woensdag 5 december 2018

Les 73 – Ik wil dat er licht is. – deel 1


Het thema ‘grieven’ wordt in deze les verder besproken waarbij ‘wil’ tegenover ‘wens’ gesteld wordt: het ego wenst, de geest wil. (zie b.v. T. 7. X. 4-7)

(1:1-2) Vandaag staan we stil bij de wil die jij deelt met God. Dit is niet hetzelfde als de ijdele wensen van het ego waaruit het duister voortkomt en het niets.

De ijdele wens van het ego is om afgescheiden te zijn van de Wil van God, een individueel zelf dat afgescheiden is van Zijn levende Eenheid. Uit die wens komt nietsheid en duisternis voort: eerst het denksysteem van het ego van zonde, schuld en angst waarna de wereld.

(1:3-7) De wil die jij deelt met God heeft alle scheppingskracht in zich. De ijdele wensen van het ego worden niet gedeeld en missen daardoor alle kracht. Zijn wensen zijn niet loos in die zin dat ze een wereld van illusies kunnen maken, waarin jij heel sterk geloven kunt. Maar ze zijn inderdaad loos waar het om schepping gaat. Ze maken niets wat werkelijk is.

Deze ijdele wensen van het ego hebben in de werkelijkheid geen enkele kracht, maar hebben dat zeker wel binnen in de droom. Op het niveau van de waarheid is het ego niets, maar binnen zijn eigen denksysteem is het enorm krachtig. Het gelooft uiteindelijk dat het de Hemel vernietigd heeft. En gezien het ego op zichzelf is, mist het de Eenheid van de Hemel die de kracht tot creëren is. De ‘macht’ van het ego tot miscreëren is alleen in staat om illusies te maken. In de tekst maakt Jezus hetzelfde onderscheid:

Maar God wil. Hij wenst niet. Jouw wil is even machtig als de Zijne omdat het de Zijne is. De wensen van het ego beduiden helemaal niets, omdat het ego het onmogelijke wenst. Je kunt het onmogelijke wensen, maar willen kun jij louter met God. Hierin ligt de zwakheid van het ego en jouw kracht. (T. 7. X. 4:6-11)

(2) IJdele wensen en grieven zijn elkaars partners ofwel mede-makers in het verbeelden van de wereld die jij ziet. De wensen van het ego hebben haar doen ontstaan en de behoefte van het ego aan grieven, die nodig zijn om haar in stand te houden, bevolkt haar met figuren die jou schijnen aan te vallen en die een ‘rechtvaardig’ oordeel eisen. Deze figuren worden de tussenpersonen die het ego gebruikt om handel te drijven in grieven. Ze staan tussen jouw bewustzijn en de werkelijkheid van je broeders in. Wanneer je hen ziet, ken jij noch je broeders, noch je Zelf.

Wanneer Jezus het heeft over ‘het verbeelden van de wereld die (wij) zien’ dan bedoeld hij hiermee niet dat de wereld die we buiten waarnemen. Hij heeft het over de wereld van de perceptie, de wereld die we waarnemen, die we zien door middel van onze verkeerde gedachten. Het feit dat we zien is in de eerste plaats het onderwerp voor de correctie van Jezus. De waargenomen wereld, ‘het waansysteem van hen die gek geworden zijn van schuld’ (T. 13. Inl. 2:2), werd gemaakt door de wens om de keuze van onze denkgeest om afgescheiden te zijn te beschermen. Onze grieven tegenover anderen – de tweede projectie zo je wil – houdt dit waansysteem van afscheiding in stand door ze enerzijds van ons afgescheiden te houden, maar er tegelijkertijd aan vast te houden door de ander te beschouwen als de zondaar die straf verdient. Deze speciale liefde en de speciale haatrelaties die het voedsel voor het ego zijn vallen voortdurend onze en onze broeders’ werkelijkheid als Christus aan: de Zoon van God, gelijk en onverdeeld. Onze speciaalheid omkleed deze werkelijkheid met de duisternis van onze verlangens en vragen en verbergen het licht dat ons als één Zelf verenigd.

(3) Jouw wil is voor jou verloren geraakt in deze vreemde ruilhandel, waarin schuld over en weer verhandeld wordt en het aantal grieven toeneemt bij elke ruil. Kan zo’n wereld geschapen zijn door de Wil die de Zoon van God met zijn Vader deelt? Heeft God rampspoed voor Zijn Zoon geschapen? Scheppen is de Wil van Beiden tezamen. Zou God een wereld scheppen die Hemzelf zou doden?

Jezus heeft het over de wereld van perceptie, de waargenomen wereld, de wereld van de dualiteit, de wereld van de speciale relaties waarin de ene marchandeert met de ander voor een stukje speciaalheid. En elk probeert zo weinig mogelijk te geven om zoveel mogelijk in de plaats terug te krijgen. Deze vreemde en onnatuurlijke manier van handelen – het ene ego die met het andere ego onderhandelt voor dat wat uiteindelijk waardeloos is – wordt vrij duidelijk omgeschreven in deze passage uit ‘de keuze voor compleetheid’:

Het merkwaardigste van al is het zelfconcept dat het ego in de speciale relatie cultiveert. Dit ‘zelf’ zoekt de relatie om zichzelf compleet te maken. Maar wanneer het de speciale relatie vindt waarin het dit denkt te kunnen bereiken, geeft het zichzelf weg en probeert het zichzelf voor het zelf van een ander ‘om te ruilen’. Dit is geen vereniging, want er is geen toename en geen uitbreiding. Elke partner probeert het zelf dat hij niet wil op te offeren voor een dat hij denkt te prefereren. En hij voelt zich schuldig voor de ‘zonde’ van iets te nemen en niets waardevols daarvoor terug te geven. Hoeveel waarde kan hij toekennen aan een zelf dat hij weggeeft om een ‘beter’ te krijgen? (T. 16. V. 7)

Wanneer men de bijbel leest kan je zien hoe deze bijbelse godheid betrokken is bij een dergelijke vreemde ruilhandel door met zijn kinderen handel te drijven in grieven. Het bekrachtigen van de principes van het ego van speciaalheid verklaart de grote aantrekkingskracht die de bijbel heeft en men zou zich terecht kunnen afvragen of de God van Eenheid en Liefde mogelijk betrokken kan zijn bij een dergelijke waanzin.

(4) Vandaag zullen we opnieuw proberen de wereld te bereiken die in overeenstemming is met jouw wil. Het licht bevindt zich erin, omdat ze de Wil van God niet weerstaat. Het is niet de Hemel, maar het licht van de Hemel schijnt erop. De duisternis is verdwenen. De ijdele wensen van het ego zijn ingetrokken. Maar het licht dat op deze wereld schijnt, weerspiegelt jouw wil en dus zullen we er in jou naar moeten zoeken.

Dit is de werkelijke wereld. En alhoewel nog steeds een illusie, weerspiegelt ze toch de werkelijkheid van de Hemel omdat ze nergens tegen de Wil van God ingaat. In deze vredige staat staan we buiten de droom en zien de fysieke wereld voor wat ze is. We hebben de Verzoening voor onszelf aanvaard door, voor eens en altijd, te kiezen tegen de afscheidingswensen van het ego. Wat overblijft is de waarheid van de Verzoening in onze denkgeest.

(5:1-4) Jouw beeld van de wereld kan alleen maar een weerspiegeling zijn van wat er binnen jou is. Noch de bron van het licht, noch van de duisternis kan buiten jou worden gevonden. Grieven verduisteren je denkgeest en je kijkt uit over een verduisterde wereld. Vergeving heft die duisternis op, doet jouw wil opnieuw gelden en laat jou kijken naar een wereld van licht.

Waarheid zowel als illusies zijn beide in onze denkgeest en niet daar buiten, zoals het ego wil dat we geloven. We zijn steeds meer vertrouwd met dit idee: wat we buiten ons zien is een projectie van dat wat we eerst binnen in ons denken voor waar hebben aangenomen: projectie maakt waarneming. Wanneer we het licht buiten ons willen zien zullen we het eerst binnen in ons moeten zien en dat kunnen we niet bereiken zonder door de duisternis heen te gaan. Vergeving – het ongedaan maken van de schuld in de denkgeest – is daarom het middel om deze gelukkige en met licht gevulde uitkomst te verwezenlijken.
(wordt vervolgd)


Geen opmerkingen:

Een reactie posten