zondag 30 december 2018

Les 76 – Ik sta onder geen andere wetten dan die van God – deel 4


(8:4-5) Misschien denk je zelfs dat er wetten zijn die bepalen wat van God is en wat van jou. Veel ‘godsdiensten’ zijn hierop gebaseerd.
Jezus zet ‘godsdiensten’ tussen aanhalingstekens omdat hij ons zegt dat zij – de formele religies van de wereld – niet echt religies zijn. De etymologische betekenis van religie is ‘opnieuw verbinden’ en wij verbinden opnieuw door ons te realiseren dat de Zoon van God één is – wij zijn één met elkaar en één met God. De aanhangers van de ‘religies’ van de afgescheiden wereld veroordelen iedereen die niet akkoord gaat met hen en geloven onbewust dat ook zij afgescheiden zijn van God. In Psychotherapie zegt Jezus het volgende:
Geformaliseerde (vastgelegde) godsdienst heeft in psychotherapie geen plaats, maar heeft in religie evenmin een werkelijke plaats. (L. 2. II. 2:1)
Eens religie ongeacht zijn spirituele oorsprong is separatistisch. Ze is ondergebracht onder de wetten van de ‘homo sapiens’ die niet alleen de respectievelijke en hiërarchische plaats van verschillende leden van dat soort bepalen maar ook de respectievelijke en hiërarchische plaats van God en ons. Afscheiding wordt de wet van de hemel terwijl de werkelijke wet van vereniging en eenheid verdwijnt in de werkelijkheid, de enige wet.
(8:6-7) Ze plegen niet te verlossen, maar in naam van de Hemel te verdoemen. Toch zijn ze niet vreemder dan andere ‘wetten’ die volgens jou gehoorzaamd moeten worden wil jij veilig zijn.
Deze ‘wetten’ van formele religies zijn inderdaad raar omdat zij van de liefde van God een voorwaardelijke liefde maken, toegankelijk via het lichaam. Anderzijds maakt het universele van liefde haar toegankelijk en makkelijk te herinneren wanneer de wereld gezien wordt als zijnde een leerschool waarin we de lessen van vergeving leren die ons in staat stellen de wereld en het lichaam in zijn geheel te boven te gaan.
Jezus wil dat we herkennen dat het vreemde aan de wetten van religies niet vreemder zijn dan alle andere. Er is uiteindelijk geen enkele rangorde in illusies. (T. 23. II. 2:3) Hij vraagt ons niet om onze afhankelijkheid aan voeding, vaccinatie, medicatie, bescherming, speciaalheid of gelijk wat te negeren, maar zegt gewoon: ‘kijk door mijn ogen naar je afhankelijkheid aan de deze wetten en je zal je realiseren dat ze schaduwen zijn van de schuld in de denkgeest. Kijk met mij met een vriendelijkheid naar de relatie tussen de schaduw en zijn oorsprong en realiseer je hoe deze oorzakelijke verbinding je geen vrede heeft gebracht. Jezus zegt niet, om dit punt nog maar eens te stellen, dat we onze investering in onszelf of in andere lichamen moeten laten gaan. Zijn woorden vragen ons enkel om het doel dat wij aan het lichaam gegeven hebben te laten gaan en hem toe te laten dit doel te veranderen van schuld naar vergeving.
(9:1-2) Er zijn geen andere wetten dan die van God. Zet vandaag alle dwaze magische overtuigingen van je af en houd je denkgeest in stilte bereid om de Stem te horen die de waarheid tot je spreekt.
Hoe bereid je je in stilte voor? Je legt de schorre kreten en het koppig aandringen van het ego dat jij gelijk hebt en dat God verkeerd is, het zwijgen op. En wacht dan geduldig tot je voorbij de weerstand gaat, geboren uit de angst, naar de waarheid, geboren uit liefde.
(9:3) Je zult naar Iemand luisteren die zegt dat er onder Gods wetten van verlies geen sprake is.
In alle wetten van het ego, of zij nu religieus zijn of niet, is er verlies. Wanneer ik eet dan heeft een dier of een groente zijn ‘leven’ verloren; wanneer aan mijn speciale behoeften voldaan wordt, moet iemand lijden en wanneer ik vergeven wordt door God dan moet ik mezelf hiervoor opofferen. Want het moet zo zijn dat de een moet verliezen wil de ander kunnen winnen. Uitdrukkingen zoals hierboven corrigeren deze illusie op een vriendelijke manier.
(9:4-6) Geen betaling wordt er gedaan of ontvangen. Er kan niet geruild worden, er zijn geen vervangingsmiddelen en niets neemt de plaats in van iets anders. Gods wetten geven steeds en nemen nooit.
Het ego is geboren uit de oorspronkelijke gedachte dat ik een vervanging ben van God of van Christus en al het andere is een logisch gevolg van deze aanname. Met andere woorden als gevolg van de zonde van de vervanging ervaar ik schuld die op zich dan om straf vraagt. Om de wraakzuchtige toorn van de godheid tegenover de zondaar te sussen, verzin ik een verlossingstheorie waarin het lijkt dat Hij een betaling eist voor wat ik gestolen heb, een betaling waarvan het bloed van mijn lijden en opoffering afdruipt: voor het ego de betekenis voor verlossing. Vanuit deze waanzinnige gedachte rijst een wereld op waarin we denken ons geluk of redding te kunnen bereiken door een of andere betaling waarvan in Psychotherapie wordt geschreven. Verschillend van de visie van de wereld waarin de patiënt de therapeut betaald voor zijn deskundigheid, een quid pro quo (voor wat, hoort wat), pleit Jezus voor een meer Marxistische visie: ‘Voor ieder naar zijn vermogen. Voor ieder naar zijn behoefte.’ Deze utopische visie is jammer genoeg nooit uitgeprobeerd, maar voor Jezus is het de basis voor zijn kijk op betaling:
Alleen een ongenezen genezer probeert te genezen voor het geld en in de mate waarin hij daar waarde aan verleent zal hij er niet in slagen. Evenmin zal hij in het proces zijn genezing vinden. Er zullen er zijn aan wie de Heilige Geest enige betaling vraagt voor Zijn doel. Er zullen er zijn aan wie Hij dat niet vraagt. … Er is een verschil tussen betaling en kosten. Geld geven waar Gods plan dat beschikt kost niets. Het achterhouden waar het rechtmatig toekomt kost enorm veel. … Patiënten kunnen alleen betalen voor het ruilen van illusies. Hiervoor moet wel degelijk betaling worden geëist en de prijs is hoog. … Wil hun relatie heilig zijn dan wordt al wat de een nodig heeft door de ander gegeven; wordt wat de een mist door de ander verzorgd. … De therapeut vergoedt de patiënt met dankbaarheid, zoals de patiënt hem vergoed. Geen van beiden hoeft een prijs te betalen. … Dit (weerspiegelt) is de wet van God en niet van de wereld.
En vooruitkijkend op de onvermijdelijke klacht, zegt Jezus:
Deze zienswijze op betaling lijkt misschien onpraktisch en in de ogen van de wereld is ze dat ook. Maar geen enkele wereldse gedachte is in wezen praktisch. Hoeveel wordt gewonnen door illusies na te streven? Hoeveel wordt verloren door God te verwerpen? En is dat mogelijk? (P. 3. III. 2:1-4, 6-8; 3:3-4; 4:4, 6-7; 5:4; 7:1-5)
De wet waarvan ons gevraagd wordt ze te laten weerspiegelen in onze relaties is de wet van de perfecte Eenheid, in dewelke er geen kost of verlies kan zijn. De liefdevolle expressie ervan binnen de wereld van illusie is de rots waarop verlossing rust: en iedereen moet wel winnen, wil wie dan ook een winnaar zijn. (T. 25. VII. 12:2)
De volgende alinea vraagt ons te luisteren naar wat de Heilige Geest ons verteld, nogmaals, hoe dwaas inderdaad de ‘wetten’ zijn waar we naar gestreefd hebben te volgen:
(10) Luister naar Hem die jou dit vertelt en besef hoe dwaas de ‘wetten’ zijn waarvan jij dacht dat ze de wereld, die jij dacht te zien, draaiend hielden. Luister dan verder. Hij zal je nog meer vertellen. Over de Liefde die je Vader voor jou heeft. Over de oneindige vreugde die Hij jou biedt. Over Zijn diep verlangen naar Zijn enige Zoon, geschapen als Zijn scheppingskanaal, Hem ontzegd door diens geloof in de hel.
De Heilige Geest neemt onze wetten niet van ons af maar toont ons hun dwaasheid omdat zij de weerspiegeling zijn van een denksysteem dat dwaas is. Herinner je dat wonderen niet de juiste keuze maken. Ze tonen ons eenvoudig hoe onjuist we zijn geweest in onze eerste keuzes:
Het wonder stelt vast dat je een droom droomt waarvan de inhoud niet waar is. … Het wonder doet niets anders dan hem (de dromer) tonen dat hij niets heeft gedaan. (T. 28. II. 7:1, 10)
Eens Hij onze aandacht heeft gekregen ‘spreekt’ de Heilige Geest tot ons over de hemelse Liefde die we vergeten zijn wanneer we ervoor kozen om de hel van de speciale liefde van het ego te herinneren.
(11:1) Laten we vandaag Gods kanalen voor Hem openstellen en laat Zijn Wil zich door ons heen naar Hem toe uitbreiden.
De manier waarop we Gods kanalen openen – onze denkgeesten – is door onszelf te vergeven om voor het ego te kiezen als vervanging voor de Liefde van God. Vergeving is de sleutel die het juist-gerichte thuis van de Heilige Geest opent. Het thuis dat we afgesloten hadden met de sloten van schuld en speciaalheid.
(11:2-6) Zo wordt schepping eindeloos vermeerderd. Zijn Stem zal ons hiervan vertellen, alsook van de hemelse vreugden die door Zijn wetten voor altijd onbegrensd worden bewaard. We zullen het idee van vandaag herhalen totdat we geluisterd hebben en hebben begrepen dat er geen andere wetten zijn dan die van God. Dan zullen we tegen onszelf zeggen, als blijk van toewijding waarmee de oefenperiode eindigt:
Ik sta onder geen andere wetten dan die van God.
Eens we gekozen hebben om de Verzoening te aanvaarden en ons onze Identiteit als Christus herinneren, identificeren we ons met onze juiste scheppingsfunctie: de eindeloze uitbreiding van de Liefde van God door ons en als ons. Deze ‘ons’ is de Zoon van God, de Christus die Hij geschapen heeft Eén met Hem.
(12) Wij zullen deze blijk van toewijding vandaag zo vaak mogelijk herhalen, tenminste vier tot vijf keer per uur en tevens de hele dag door als antwoord op elke verleiding om onszelf onderworpen te voelen aan enige andere wet. Het is onze vrijheidsverklaring van alle gevaar en alle tirannie. Het is onze erkenning dat God onze Vader is en dat Zijn Zoon is verlost.
We zijn weer daar waar we begonnen zijn – de aanvaarding van de Verzoening. Jezus vraagt ons om gedurende de dag deze acceptatie te versterken, op zijn minst elke twaalf tot vijftien minuten. Dus proberen we te onthouden, zo vaak als we kunnen en vooral wanneer we geneigd zijn om in de wetten van schaarste en ontbering van het ego te geloven, dat ‘er geen wil is dan die van God, geen wetten behalve die van Hem.’ We zijn dan blij om te erkennen: ‘Ja, ik heb deze wetten gemaakt en ik geloof er nog steeds in, maar ik ben nu bereid om toe te geven dat ik verkeerd ben. De waarheid is dat God mijn Vader is en niet het ego en daarom ben ik verlost van mijn gedachten van zonde en schuld want ze zijn verdwenen in Zijn Liefde.’ De enige vraag voor onszelf die overblijft is waarom wij ons dit gelukkig feit niet doorheen de hele dag herinneren.

vrijdag 28 december 2018

Les 76 – Ik sta onder geen andere wetten dan die van God – deel 3


(5:1-4 - Dit zijn geen wetten, dit is dwaasheid. Het lichaam wordt in gevaar gebracht door de denkgeest die zichzelf kwetst. Het lichaam lijdt alleen opdat de denkgeest niet zal zien dat hij slachtoffer is van zichzelf. Het lijden van het lichaam is een masker dat de denkgeest ophoudt om te verbergen wat werkelijk lijdt.)

(5:5) Hij (de keuzemaker in de denkgeest) wil niet begrijpen dat hij zijn eigen vijand is, dat hij zichzelf aanvalt en sterven wil.
Wisten we dit wel dan zouden we natuurlijk onmiddellijk ons denken veranderen. Wanneer we zouden weten dat wij het probleem zijn – onze keuzemaker die voor het ego heeft gekozen – dan zouden we niet aarzelen om voor de Heilige Geest te kiezen wat het einde zou betekenen van het ego. Maar nogmaals, om te verzekeren dat deze ‘catastrofe’ nooit zou gebeuren, beraamt het ego – dat deel van de denkgeest die de afscheiding omarmt – zijn strategie van onbewustzijn waarbij de Zoon zich identificeert met een lichaam dat een voortdurende bron is geworden van aandacht en bezorgdheid. Dus zijn we gaan geloven dat de wereld en het lichaam – dat van ons en dat van anderen – de vijanden zijn terwijl de echte ‘vijand’ – de verkeerde keuze die onze denkgeest gemaakt heeft – veilig verborgen blijft uit ons bewustzijn, verstopt achter schuld en angst.
(5:6-7) Daarvan willen jouw ‘wetten’ het lichaam verlossen. Hierom denk je dat jij een lichaam bent.
Jezus helpt ons hier het doel voor onze motivatie een lichaam te hebben te begrijpen: een plaats waarin we de schuld van de denkgeest kunnen verbergen. Dus zegt het ego ons dat we wel degelijk een werkelijk probleem hebben – in onze lichamen – en dat er gelukkig genoeg wetten zijn die er zorg zullen voor dragen. Volgens de overtuiging van het ego is het probleem van onze innerlijke leegte niet omdat we God hebben verlaten, maar, bijvoorbeeld, de leegte in onze magen. Daarom vullen we ze met eten en voelen ons goed. De ‘wet’ zegt: wanneer je honger hebt dan eet je. Bovendien, wanneer je gezond wil blijven dan moet je welbepaald voedsel eten – wat het ook is waarin jij gelooft – want het voedsel zelf maakt in werkelijkheid niet uit.
Het ego neemt het probleem – de afwezigheid van Christus omdat ik geloof dat ik hem gekruisigd heb – splitst dit op en projecteert het zodat er nu dus een gebrek in mijn lichaam wordt waargenomen. Dan komen de ‘wetten’ van het ego om het te redden en lossen het probleem op door ons fysiek en psychisch bestaan als schepsels van de wereld te behouden. Daarmee word, naast het probleem van de voeding:
1) het probleem dat ik alleen ben in het universum, omdat ik God vernietigd heb. Dat klopt, zegt het ego, er is een probleem van eenzaamheid, maar dat is in het lichaam. Daarom zal ik speciale relaties bedenken en jou de wetten van manipulatie en verleiding leren die je in staat zullen stellen andere lichamen bij je te houden. Op die manier is je probleem van eenzaamheid opgelost.
2) Het probleem is dat ik berooid ben omdat ik de schat van God weggegooid heb. Ik heb niets. Dat klopt, zegt het ego, er is een probleem van armoede, maar dat is in het lichaam. Daarom zal ik zorgen dat er geld is en je de wetten leren hoe je het kan verkrijgen. Op die manier is je probleem van armoede opgelost.
3) Het probleem is dat ik diepbedroefd ben omdat ik God verraden heb. Dat klopt, zegt het ego, er is een ziekteprobleem, maar dat is in het lichaam. Daarom zal ik zorgen voor medicijnen en je de wetten leren hoe je dit kunt verwerven en hoe je ze moet gebruiken. Dus is het probleem van je ziekte opgelost.
En zo gaat het maar verder en verder.
Deze les leert ons begrijpen dat deze wetten, waarvan het ego ons de redding van het lichaam voorhoudt, alleen maar de afscheiding en schuld die in onze denkgeest in standhouden. Het doel van Jezus is nogmaals om ons niet schuldig te voelen of een mislukkeling en om ons te helpen bewust te worden waar het probleem werkelijk is zodat we werkelijk verlost kunnen worden.
(6:1-2) Er zijn geen andere wetten dan de wetten van God. Dit moet keer op keer worden herhaald, tot je beseft dat dit geldt voor alles wat jij gemaakt hebt tegengesteld aan Gods Wil.
Door ‘steeds opnieuw en opnieuw te herhalen’ bedoelt Jezus niet dat we zijn woorden moeten gebruiken als een mantra of als een affirmatie. Het is meer bedoeld als de bevestiging van de waarheid waar we de wetten van de illusie van het ego naartoe brengen. Het lichaam is niets meer dan het eindproduct van een hele reeks gedachten die gemaakt zijn in tegenstelling tot de Wil van God: afscheiding, speciaalheid, zonde, schuld, angst en dood. Dus moeten we bijzonder alert zijn wanneer het gaat over onze ervaringen als slachtoffer als gevolg van wetten waarover we geen controle zouden hebben en waarvan wij geloven dat het lot voor onze vrede rust. Het is deze ongerijmdheid die we naar de waarheid moeten brengen en herkennen hoe we de wetten van het lichaam gebruikt hebben als een mantel om onze schuld te verbergen over het geloof dat we tegen de wetten van God gekozen hebben.
(6:3) Jouw magie heeft geen betekenis.
De wetten van de wereld hebben met magie te maken omdat zij uiterlijk zijn. Het wonder – het tegendeel van magie – is innerlijk. Magie helpt ons onze lichamen veranderen, het wonder helpt ons ons denken te veranderen. Magie is de oplossing van het probleem door het ego, daar waar het niet gered kan worden: in het lichaam. Het wonder is de oplossing van het probleem door de Heilige Geest daar waar het kan verlost worden: in de denkgeest.
(6:4-5) Wat het moet verlossen, bestaat niet. Alleen wat het moet verbergen, zal jou verlossen.
Dit is een mooie ‘niveau 1’-uitspraak: het lichaam bestaat niet. Bovendien werden het lichaam en zijn wetten gemaakt om de schuld in onze denkgeest te verbergen. Deze bevat niet alleen de schuld, maar evengoed het ongedaan maken ervan door het aanvaarden van de Verzoening, het enige wat ons kan verlossen.
(7) De wetten van God kunnen nooit worden vervangen. We zullen deze dag gebruiken om ons erin te verheugen dat dit zo is. Het is niet langer een waarheid die wij willen verbergen. We beseffen daarentegen dat het een waarheid is die maakt dat we voor eeuwig vrij blijven. Magie zet gevangen, maar de wetten van God maken vrij. Het licht is gekomen omdat er geen andere wetten zijn dan de Zijne.
We moeten bijzonder alert zijn voor het gehoorzamen aan de wetten van het ego om ze terug te kunnen brengen naar wat ze in ons denken vertegenwoordigen waarbij dus geld onze ervaring van spirituele armoede ongedaan maakt, voedsel in onze maag stoppen en zuurstof in onze longen voorziet in het gebrek in onze gespleten denkgeest en speciaalheid de eenzaamheid ongedaan maakt die de ‘natuurlijke’ staat is van onze afgescheiden denkgeest. We kunnen daarom de wetten van het ego gebruiken om naar ons terug te spiegelen wat zij voor ons wilden verbergen: het geloof dat de wetten van God vervangen kunnen worden. Ze zijn inderdaad vervangen – door de verkeerd-denkende, misleide ik die denkt dat het een afgescheiden ik is. We zijn er nu echter klaar voor om te leren dat dit zelfbedrog enkel bestaat in onze dromen. Ons ware Zelf wacht slechts op het moment dat we onze ogen openen.
Jezus steekt nu nog een beetje verder de draak met ons:
(8:1-3) We zullen de langere oefenperioden vandaag beginnen met een kort overzicht van de verschillende soorten ‘wetten’ die we meenden te moeten gehoorzamen. Hieronder vallen bijvoorbeeld de ‘wetten’ van voeding, immunisering, medicatie en de bescherming van het lichaam op ontelbare manieren. Denk verder na: je gelooft in de ‘wetten’ van de vriendschap, van ‘goede’ relaties en wederdiensten.
Het moet nu wel duidelijk zijn dat Jezus ons niet vraagt om ons geloof in deze wetten op te geven die de grondslag vormen van ons bestaan in de wereld. Maar we worden gevraagd om met hem een stap terug te zetten – om uit te stijgen boven het slagveld (T. 23. IV) en met zijn ogen te kijken naar de plek waar deze wetten van het verdedigingssysteem van het ego en zijn strategie in geesteloosheid in stand worden gehouden. We leren dus om deze wetten of ons levens niet meer zo serieus te nemen als we tot nu toe altijd hebben gedaan. Dit standpunt, net als zovele andere, kan niet genoeg gezegd worden. Onze weerstand om zonder oordeel naar ons ego te kijken is enorm en heeft een zachtaardige overredingskracht nodig en een zachtaardige herhaling voor een effectieve vermindering.
(wordt vervolgd)

maandag 24 december 2018

Les 76 – Ik sta onder geen andere wetten dan die van God – deel 2


(1. We hebben eerder opgemerkt hoeveel zinloze zaken jou verlossing toeschenen. Elk heeft jou gekluisterd met wetten die even zinloos zijn als die zaak zelf. Jij bent niet aan die wetten gebonden. Maar om te begrijpen dat dit zo is, moet je eerst beseffen dat daarin geen verlossing ligt. Zolang je die zoekt in dingen die geen betekenis hebben, bind jij jezelf aan wetten die onzinnig zijn. Zo probeer je te bewijzen dat verlossing is waar ze niet is.)

(2:1) Vandaag zijn we blij dat je dit niet bewijzen kunt.
Dat deel van ons dat zich vastklampt aan ons individueel en speciaal zelf is niet blij! We moeten ons bewust worden van onze weerstand tegen dit vreugdevolle feit dat verlossing niet iets is wat buiten ons te vinden is maar binnen in ons. Deze bewustwording maakt het uiteindelijk mogelijk hier werkelijk blij om te zijn.
(2:2-4) Want kon je dat wel (het bewijzen), dan zou je in alle eeuwigheid naar verlossing zoeken waar ze niet is en haar nooit vinden. Het idee voor vandaag vertelt je nogmaals hoe eenvoudig verlossing is. Zoek ernaar waar ze op jou wacht en daar zal ze worden gevonden.
Verlossing wacht op ons. We moeten dus geduld hebben met onszelf: de keuze voor verlossing die in onze denkgeest op ons wacht. We moeten bereid zijn om verlossing te zoeken daar waar we die kunnen vinden. Om dat doel te bereiken beveelt Jezus ons aan om het lichaam te zien als een gevolg van het denken, de oorzaak: de oorzaak die het probleem is; de oorzaak die de oplossing is. Hoe eenvoudig kan het zijn?
(2:5) Zoek nergens anders, want ze is nergens anders.
Nogmaals, Jezus staat er niet op dat wij onze lichamelijke dingen zouden opgeven maar hij vraagt ons te begrijpen waarom wij deze dingen doen. Het gaat hier niet om het gevolg te veranderen, maar in het veranderen van de oorzaak wat verwezenlijkt wordt door het vergeven van onszelf. Anders gezegd, we veranderen de oorzaak door ernaar te kijken met Jezus’ liefde en zachtaardigheid naast ons. Ons doel is niet om het lichaam te veranderen, noch te negeren wat we doen. Alleen maar te kijken.
Nu komt de regel waar elke student van houdt!
(3) Denk aan de vrijheid die jou gegeven wordt door het inzicht dat je niet gebonden bent aan alle vreemde en verwrongen wetten die jij hebt opgesteld om jezelf te redden. Jij meent werkelijk dat je verhongert als je geen pakken gekleurde papierstroken en stapels metalen schijfjes bezit. Jij meent werkelijk dat een klein rond bolletje of wat vloeistof die met een scherpe naald in je aderen wordt gedrukt, ziekte en dood afwendt. Jij meent werkelijk dat je alleen bent als er geen ander lichaam bij jou is.
Jezus heeft het hier over de drie meest belangrijke aspecten van ons bestaan: de afhankelijkheid van geld, angst en ziekte, de behoefte om naar de dokter te gaan voor hulp, de speciale relatie die zegt dat wanneer ik geen ander persoon naast heb ik alleen ben met al mijn ellende. Jezus zegt ons hier niet om deze dingen op te geven maar, alleen te kijken naar onze investeringen erin.
Bijna op het einde van de verhandeling ‘Psychotherapie’ in een hoofdstuk genaamd ‘de vraag tot betaling’ (L. 3. III) bespreekt Jezus het thema geld waar hij zegt dat therapeuten hun patiënten een rekening mogen geven. Hij zegt dat ‘zelfs een gevorderde therapeut enige aardse behoeften heeft terwijl hij hier rondloopt’ (L. 3. III. 1:3) en dus een vergoeding zal vragen. Het moet duidelijk zijn dat Jezus het hier niet echt over geld heeft maar eerder over de houding van de therapeut, een houding die zou kunnen leiden tot het uitbuiten van patiënten of dat zij er zouden op staan dat hun patiënten zouden betalen ook al ontbreekt het de patiënt aan fondsen. Want nogmaals, zolang als we hier zijn hebben we behoefte aan dingen, wat betekent dat geld noodzakelijk is. Daarom is Jezus er niet tegen dat we geld verdienen, net zoals hij er niet tegen is dat we zorg dragen voor ons lichaam. Hij helpt ons wel om de nadruk te veranderen van ons lichaam naar onze denkgeest.
Op het einde van de reis, in de werkelijke wereld, wordt niet langer de nadruk gelegd op het lichaam omdat we ons zullen gerealiseerd hebben dat er geen lichaam is. Gezien van dit standpunt is het herkennen van de illusionaire aard van het lichaam niet het negeren ervan noch vormt het de basis voor affirmaties om ervaringen waar we niets mee te maken willen hebben, te onderdrukken. We zijn ons bewust geworden van ‘een eenvoudige uitspraak van een eenvoudig feit’ een verwijzing uit de tekst (T. 26. III. 4:5). Wat ons mogelijk maakt om dit eenvoudige feit van de werkelijke wereld te bereiken waarin geen afscheiding en geen lichaam is, is op een liefdevolle manier kijken naar onze investering in het negeren van zowel het lichaam als van de Verzoening die in onze denkgeest zijn. Door de mate waarmee we vriendelijk zijn tegenover iemand anders kunnen we leren hoe vriendelijk we zijn tegenover onszelf. Wanneer we de ander onvriendelijk beoordelen dan is dat alleen omdat we onszelf aanvallen door Jezus opnieuw van ons weg te duwen. En gezien hij in de denkgeest is hebben wij ook ons denken, die de basis is voor onze aandacht voor het lichaam, verder afgeduwd, de manier van het ego voor de bescherming en de voltrekking van zijn verlossingsplan.
(4) Het is waanzin die deze dingen denkt. Jij noemt ze wetten en plaatst ze onder verschillende namen in een lange lijst van rituelen die geen nut hebben en geen doel dienen. Je denkt dat je de ‘wetten’ van de geneeskunde, de economie en de gezondheid moet gehoorzamen. Bescherm het lichaam en je zult worden verlost.
Het is belangrijk dat je zorg draagt voor je lichaam zolang je denkt dat je een lichaam bent. Dit niet doen zolang je jezelf ermee identificeert is een uitdrukking van zelfhaat en zelfpijniging, om maar niet te spreken van de dwaasheid ervan. Zorg dragen voor je lichaam kan daarom een zachte en liefdevolle manier zijn om jezelf te vergeven. Herinner je dat niemand die Een Cursus in Wonderen leest ten volle gelooft wat Jezus zegt, omdat wanneer hij of zij dit zou doen de cursus niet nodig zou hebben. We geloven maar al te goed dat we lichamen zijn. Deze lessen zijn daarom speciaal gericht tot hen die erin geloven. Als lichamen leven we binnen de tijd en het is duidelijk dat deze lessen gericht zijn tot tijdsgebonden mensen. Bijna elke les vermeld wel een of ander aspect van ons tijdelijk bestaan – minuten, uren, dagen, weken, jaren – omdat de studenten van Jezus geloven dat ze lichamen zijn die bestaan in tijd en ruimte. Hij vraagt niet om dit te negeren, hij vraagt slechts dat we zacht en liefdevol zouden zijn richting ons lichaam en het lichaam van andere mensen door het verlangen te weerspiegelen om onszelf te vergeven voor ons verkeerd gebruik ervan, de weerkaatsing van het onjuiste gebruik van onze denkgeest. Niettemin is het ook belangrijk voor ons te herkennen dat deze ‘wetten’ enkel standhouden omdat wij ze hiertoe de macht geven. Wij zijn niet gebonden aan de wetten van het lichaam maar eerder aan de beslissing van de denkgeest om een lichaam te zijn dat speciaal ontworpen werd om onder wetten te vallen die ons lijken te binden. Dus het is zo dat we proberen het ‘lichaam te beschermen … om verlost te worden’ terwijl onze werkelijke bescherming – de Verzoening – begraven blijft onder de wetten van schuld en speciaalheid van het ego.
(5:1) Dit zijn geen wetten, dit is dwaasheid.
Dit is dwaasheid omdat er in werkelijkheid enkel de wetten van God zijn: de wetten van liefde, eenheid en eeuwig leven. Alle andere ‘wetten’ zijn buiten de Geest van God en verblijven daarom in de dwaze denkgeest van het ego.
De volgende alinea drukt de oorzakelijke relatie uit tussen de denkgeest en het lichaam, een relatie die in zekere zin de kern van de les vormt:
(5:2-3) Het lichaam wordt in gevaar gebracht door de denkgeest die zichzelf kwetst. Het lichaam lijdt alleen opdat de denkgeest niet zal zien dat hij slachtoffer is van zichzelf.
Hoe pijnigt de denkgeest zichzelf? Door schuld. Het oorspronkelijke ‘letsel’ in mijn denkgeest is het geloof dat ik afgescheiden ben van God want door die beslissing ontken ik mijn ware werkelijkheid. Vanaf dat ogenblik heb ik mezelf voortdurend gestraft door schuld. Mijn ego wil niet dat ik mij realiseer dat mijn denkgeest de oorzaak is en dat ik, de keuzemaker, verhult door het denksysteem van het ego, degene ben die lijd. Daarom projecteer ik, de keuzemaker, die zich nu geïdentificeerd heeft met het ego, de schuld op het lichaam die de weerkaatsing wordt van de schuld. Zo lijkt het er nu op dat het lichaam lijdt – een rookgordijn dat mijn denkgeest belet bewust te worden. In de volgende passage legt Jezus de waanzin uit om het lichaam als het probleem te zien terwijl het wel de snuggere kreet van het ego is die voorbij de sluier touwtjes van geheimhouding in handen heeft:
Wie het lichaam straft is krankzinnig. … Het is werkelijk een onzinnig standpunt iets wat niet kan zien verantwoordelijk te stellen voor wat jij ziet en het, hoewel het niet kan horen, de schuld te geven voor de geluiden die jij niet prettig vindt. Het lijdt niet onder de straf die jij geeft, omdat het geen gevoel heeft. Het gedraagt zich op de manier die jij wilt, maar maakt nooit de keuze. (T. 28. VI. 1:1; 2:1-3)
Het is inderdaad onze denkgeest die de bron is van het probleem, maar zelfs in de denkgeest is straf voor de schuld niet terecht, zoals het ego graag wil dat we denken, maar wel een correctie.
(5:4) Het lijden van het lichaam is een masker dat de denkgeest ophoudt om te verbergen wat werkelijk lijdt.
Wat Jezus bedoelt met ‘denkgeest’ is natuurlijk de keuzemaker, de keuzemaker die voor het ego kiest, die ervoor kiest schuld werkelijk te maken en dan kiest om deze schuld op het lichaam te projecteren. Het is dus de keuzemaker die het lichaam gebruikt om de werkelijke oorzaak van het lijden te verbergen: zijn beslissing voor de afscheiding en schuld. De sluwheid van het ego wordt hieronder meer in detail weergegeven, een deel van de alinea die we zopas aangehaald hebben. We zien hier hoe de jij – onze keuzemaker – zich achter het lichaam verbergt zodat niemand ooit wijzer wordt van wat er werkelijk gaande is: de keuze van de denkgeest voor afscheiding en schuld.
Van wat jij haat en vreest, verfoeit en verlangt, heeft het lichaam geen weet. Jij stuurt het eropuit om afscheiding te zoeken en afgescheiden te zijn. En vervolgens haat je het, niet om wat het is, maar om het gebruik dat jij ervan hebt gemaakt. Jij deinst terug voor wat het ziet en hoort en je haat zijn broosheid en kleinheid. En je veracht zijn daden, maar niet die van jou. Het ziet en handelt namens jou. Het hoort jouw stem. En naar jouw wens is het broos en klein. Het lijkt jou te straffen en verdient zodoende jouw haat vanwege de beperkingen die het jou bezorgt. Toch heb jij het tot symbool gemaakt van de beperkingen die jij wilt dat jouw denkgeest bezit en ziet en behoudt. (T. 28. VI. 3)
(wordt vervolgd)

zaterdag 22 december 2018

Les 76 – Ik sta onder geen andere wetten dan die van God – deel 1


Wanneer mijn geheugen mij niet in de steek laat dan is het bijna twintig jaar geleden dat vragen die gesteld werden in verband met deze les mij ertoe geleid hebben te spreken over de twee niveaus waarop een Cursus in Wonderen geschreven is. Zoals ik in de inleiding besproken heb is Niveau één is de metafysische basis van de Cursus waarbij de werkelijkheid van God en de Hemel staat tegenover de illusie van het denksysteem van het ego en de wereld die daaruit voortkomt. Op dit niveau is er geen compromis tussen waarheid en illusie. 
Niveau twee behandelt enkel het gebied van de illusie dat het onjuist-gericht denksysteem van afscheiding van het ego stelt tegenover het juist-gericht denken van de Verzoening van de Heilige Geest.

De reden waarom studenten deze les zo moeilijk vinden, om maar niet van hun boosheid te spreken, is hun verwarring over deze twee niveaus waarbij niet begrepen wordt dat het doel van de beredenering van niveau twee is om ons te ontmoeten in deze illusionaire staat waarin we ons bevinden en niet om uitspraken te maken over een volmaakte waarheid. Dus, ook al is het lichaam onafscheidelijk verbonden met de illusie, worden we niet gevraagd om het af te wijzen. Wel integendeel. Er wordt ons gevraagd om er aandacht aan te besteden en te letten op de plaats die het in onze speciale relaties inneemt want dit worden de leerscholen waarin we de vergevingslessen van de Heilige Geest kunnen leren.

Vanuit dit standpunt bekeken kunnen we zien hoe Jezus de draak steekt met het lichaam en - wat nog belangrijker - is met ons gebruik ervan. Je kan je misschien Jezus’ uitspraak herinneren waarbij hij zegt dat het praktisch onmogelijk is om onze fysieke ervaring in deze wereld te negeren. (T. 2. IV. 3:10). Hij vraagt daarom door deze lessen niet dat wij ons lichaam zouden negeren door geen medicatie te nemen, laat staan niet te eten, te ademen, geld te spenderen enz., maar stelt eerder een visie voor van wat het lijkt te zijn om hier in deze wereld te zijn zonder te geloven in lichamen. Een passage in ‘het bereiken van de werkelijke wereld’ wijst op de volledige afwezigheid van afscheiding die de gevorderde staat van de denkgeest, kenmerkt:
De werkelijke wereld … heeft geen gebouwen en er zijn geen straten waarin mensen alleen en afgezonderd wandelen. Er zijn geen winkels waar mensen een eindeloze lijst dingen kopen die ze niet nodig hebben. Ze wordt niet door kunstlicht verlicht en de nacht valt niet over haar. Er is geen dag die daagt en verschemert. Er is geen verlies. Niets is daar of het straalt en straalt voor eeuwig. (T. 13. VII. 1)

Dit beschrijft niet een fysieke plaats maar een genezen denkgeest waarin de gedachte van afscheiding ongedaan is gemaakt. In die staat, het heilig ogenblik waarin we de Verzoening voor onszelf hebben aanvaard, is er niet langer een lichaam. (Op geen enkel ogenblik bestaat het lichaam überhaupt – T. 18. VII. 3:1). Daarom wanneer er geen lichaam is kunnen er ook geen wetten zijn die erover regeren. Dat is hier het punt. Jezus lacht ons hier niet uit noch daagt hij ons uit om ons geloof in de noodzaak aan medicatie, eten of relaties op te geven. Hij herinnert er ons gewoon aan dat waar wij in geloven er niet werkelijk is. Dit nieuwe begrip staat ons niet langer toe om onze fysieke en psychische ervaringen in deze wereld serieus te nemen zoals we altijd gedaan hebben en voortvloeiend uit wat we geleerd hebben het nietig, dwaas idee van afscheiding ook niet serieus te nemen. (T. 27. VIII. 6:2-5)
Nogmaals, dit is niet bedoeld om een uitspraak te zijn waarin Jezus ons onder druk zet om ons geloof in het lichaam op te geven. In feite zegt hij in de tekst:
Je vraag moet niet zijn: ‘Hoe kan ik mijn broeder zonder het lichaam zien?’ Vraag slechts: ‘Wens ik hem werkelijk zonder zonde te zien?’ (T. 20. VII. 9:1-2)

In plaats van onze ervaring dat lichamen buiten ons bestaan te ontkennen, beklemtoont Jezus dat zijn doel voor ons is ons denken over het lichaam te veranderen, d.w.z. het doel ervan. Hij dringt erop aan de zonde die we waarnemen in onszelf niet langer te projecteren op anderen waarbij wij hen aanvallen en het geloof in afgescheiden belangen versterken.  Vergeving, de boodschap van Een Cursus in Wonderen, berust op de eenvoudige aanname dat onze belangen één zijn.
We zullen dit alles gedetailleerder bespreken naarmate we verder door de les gaan.

(1:1) We hebben eerder opgemerkt hoeveel zinloze zaken jou verlossing toeschenen.
De verwijzing is hier natuurlijk naar onze speciale geliefde voorwerpen, de idolen waarmee we God wilden tonen dat we Zijn Liefde niet nodig hadden. Speciale haatvoorwerpen werken op dezelfde manier in die zin dat we voelen dat er verlossing komt wanneer we iemand echt haten of pijn lijden. Door iemand (of iets) anders dan onszelf te verwijten voor onze ellende staven we onze onschuld. Verlossing neemt dan gelijk welke vorm aan en het maakt voor het ego niet uit of dit nu speciale liefde of haat is, zo lang de verlossing maar buiten onze denkgeest wordt gezien.
(1:2-4) Elk heeft jou gekluisterd met wetten die even zinloos zijn als die zaak zelf. Je bent niet aan die wetten gebonden. Maar om te begrijpen dat dit zo is, moet je eerst beseffen dat daarin geen verlossing ligt.
Dit is een verwijzing naar de wetten van speciaalheid die de kern vormt waarop verlossing volgens het ego rust: de een of de ander, iemand moet verliezen wil een ander kunnen winnen. Elke wet van het ego zowel in de denkgeest als in de wereld weerspiegelt dit basisprincipe. Je vindt dit ook terug in de 5 wetten van de chaos van het ego (T. 23. II), de feitelijke voorouder van alle wetten. Belangrijk is dat deze wetten niet alleen uitgaan van de denkgeest, maar dat ze er evengoed blijven als gevolg van het principe ideeën verlaten hun bron niet. Toch lijkt het erop dat zij van buitenaf komen en onze levens regeren. De waarheid echter is dat wij enkel gebonden zijn aan de beslissing van ons denken en dit is echt het goede nieuws. We hebben maar weinig – of geen, controle over de wetten van het lichaam wat erop doet lijken dat wij gedoemd zijn een leven te lijden van hopeloos slachtofferschap, een hulpeloosheid die bijna iedereen voelt.  Maar het zijn wij, het keuzemakende deel van onze denkgeest, die controle hebben over onze keuze ons te identificeren met deze wetten. Hierin ligt dan ook onze echte hulp.
Dit is een heel belangrijk concept om aan te boren, het houd je eerlijk terwijl je met deze les aan de slag gaat. Om te kunnen begrijpen waarom je onder geen andere wetten dan die van God staat en waarom je niet gebonden bent aan gelijk welke lichamelijke wet, moet je je eerst bewust worden dat je een denkgeest hebt, want het is daar dat de verlossing aanwezig is. Het probleem is dat we niet geloven dat we een denkgeest hebben. Het maakt niet uit hoeveel keren Jezus ons dit verteld in Een Cursus in Wonderen, het maakt niet uit hoeveel keren we dezelfde regels lezen, er blijft toch een deel van ons die het niet kan geloven omdat we nog steeds geloven dat hij ons, als een lichaam, onderwijst. Hij leert ons herhaaldelijk dat we niet werkelijk hier zijn en dat het lichaam daarom ook niets doet: het is niet geboren, leeft niet of gaat niet dood, het lijdt geen pijn of voelt geen plezier. Met andere woorden alles vindt plaats in de denkgeest. Dit betekent echter niets voor ons omdat, nogmaals, wij denken dat Jezus tegen ons praat als zijn we een lichaam. We weigeren om naar de bron hiervan te gaan – de denkgeest – en dat het werkelijke probleem helemaal niet in het lichaam te vinden is. Als we zouden herkennen dat dit in onze denkgeest te vinden is zouden we ook het antwoord van de Verzoening vinden.
Deze les is dus een pleidooi voor ons allemaal om alert te zijn en na te denken over wat Jezus ons in Een Cursus in Wonderen leert. Wanneer hij ons keer op keer, wat hij later in de 6e herhaling doet, laat zeggen ‘Ik ben niet een lichaam, ik ben vrij. Want zo schiep God mij.’ dan bedoelt hij dat letterlijk. Wanneer hij ons laat zeggen: ‘Ik ben geest.’ dan bedoelt hij dat ook heel letterlijk. Het is echter wel duidelijk dat wij dit niet geloven omdat we nog steeds denken dat Jezus, een afgescheiden persoon, tot ons, als afgescheiden personen, praat en ons hele mooie dingen leert en realiseren wij ons niet dat hij ons niet onderwijst als zijn we een lichaam. Wat wij denken dat ons fysieke zelf is, is niets anders dan een weerkaatsing van een gedachte in onze denkgeest.
Dit is zo’n belangrijke les omdat ze zo duidelijk wijst op de illusionaire aard van het lichaam. En wanneer we deze les heel oplettend bestuderen wordt de reden duidelijk waarom we er zoveel moeite mee hebben: we willen het niet geloven! De basis hiervoor is onze weigering te aanvaarden dat verlossing niet buiten ons ligt maar binnen in onze denkgeest, de plaats van beide het probleem en het antwoord.
(1:5-6) Zolang je die zoekt in dingen die geen betekenis hebben, bind jij jezelf aan wetten die onzinnig zijn. Zo probeer je te bewijzen dat verlossing is waar ze niet is.
Dat is het probleem: we willen niet weten dat we een denkgeest hebben want doen we dit wel dan kiezen we op een of ander punt tegen het ego en verdwijnt onze individualiteit. Het ego vertelt ons dat het probleem zonde en schuld is dat zowel in ons lichaam als in iemand anders kan gevonden worden. Gezien het probleem zich daar bevindt moet de verlossing daar ook te vinden zijn. Wanneer ik geloof dat zonde in mijn lichaam is geloof ik in lijden en opoffering, wanneer het in jouw lichaam is dan geloof ik in oordeel en aanval. Het verlossingsplan van het ego bestaat daarom uit het straffen van het lichaam – dat van mij of dat van jou.
De waarheid ontwijken dat we een denkgeest hebben kan ook een andere vorm aannemen. Bijvoorbeeld, Een Cursus in Wonderen zegt dat ik onder geen andere wetten sta dan die van God en dat ik geen lichaam ben. Daarom, gezien mijn lichaam een illusie is hoef ik niet naar de dokter of moet ik mijn auto niet op slot doen of mijn huis, hoef ik geen zorg te dragen voor mijn lichaam en dus doet het er niet toe wat ik eet of wat ik doe.
Dit zijn maar een paar voorbeelden voor wat ik noem ‘de onrealistische optimist’: het simplistisch en naïef ontkennen van het lichaam en de problemen ervan. In plaats van de fundamentele realiteit van het lichaam als de afspiegeling van schuld te zien negeren onrealistische optimisten dat zij een lichaam hebben en versperren hiermee nog meer de bron, de schuld in onze geest. Op die manier blijft het antwoord van de Verzoening verder verborgen onder het arsenaal van de verdedigingen van het ego.
Het is zeker niet de bedoeling van deze les om studenten van Een Cursus in Wonderen te ontmoedigen wanneer zij bijvoorbeeld om medische aandacht vragen of om ingeënt te worden wanneer ze van plan zijn naar het buitenland te reizen. Het is niet de bedoeling ervan om studenten te ontmoedigen voedsel tot zich te nemen dat goed voor hen is of wat dan ook doen waarvan ze denken dat voor hen gezond is. We hebben allemaal wel een idee wat goed of wat slecht is voor ons , in dit opzicht is er geen goed en geen slecht en je moet dan ook doen in wat je gelooft. Bovendien zegt Jezus niet dat je vriendschap of gelijk wat zou moeten opgeven. Hij zegt wel dat het waardevol is je de bron van deze wetten te realiseren en hun plaats in het ego denksysteem te begrijpen. Slechts dan kan je ervoor kiezen het doel ervan te veranderen zodat zij hun meer geschikte plaats kunnen innemen in het denksysteem van correctie van de Heilige Geest.
In dit alles, om dit belangrijk punt opnieuw te maken, is het noodzakelijk ons de enorme weerstand te realiseren die we hebben tegen het accepteren van het feit dat we geen lichamen zijn. Het vormt een heel belangrijk thema in de tekst en is de kern van het werkboek. Nogmaals, Jezus gebruikt deze uitspraken om op een zachtaardige manier de draak te steken met ons, zoals hij ook in deze passage van de tekst doet die de futiliteit in het licht zet van onze poging om het lichaam te beschermen en het werkelijk een aantrekkelijker te maken:
Kun je op een skelet roze lippen verven, het mooi aankleden, vertroetelen en verwennen en het zo tot leven wekken? (T. 23. II. 18:8)
Waarvoor zou je het willen behouden? Want in die keuze ligt zowel zijn wel als zijn wee. Behoud het voor de sier, als lokaas om een andere vis te vangen, om je speciaalheid stijlvoller te huisvesten of om een omlijsting van lieflijkheid te weven rond je haat en je veroordeelt het tot verval en dood. (T. 24. VII. 4:4-6)
Het tooit zichzelf met dingen die het gekocht heeft met metalen schijfjes of met strookjes papier waarvan de wereld proclameert dat ze waardevol en werkelijk zijn. Het werkt om die te verkrijgen door zinloze dingen te doen en smijt ermee in ruil voor zinloze dingen die het niet nodig heeft en zelfs niet wil. (T. 27. VIII. 2:2-3)
We worden dus aangemoedigd om Jezus te vragen ons te leren om onze identificatie met het lichaam niet te serieus te nemen. Maar, nog eens, hij vraagt ons niet om in dit proces ons lichaam te negeren.
We kunnen weten dat we in de val getrapt zijn wanneer we ongeduldig worden bij hen die hun lichaam niet negeren of wanneer we anderen beschuldigen dat zij Een Cursus in Wonderen niet goed doen wanneer zij fysieke of psychische zorgen hebben. Deze oordelen zouden een rode vlag moeten zijn voor het feit dat we anderen beschuldigen voor iets waarvoor we onbewust onszelf beschuldigen. Herinner je dat we het geduld wensen waar in de vorige les over gesproken werd en dat we dit niet kunnen hebben als we niet vriendelijk te zijn. Geduld en vriendelijkheid gaan hand in hand en staan daarom ook in de top tien van de kenmerken van de leraren van God (HvL. 4. IV, VIII).
(wordt vervolgd)


donderdag 20 december 2018

Les 75 – Het licht is gekomen. – deel 3


Het is duidelijk dat Jezus’ benadering doorheen Een Cursus in Wonderen steeds vriendelijk, geduldig en begripvol is en hij weet dat wij er nog niet echt klaar voor zijn om het te aanvaarden, maar hij is ondubbelzinnig standvastig in het presenteren van de waarheid hij. Het is bijzonder belangrijk om zijn geduld te ervaren zodat we dit ook naar iedereen kunnen laten zien. Wanneer we van onszelf zien dat we van streek zijn en ongeduldig met onze vergissingen dan is dat alleen maar omdat we het geduld dat Jezus heeft met onze vergissingen, niet willen aanvaarden. Dit is omdat we deze vergissingen als een zonde willen zien in plaats van verantwoordelijkheid te nemen voor deze verkeerd genomen keuze. We projecteren deze gedachte van ongeduld naar buiten en vinden het schijnbaar rechtvaardig dat we tegenover anderen ook ongeduldig mogen zijn.

(7:1) Besef dat jouw vergeving jou het recht op visie geeft.
Het thema ‘visie’ is hier in de context van het aanvaarden van de werkelijke wereld aan de hand van vergeving. Met andere woorden, wanneer we niet willen vergeven zien we enkel verwarring. Wanneer we echter wel vergeven worden onze ogen gezuiverd van de wazige beelden van schuld waardoor visie mogelijk wordt.

(7:2) Begrijp dat de Heilige Geest nooit verzuimt de gave van het zien te schenken aan wie vergeeft.
Dit wil niet zeggen dat de Heilige Geest het geschenk voor ons achterhoudt wanneer we oordelen over onszelf of anderen. Het is echter wel zo dat wij dit geschenk afwijzen wanneer onze geest vervuld is van oordeel. Het afwijzen van het geschenk is zelfs de reden van ons oordelen want door de Genade van God omarmt de visie van de Heilige Geest iedereen. De aanvaarding van dit geschenk wacht slechts op onze vergeving.


(7:3-11) Geloof dat Hij je nu niet in de steek zal laten. Jij hebt de wereld vergeven. Hij zal bij je zijn terwijl jij kijkt en wacht. Hij zal jou tonen wat ware visie ziet. Het is Zijn Wil en jij hebt je daarin met Hem verbonden. Wacht geduldig op Hem. Hij zal er zijn. Het licht is gekomen. Jij hebt de wereld vergeven.
Nogmaals, wanneer we deze woorden letterlijk nemen dan klinkt het alsof wij op de komst van de Heilige Geest moeten wachten. Het is duidelijk dat dat geen steek houdt, net zoals het geen zin heeft dat christenen gedurende 2000 jaar gewacht hebben dat Jezus zou komen, de zogenaamde wederkomst. Het is niet de wederkomst van Jezus die aan de orde is maar die van ons, zoals deze term herdefinieerd wordt in Een Cursus in Wonderen (T. 4. IV. 10:2-3). Dus als Jezus zegt; ‘Wacht geduldig op Hem.’, dan bedoelt hij hier letterlijk mee dat we geduldig moeten zijn met onszelf om onze angst voldoende te laten gaan zodat we de Heilige Geest kunnen aanvaarden. Dus kijken en wachten we geduldig en weerspiegelen hierdoor zijn grenzeloos geduld:
Het geduld dat jij met jouw broeder hebt, is het geduld dat je hebt met jezelf. Is een kind van God geen geduld waard? Ik heb jou oneindig geduld betoond omdat mijn wil die van onze Vader is, van Wie ik heb geleerd wat oneindig geduld is. Zijn Stem was in mij zoals Ze in jou is, en Ze pleit voor geduld met het Zoonschap in Naam van zijn Schepper. (T. 5 VI. 11:4-7)

(8:1-3) Zeg Hem dat je weet dat je niet kunt falen omdat jij je op Hem verlaat. En zeg jezelf dat jij in volmaakt vertrouwen erop wacht de wereld te zien die Hij jou heeft beloofd. Van nu af aan zal jij anders zien.
Om het nog eens over deze metafoor te hebben, we zeggen niet werkelijk iets tegen de Heilige Geest tegen Wie nauwelijks iets over onszelf verteld moet worden. De betekenis van deze eerste zin is dat wij onze beslissing om op hem te vertrouwen moeten versterken. We leren de oorzakelijke verbinding herkennen tussen het loslaten van ons geloof dat we op ons zelf beter af zijn en het gevolg, het effect dat visie brengt: een liefdevolle wereld zien waar belangen worden gedeeld, heel anders dan de hatelijke wereld van het ego met afgescheiden belangen.

(8:4-5) Vandaag is het licht gekomen. En je zult de wereld zien die jou sinds de tijd begon was beloofd en waarin het eind van de tijd verzekerd is.

Dit laatste is een fascinerende zin. Wanneer Jezus zegt ‘je zult de wereld zien die jou sinds de tijd begon was beloofd’ dan heeft hij het hier niet over de jij die je denkt te zijn. Jij bestond niet wanneer de tijd is begonnen, jij bent geen vijftienmiljard jaar oud. Hij verwijst hier naar de keuzemaker in onze denkgeest die een deel is van de Zoon van God aan wie in het begin beloofd was dat ‘het licht gekomen is’, het Verzoeningsprincipe. In dat moment van zijn, wanneer we zijn gaan geloven dat we afgescheiden zijn van God was deze belofte reeds vervuld. We hebben ze alleen nog niet aanvaard. Door de schuld van deze afwijzing te projecteren zijn we gaan geloven dat de Heilige Geest Zijn belofte niet heeft gehouden, noch God Jezus of Een Cursus in Wonderen. Dit probleem wordt nu door Jezus rechtgezet. De Verzoening was vanaf het eerste ogenblik dat de afscheidingsgedachte leek te komen in onze Denkgeest en weerspiegelde de belofte van God naar ons (en die van ons naar Hem) zoals we in deze inspirerende passage in de tekst kunnen lezen. Het is geschreven in de context van onze keuze voor ziekte in plaats van genezing en dat we een belofte gemaakt hebben aan het ego in plaats van aan God:
God houdt Zijn beloften; Zijn Zoon die van hem. Bij zijn schepping sprak zijn Vader: ‘Jij bent voor eeuwig door Mij geliefd en Ik door jou. Wees even volmaakt als Ikzelf, want jij kunt nooit van Mij gescheiden zijn.’ Zijn Zoon herinnert zich niet dat hij geantwoord heeft: ‘Dat beloof ik,’ hoewel hij met deze belofte geboren werd. Maar God herinnert hem hieraan telkens wanneer hij niet een belofte om ziek te zijn deelt, maar toelaat dat zijn denkgeest genezen en verenigd wordt. Zijn geheime geloften zijn krachteloos ten overstaan van de Wil van God, wiens beloften hij deelt. En wat hij ervoor in de plaats stelt is niet de wil van hem die zichzelf aan God heeft toegezegd. (T. 28. VI. 6:3-9)
Nogmaals, wanneer je aandachtig bovenstaande uitspraak bekijkt is het duidelijk dat Jezus niet praat over de jij die deze woorden leest, bestudeert en in praktijk brengt maar de enige Zoon van God die buiten tijd en ruimte is, de keuzemaker zelf die in zijn zelf geloofde eerder dan in zijn Zelf. Zoals een latere les het beknopt stelt:
Laat me niet vergeten dat mijn zelf niets is, maar dat mijn Zelf alles is. (Wd2. 358. 1:7)

(9:1-4) Ook de korte oefenperioden zullen jou met vreugde aan je bevrijding herinneren. Herinner jezelf er zo om het kwartier aan dat het vandaag de tijd is voor een speciale viering. Zeg dank voor de goedheid en de Liefde van God. Verheug je over het feit dat vergeving de kracht heeft jouw zicht compleet te genezen.
Zoals in vele andere lessen wil Jezus dat we de vreugde ervaren wanneer we deze lessen leren. Het einde van onze ellende ligt in het vergeven van onze broeders en van onszelf, die werkelijk een en dezelfde zijn. Wie, die dit feit onderkent, kan zich niet elke vijftien minuten herinneren dat het licht gekomen is en van ons is. Maar het is dat licht dat we nog steeds moeten aanvaarden als de waarheid over onszelf.

(9:5-7) Vertrouw erop dat er deze dag een nieuw begin is. Zonder de duisternis van het verleden op jouw ogen moet het jou vandaag wel lukken te zien. En wat jij ziet zal zo welkom zijn dat je deze dag graag eeuwig zou laten duren.
Merk hier op dat Jezus zegt ‘een nieuw begin’ wat toevallig ook de titel is van hoofdstuk 30 van de tekst. Hij zegt niet dat de reis voorbij is al wijzen vele uitspraken in de les dat dit wel zo is, omdat hij niet vanuit een lineair perspectief komt. Hij zegt ‘het licht is gekomen’ omdat het licht reeds in ons aanwezig is. Wij moeten echter wel het proces ondernemen om dit te aanvaarden wat inhoudt dat we de duisternis van ons zondig verleden loslaten. Pas dan kunnen we de vreugde van de visie van Christus bereiken en die welkom heten eens we niet langer wensen de zonde werkelijk te maken en te beschermen door de schuld in iemand anders waar te nemen. Wanneer de visie verwelkomt wordt en niets anders dan dat, breidt het zich uit in de eeuwige kennis.

(10). Zeg dan:
Het licht is gekomen. Ik heb de wereld vergeven.
Mocht je in verzoeking raken, zeg dan tegen ieder die jou in de duisternis lijkt terug te trekken:
Het licht is gekomen. Ik heb jou vergeven.
We oefenen zodanig dat deze visie van licht sneller kan komen samen met de vreugde van vergeving. Wat onze vaart doet versnellen is onze bereidwilligheid om waakzaam te zijn tegenover onze grieven en is dat vergeving de duisternis van schuld, die ons in de wereld van pijn en lijden had gewikkeld, weg schijnt

(11) We wijden deze dag aan de sereniteit waarin God wil dat jij bent. Bewaar die in je bewustzijn van jezelf en zie die vandaag overal, nu we het begin vieren van jouw visie en de aanblik van de werkelijke wereld, die de plaats kwam innemen van de niet-vergeven wereld die jij als werkelijk beschouwde.
Jezus gaat verder om ons te inspireren met een gelukkige vredige uitkomst waarvan hij ons verzekert dat die van ons is. We moeten dit slechts ten volle verlangen net zoals we verlangen om deze niet-vergeven wereld te verlaten en het licht binnen te stappen dat geboren is uit het vergeven van onze partners van speciaalheid. Dit licht is onze werkelijkheid en de beloning zoals Jezus het zo mooi uitbeeldt in deze passage uit te tekst, een prachtige manier om onze bespreking van deze les te beëindigen:
Deze lieflijkheid is geen fantasie. Het is de werkelijke wereld, stralend en zuiver en nieuw en alles sprankelt in de volle zon. Niets is hier verborgen, want alles is vergeven en er zijn geen fantasieën om de waarheid te verbergen. … Al deze schoonheid zal oprijzen om je zicht te zegenen wanneer jij de wereld met vergevende ogen beziet. Want vergeving vormt visie letterlijk om en laat jou de werkelijke wereld zien die zich vredig en zacht over de chaos uitstrekt en daarbij alle illusies wegneemt die jouw waarneming vervormd. … Ga vol blijdschap je Verlosser tegemoet en wandel vol vertrouwen met Hem deze wereld uit, de werkelijke wereld van schoonheid en vergeving in. (T. 17. II. 2:1-3; 6:1-2; 8:5)

dinsdag 18 december 2018

Les 75 – Het licht is gekomen. – deel 2


(3:1) Onze oefeningen voor vandaag zullen blije oefeningen zijn, waarin we dankzeggen voor het voorbijgaan van het oude en het aanbreken van het nieuwe.
‘Het voorbijgaan van het oude’ is niet iets wat Jezus of Een Cursus in Wonderen doen, maar wat bereikt wordt door te oefenen met de kracht van ons denken om de juiste keuze te maken. Jezus biedt ons hier een glimp aan van hoe wonderlijk het zal zijn wanneer wij onze illusies van onze individualiteit, speciaalheid en oordeel losgelaten hebben, zoals hij ons in het begin van de tekst reeds verteld heeft en we maar blijven herhalen:
Je hebt geen idee van de geweldige bevrijding en de diepe vrede die ontstaan wanneer jij jezelf en je broeders totaal zonder oordeel tegemoet treedt. (T. 3. VI. 3:1)
(3:2) Geen schaduw uit het verleden blijft er over om ons zicht te vertroebelen en de wereld te verbergen die vergeving ons biedt.
De schaduwen uit ons verleden – de afspiegeling van zonde – verbergen de wereld die vergeving ons biedt. Met andere woorden, onze gedachten van aanval en oordeel zijn doelgericht en zijn er niet zomaar. We kiezen voor deze gedachten om de wereld van licht, die vergeving ons schenkt, te verbergen. Als een sleutel opent vergeving de gesloten deur van onze denkgeest waarachter de liefdevolle aanwezigheid van Jezus staat. De deur opent zich door naar onze verdedigingen kijken: de schaduwen van de schuld die we op onze broeders geprojecteerd hebben. Het einde van de tekst herhaalt deze inmiddels vertrouwd geworden gedachte op een prachtige manier:
Aan geen enkele illusie wordt geloof gehecht en geen enkel plekje duisternis blijft nog over om het gelaat van Christus voor wie ook te verbergen. (T. 31. VIII. 12:5)
(3:3-5) Vandaag zullen we de nieuwe wereld aanvaarden als dat wat we willen zien. Ons zal gegeven worden waarnaar we verlangen. We willen het licht zien: het licht is gekomen.
Jezus doet hier een oproep voor onze motivatie om gelukkig te zijn want het is geluk dat we werkelijk willen. Zonder dit verlangen zullen we het nooit vinden. Ons wordt dus geleerd, zoals in de tekst benadrukt is, om het licht van vergeving te associëren met geluk en vrede en de duisternis van de schuld met ellende en pijn. In de volgende passage uit de tekst werkt Jezus zijn onderwijsfilosofie uit. Zoals elke goed gewapende theoreticus weet hij dat ‘leren via beloning effectiever is dan leren via pijn’ (T. 4. VI. 3:4) Dus leert hij ons vreugde te associëren met het waarderen van zijn leer en ellende met het negeren ervan. De vreugde die het ons brengt wordt de motivatie om zijn onderricht te leren:
Hoe kun je iemand de waarde bijbrengen van iets wat hij doelbewust heeft weggegooid? Hij moet het hebben weggegooid omdat hij er geen waarde aan hechtte. Je kunt hem slechts laten zien hoe ellendig hij er zonder dat aan toe is en het langzaam dichterbij brengen zodat hij kan leren hoe zijn ellende afneemt naarmate hij het nadert. Dit leert hem zijn ellende met de afwezigheid ervan te associëren en het tegendeel van ellende met de aanwezigheid ervan. Gaandeweg wordt het wenselijk, naarmate hij van gedachten verandert over de waarde daarvan. Ik leer jou om ellende met het ego en vreugde met de geest te associëren. Jij hebt jezelf het tegendeel geleerd. Je bent nog altijd vrij te kiezen, maar kun je werkelijk de beloningen van het ego verlangen in de aanwezigheid van de beloningen van God? (T. 4. VI. 5)
(4:1-5:1) Onze langere oefenperioden zullen we wijden aan het bekijken van de wereld die onze vergeving ons toont. Dit is wat we willen zien en dit alleen. Onze eenduidige doelstelling maakt ons doel onontkoombaar. Vandaag rijst de werkelijke wereld in vreugde voor ons op, om eindelijk te worden gezien. We hebben zicht gekregen, nu het licht gekomen is. We hebben vandaag geen oog voor de schaduw die het ego op de wereld werpt.
De ‘schaduw die het ego op de wereld werpt’ zijn onze gedachten van pijn en aanval als gevolg van de schuld die huist in onze denkgeest. We weten hoe het ego een illusionaire wereld van zonde, schuld en angst maakt gebaseerd op de even illusoire gedachte van individualiteit. Het ego maakt de wereld van denken niet ongedaan, maar is diep weggestopt in onze denkgeest vooraleer ze geprojecteerd wordt. Het is dit denksysteem van schuld die de wanhopige afspiegeling vormt van dat wat wij denken dat de wereld is. De uiteindelijke bestemming van schuld is het lichaam waarin alle pijn en ellende tot en met de dood waargenomen wordt. Dit is echter niet meer dan een dunne sluier die door het ego gebruikt wordt om de waarheid, die we niet willen zien, te bedekken. (T. 21.VII. 5:14) Wanneer we deze vergissing (h)erkennen kiezen we opnieuw: vergeving in plaats van oordeel, de wereld van licht in plaats van de schaduw van schuld van het ego.
(5:2) We zien het licht en daarin zien we hoe de weerschijn van de Hemel over de wereld ligt.
De Hemel kunnen we in de wereld niet zien wel de weerspiegeling ervan die we dan kennen als de werkelijke wereld. We hebben eerst naar binnen gekeken en daar de geprojecteerde schaduwen van schuld van het ego overal rondom ons gezien: verlies, afwijzing, opoffering en dood. Wanneer we ons denken veranderen en Jezus om hulp vragen laten we deze schaduwen los en weerspiegelt zijn licht in alles wat we dan zien.
(5:3-5) Begin de langere oefenperioden door jezelf het blijde nieuws van je bevrijding te vertellen:
Het licht is gekomen. Ik heb de wereld vergeven.
‘Blijde nieuws’ is natuurlijk een zin uit de bijbel die verwijst dat Jezus gekomen is als het licht van de wereld. Hij gebruikt een zin die een groot aantal bijklanken gekregen heeft, maar geeft er een totaal andere betekenis aan. Het blijde nieuws hier is niet dat het licht van Jezus naar de wereld is gekomen, maar dat het licht van Jezus in onze denkgeest nooit weg is geweest ondanks ons geloof dat wij het zouden vernietigd hebben. Het Verzoeningsprincipe van de Heilige Geest is dan toch waar. Welk mooier nieuws kan er dan zijn?
We kunnen de wereld vergeven enkel omdat we onszelf vergeven het licht van de wereld vernietigd te hebben, de innerlijke wereld van liefde waarvan onze verstoorde denkgeest ons overtuigd had dat die verdwenen was. Dus door hier bewust te worden van de liefde van Jezus voor ons en door ons te realiseren dat we niet afgescheiden zijn van hem en wat inhoudt dat we zijn Bron niet gekruisigd en niet vernietigd hebben. En dat, nogmaals, is het goede nieuws. We realiseren ons dat onze pogingen om dit licht in duisternis te verhullen geen gevolg hebben gehad omdat het licht nooit weg is geweest. Eens we dit gelukkig feit accepteren verdwijnt het doodsgewaad, de sluiers van de duisternis raken verdeeld, de schaduwen vervliegen en enkel het licht blijft over. Dit gebeurt enkel door onszelf te vergeven dat we een fout gemaakt hebben – inderdaad blije nieuws!
(6:1) Blijf vandaag niet bij het verleden stilstaan.
Het verleden drukt zonde uit, letterlijk het geloof dat we tegenover God gezondigd hebben. We zetten onszelf gevangen wanneer we bij het verleden blijven stilstaan en telkens we blijven vasthouden aan grieven want elke grief is een schaduw die ons herinnerd aan onze oorspronkelijke grief: tegen onszelf. We worden er ons dus bewust van dat vergeving achterwege laten ons verlangen weerspiegelt om ons zondig verleden levend te houden en de afgescheiden identiteit te beschermen door onze projecties op anderen.
(6:2) Houd je denkgeest volledig open, gezuiverd van alle voorbije ideeën en verschoond van elk concept dat jij hebt gemaakt.
Les 189 bevat een gebed dat dit idee mooi uitdrukt. Het is belangrijk genoeg om het hier aan te halen ook al zullen we er later op terugkomen:
Doe eenvoudig dit: wees stil en leg alle gedachten terzijde over wat jij bent en wat God is, alle ideeën die je hebt geleerd ten aanzien van de wereld, alle beelden die je hebt van jezelf. Maak je denkgeest leeg van alles waarvan hij denkt dat het waar of onwaar, goed of slecht is, van iedere gedachte die hij waardevol acht en van alle ideeën waarvoor hij zich schaamt. Houd vast aan niets. Breng geen enkele gedachte met je mee die het verleden je heeft geleerd, en geen enkele overtuiging die je vroeger ooit aan wat ook hebt ontleend. Vergeet deze wereld, vergeet deze cursus, en kom met volkomen lege handen tot jouw God. (Wd1. 189. 7)
Dit houdt tevens in dat we gelukkig mogen zijn nu we weten dat wij verkeerd zijn en dat Jezus het goed heeft. Wij zijn verkeerd bezig omdat wij geloven dat er hier een wereld is van aanval en lijden en hij heeft gelijk wanneer hij ons zegt dat dit eigen maaksel geen enkele werkelijkheid heeft. Alleen wanneer we onszelf toestaan te leren dat de beloning van vrede veel groter is dan de straf van pijn, zullen we akkoord gaan met het zuiveren van onze geest.
(6:3-9) Jij hebt vandaag de wereld vergeven. Je kunt die nu bekijken alsof je haar nooit eerder zag. Je weet nog niet hoe ze eruit ziet. Je wacht gewoon tot ze jou wordt getoond. Herhaal, terwijl je wacht, verscheidene keren langzaam en met alle geduld:
Het licht is gekomen. Ik heb de wereld vergeven.
Het geduld dat we moeten hebben betekent niet dat we op Jezus moeten wachten omdat er een lange wachtrij zou zijn, we wachten omdat we nog te bang zijn om het licht te aanvaarden want in de aanwezigheid ervan verdwijnt ons individueel zelf. Jezus herinnert ons opnieuw dat hij weet dat we nog niet tot het punt gekomen zijn waarbij we op een vergeven wereld kunnen neerkijken. Het is dus ook niet nodig om te doen alsof we verder zijn dan we eigenlijk zijn. Een dergelijke arrogantie betaamt nauwelijks een Zoon van God, meer zelfs een dergelijke arrogantie verzekert er ons van dat we ons nooit zullen herinneren dat we de Zoon zijn van God.
(wordt vervolgd)