woensdag 30 maart 2016

Thema uit Een Cursus in Wonderen - 84 - Emoties en gevoelens




Deze morgen hebben we het over emoties en gevoelens. In de tekst is er een deel met de titel ‘de twee emoties’ en daarin wordt gezegd dat een ervan door jou werd gemaakt en de andere werd jou gegeven. Deze twee emoties zijn angst en liefde. Natuurlijk is liefde ons door God gegeven wanneer Hij ons geschapen heeft, angst is wat wij gemaakt hebben als vervanging voor die liefde.

Het is duidelijk dat Jezus het in dat deel niet heeft over onze emoties zoals wij hier normaal gezien over denken, hij heeft het echter wel over twee gedachten of twee denksystemen. De term ‘emotie’ is hier gebruikt omdat dit opgeschreven werd door Helen in de jaren zestig (van de vorige eeuw) en psychologen het voortdurend hadden over emoties, over een hiërarchie van emoties en over allerlei verschillende soorten emoties. Het is dus in die context dat Jezus tegen haar zei ‘ja, maar er zijn slechts twee emoties: liefde en angst’. Maar, nogmaals, het is duidelijk dat hij het hier niet heeft over emoties in de gebruikelijke zin van het woord.
De reden hiervoor is dat wij aan emoties denken - en de manier waarop we emoties begrijpen - wanneer we het hebben over het lichaam: ik ben boos en ik heb een diepgewortelde reactie en ik, als een persoon, als een lichaam ben boos of ik voel liefde voor jou of ik ben bezorgd, angstig, gelukkig, vreugdevol. Maar al deze verschillende vormen van gevoelens en emoties hebben allemaal te maken met het lichaam, hebben allemaal te maken met mij als persoon.

Terwijl de twee emoties waar Jezus het in dat deel over heeft zijn de twee gedachten die in de denkgeest zijn. We hebben het hier dus opnieuw over het belangrijke onderscheid dat de Cursus maakt tussen geest en lichaam. De denkgeest die oorzaak is van alles wat er in de wereld gebeurt, dat ooit in de wereld gebeurd is en dat ooit zal gebeuren en het lichaam die daar een gevolg van is. En gezien ‘ideeën hun bron niet verlaten’ is het lichaam nooit losgekomen van de denkgeest.

Wanneer we het dus hebben over lichamelijke gevoelens en emoties, dan hebben we het over iets dat in verband staat met het lichaam en diepgeworteld is, zoals bijvoorbeeld genoegen of pijn of iets wat we psychisch voelen, dan hebben we het nog steeds over het lichaam en hebben we het nog steeds over onszelf als een persoon, een figuur in de dualistische droom. Het is daarom terecht zinvol om te zeggen niet te vertrouwen op je gevoelens. Net zoals Jezus ons zegt om onze waarnemingen niet te vertrouwen omdat ‘niets zo verblindend is als de waarneming van vorm’ (T.22.III.6:7) en dit omdat onze zintuigen liegen. De zintuiglijke data die zij ons in de vorm van de wereld geven om door het brein geïnterpreteerd te worden maakt allemaal deel uit van de illusie.
Herinner je dat wanneer ‘de wereld – een bedrieglijk systeem – gemaakt is door hen die waanzinnig geworden zijn door schuld’ dan maakt alles hier deel uit van datzelfde bedrieglijke beeld dat gesteund is op schuld die zegt dat de afscheiding van onze Bron werkelijk gebeurd is. We moeten dus niet vertrouwen op onze waarnemingen omdat zij ons van informatie voorzien die zegt dat er een uiterlijke wereld is. En zoals dit door het ego geïnterpreteerd wordt, wordt dit nog specifieker gemaakt door te zeggen dat er een uiterlijke wereld is die zondig is en waarvan ik het slachtoffer ben van wat anderen of wat de wereld zelf mij heeft aangedaan. Onze gevoelens worden hier een essentieel deel van omdat gevoelens zeggen dat ik geraakt wordt door wat de wereld gedaan heeft.

Dus als iets, bijvoorbeeld ik word geraakt door een scherp voorwerp dan voel ik pijn. Wanneer ik mijn hand op een warme kachel leg dan voelt dat pijnlijk. Ik beweer dan dat de reden waarom ik pijn voel is omdat dit voorwerp mij raakt of omdat deze kachel mijn huid verbrandt of ik voel mij niet gelukkig omdat jij mij vandaag nog niet gezegd hebt dat je van mij houdt of omdat je mijn verjaardag vergeten bent of omdat je niet vriendelijk tegen mij bent of je gaf mij niet die bevordering die ik wel verdien. Wat wij dus gevoelens noemen zijn rechtstreeks verbonden met de uiterlijke wereld die ons raakt en het is natuurlijk zo dat die uiterlijke wereld die ons raakt ook onze lichamen behelst.
Wanneer ik dus iets eet dat niet goed is voor mij dan beweer ik dat de reden waarom ik maagkrampen heb is door het voedsel dat ik gegeten heb. Ik heb dus dit ongemakkelijk gevoel in mijn maag en dit wordt toegeschreven aan iets wat ik in mijn maag heb gestopt. En terwijl dit op het niveau van het lichaam of de wereld wel kan kloppen, leven wij niet op het niveau van het lichaam of de wereld. We denken alleen maar dat dit zo is.

Herinner je ‘ideeën verlaten hun bron niet’ en wij verblijven nog steeds in de denkgeest die zich een voorstelling maakt van de onmogelijkheid dat de afscheiding van God kon gebeuren. Op die manier bouwen we dus de hele wereld op, op deze fundamentele onwerkelijkheid die een verdediging is geworden tegen onze werkelijke realiteit als Christus, de ware Zoon van God.
We moeten dus niet vertrouwen op onze gevoelens, tenzij het gevoel die we hebben, het gevoel van vrede, zo diep in ons is dat het volkomen onaangeroerd, onveranderd en niet geraakt is door iets dat rondom ons gebeurd en het is die vrede die hand in hand gaat met de liefde die we voelen die iedereen omarmt zonder een enkele uitzondering. Wanneer we dit voelen, die liefde en die stille vreugde die afkomstig is van de kennis dat we vergeven zijn, dan is dat het gevoel waarop we moeten vertrouwen.


De reden waarom we er moeten op vertrouwen is omdat er niemand wordt uitgesloten. Het is allesomvattend en dat is het criterium waarmee we kunnen evalueren of dit gevoel te vertrouwen is of niet. Wanneer het allesomvattend is, alle mensen en altijd, zonder een enkele uitzondering insluit, wanneer die stille vreugde die we voelen de hele tijd aanwezig is, ongeacht de omstandigheden die rondom ons gebeuren, dan weten we dat de vreugde, dat vredig gevoel en die liefde afkomstig is van de denkgeest die totaal onaangeroerd is door datgene wat rondom ons gebeurt. Dat zijn de gevoelens die we moeten vertrouwen omdat dit de gevoelens zijn die ons terug zullen brengen naar huis. 

woensdag 23 maart 2016

Thema uit Een Cursus in Wonderen - 83 - Het doel van het werkboek



Goedemorgen. Van onze YouTube-kijkers krijgen wij vragen en ik wil af en toe deze opnames gebruiken om deze vragen te beantwoorden. Een vraag die regelmatig gesteld wordt, niet alleen door de kijkers van deze opnames, maar ook in workshops, die vraag is hoe het mogelijk is dat na het doen van de werkboeklessen of tijdens het beoefenen van het werkboek, men zich niet beter voelt. Is het niet zo dat het werkboek of de Cursus belooft dat mijn denkgeest genezen zal zijn als ik de lessen heb gedaan? Het is duidelijk dat het niet om een dergelijke belofte gaat en de mensen die het werkboek doorlopen hebben en toch voelen dat er niets veranderd is hebben spijtig genoeg een zin overgeslagen die bijna op het einde van het werkboek staat en die zegt dat deze Cursus pas een begin is en geen einde. Met andere woorden, het doel van het werkboek is om ons te helpen als studenten van de Cursus om een eenjarig trainingsprogramma te doorlopen die onze voeten op het juiste pad met de juiste leraar zet en die weg is, zoals ik eerder al gezegd heb, is werkelijk een weg waar Jezus ons leidt van een toestand van geesteloosheid (van niet bewust zijn) met name de identificatie met een lichaam naar een toestand van mindfulness waarbij we herkennen en herinneren dat we een keuzemakende denkgeest zijn en dat we een keuze hebben.

Dat is de reis en een manier waarop we kunnen begrijpen wat het werkboek voor ons doet is dat het ons werkelijk helpt om bewust te worden, om te herkennen dat alles gebeurt in de denkgeest.
‘Ideeën verlaten hun bron niet’ is een belangrijk thema, niet alleen in het tekst- en handboek, maar ook in het werkboek. Dat wat wij buiten ons zien een projectie is van dat wat we binnen in ons waarnemen.

Les 23 zegt dat de wereld die we zien een weergave is in beelden van jouw aanvalsgedachten. Het is om ons te helpen in het herkennen dat we denkgeest zijn en niet een lichaam. Dat de dingen ons niet overkomen, dat we ons niet gelukkig of ongelukkig voelen omwille van uiterlijke gebeurtenissen, maar dat datgene wat we voelen afkomstig is van de keuze van onze denkgeest omdat onze denkgeest het enige is wat bestaat. Wat er binnen de illusie is, is een gespleten denkgeest en het is de genezing van de gespleten denkgeest die ons wakker maakt uit de droom van onbewust zijn en van het denksysteem van het ego van schuld en ons terugbrengt naar de Geest met hoofdletter G, die onze ware Identiteit als Christus is.

Het doel van het werkboek is dus om het startsein te geven voor een levenslang proces om, nogmaals, onze voeten op de juiste weg te zetten met de juiste leraar. Het kan dus voor studenten niet zo zijn dat zij het werkboek doorlopen en voelen dat hun denkgeest genezen is, dat ze voelen dat hun leven noemenswaardig beter is. Het is natuurlijk goed als dit gebeurt, maar het is zeker een vergissing wanneer dit de verwachting is.

We zijn er ons allemaal bewust van hoezeer we geïdentificeerd zijn met het denksysteem van ons ego, hoe moeilijk het ook is voor studenten, voor mensen die reeds 10,20, 30 jaar student zijn van de Cursus om het oordeel los te laten. Onze hele identiteit is gesteund op oordeel. En het is in feite zo dat het denksysteem van het ego begonnen is bij/met een oordeel. We zijn door een oordeel geboren.
In een lichaam zijn betekent dat we geloven dat oordeel gelijk staat voor verlossing, andere mensen als zondig zien waardoor wij zondeloos zijn. Het is niet mogelijk om eens met de vingers van de Cursus te knipperen of het werkboek te doen en daardoor verlost te zijn van het ego.

Ik heb het vaak over de ontdekking die Freud had in verband met het fenomeen rond weerstand, wat in feite een heel merkwaardige ontdekking was. En dat was dat zijn patiënten niet beter wilden worden, dat er een onbewuste weerstand is om beter te worden. En ook al wordt er in Een Cursus in Wonderen niet over dit concept gesproken op de manier zoals Freud deed, is het toch zo dat Jezus hier doorheen het hele boek, naar verwijst. Dat is ook de reden waarom, binnen de tijd, ons Verzoeningspad tijd inneemt. Telkens en telkens weer verwijst Jezus hiernaar als zijnde een proces.

In ‘Het ontwikkelen van vertrouwen’ heeft hij het over de zes fases. Hij zegt dat wanneer we hem bij de hand nemen op onze reis het ego uit is op het nemen van wraak. Naarmate we het licht naderen dompelt het ego ons opnieuw de duisternis in. Het is dus duidelijk dat werken met de Cursus een leerproces vormt en dit wil dus zeggen dat we hierin leren dat het ego tegen ons heeft gelogen en dat onze leraar, de Heilige Geest of Jezus de enige is die de waarheid spreekt; dat het niet de wereld is die verantwoordelijk is voor onze ziekte, ons ongemak, ons plezier of onze pijn omdat er geen wereld is. 

Want nogmaals, het is een beeldende weergave, het is een uiterlijk beeld van een innerlijke toestand en die innerlijke toestand is de keuzemakende mogelijkheid van de denkgeest. Of kiezen voor het ego als onze leraar of voor de Heilige Geest als onze leraar.

Dus, nogmaals, het is een proces en de student zou zich niet moeten focussen op het genezen van zijn of haar denkgeest en dit moet niet gezien worden als het doel waar men moet naar streven en dat men wil bereiken. Waar men zich eerder moet op richten zijn de dagelijkse lessen en hierbij het grotere plaatje over laten aan de leraar. Met andere woorden, de beelden verwisselen.

Wanneer je in een symfonisch orkest speelt dan bestaat jouw taak er enkel in om de stok te volgen van de dirigent en de noten te spelen die op jouw blad staan. Het is de verantwoordelijkheid van de dirigent hoe jouw instrument en alle andere instrumenten samengaan om er een prachtig geheel van te maken. Jouw taak bestaat er enkel uit dat te spelen wat op jouw blad staat en dit zo goed mogelijk te doen en de stok te volgen van de dirigent waardoor jij het goede ritme volgt.


We worden door deze Cursus niet gevraagd om ons zicht te richten op het groter geheel. Onze blik moet enkel gericht zijn op ons dagelijks oefenen en onze dagelijkse lessen. En wanneer je het werkboek trouw en vlijtig doet dan zal je op het einde van je eenjarig trainingsprogramma goed op weg zijn om de rest van je leven door te brengen met jouw leraar waardoor je leert wat het wil zeggen een denkgeest te zijn en niet een onbewust, geesteloos lichaam. Leren dat het inderdaad vergeving is die de sleutel tot geluk vormt en niet oordeel. Maar dit vergt oefening en training. Dit vraagt toewijding en het vraagt, nogmaals, om een dagelijks, dag in en dag uit, beoefenen van vergevingslessen. 

woensdag 16 maart 2016

Thema uit Een Cursus in Wonderen - 82 - Het ego analyseert, de Heilige Geest accepteert.



Deze morgen hebben we het over een zin uit de tekst (T11.V.13:1) die zegt dat het ego analyseert en dat de Heilige Geest accepteert. Een van de grootste wapens die het ego gebruikt in zijn strijd tegen God en dan vooral de strijd tegen het keuzemakende deel van onze denkgeest, is oordeel. En oordeel en analyse gaan hand in hand. Naast oordeel en analyse is er het dwaze idee dat het mogelijk is om te begrijpen wat er in de wereld gebeurt, dat we kunnen begrijpen waarom we dingen doen, waarom de mensen rondom ons dingen doen, waarom mensen die we verkozen hebben, dingen doen en we proberen dit voortdurend te analyseren, te begrijpen en te beoordelen. En dit is niets meer of niets minder dan een tactiek van het ego zodat we zouden blijven denken dat er hier iets is, dat er hier iets in de wereld is die zinvol is. Terwijl het in feite zo is dat het enige wat zinvol is, is dat er hier niets waardevol is, omdat de hele wereld gemaakt is om datgene wat echt Waarde heeft, met een hoofdletter ‘W’ van ons weg te houden.
Aan de andere kant is het zo dat de Heilige Geest accepteert. Dat wil zeggen zonder te proberen om iets te begrijpen of te analyseren. Het enige wat de Heilige Geest doet is ons helpen om, telkens we betrokken zijn bij een gebeurtenis, een omstandigheid, voorval of relatie, we enkel proberen te aanvaarden dat dit iets is waar wij voor gekozen hebben. Het enige wat telt is of we naar deze gebeurtenis, situatie of relatie kijken door de ogen van de Heilige Geest of door de ogen van het ego. Een wanneer we kijken door de ogen van het ego zullen we altijd geneigd zijn om betekenis te geven aan dat wat zich afspeelt. Met andere woorden, de enige betekenisvolle manier om tegenover gelijk wat in deze wereld te staan – en dan in het bijzonder tegenover onze relaties in deze wereld – is of ik naar deze situatie kijk met de ogen van de vrede of door de ogen van oordeel.
Dit maakte deel uit van een belangrijke boodschap die Helen kreeg van Jezus een aantal jaren nadat het noteren van de Cursus afgelopen was en wanneer Helen aan Jezus had gevraagd wat zij tegen een persoon die in nood zat moest zeggen. Het antwoord van Jezus hierop was: ‘Vraag mij niet wat je zou moeten zeggen. Vraag mij liever jou te helpen dat je naar deze persoon zou kijken door de ogen van vrede en niet van oordeel.’ Met andere woorden, aanvaard de situatie zoals ze is, probeer er niet over te oordelen, te evalueren of er waarde aan te geven, maar ga naar binnen waar ik ben en ervaar mijn liefde, accepteer mijn liefde en op die manier zal een liefdevol antwoord via jou komen door iets wat je denkt, iets wat je voelt, iets dat je zegt of iets wat je doet. Na die zin zei Jezus dat alle hulp van de Hemel, alle engelen in de Hemel jou te hulp snellen, wat wil zeggen dat de liefde die in jouw denkgeest aanwezig is en die je geaccepteerd hebt, in plaats van de voorkeur te geven aan het ego, die liefde jou nu zal leiden in alles wat je zegt en doet.
Ik had het daarnet over het feit dat we de situatie aanvaarden op de manier die wij verkiezen. Ik weerspiegel hiermee een basisonderricht van de Cursus over de fundamentele onwerkelijkheid van tijd, dat tijd niet lineair is en dat alles in feite reeds is gebeurd. Ik ga hier deze morgen niet dieper op ingaan, maar het punt is hier dat wat we hier ervaren eenvoudig – zoals een werkboekles het stelt – een mentale terugblik is van iets wat reeds voorbij is. Het enige wat telt is waarom we zoiets gekozen hebben, waarom iemand anders iets gekozen heeft, waarom dingen met ons gebeuren. Het enige wat van belang is, is dat eens we geconfronteerd worden met een situatie, onze enige keuze die betekenis heeft is kijk ik hiernaar met de ogen van de vrede of met oordelende ogen. Maakt dit mij, roept deze situatie voor mij een les op waardoor ik leer hoe ik hier gelukkig van word of versterkt deze situatie mijn bezorgdheid, spanning en schuld.
Een voorbeeld die ik regelmatig aanhaal is wanneer ik aan het rijden ben met de auto en ik krijg een lekke band dan gaat het niet over het feit waarom ik een lekke band heb, waarom er iemand hier een spijker achtergelaten heeft, waarom ik die nagel geraakt heb, enz., enz. Het enige wat telt is eens ik geconfronteerd wordt met die lekke band ik ervoor zorg dat die band vervangen wordt door ofwel mijzelf, door de wegenhulp of door iemand anders. Het enige wat telt is dat ik hier rustig bij blijf in plaats van bezorgd, gespannen, boos, teneergeslagen, enz. Met andere woorden, de manier waarop we onze dag doorbrengen is om te proberen zo vredig mogelijk te zijn en te herkennen dat er niets van buitenaf ons op gelijk welke manier kan raken. Van zodra ik verlost ben van die verschrikkelijke last om te proberen alles wat er gaande is te analyseren en te begrijpen, te begrijpen waarom er iets gebeurt en hoe ik moet reageren naargelang wat er gebeurt, eens ik dat kan accepteren en in plaats hiervan de correctie van de Heilige Geest kan aanvaarden, dan wordt mijn leven vreugdevol ongeacht wat er rondom mij gebeurt, ongeacht wat ik denk te begrijpen.

En laat mij afsluiten door een andere passage uit de tekst aan te halen (T18.IV.7:5) waar Jezus zegt dat je nog steeds gelooft dat jouw inzicht een machtige bijdrage vormt aan de waarheid en haar maakt tot wat ze is. Dit is dus een onterende opmerking voor al onze zogenaamde intellectuelen die proberen alles wat er gaande is te begrijpen en te analyseren. Het enige wat er nodig is, is het rustig aanvaarden van de waarheid en de waarheid is: Ik voel nooit onvrede voor de reden die ik denk, zoals les 5 zegt en les 34 die zegt dat ik in plaats hiervan vrede kan zien.

woensdag 9 maart 2016

Thema uit ECIW - 81 - Intellectuele en niet-intellectuele benadering van de Cursus




Soms vertel ik het verhaal over Helen die, wanneer ze klaar was met het neerschrijven van de Cursus zei: ‘Godzijdank is er nu ook iets voor intellectuelen.’
Waar ik het nu dus over wil hebben is om naar de Cursus te kijken door ofwel de ogen van de intellectueel of van de niet-intellectueel. Dit is een conflict die zich blijft voortdoen, niet alleen binnen de kringen van de Cursus, maar ook op vele verschillende gebieden in onze maatschappij.
Ik denk dat wanneer we op de juiste manier naar Een Cursus in Wonderen zouden kijken we zouden herkennen dat hij bedoeld is om hem zowel intellectueel als niet-intellectueel te begrijpen en in praktijk te brengen. Hiermee bedoel ik dat het doel van de tekst, die de kern vormt van de leer van de Cursus, duidelijk geschreven is op een hoger intellectueel niveau. Van het werkboek, dat het eenjarig trainingsprogramma van de denkgeest is en een essentieel deel van het leerplan van Een Cursus in Wonderen vormt, kan zeker gezegd worden dat het niet-intellectueel is, maar anderzijds wel bedoeld is om – op dagelijkse basis - de toepassing te zijn van de principes uit de tekst die eerder theoretisch is.
Reeds in het begin zegt het werkboek, in zijn inleiding, dat wat deze oefeningen – 365 lessen – betekenis geven is de theoretische basis van de tekst. We hebben natuurlijk beide nodig om volledig voordeel te halen uit het leerplan van de Cursus.
Voor het doel van vandaag zetten we even het Handboek voor leraren opzij, al maakt dit ook een integraal deel uit van de Cursus.
Het is duidelijk dat de tekst het deel is van de Cursus dat bestudeerd moet worden, maar ook hier kunnen we stellen dat wanneer we dit enkel op een intellectuele manier benaderen of een intellectuele poging doen, we de essentie ervan zullen missen.
Vanaf het begin dat ik hierin les geef heb ik altijd gezegd dat de tekst gelezen moet worden als een symfonie. De tekst moet gelezen worden als een groot episch gedicht, het moet gelezen worden als een deel van een meesterwerk - dat het ook is. Het gebruik van symbolen, metaforen, de schoonheid van de taal waarvan het meeste ervan geschreven is in een jambische pentameter en in een soort dat zich hiertoe leent.
Wanneer we ervoor kiezen om de tekst te nemen als een wetenschappelijke verhandeling, wanneer we proberen de tekst te analyseren en elk woord of elke term een specifieke betekenis te verlenen, dan zullen we geneigd zijn om de haren uit het hoofd te trekken omdat de Cursus zich hiertoe niet  leent; uitdrukkingen worden niet consistent gebruikt, er zijn tegenstellingen, sommige punten verschillen in een deel van de tekst met thema’s uit een ander deel, maar dit krijgt allemaal betekenis wanneer het gelezen wordt vanuit het hart en niet met het hoofd.
Ik vernoem vaak de analogie tussen de tekst en het beoefenen van de Cursus met een ladder wat ook een symbool is die door de Cursus gebruikt wordt. In de tekst zijn er passages die geschreven en tot ons gericht zijn vanop de onderste sporten van de ladder, die onze ervaringen hier in de wereld als een lichaam, vertegenwoordigen en dan zijn er die passages die gericht zijn van op de bovenste top van de ladder of het hoogste bereik van de ladder die te maken heeft met de geest en zelfs met de Hemel die voorbij de geest ligt.
Wanneer we dus de Cursus lezen moeten we hem ervaren als een symfonie en niet als een lineaire vooruitgang van gedachten, maar als een symfonie waarin thema’s geïntroduceerd worden, weer opzij worden gezet, teruggebracht, ontwikkeld, weer opzijgezet, enz., enz., als iets dat in ons teweeggebracht wordt alsof de boodschap van de Cursus in ons hart resoneert, een zeker overstijgen van het intellect en het brein.
Maar anderzijds is de Cursus ook geschreven op een hoog intellectueel niveau en hier moet ook aandacht aan gegeven worden. In zekere zin zien we dat wanneer we aan de slag gaan met de Cursus het intellect geleid wordt voorbij het intellect. Niet zo verschillend als wanneer de Cursus spreekt over hoe de Heilige Geest gebruik maakt van tijd, dat de Heilige Geest tijd gebruikt om ons te leren dat er geen tijd bestaat. In zekere zin dus - en dan vooral de tekst als essentieel deel van het leerplan van de Cursus - gebruikt de tekst het intellect als een manier om ons voorbij het intellect te brengen. Wanneer we echter hardnekkig blijven volhouden om het enkel met onze hersenen, met het brein te lezen, dan komen we vast te zitten. Op dit punt is de waarschuwing van de Cursus die in de tekst is opgenomen, behulpzaam: dat het ego analyseert en dat de Heilige Geest accepteert. We moeten de waarheid van de Cursus aanvaarden, niet omdat het iets betekent voor ons brein, ons intellect, maar omdat er iets in ons hart ontwaakt. Ik bedoel, dat is de echte schoonheid van de Cursus en hier worden studenten van de Cursus toe aangetrokken.
Ik heb al vaak gezegd dat indien 99% van de studenten vanaf het begin zouden weten wat de Cursus zegt, zij het boek nooit zouden gekocht hebben of er zouden blijven aan vasthouden omdat wat hen raakt niet de schittering is van de theorie, wat hen raakt is de hoop die hierdoor verkregen wordt. Het maakt iets wakker dat reeds lang ligt te slapen in hun hart, de hoop dat terugkeer naar huis mogelijk is. Maar de liefde en de zachtaardige wijsheid die op bijna elke bladzijde van de Cursus vrijkomt is datgene wat ons raakt en dat gaat voorbij ons brein ook al moeten onze hersenen er in zekere zin naar kijken.
In dit verband is het leerzaam om ons te herinneren dat we in alle drie de boeken – tekst-, werk- en handboek voor leraren – gezegd wordt dat hersenen niet denken, ogen niet zien en oren niet kunnen horen en een lichaam in feite niets doet. Wanneer we het dus zeggen dat de Cursus ons hart raakt is, wat we hiermee in feite doen, het symbool van het hart gebruiken als de denkgeest die voelde dat er niet langer enige hoop op terugkeer naar huis was.
De Cursus vertegenwoordigt dus deze prachtige mengeling van het intellectuele en het niet-intellectuele - niet het anti-intellectuele, maar het niet-intellectuele - en we hebben beide nodig omdat de structuur van de Cursus van tekst-, werk- en handboek erom vraagt dat we beginnen met een intellectueel begrip en benadering ervan, maar dat dit onze ervaring niet in de weg staat en zeker niet in de weg van de liefde die de bron is van de Cursus en die de aantrekking tot de Cursus vormt en de liefde waar de Cursus naar verwijst als de aantrekking van liefde tot liefde. Het is de liefde van Een Cursus in Wonderen die aangetrokken wordt door de liefde in onze harten en het is de liefde in onze harten die smacht naar de liefde die ons door de Cursus aangeboden wordt. Kies dus niet voor ‘het ene of het andere’ om het maar met woorden uit de Cursus te zeggen al is het dan wel in een andere context. Het is werkelijk: samen of helemaal niet. Het is het intellect en het non-intellect die zich verbindt en ons zo voorbij leidt naar de vrede van God. 

woensdag 2 maart 2016

Thema uit Een Cursus in Wonderen - 80 - Het gelaat van Christus




Deze morgen hebben we het over het gelaat van Christus. Dit is een van de uitspraken die in de Cursus regelmatig voorkomt en wordt, zoals vele andere uitspraken en zinnen uit de Cursus, makkelijk verkeerd begrepen. Deze misvatting, waar veel studenten van de Cursus van in het begin mee geplaagd worden, komt door de verwarring tussen vorm en inhoud. Wanneer men dus die zin ‘het gelaat van Christus’ ziet dan hebben we het in feite over iets dat visueel wordt uitgedrukt (in ieder geval symbolisch gezien) en men denkt dat er verondersteld wordt dat iets gezien moet worden in hun broeders en zusters. Wanneer men Christus vergelijkt met Jezus – wat veel christenen automatisch ook doen – dan denken we dat er verondersteld wordt dat we het gelaat van Jezus moeten zien in die ander. Dit is niet wat de Cursus bedoelt en het gaat zelfs niet over iets visueels, maar over iets wat waarneembaar is.
Het onderscheid tussen het visuele en het perceptuele is dat het visuele gaat over wat onze ogen zien. Perceptueel is hoe datgene wat we met onze ogen zien geïnterpreteerd wordt door onze denkgeest.
In Een Cursus in Wonderen staat perceptie altijd voor interpretatie en niet voor wat onze ogen zien of wat onze oren horen. Het zijn niet de zintuigelijke gegevens die naar de hersenen worden gebracht om geanalyseerd te worden, het gaat om de interpretatie door onze denkgeest van dat wat onze ogen zien, wat onze reacties zijn. En er zijn er steeds twee: ik reageer en interpreteer gezien vanuit de ogen van mijn ego die afscheiding ziet, verschillen, oordeel, aanval of ik zie het door de ogen van Jezus of de Heilige Geest die herkent dat ondanks de schijnbare verschillen die er onder lichamen zichtbaar zijn of die de wereld ons toont, iedereen hier gelijk is omdat we allemaal dezelfde denkgeest delen, dezelfde gespleten denkgeest: het ego, de Heilige Geest en de keuzemaker.
Het gelaat van Christus heeft dus niets te maken met wat onze ogen zien. Het wil zeggen dat we iemand anders niet als anders zien, het heeft te maken met de houding ten overstaan van.
In Een Cursus in Wonderen staat het gelaat van Christus synoniem voor het gelaat van de onschuld. Dat is de betekenis van het gelaat van Christus en in die context is het identiek met vergeving, nl. wanneer we naar iemand kijken zien we in plaats van zonde en schuld in hem – wat projecties zijn van onze eigen onbewuste schuld – zien we het gelaat van onschuld omdat we naar hem kijken met ons juist gerichte denken in plaats van met ons onjuist gerichte denken. Wanneer we kijken met het juist gerichte denken dan kijken we met de waarneming, de waarneming van ons zelf als onschuldig, wat zoveel betekent als overal rondom ons onschuld zien.
Het gelaat van Christus is dus het gelaat van de vergeving waarbij we onze waarneming van iemand transformeren van zonde en schuld naar heelheid en onschuld. Dit heeft dus te maken met de inhoud en niet met de vorm.
Wanneer er dus in les 181 gezegd wordt dat ik mijn broeders vertrouw omdat zij een zijn met mij dan wil dit niet zeggen dat ik hun ego vertrouw. Het wil zeggen dat wij het gelaat van Christus vertrouwen dat voorbij hun ego ligt - voorbij alle waarnemingen van henzelf als schuldige zondaar of onze projecties op hen waardoor we hen zien als de schuldige zondaars i.p.v. onszelf. Dat daar de juist denkende onschuld is, dat daar de juist denkende Verzoeningsgedachte is die zegt dat zonde zich nooit heeft voorgedaan. Wat je ook denkt dat je gedaan hebt, het is niet gebeurd. Binnen de wereld van de illusie kan het dan wel gebeurd zijn, in de wereld van de dromen, maar het is niet gebeurd in die zin dat het enig effect op mij kan hebben. Wat jouw zogenaamde zonde ook moge zijn, de liefde van God is nog steeds in mij. Dit vormt de basis voor mijn vergeving van jou. Dit vormt de basis om het gelaat van Christus in jou te zien en erop te vertrouwen dat dit gelaat van de onschuld in jou is ongeacht hetgeen waarvan ik jou beschuldig, de wereld jou van beschuldigd dat je gedaan hebt of waar jij jezelf van beschuldigd. Niet een van die beschuldigingen of zelfbeschuldigingen heeft iets te maken met de waarheid van de Verzoening die zegt dat de afscheiding van God, de afscheiding van Liefde, de afscheiding en opsplitsing van het Zoonschap, dat niets van dit alles is gebeurd. We blijven zoals God ons heeft geschapen.
Het gelaat van Christus dus in iemand zien is herkennen dat jij nog steeds bent zoals God jou geschapen heeft, dat ik nog steeds ben zoals God mij geschapen heeft en die volmaakte Liefde die ons als geest verbindt is op geen enkele manier geraakt door gelijk welke verhitte droom van het ego.
Nogmaals: het gelaat van Christus zien is zeggen dat ik jou vergeef voor wat jij niet gedaan hebt. Jij hebt de liefde en de vrede van God niet van mij afgenomen. Het is dus onze taak om dag in en dag uit dit gelaat te zien. ‘Mijn blik is gericht op het gelaat van Christus en op niets anders’ zegt het werkboek. Ik wil dus nergens anders naar kijken omdat in plaats van mijn projecties te zien van mijn eigen verborgen haat en zonde, zie ik nu de onschuld die Jezus voor mij vasthoudt in mijn juist gerichte denken en zo zie ik dit overal rondom mij.

Het komt er dus op neer voor welke leraar ik kies? Door wiens ogen wil ik kijken wanneer ik naar de wereld kijk. Met oordelende ogen of met ogen van vergeving. Om het gelaat van de schuld te zien of het gelaat van de onschuld. Dat is de betekenis in de Cursus van het symbool van het gelaat van Christus en waarvan Jezus vraagt dat we zouden zien; om dat stralende gelaat te zien in alles en iedereen waar we naar kijken. Pas dan zullen we ons er bewust van worden dat onze zonden vergeven zijn.