding te projecteren:

Woede houdt altijd de projectie van afscheiding in, waarvoor men de verantwoordelijkheid uiteindelijk zelf moet aanvaarden, in plaats van de schuld op anderen af te schuiven. (T. 6. Inl. 1:2)

Het is echter zo dat we dit niet willen herkennen. We hebben zo’n behoefte om uit te roepen: ‘Ik ben niet schuldig aan de zonde voor de moord op God en voor het verraad aan Zijn Liefde. Iemand anders is dat.’ Wanneer ik dat buiten mij zie – omdat ik het daar geplaatst heb – geloof ik dat ik het recht heb om boos te zijn; een handige truc waar we allemaal bijzonder goed in zijn. Het doet er niet toe of ik razend ben of slechts een lichte vorm van irritatie voel, ik zeg hoe dan ook dat mijn welzijn afhankelijk is van iemand of iets buiten mijzelf. Bij gebrek aan een speciaal voorwerp word ik boos, maar de fout ligt niet bij mij.

(3:3-5) Je zult waarschijnlijk geneigd zijn langer bij sommige situaties of personen te blijven stilstaan dan bij andere, om de drogreden dat ze meer ‘evident’ zijn. Dit is niet zo. Het is alleen een voorbeeld van de overtuiging dat sommige vormen van aanval meer gerechtvaardigd zijn dan andere.

Voor het eerst zien we hier een heel specifiek voorbeeld van het principe dat er geen rangorde is in illusies. Jezus gebruikt boosheid als voorbeeld omdat dit centraal staat in het denksysteem van het ego. Iedereen loopt hier rond met boosheid in zich, want iedereen loopt hier rond met de schuld van de afscheiding en wil hiervoor niet de verantwoordelijkheid accepteren. Nogmaals, wanneer we kunnen besluiten de dingen anders te gaan zien, moeten we de negatieve insteek herkennen en begrijpen waarom we de dingen anders zien: dat er iets is buiten ons - of dit nu in ons lichaam is of in het lichaam van iemand anders – die, zonder onze medewerking, de oorzaak is van onze pijn. Met andere woorden dat onze gedachten machteloos zijn en dus niet de oorzaak kunnen zijn van ons ongemak; iemand anders bracht deze boosheid, ziekte of situatie tot stand; wij zijn onschuldig, het hulpeloze slachtoffer van een macht waar we geen zeggenschap over hebben.

De rest van deze les herhaalt instructies die we reeds eerder gezien hebben.

(4-5) Onderzoek je denkgeest op al de vormen waarin aanvalsgedachten zich voordoen, en houd ze elk even in je aandacht vast, terwijl je jezelf zegt:

Ik ben vastbesloten ………. [naam van de persoon] anders te zien.
Ik ben vastbesloten ………. [duid de situatie nader aan] anders te zien.

Probeer zo specifiek mogelijk te zijn. Zo kun je bijvoorbeeld je kwaadheid op een bepaalde eigenschap van een bepaald persoon concentreren en geloven dat je kwaadheid tot dit aspect beperkt blijft. Als je waarneming lijdt aan dit soort vervorming, zeg dan:

Ik ben vastbesloten ………. [duid de eigenschap nader aan] in ………. [naam van de persoon] anders te zien.

De sleutel hier is om zo specifiek mogelijk te zijn. De verleiding zal er in bestaan om deze specifieke vormen die ons van streek maken te bagatelliseren door – onbewust - te proberen deze te ontkennen waardoor we de werkelijke bron ervan ontkennen.


Het ego krijgt ons dus twee keer: eerst door ons te leren dat we onze schuld moeten ontkennen en ten tweede door het ontkennen van deze specifieke woedeverdediging. Dit is het dubbele schild van vergetelheid waar Jezus het in les 136 over heeft. 

woensdag 7 februari 2018

Les 20 - Ik ben vastbesloten te zien.

Er zijn relatief weinig lessen als deze. Les 95 is vergelijkbaar. Het belang ervan ligt niet alleen in het thema, maar tevens wordt de nadruk gelegd op hoe de lessen wel en niet te doen. Jezus start met het bespreken van de oefentijden.

(1:1-2) We zijn tot dusver nogal ongedwongen met onze oefenperioden omgesprongen. Er is zo goed als geen poging gedaan het tijdstip voor de uitvoering ervan aan te geven, er werd maar een minimale inspanning vereist en er werd zelfs geen actieve medewerking en belangstelling gevraagd.

Met andere woorden, Jezus is heel vriendelijk geweest. Hij zei: ‘Neem een minuutje of twee en wanneer dat nog teveel is verkort dan de tijd. Doe het twee tot drie keer per dag. Wanneer dat teveel is, doe het iets minder.’ En zegt hij:

(1:3-6) Deze benadering werd met opzet zo gekozen en heel zorgvuldig gepland. We hebben het cruciale belang van de omkering van je denken niet uit het oog verloren. De verlossing van de wereld hangt ervan af. Maar zien zal je niet, als je meent dat je onder dwang staat en als je toegeeft aan wrevel en verzet.

Dus zegt Jezus ons: ‘Ik probeer je er niet van te overtuigen dat ik gelijk heb en dat jij het mis hebt, noch probeer ik je ertoe te dwingen om deze concepten te geloven. Ik ben zo vriendelijke geweest als ik kan en heb je slechts gevraagd met me mee te gaan of je het nu gelooft of niet.’ Jezus probeert niet te bewijzen dat jij verkeerd bent en hij gelijk heeft. De enige reden om ons denken om te keren moet niet zijn omwille van hem, maar omwille van onszelf.  Als we dat deden zouden we ons beter voelen. Geluk is Jezus’ motivatie.

We zijn nu klaar voor een volgende stap zoals Jezus ons eraan herinnert dat hij ons tot nu toe niet veel structuur heeft opgelegd:

(2:1-5) Dit is de eerste maal dat we moeite doen om structuur aan te brengen. Begrijp dit niet verkeerd als een poging om dwang of druk uit te oefenen. Jij wilt verlossing. Jij wilt gelukkig zijn. Jij wilt vrede.

Motivatie wordt nu de focus. De motivatie van het ego is precies het tegenovergestelde van geluk. 
Iedereen zegt verlossing, geluk en vrede te willen, maar het is altijd ten koste van iemand anders, iets wat onvermijdelijk staat voor het denksysteem van het ego. Wanneer ik gelukkig ben dan moet ik iets van iemand anders krijgen en wanneer ik iets van iemand anders heb gekregen dan heeft die ander er nu minder van. Dit is de essentie van de speciale relatie, een uitdrukking die zelden voorkomt in het werkboek al wordt de haatdragende dynamiek ervan duidelijk door heel het werkboek weergegeven. Jezus probeert ons dus te zeggen om werkelijke verlossing te willen, wat wil zeggen dat we werkelijk verlost willen zijn van onze schuld. Dat we werkelijk gelukkig en vredig willen zijn.

(2:6) Dat alles heb je nu niet, omdat je denkgeest volkomen ongedisciplineerd is

Wanneer je dit in vraag zou stellen, bedenk dan gewoon eens hoe moeilijk het voor je is om rond te kijken en je te realiseren dat alles wat je ziet of alles waarop je reageert hier letterlijk niet is. Dat geeft een idee van de ongedisciplineerdheid van je denkgeest. Je kan nu heel aandachtig zijn en alles begrijpen wat er gezegd wordt. Maar het is nagenoeg zeker dat je binnen een aantal minuten, als het al niet binnen een aantal seconden zal zijn, teruggekeerd bent naar je oude manier van zijn: vasthouden aan grieven, van streek raken door iets en werkelijk geloven dat er geen verband bestaat tussen jouw gedachten en de beelden die je waarneemt.  Dat is wat Jezus bedoeld met ‘ongedisciplineerd’. Hij wijst niet met de vinger, maar zegt slechts: ‘Je moet herkennen dat dit waar is. Anders laat je mij niet toe jou te helpen.’

(2:6-8) en je geen onderscheid kunt maken tussen vreugde en verdriet, plezier en pijn, liefde en angst. Je leert ze nu van elkaar te onderscheiden. En groot zal waarlijk je beloning zijn.

Dit is een heel belangrijk thema in Een Cursus in Wonderen, zowel hier als in de tekst (vb. T. 7. X; T. 8. II; T. 19. IV. B. 12-15). Het is niet de eerste keer dat dit hiernaar verwezen wordt en het is ook niet de laatste keer. Het gaat recht naar de kern van Jezus’ poging om ons te motiveren zijn cursus te leren zodat we echt gelukkig en verheugd kunnen zijn. Wat ons normaal gezien vreugde en plezier brengt is dat we krijgen wat we willen. We denken dat liefde speciaalheid is - die aan onze behoeften voldoet – en we zijn er ons niet bewust van dat dit deel uitmaakt van het denksysteem van het ego en ons dus alleen maar schuld en pijn brengt.

(3:1) Het enige wat voor visie nodig is, is jouw besluit om te zien.

Het probleem is dat we niet willen zien en dat Jezus ons eerst moet helpen realiseren hoe zeer we dat niet willen want indien we door zijn ogen zouden kijken kunnen we niet langer iemand anders beschuldigen. Door zijn ogen kijken betekent weten dat de werkelijkheid niet dat is wat we buiten ons zien, maar zijn liefde voor ons, de weerspiegeling van de werkelijkheid van Gods Liefde.
Dus moeten we er ons bewust van zijn hoezeer wij die zekerheid - dat we gelijk hebben omtrent onze waarnemingen - niet willen opgeven, omdat we de zekerheid van dat wat we in ons zien niet willen opgeven: ons zondig en schuldig zelf; hoe pijnlijk dit zelfbeeld ook mag zijn, het is rechtvaardigt nog steeds mijn eigen bestaan.

(3:2-8) Wat je wilt is al van jou. Vat de geringe inspanning die van jou gevraagd wordt niet ten onrechte op als een teken dat ons doel van weinig waarde is. Kan de verlossing van de wereld een onbetekenend doel zijn? En kan de wereld verlost worden als jij niet wordt verlost? God heeft één Zoon en hij is de opstanding en het leven. Zijn wil geschiedt omdat hem alle macht in de Hemel alsook op aarde gegeven is. In jouw vastbeslotenheid om te zien wordt visie jou gegeven.

De taal in dit deel is duidelijk Bijbels: uitdrukkingen en beschrijvingen over Jezus uit het Nieuwe Testament. Hij is de Zoon van God, de opstanding en het leven en alle macht is hem gegeven in de Hemel alsook op aarde. Maar, Jezus zegt ons hier: ‘Ja dat klopt, dat is waar voor mij, maar dat geldt net zo goed voor jou. Bovendien kan de wereld niet gered worden als jij dat ook niet bent.’ Het is inmiddels wel duidelijk dat de wereld niet iets van buitenaf is. De focus bij Jezus ligt steeds op het innerlijke, op wat we denken. Nogmaals, we moeten gemotiveerd worden om anders te gaan denken en daardoor dus anders te gaan zien.

(4) De oefeningen voor vandaag bestaan erin jezelf er door de dag heen aan te herinneren dat jij wilt zien. Het idee van vandaag houdt tevens stilzwijgend de erkenning in dat jij nu niet ziet. Daarom verklaar je, wanneer je het idee herhaalt, dat je vastbesloten bent je huidige toestand in te ruilen voor een betere, een die jij werkelijk wilt.
Zo begint Jezus het proces om onze motivatie te veranderen – van schuld naar geluk.  We willen nu niet zien omdat we geloven dat visie ons pijn zal brengen. Alleen wanneer we leren inzien dat het ons geluk brengt zullen we bereid zijn om te veranderen weg van de vorm van het kijken met het ego.

(5:1-2) Herhaal vandaag het idee van deze dag minstens twee keer per uur, langzaam en met een positieve instelling en probeer dit elk half uur te doen. Raak niet van slag als je dit vergeet, maar doe echt je best om eraan te denken.

Jezus introduceert hier langzaam en liefdevol het allerbelangrijkste concept van zonde versus vergissing. Het idee van vandaag vergeten is geen zonde, maar eerder een vergissing of een fout die we willen corrigeren zodat we ons beter zullen voelen. Het is de zachte aanpak van Jezus ‘onderricht die de hardvochtigheid van het ego ongedaan maakt en waarmee hij ons een voorbeeld geeft van zachtmoedigheid voor al onze relaties.

(5:3-6) De extra herhalingen moeten worden toegepast op elke situatie, persoon of gebeurtenis die jouw vrede verstoort. Je kunt ze anders zien en je zult ze anders zien. Wat je verlangt zal je zien. Dat is de werkelijke wet van oorzaak en gevolg zoals die in de wereld werkt.


Wanneer we afscheiding, wraak, verraad of lijden zien dan is dat omdat we dat willen zien. Dit verlangen is de oorzaak, wat we zien is het gevolg. Jezus tracht ons te overtuigen om werkelijk anders te  willen zien. 

maandag 5 februari 2018

Les 19 -Ik ben niet de enige die de gevolgen ervaart van mijn gedachten – deel 2

(2:4-5) Ondanks je aanvankelijke weerstand tegen dit idee zal je uiteindelijk begrijpen dat dit wel waar moet zijn, wil verlossing überhaupt mogelijk zijn. En verlossing moet mogelijk zijn, want het is de Wil van God.

Belangrijk hier is dat verlossing enkel mogelijk is omdat er maar één probleem is. Die sleutel voor verlossing, die Een Cursus in Wonderen ons geeft, is het eerste principe van wonderen dat zegt dat wonderen geen rangorde in moeilijkheid kennen. Alle problemen zijn gelijk aan elkaar. De oplossing daarom, het wonder, is dus voor elk probleem hetzelfde. Het probleem is in feite onbestaand en dit zullen we ons realiseren als we er ons bewust van worden dat elk probleem hetzelfde is. De schijnbare uiterlijke vorm van elk probleem is een weergave van het innerlijke probleem: de gedachte die zegt dat ik afgescheiden en op mezelf ben. Verlossing doet zich voor wanneer we ons realiseren dat de afscheiding illusoir is (wat tevens inhoud dat we geen privégedachten kunnen hebben).

De afsluitende drie alinea’s vertellen ons hoe we de oefening moeten uitvoeren:

(3) Het gedachtenonderzoek van ongeveer een minuut dat de oefeningen van vandaag vragen, moet met gesloten ogen worden uitgevoerd. Herhaal eerst het idee van vandaag en onderzoek dan je denkgeest zorgvuldig op de gedachten die er op dat moment in aanwezig zijn. Noem ze elk, terwijl je ze in ogenschouw neemt, naar de hoofdpersoon of het hoofdthema erin en zeg, terwijl je ze aldus in je aandacht vasthoudt:

Ik ben niet de enige die de gevolgen ervaart van deze gedachte over _________

Jezus vestigt onze aandacht op onze gedachten en hoe dit een weerspiegeling is van de eenheid van het Zoonschap.

(4-5) Inmiddels moet de noodzaak om de onderwerpen voor de oefenperioden met zo min mogelijk onderscheid te kiezen, je wel heel vertrouwd zijn en daarom zal dit niet meer elke dag worden herhaald, hoewel het af en toe nog als geheugensteuntje wordt vermeld. Maar vergeet niet dat het willekeurig kiezen van onderwerpen voor alle oefenperioden steeds essentieel blijft. 

Het ontbreken van een rangorde in dit verband zal je uiteindelijk de betekenis van het ontbreken van een rangorde bij wonderen laten inzien.
Afgezien van de toepassing van het idee van vandaag ‘naar behoefte’, zijn tenminste drie oefenperioden vereist, waarvan de tijdsduur, indien nodig, kan worden bekort. Probeer er niet meer dan vier.

Jezus licht het doel van deze eerste negentien lessen toe. Keer op keer legt hij er de nadruk op om geen onderscheid te maken in onze keuze voor de voorwerpen die we buiten ons zien of de keuze van onze gedachten als we onze denkgeest onderzoeken. Jezus wil dat we ons realiseren dat alles wat we waarnemen en denken hetzelfde is. Door dit idee in de praktijk toe te passen met specifieke voorwerpen in de kamer en specifieke gedachten in onze denkgeest, zullen wij ertoe komen ons er bewust van te worden dat alles hetzelfde is en dat daarom onze problemen ook maar een oplossing kennen, met name het wonder.


Op die manier zien we de dieperliggende betekenis en waarom de werkboeklessen simpeler lijken dan ze zijn. Jezus wil dat we oefenen op een niveau dat comfortabel aanvoelt: een kleerhanger, een papiermand, een lamp, telefoon, kopje, enz. tot we het idee beginnen snappen dat het allemaal hetzelfde is, dat alles hetzelfde doel dient: bewijzen dat de afscheiding werkelijk is en dat wij hier niet verantwoordelijkheid voor zijn. Het helpt ons tenslotte ook bewust te worden dat er geen rangorde in illusies is, de correctie van de eerste wet van de chaos die er alleen maar naar streeft om deze rangorde te handhaven. 

zaterdag 3 februari 2018

Les 19 -Ik ben niet de enige die de gevolgen ervaart van mijn gedachten – deel 1

(1) Het idee van vandaag is natuurlijk de reden waarom jouw manier van zien niet alleen op jou invloed heeft. Je zult opmerken dat de ideeën die verband houden met denken soms voorafgaan aan die met betrekking tot waarnemen, terwijl op andere momenten de volgorde omgekeerd is. De reden daarvoor is dat de volgorde niet uitmaakt. Denken en de resultaten daarvan zijn in feite gelijktijdig, want oorzaak en gevolg zijn nooit gescheiden.

Jezus breidt hier het idee uit dat er slechts één afgescheiden denkgeest is en zegt dat niet alleen onze denkgeesten verbonden zijn, maar dat onze denkgeest en de wereld verbonden zijn; de wereld die niets meer is dan een projectie van de afscheidingsgedachte van de denkgeest. Dit is een andere formulering van het principe dat ideeën hun bron niet verlaten, een thema dat centraal staat in de leer van Een Cursus in Wonderen. Dit thema wordt ook in de tekst benadrukt (vb. T. 26. VII. 4) en het wordt later in het werkboek opnieuw naar voren gebracht (zoals bijvoorbeeld in Wd1. 132. 5 en Wd1. 156.1). Ideeën verlaten hun bron niet, gevolgen verlaten hun oorzaak niet, de wereld is niet afgescheiden van de denkgeest.

Wij zijn er nochtans zo zeker van dat wij gelijk hebben – dat de wereld buiten ons bestaat – omdat we onszelf hierin zien net zoals we de afgescheiden wereld buiten ons zien. Bovendien, door het minimaliseren, zo niet het negeren van de kracht van onze gedachten, bewijzen wij dat we gelijk hebben door de waarneming die we van onszelf hebben als slachtoffer van wat de wereld ons aandoet. We denken dat de gedachten die we hebben geen gevolg hebben, splitsen die daarom van ons af en verbergen ze in een fysieke afscherming, zodat we ons enkel nog gewaar zijn van ons lichaam en hoe dit en andere lichamen reageren. Dit komt omdat wij denken dat de wereld afgescheiden is van onze denkgeest, dat het gevolg (de wereld) afgescheiden is van de oorzaak (de denkgeest). Maar, nogmaals, herinner je: ideeën verlaten hun bron niet.

Analoog hieraan is wat je op een filmscherm ziet. Dit is niets meer dan de film die vanuit de projector geprojecteerd wordt. Wat op het scherm te zien is heeft zijn bron niet verlaten, de film rolt uit de projector. Wanneer we deze analogie verder uitbreiden zien we dat wat op de filmband staat dat is wat de regisseur, de manager, de producer, de acteurs en actrices wilden dat op de filmband kwam. Daarom van zodra het op de filmband staat wordt het geprojecteerd en op het scherm gezien alsof het op het scherm gebeurd.

Als we nu terugkeren naar ons leven, zijn wij, de keuzemaker, zowel regisseur, manager, producer en dan hebben we het nog niet over de hoofdrolspelers. De film is wat we gekozen hebben, precies zoals we het op het scherm kunnen en zullen zien. Men zou niet al die moeite doen om een film te maken als men niet wou dat iemand die zou zien. En als het niet zo zou zijn dat de film echt lijkt, dan zouden we er ook niet naar gaan kijken. Dus gaan we naar de film voor opwinding, verlichting en ontspanning omdat we ervan houden te geloven dat er iets is dat buiten ons is en die ons beroerd, of dat nu positief of negatief is. Dat is het doel en alles wat hiertoe aanzet is hierop gericht. En dat is precies wat we met de wereld doen. Het maken van onze droom heeft een specifiek doel. We willen dat mensen erop reageren, onszelf inbegrepen, alsof dit allemaal waar is. Ik zie iedereen dus buiten mij in de wereld, totaal vergetend dat het mijn film is. En niet alleen heb ik de film gemaakt, maar ik heb hem gemaakt om overal rondom mij zonde te zien, om overal boosdoeners te zien, behalve in mijzelf.

Van zodra we inzien dat oorzaak en gevolg nooit van elkaar gescheiden zijn geweest en ook nooit zijn, begrijpen we dat wat we buiten ons waarnemen slechts een beeld is die afkomstig is van een gedachte. Het belangrijkste punt hierbij die we niet uit het oog mogen verliezen is de achterliggende motivatie, waar we in de volgende les verder op ingaan – nl. dat we leren dat de lessen van het ego waar zijn, maar dat wij er verantwoordelijk voor zijn. Het ego leert ons dat we afgescheiden zijn van God, tot slachtoffer gemaakt en Hem vermoord hebben, wat tot ons individueel bestaan heeft geleid. Dit geloven we, maar dan wel dat iemand anders hiervoor verantwoordelijk is en niet wijzelf.
Om deze overweldigende film van ons leven te maken zijn we dus allemaal in grote moeilijkheden terecht gekomen met inderdaad een zeer hoge inzet, het kost ons Alles. We investeren enorm veel energie in deze film om tegemoet te komen aan het ultieme doel van het ego, nl. bewijzen dat de afscheiding werkelijk is, maar dat wij hier niet verantwoordelijk voor zijn. We vergeten dat wij de acteurs zijn met specifieke namen en filmrollen, net zoals we ook de schrijver, regisseur en acteur  zijn van het script.

Wanneer we ons zouden realiseren dat wij dit allemaal zelf bedacht hebben, dat wij, als regisseur de controle hebben over de film door de andere Regisseur buiten te sluiten, dan zouden we ineens herkennen dat al onze moeite en inspanningen voor niets waren omdat alles wat we gedaan hebben een verdediging was tegen de waarheid. In een passage waarmee we steeds vertrouwder zullen worden kunnen we lezen:

Maar wat als je inzag dat deze wereld een hallucinatie is? En wat als je werkelijk begreep dat jij haar hebt bedacht? Wat als je besefte dat degenen die erin lijken rond te lopen om te zondigen en te sterven, aan te vallen en te moorden en zichzelf te vernietigen, totaal onwerkelijk zijn? Zou je vertrouwen kunnen hebben in hetgeen je ziet, als je dit aanvaardde? En zou je het dan zien? (T. 20. VIII. 7:3-7)

Met andere woorden, de verdedigende doelstelling van de wereld wordt gehandhaafd door oorzaak en gevolg apart te houden, door te vergeten dat onze gedachten de oorzaak zijn en de wereld het gevolg.

En ander punt in verband met deze les: de manier waarop ik zie heeft niet alleen gevolgen voor mij. De grote illusie van de wereld is dat ik privé haatgedachten kan hebben zonder iemand anders ermee te raken. Maar wanneer het Zoonschap één is, heeft dit ook op alles een gevolg gezien gedachten verenigd zijn en denkgeesten verbonden. Deze gevolgen worden over het algemeen niet waargenomen, maar vormen reden om een film te maken zodat de gevolgen daar terug te vinden zijn. 

Daarom ook is ons schuldgevoel zo groot want diep in ons kennen we het gevolg van onze boosheid. Of we het nu zeggen of niet, fysiek, verbaal of via onze bewuste gedachten, het gevolg van boosheid zegt ons voortdurend dat God en Jezus het verkeerd hebben en dat wij gelijk hebben: de afscheiding is levend en wel en wij hebben de macht om de Hemel te vernietigen. Nogmaals dit is de bron van onze schuld en de reden waarom Jezus ons zegt om naar deze expressies van onze boosheid te kijken en, wat nog belangrijker is, naar hun onderliggende gedachten. Als we deze niet veranderen, zal er niets veranderen.

We keren terug naar het idee van éénheid:

(2:1-3) We beklemtonen vandaag opnieuw het feit dat denkgeesten verbonden zijn. In het begin is dit idee zelden helemaal welkom, want het lijkt een enorm gevoel van verantwoordelijkheid met zich mee te brengen en kan zelfs beschouwd worden als een ‘inbreuk op je privacy’. Toch is het een feit dat er geen privé-gedachten bestaan.

In de droom zijn er zeker eigen gedachten. We hebben allemaal de illusie dat wij ze hebben. We denken bijvoorbeeld: ‘Godzijdank heb ik dat niet gezegd, zo weet mijn vriend niet wat ik echt denk. Op bewust niveau zal die persoon dat niet weten, maar herinner je, we maken allemaal deel uit van eenzelfde denkgeest en op dat niveau worden de angst en schuld van de ander versterkt door onze gedachten, net zoals dat bij ons het geval is. Daarom, het is niet omdat, binnen onze droom, op individueel niveau het gevolg van onze gedachten niet onmiddellijk zichtbaar is, in de grotere denkgeest, waarin we allemaal eenzelfde gevolg zijn, hebben gedachten een enorme kracht en versterken zij het denksysteem van het ego. Ze herinneren er iedereen aan dat het ego levend en wel is en dat Jezus niet weet waar hij het over heeft.


(wordt vervolgd)

donderdag 1 februari 2018

Les 18 - Ik ben niet de enige die de gevolgen ervaart van mijn zien.

In de inleiding had ik het over het feit dat Jezus, zowel in het werkboek als in de tekst, vaak een bepaald thema behandelt, dit even opzij zet om een gerelateerd thema naar voren te brengen, vervolgens dit ook weer opzij zet om terug te keren naar het vorige.
Hier zien we een inleiding op het idee dat denkgeesten verbonden zijn - een centraal thema van Een Cursus in Wonderen: de eenheid van de Zoon van God. Hier meer bepaald de eenheid van de Zoon van God in zijn afgescheiden staat.

(1) Het idee van vandaag is weer een stap om te leren dat de gedachten die de oorsprong zijn van wat jij ziet, nooit neutraal of onbelangrijk zijn. Het beklemtoont ook het idee dat denkgeesten verbonden zijn, waarop later steeds meer nadruk zal worden gelegd.

Net zoals alle dingen in de wereld verschillende projecties zijn van de ene afscheidingsgedachte, zo maken verschillende mensen ook deel uit van de ene afgescheiden Zoon. Dit wil zeggen dat alle afgescheiden denkgeesten verbonden zijn omdat ze allemaal afkomstig zijn van een gedachte.
Vóór de afscheiding plaats vond, een onderwerp dat besproken wordt in het begin van hoofdstuk 18 van de tekst, was er slechts één vergissing of gedachte, net zoals in de Hemel er slechts één Zoon is. Alle denkgeesten zijn als één verbonden, er slechts de denkgeest van Christus, één en één met de Geest van God.

Wat echter voor ons doel van belang is, is het principe dat alle afgescheiden denkgeesten ook verbonden zijn. Wij zijn slechts gefragmenteerde percepties en afbeeldingen die wij - onze keuzemakende denkgeest - buiten tijd en ruimte gemaakt hebben zodat we geloven dat de afscheiding werkelijk is. In werkelijkheid is het zo dat alle schijnbare afgescheiden delen die we van de Zoon van God waarnemen – en meestal denken we dan aan homo sapiens, maar dit omvat alles wat we waarnemen, zowel bezield als onbezield – niets meer zijn dan afgesplitste delen van die ene gedachte die zegt: ‘Ik heb het onmogelijke tot stand gebracht. Ik ben afgescheiden, autonoom, op mezelf, onafhankelijk, vrij en heb mijn leven onder controle.’

Hier volgt dat belangrijk deel uit hoofdstuk 18, waarin dit concept van de ene gedachte die de wereld gemaakt heeft, wordt voorgesteld:

Jij die gelooft dat God angst is, hebt slechts één enkele substitutie in het leven geroepen. Die heeft vele vormen aangenomen, want het was de vervanging van waarheid door illusie, van heelheid door fragmentatie. Ze is zo versplinterd geraakt en onderverdeeld en keer op keer opnieuw verdeeld, dat het nu vrijwel onmogelijk is te zien dat ze ooit één was, en nog steeds is wat ze was. Die ene dwaling, die waarheid naar illusie, oneindigheid naar tijd, en leven naar de dood heeft gebracht, was het enige wat jij ooit hebt gemaakt. Heel je wereld rust hierop. Alles wat je ziet is er een weerspiegeling van, en elke speciale relatie die je ooit hebt gevormd maakt er deel van uit.

Misschien verbaast het je te horen hoezeer de werkelijkheid verschilt van wat jij ziet. Je beseft de omvang van die ene dwaling niet. Die was zo enorm en zo volslagen ongelofelijk, dat daaruit wel een wereld van totale onwerkelijkheid moest oprijzen. Wat kon er anders uit voortkomen? De versplinterde aspecten ervan zijn angstwekkend genoeg, wanneer je ernaar begint te kijken. Maar niets wat je hebt gezien toont jou ook maar enigszins de enorme omvang van de oorspronkelijke dwaling, die schijnbaar jou uit de Hemel wierp, kennis verbrijzelde tot betekenisloze stukjes gescheiden waarneming en je dwong tot het ondernemen van verdere substitutie. (T. 18. I. 4, 5).

(2) Het idee van vandaag betreft niet zozeer wát je ziet, als wel hoe je het ziet. Daarom benadrukken de oefeningen van vandaag dit aspect van je waarneming. De drie of vier aanbevolen oefenperioden moeten als volgt worden gedaan:

Dit is een stelling waar ik reeds eerder naar verwezen heb: perceptie is niet alleen wat we zien, maar hoe we het zien. Er is geen onderscheid tussen de twee. Voor het doel van deze lering maken wij een onderscheid omdat het de interpretatie is die vorm geeft aan dat wat we zien. De interpretatie van het ego is dat ik een afgescheiden, vijandige, wraakzuchtige wereld wil zien zodat ik deze eigenschappen niet in mezelf hoef te erkennen. Daarom kunnen we zeggen dat wat we zien en hoe we zien een en hetzelfde is en dit omdat mijn behoefte om dingen op een bepaalde manier te zien, bepaalt wat ik zie.
De richtlijnen van de rest van de les zijn ons inmiddels al heel vertrouwd:

(3) Kijk om je heen en kies voor de toepassing van het idee van vandaag zo willekeurig mogelijk onderwerpen uit, en houd je ogen op elk lang genoeg gericht om te zeggen:

Ik ben niet de enige die de gevolgen ervaart van hoe ik _________ zie.

Besluit elke oefenperiode met het herhalen van de meer algemene uitspraak:

Ik ben niet de enige die de gevolgen ervaart van mijn zien.

Om en nabij een minuut, of zelfs minder, is voor elke oefenperiode voldoende.


Wij bewegen ons hier dus van specifieke waarnemingen naar algemene waardoor we leren dat al onze waarnemingen één en dezelfde zijn, omdat zij ontstaan uit de afgescheiden denkgeest die het Zoonschap als een verbindt.