maandag 30 oktober 2017

Dag 13 van de reis door het werkboek van een cursus in wonderen

Verslaafd raken aan het werkboek

Een volgend punt in verband met het werken met het werkboek is dat sommige studenten na een jaar waarin ze elke dag de les hebben gedaan een soort leegte ervaren. Als gevolg hiervan willen zij het werkboek opnieuw doen. Ze doen het een tweede jaar, maar voelen opnieuw dezelfde leegte en willen het dus nog eens doen en voor ze het in de gaten hebben zijn ze verslaafd geraakt aan het werkboek.

Je zou nu kunnen stellen dat het beter is om hieraan verslaafd te zijn dan aan drugs, maar het is verslaving, dezelfde verslaving aan schuld, alleen is hier de ervaring anders. Een verslaving bevestigt een tekort bij zichzelf dat door iets buiten zichzelf opgevuld moet worden. Terwijl er natuurlijk niets verkeerd is om het werkboek gedurende veertig jaar steeds opnieuw te doen is het wel zo verstandig om een stap achteruit te zetten en naar het verslavingsproces te kijken dat zegt dat als jij je 'ochtendding' niet gedaan hebt er iets mis zal gaan. 

Er is, nog eens, niets mis met het telkens opnieuw doen van de lessen wanneer jij je daar goed bij voelt, maar denk eraan dat men zich met drugs ook voor een periode goed voelt. Telkens wanneer je voelt dat je niet zonder ‘dit’ kan leven – wat ‘dit’ dan ook mag zijn, ook wanneer het dit boek is – ben je betrokken in een speciale relatie.

Er is die heel belangrijke zin in les 189 die zegt: vergeet deze wereld, vergeet deze cursus en kom met volkomen legen handen tot jouw God (Wd1.189.7:5).

Het doel van de Cursus is dat hij overbodig wordt. Dat zal nu niet direct gaan gebeuren, maar het is wel het doel ervan. Er is niets mis als je zou vinden dat je aan de Cursus verslaafd bent, maar wees je hier wel bewust van en weet dat je verslaafd bent als je niet zonder kunt.

Een cursus in wonderen, met zijn drie boeken, is nog steeds iets buiten ons.  Het doel van de drie boeken is ons te leren te vertrouwen op wat binnen in ons is en dat is de Liefde van God die we ervaren via Jezus of de Heilige Geest.

Het is nodig om jezelf in de gaten te houden niet verslaafd te raken aan de Cursus. Het is belangrijk je hiervan bewust te zijn. Dat geldt voor elke student van de Cursus. Dit wil niet zeggen dat je na al die jaren nog steeds geïnspireerd kunt zijn door sommige lessen of gebeden. Vele wonderlijke passages en gebeden bieden een inspirerende hulp wanneer jij er nood aan hebt en zijn een van de meest waardevolle aandelen van de Cursus. Dit is niet het probleem. Het probleem is de behoefte die grenst aan verslaving waarbij je gelooft dat er zonder de Cursus iets ontbreekt in jou.

Het doel van Een Cursus in Wonderen is ons te oefenen in het weten dat wij 24 uur per dag in verbinding zijn met de Heilige Geest. De drie boeken bieden ons de mogelijkheid te leren bewust te zijn van deze Aanwezigheid. We hebben niets anders nodig dan gedurende de hele dag Zijn Liefde te voelen. Dat is het verschil tussen een leraar en een vergevorderde leraar van God. De leraar van God, zoals omschreven in het Handboek voor Leraren, instructie 16: ‘Hoe behoort een leraar van God zijn dag door te brengen’ is diegene die nog steeds behoefte heeft aan structuur en rituelen. De vergevorderde leraar heeft hier niet langer behoefte aan omdat de Heilige Geest als het ware die structuur en rituelen is.

Je kan misschien wel denken dat er niets mis is om tijdelijk verslaafd te zijn. Het probleem echter is – en dat is het probleem met elke verslaving en speciaalheid – dat je niet beseft of niet weet dat het hier om speciaalheid gaat en je daardoor ook niet beseft dat je verslaafd bent. Met andere woorden, je gaat met deze Cursus aan de slag en omdat het zo’n ‘heilig boek’ is en je trouw elke dag, jaar in en jaar uit, je werk ermee doet, bent jij je niet bewust van je afhankelijkheid eraan. Je realiseert je niet dat je het niet kunt opgeven . Het wordt echter anders als je kan toegeven en zeggen: ‘Ja, ik ben verslaafd omdat ik bang ben alleen te zijn.’ Dan ben je eerlijk. Het probleem echter is wanneer je denkt dat je iets ‘heiligs’ doet en dit niets anders is dan een vorm van speciaalheid van het ego.

In weerwil van wat ik daarnet nog zei is het, als deel van het hele proces, wel nodig om een speciale relatie met de Cursus te vormen, maar wees je bewust van je verslaving en ga er doorheen op weg naar de liefde die voorbij die verdediging ligt.

Het doel van de Cursus is in te zien en toe te staan dat we afhankelijk zijn van Jezus, dat we voor hem  kiezen als onze gids in plaats van voor het ego. Op het einde van de reis zullen we ons realiseren dat hij niet langer onze leraar is omdat we geworden zijn zoals hij. Dat gelukkig moment komt, maar tot dan is het nodig dat wij onze speciale relatie met Jezus en onze afhankelijkheid van hem en zijn cursus, inzien. Het is een uitdaging te weten dat dit tijdelijk is en geen eeuwigdurende regeling. 

(wordt vervolgd)

Dag 12 van de reis door het werkboek van een cursus in wonderen

De meest fatsoenlijke manier om te werken met het werkboek.

Vraag: Je hebt allerlei manieren vernoemd van hoe je met het werkboek kan omgaan, maar je hebt hierbij nog niet de meest geschikte manier vernoemd.

Antwoord: De meest geschikte manier om met het werkboek te werken is precies de manier waarop jij het doet: als een volledig ontwikkeld ego - wat we allemaal zijn - en in plaats van hier beschaamd in te zijn, simpelweg je gedrag observeren.
Iedereen heeft een autoriteitsprobleem. Indien we dat niet hadden dan zouden we hier ook niet zijn.
In het tekstboek zegt Jezus dat het autoriteitsprobleem ‘de wortel is van alle kwaad’ (T. 3. VI. 7:3) wat een andere manier is om te zeggen dat dit het begin is van alle zonde.
Iedereen die hier is, is in een strijd met God verwikkeld, zoals les 13 hierop wijst.
Een ‘normale’ manier om met het werkboek te werken is door het te doen zoals het vooropgesteld is en dan kijken hoe jij probeert deze vooropgezette regels aan banden te leggen en jezelf wijs te maken dat er niets mis mee is als je ze naar jouw manier ombuigt. Deze kleine ombuiging kan wel voldoende zijn om een kloof te maken waardoor de afstand tussen God en jou bewaard blijft.

Het werkboek stelt inderdaad maar weinig regels op, maar een ervan is om niet meer dan een les per dag te doen hoe verleidelijk het ook kan zijn om er twee per dag te doen. Vele jaren terug bezochten Gloria en ik Bill (Thetford) en Judy (Skutch) in Californië. We woonden er een wekelijkse cursusbijeenkomst bij. Op een bepaald moment was er een jonge vrouw die heel fier vertelde dat zij een manier gevonden had om het hele werkboek in één dag te doen. Ze had de 365 lessen genomen en had deze gedeeld door het aantal uren en minuten van een dag en slaagde hierdoor erin het hele werkboek in 24 uur te doen. Ik herinner me nog steeds de stilte in de kamer. Bill en ik keken naar beneden, maar we onze blik kruiste elkaar even. Niemand zei iets. De arme vrouw had zo’n haast om verlost te zijn dat zij de allereerste pagina niet had gelezen waarin geschreven staat niet meer dan een les per dag te doen. Dit is een extreem voorbeeld, maar misschien betrap jij jezelf er wel op dat je iets gelijkaardigs doet, niet wat de vorm betreft, maar wel rond de inhoud door de regels om te buigen.

We dienen ons te realiseren dat dit een andere manier is om aan de autoriteit duidelijk te maken dat ‘ik je wel een deel van mijn dag wil geven, maar niet helemaal.’ Nogmaals, wanneer we oprecht werken met het werkboek dan is de kans vrij groot dat we zullen geloven dat het inderdaad Jezus is of de Heilige Geest die ons de Cursus heeft gegeven en dat hij niet van een aardse bron afkomstig is; dat wij er zoveel respect voor hebben dat we ervoor gekozen hebben om er tijd en energie aan te besteden zodat wij van deze grootse wijsheid kunnen leren.
Maar we moeten onszelf wel in de gaten houden dat we, net zoals we met God hebben gedaan, het niet op een akkoord gooien met deze grote wijsheid. Elke formele religie heeft zich schuldig gemaakt aan het opleggen van regels en wetten. Het uitvoeren van een ritueel is een manier om tot God te zeggen: ‘Ik wil het op een akkoord gooien met U. Ik zal uw heilig boek lezen, de rituelen uitvoeren waar U om vraagt en in ruil daarvoor zal U van mij houden en mij verwelkomen.’
Deze overeenkomst maken we ook met Een Cursus in Wonderen. Nogmaals we moeten het in de gaten houden hoezeer we proberen af te wijken van de instructies van het werkboek en ons dan afvragen waarom we onszelf stellen tegenover Jezus en met hem willen argumenteren. Waarom we bijvoorbeeld denken dat wij een beter werkboek dan het zijne kunnen schrijven? Het is nodig dat wij deze dynamiek in onszelf erkennen, maar wel zonder hierover te oordelen.

Om samen te vatten: de gewone manier om met het werkboek te werken is door het te doen met dezelfde ego-basis als je met alles doet, maar hierbij jezelf observeren zonder jezelf te veroordelen. 

Les 95 geeft een uitstekende beschrijving van hoe te werken met het werkboek.

Wanneer je oprecht tegen Jezus zou zeggen: ‘Ik probeer een beetje gluiperig te zijn, me voor jou in te houden en te bewijzen dat ik het beter weet dan jij, maar ik weet nu ook dat je mij hiervoor niet zult veroordelen’, dan zou dit een prachtige manier zijn om het proces van vergeving te begrijpen: dat onze zonden tegenover God nooit en ook nooit effect zullen hebben. Je kan dus de hele tijd door ‘zondigen’ tegen het werkboek en tegelijkertijd leren dat jouw zonden tegenover Jezus en zijn cursus totaal geen effect hebben. Dat is de ‘zuivere’ manier om het werkboek te doen. Zo kan de echte waarde van het werkboek gevonden worden in het feit dat men in staat is het op een ‘zondige’ manier te doen, maar er tevens bewust van te zijn dat we hier niet voor gestraft zullen worden. Jezus oordeelt niet over goed of slecht over jou, maar mogelijk ben jij je niet bewust van dit beeld. 
(wordt vervolgd)

Dag 11 van de reis door het werkboek van een cursus in wonderen

Jezelf niet veroordelen

Het is heel belangrijk om zonder oordeel naar jezelf te kijken over hoe je het werkboek doet zoals wanneer je bijvoorbeeld vaststelt hoe vlug je de les bent vergeten. Wanneer Jezus aanmaant om elk uur aan God te denken, kijk dan maar hoeveel uren er voorbijgaan zonder aan Hem te denken. Wanneer hij zegt om zes minuten per uur aan God te denken kijk dan hoe snel deze tijd voorbij is gegaan zonder maar één keer te denken aan verlossing als je doel. Wanneer de les je vraagt om je dag te beginnen met een vijftiental minuten die je doorbrengt met God, kijk dan zonder oordeel hoe vlug je toegeeft dat dit voor jou nogal lang is, dat je ervoor zorgt dat je het vergeet of hoe je geneigd bent om op je horloge te kijken om te zien of die vijftien minuten nog niet om zijn. Als je de hele dag door aan God zou denken dan verzeker ik je dat Een Cursus in Wonderen niets voor jou is; dan ben je veel verder dan dat.

Als een student van de Cursus kan je beginnen met voorop te stellen dat God wel de laatste persoon is aan wie je zou willen denken, dat de Heilige Geest wel de laatste zou zijn van wie je zou willen hebben dat Hij je Leraar is en dat Jezus vast en zeker de laatste zou zijn met wie jij je zou willen verbinden want als je echt zou willen dat hij de hele tijd bij je zou zijn, dan zou hij ook de hele tijd bij je zijn. Je zou voortdurend zijn liefde ervaren waardoor je zou toestaan om, zonder uitzondering, deze liefde uit te breiden naar iedereen. En, nogmaals, je zou zijn cursus niet nodig hebben.

Jezus verwacht van ons niet dat we hem met open armen ontvangen en ook niet dat we zijn tekst- en werkboek verwelkomen. En hij verwacht van ons zeker niet dat wij geloven dat wij enig kind zijn van een Vader die van ons houdt. Als we dit echt zouden geloven dan zouden we hier zelfs niet zijn.

Onopgeloste kwesties met God, de Heilige Geest, Jezus.

Herinner je dat de onderliggende gedachte voor het fysieke universum en van ons schijnbaar bestaan hier is dat God ons zal komen halen en we vernietigd zullen worden. Wanneer we geloven dat God ons te pakken zal krijgen, dan zijn we er ook zeker van dat de Heilige Geest de ‘generaal’ is van God, door God gezonden om ons op het slagveld van de denkgeest te vernietigen. We besteden daarom liever onze tijd niet aan de lessen van de Heilige Geest, laat staan dat we Hem kiezen als onze Leraar. Daarom hebben wij behoefte aan een ‘mindtrainingsprogramma’ die ons leert gedisciplineerd op een andere manier te denken, die ons leert dat we de keuze hebben om ofwel de Heilige Geest te zien als onze vijand ofwel als onze Vriend. Dit moet ons geleerd worden omdat we dit niet geloven. We zouden kunnen stellen dat het doel van het werkboek is ons te leren wat we niet weten.

Als je naar de universiteit zou gaan en je vertelt de professor op de allereerste dag dat je de opdrachten niet hoeft te doen of de praktijklessen niet hoeft bij te wonen dan zou het maar niet meer dan logisch zijn dat de professor je zou vragen wat je dan wel komt doen. Dat Jezus ons dit zegt is net zo logisch. Als jij gelooft dat je zomaar de Heilige Geest kan horen dan verzeker ik je dat je de Cursus niet nodig hebt, wiens doel het is jou te helpen begrijpen hoe bang je wel bent van je Leraar en dat je Hem eerder haat omdat Hij de Liefde vertegenwoordigd waarvan jij denkt dat je ertegen gezondigd hebt. Vooraleer je bij de Liefde kan komen die je zowel hebt als bent, is het nodig dat je eerst je egogedachten over jezelf, over de Heilige Geest en over God ziet. Het werkboek biedt de hulp om het proces van het afleren van het egodenksysteem te starten.

Om het met andere woorden te zeggen, in relatie tot het werkboek moeten wij onszelf observeren en zien hoe wij handelen in onze speciale kwesties, precies zoals wij dit doen met anderen met wie we leven en werken. Hierin is geen verschil.

Bijna iedereen in de Westerse wereld, ook de meesten die werken met Een Cursus in Wonderen hebben onopgeloste kwesties met Jezus. Met andere woorden, bijna iedereen heeft een autoriteitsprobleem met Jezus. De wereld is de expressie van ons autoriteitsprobleem met God, namelijk: ‘Wie is de Schepper van mijn realiteit? God of ik?’
Wanneer God de Schepper is van mijn werkelijkheid heb ik geen zaken meer met mijn ego en is zijn denksysteem van afscheiding een leugen, maar als ik de maker ben van mijn realiteit zet dit God buiten spel. Het is ‘de één of de ander’.
En het ontvluchten van het idee dat we ons de plaats van God hebben toegeëigend is de reden waarom wij de wereld gemaakt hebben. Het vertegenwoordigt de belichaming van het autoriteitsprobleem. Het gevolg hierop is dat gezien in de Westerse wereld Jezus het symbool is voor de Liefde van God en als wij als studenten van de Cursus geloven dat deze Cursus van hem afkomstig is we de auteur ervan op dezelfde manier behandelen als de Schepper van onze realiteit.

Er zijn verschillende manieren waarin we ons autoriteitsprobleem doorvoeren. Een ervan is om deze autoriteit te doden en op een of andere manier hebben we dit allemaal gedaan. We gaan bijvoorbeeld aan de slag met het werkboek, voelen weerstand tegen wat het zegt en spreken het daarom tegen.

Een subtieler manier is veranderen wat de Cursus zegt. Zo luisteren we niet naar wat de Cursus zegt, maar wat wij willen dat hij zegt. Wanneer de autoriteit zegt: doe deze werkboekles en denk 5 minuten van elk uur aan God dan doen we bijvoorbeeld ons autoriteitsprobleem gelden door dit niet 5 minuten te doen, maar 4,5 minuut of 2,5 of een aantal keer over te slaan. Hiermee willen we de spot drijven met de autoriteit, zetten onze duim op de top van de neus en gaan ook nog een beetje met de andere vingers wuiven en zeggen: ‘Ik zal mij aan jou niet onderwerpen. Jij hoeft me niet zeggen wat mij vandaag te doen staat.’

Dit levert ons wel een conflict op gezien er een ander deel in ons is die duidelijk wel het gezag van de Cursus respecteert, anders zouden we de cursus niet bestuderen. Een conflict met ons Zelf dat weet dat deze wereld niet echt onze ‘thuis’ is en ook weet dat we zonder hulp deze wereld niet kunnen verlaten . Dat Jezus en dan meer in het bijzonder zijn cursus, deze hulp vertegenwoordigd.
Enerzijds is er in ons een deel die deze hulp wil, terwijl een ander deel er bang voor is. We kunnen leren dit conflict in ons te identificeren door vast te stellen hoe we omgaan met het werkboek.

Een andere uitdrukking van dit autoriteitsprobleem is om exact datgene te doen wat de autoriteit wil dat we doen. Dit is de hiervoor genoemde gedwongenheid om het werkboek perfect te doen. In dit geval is er nog steeds dat deel dat het gezag haat, maar er anderzijds bang voor is. We haten hem omdat hij sterker is, krachtiger en wijzer. En er is het andere deel van ons dat zelfs nog banger is van het feit dat hij ons zal straffen als wij het niet op de correcte manier doen en daarom maar beter doen wat hij zegt. Dat gebeurt wanneer Een Cursus in Wonderen een religie wordt en we alle rituelen die we als kinderen geleerd hebben overnemen op het werkboek die nu zoiets als de bijbel wordt waarbij rituelen die ons leven moeten bepalen verdergezet worden.

Nogmaals, vaststellen hoe we omgaan met het werkboek kan een projectieve test zijn om ons te helpen in te zien hoe we omgaan met Jezus, de Heilige Geest, God en uiteraard met alle gezaghebbende figuren. 

(wordt vervolgd)

Dag 8 van de reis door het werkboek van een cursus in wonderen

Het werkboek is de Cursus niet

Gezien het werkboek meestal relatief vroeg wordt gedaan in het werken met de Cursus is men al gauw geneigd om dit te verwarren met de Cursus en te denken dat gezien ‘Gods Stem de hele dag tot mij spreekt (les 49) ik de hele dag door de Stem van God hoor’. Men vergeet hierbij wel de ontnuchterende verwijzing uit het Handboek voor Leraren die zegt dat ‘slechts weinigen de Stem van God überhaupt horen. (H. v. L. 12. 3:3) en men bovendien vergeet dat het belangrijkste onderricht veeleer terug te vinden is in de tekst, dan in de twee andere boeken, waar bijvoorbeeld gezegd wordt dat de Heilige Geest zich niet inlaat met de gevolgen, T 27. VIII. 9: met mild gelach neemt de Heilige Geest de oorzaak waar en kijkt niet naar de gevolgen. Hij is niet betrokken in deze wereld, maar bij onze gedachten. 

Men is ook al snel geneigd om alleen te werken met het werkboek omdat het makkelijker te lezen is en de boodschap ervan positiever lijkt te zijn dan die uit het tekstboek. Er staat in het werkboek bijvoorbeeld niets over een speciale relatie of over de wetten van de chaos en er zijn slechts een klein aantal verwijzingen naar moord en haat. Deze sombere passages vindt men wel terug in de tekst. 

Kort gezegd, studenten maken dikwijls de vergissing door te denken dat het werkboek het hart is van Een Cursus in Wonderen terwijl het slechts een eenjarig trainingsprogramma is. Het nawoord van het werkboek zegt trouwens duidelijk: deze Cursus is het begin, niet een einde.

Het kan verleidelijk zijn te geloven dat wanneer dag 365 komt, de Hemel zich zal openen om ons te verwelkomen en dat de Heilige Geest zal neerdalen om ons een medaille te overhandigen en te verkondigen dat wij nu een gevorderde leraar van God zijn en dat we verder moeten doorgaan met het redden van de wereld. Dit kan slechts leiden tot ontgoocheling wanneer ontdekt wordt dat er niets gebeurd.

Nog een laatste aandachtspunt: als een eenjarig trainingsprogramma moet het werkboek niet meer dan één keer worden gedaan, tenzij natuurlijk jouw intuïtie het anders zegt. Bovendien wil het niet zeggen dat wanneer je het werkboek één keer gedaan hebt je het dan niet meer mag lezen. 
Het is een uitzonderlijk boek en het is zeker de moeite waard het meerdere keren te lezen.


Er moet ook opgemerkt worden dat de inleidingen een belangrijk onderdeel zijn van het onderricht van het werkboek; zowel de inleiding van het werkboek, de inleidingen tot de lessen als de inleidingen in deel II. 
Hierin spreekt Jezus ons direct aan over de aard en de bedoeling van het werkboek en hoe bepaalde valkuilen te voorkomen. 
(wordt vervolgd)

Dag 7 van de reis door het werkboek van een cursus in wonderen

De Heilige Geest, vriend, geen vijand.

Een van de basisaspecten van het denksysteem van het ego – het aspect in feite dat onmiddellijk geleid heeft tot het maken van het fysieke universum, is dat de Heilige Geest onze vijand is, om maar niet te spreken over Degene namens Wie Hij spreekt. Dit geloof is het onvermijdelijke resultaat van onze schuld die komt uit het geloof dat we gezondigd hebben tegenover onze Schepper, dat we Zijn Werkelijkheid hebben gestolen, dat we Zijn Kracht en Geest hebben gestolen, met andere woorden dat we Hem beroofd hebben van Zijn Leven. Dit houdt dus in dat ons bestaan - ook al zijn we ons hier niet bewust van - gesteund is op het geloof dat we Hem levenloos achtergelaten hebben. Zonde heeft dus alles te maken met deze gruwelijke daad die we gepleegd hebben. Bovendien leeft hierdoor een angstige gedachte voort dat God uit Zijn graf zal opstaan en ons zal vernietigen als straf omwille van ons handelen.

De vierde en laatste blokkade voor de vrede (T. 19. IV. D) heeft het over de angst voor God, de angst voor Zijn wraak waarvan het ego ons vertelt dat dit onvermijdelijk is. Om deze wraak te vermijden hebben we de denkgeest verlaten en hebben we een universum gemaakt waarin we ons kunnen verbergen. De gedachte van zonde werd zo in onze denkgeest weggedrukt en de bedoeling van de wereld en van onze lichamen is om de onderdrukking van deze gedachte, die de zekerheid van onze vernietiging inhoudt, te behouden. Daarom is geesteloos of onbewust zijn de voornaamste verdediging van het ego tegen onze verlossing.

Gezien we onszelf ervaren als een fysiek en psychisch wezen in deze wereld zijn we ons niet langer bewust dat deze vernietigende gedachte diep in onze geest verborgen is. Het ego vertelt ons dat als we ooit naar binnen zouden kijken we een maniakale, wraakzuchtige God zullen zien, klaar om ons in Zijn klauwen te grijpen en ons te vernietigen en het leven dat we van Hem hebben ontnomen terug zal nemen. Het resultaat hiervan is dat we niet langer over het leven zullen beschikken en in de gedachtegang van het ego is dit de straf voor de zonde. Om dit afschuwelijke einde te vermijden is een wereld gemaakt en zijn wijzelf onbewust.


Vermits wij God nu als onze vijand zien geldt hetzelfde voor de Heilige Geest omdat Hij binnen onze droom van afscheiding spreekt namens God. Deze waanzinnige gedachte handhaaft het universum en ons bestaan erin. Daarom bestaat een essentieel deel van het geest-trainingsprogramma erin ons te leren dat er een andere manier is om naar de Heilige Geest te kijken. In de eerste plaats dienen we inderdaad te leren dat er een Heilige Geest is, een liefdevolle Aanwezigheid van Gods Geest in onze denkgeest.

Het kan behulpzaam zijn om aan de Stem namens God te denken als zijnde de herinnering aan onze Bron die we meegenomen hebben in deze droom wanneer we in slaap gevallen zijn en deze verschrikkelijke nachtmerrie van zonde, schuld en angst is begonnen doordat we God van het leven beroofd hebben (zonde), hierdoor overweldigd zijn door zelfhaat (schuld) en bang voor de straf die we geloven dat we die van Hem zullen krijgen (angst). De correctie voor deze verschrikking is de herinnering aan wie we echt zijn als Kind van God.

Deze herinnering is echter nog verborgen in de denkgeest net zoals de gedachte van zonde, schuld en angst. We moeten daarom onderwezen worden dat er een denkgeest is en dat deze zowel de gedachte van de afscheiding bevat als het idee van de Verzoening, de vergevingsgedachte van de Heilige Geest.
Aangezien het werkboek het geest-trainingsprogramma is van de Cursus is een essentieel onderdeel ervan om ons te leren dat er inderdaad een Heilige Geest in ons is en dat Hij bovendien onze Vriend is en niet onze vijand. Niet alleen is de Heilige Geest onze Vriend, ook Zijn Bron - God Zelf - is onze Vriend. Het is behulpzaam in gedachten te houden dat Jezus, tot ons – alsof we kleine kinderen zijn - spreekt als onze oudere broer. Spiritueel gezien zijn we dat ook. Het maakt niet uit hoe oud we in leeftijd zijn, op spiritueel niveau zijn we in onze sociale, fysieke en psychische ontwikkeling amper kinderen. Liefdevol en zacht spreekt hij tot ons als onze leraar op een niveau die we kunnen begrijpen.

De kerngedachte die ons hier in deze wereld van illusie vastbindt is dat wanneer God ons zal vinden Hij ons ook zal vernietigen. Als de Heilige Geest ons vindt zal Hij ons bedriegen en als we de hand van Jezus nemen zal hij ons naar de vergetelheid brengen. We hebben daarom een trainingsprogramma voor de geest nodig die ons leert dat Zij onze Vrienden zijn, meer zelfs, ze zijn onze enige Vrienden. Daarom legt het werkboek er de nadruk op om je tot de Heilige Geest te richten. Hou hiervoor les 49 in gedachten: Gods Stem spreekt tot mij de hele dag.

De belangrijkste focus van het werkboek is ons te laten herkennen dat de Aanwezigheid van de Heilige Geest inderdaad in onze denkgeest is, een liefdevolle Aanwezigheid, een Aanwezigheid die voor ons zorgt. Net zoals een oudere broer een jongere broer troost die bang is voor een boze vader zo troost Jezus ons, zijn geliefde jongere broeders, die ook bang zijn voor een boze Ouder. Maar het is echter wel zo dat wijzelf deze boze Ouder gemaakt hebben. Hij leert ons daarom, als een oudere broer of zus zou leren dat we niet bang hoeven te zijn voor onze Vader, dat Hij van ons houdt en we gerust onze toekomst in Zijn Handen kunnen leggen. We kunnen Hem vragen wat we moeten doen. Hij zal het ons zeggen.

Er zijn in de Cursus vele plaatsen waar Jezus ons duidelijk maakt dat God Zelf geen weet heeft van ons bestaan, maar dat is voor ons die net begonnen zijn met onze terugreis naar huis niet echt behulpzaam. Een indrukwekkend aspect van de Cursus is dat hij tegelijkertijd op verschillende niveaus is geschreven. Het maakt niet uit waar we ons op de ladder van Verzoening bevinden, aan het begin of boven aan de top, we zullen er altijd iets in vinden dat ons kan helpen. De leringen in de Cursus – dat God niet weet van ons bestaan, laat staan dat Hij tegen ons zou spreken, dat Hij niet weet van een wereld die niet bestaat, behoort bij het bijna einde van de reis. De meesten onder ons zijn hier nog ver van verwijderd en hebben daarom een onderricht nodig op het niveau waarop we ons op de ladder bevinden.

Ons ego heeft ons doen geloven dat het werk van de Heilige Geest in deze wereld is om ons, omwille van onze schuld, te straffen. We hebben daarom op dit niveau een correctie nodig die zegt dat de Heilige Geest in ons leven betrokken is als een liefdevolle betrokkenheid, als onze Trooster, onze Vriend en onze Leraar en Hij ons niet zal kwetsen. 

(wordt vervolgd)

Dag 6 van de reis door het werkboek van een cursus in wonderen

Taalgebruik: vorm en inhoud

Voor we beginnen zijn er nog een aantal raadgevingen die, wanneer ze niet gevolgd worden, studenten op een dwaalspoor kunnen brengen wat kan leiden tot het verkeerd begrijpen van de leer van de Cursus. Eén van die raadgevingen heeft te maken met het taalgebruik van het werkboek. Het is je misschien al opgevallen dat Jezus niet altijd consistent is in zijn taalgebruik. Woorden worden in een deel op één manier gebruikt en in een ander deel op een andere manier. Hij is echter wel consistent wat betreft de inhoud. De vorm echter, waarin deze inhoud wordt weergegeven, is niet altijd gelijk. Vooral in het werkboek is dit het geval.

Een duidelijk voorbeeld, kan je terugvinden in les 193 ‘Alles is een les die God mij graag ziet leren’ daar waar Jezus de term God gebruikt, maar eigenlijk de Heilige Geest bedoelt. In het begin van deze les maakt Jezus reeds duidelijk dat het niet God is die onderwijst en dat Hij geen weet heeft van leren omdat leren enkel voorkomt in een afgescheiden, dualistisch denken. God is een Geest van complete eenheid. Daarom valt er in de Hemel niets te leren, is er geen onderwijs of hoeft er in de Hemel niets geleerd te worden, wat wil zeggen dat er hier in deze wereld geen onderwijs of leerstof kan zijn die van God afkomstig is. Wat Jezus in deze les meegeeft is dat alle dingen een les zijn die de Heilige Geest wil dat we leren want het is de Heilige Geest die constant, in alle drie de boeken, aangeduid wordt als onze Leraar. Niet God is onze Leraar, want onze Schepper heeft geen weet van onderwijs en van het feit dat Zijn Zoon behoefte heeft aan leren.

Er zijn nog andere voorbeelden in het werkboek. Bijvoorbeeld les 71.9 zegt duidelijk dat wij God moeten vragen wat ons te doen staat hoewel er verder in les 183.7 wordt gezegd dat God zelfs niet weet dat wij vragen.

In punt 21 van het Handboek der leraren ‘Wat is de rol van woorden bij genezing?’ maakt Jezus duidelijk dat God woorden niet hoort omdat woorden gemaakt zijn om ons van Hem af te scheiden. Woorden worden gebruikt om elkaar in een dualistische wereld te begrijpen. God heeft geen weet van woorden, hoort geen woorden of beantwoord geen gebeden omdat als Hij dat zou doen Hij de illusie werkelijk zou maken. Waarom zegt Jezus ons dan dat wij God moeten vragen? Waarom spendeert hij in alle werkboeklessen van deel 2, van les 221 tot 360, aan het geven van gebeden tot God de Vader hoewel hij ons elders vertelt dat onze Schepper niet eens weet van ons bestaan?
Het antwoord is dat Een Cursus in Wonderen spreekt over het luisteren naar de Heilige Geest van Wie, door de hele Cursus heen, gesproken wordt als de Stem namens God. Merk hierbij wel op dat de Heilige Geest nooit vernoemd wordt als de Stem van God. De Heilige Geest wordt omschreven als de Stem die spreekt namens God en niet letterlijk als Gods Stem. Niettemin worden wij herhaaldelijk herinnerd, vooral in het werkboek, om God om hulp te vragen.
In les 71 wordt ons heel specifiek gezegd aan onze Vader te vragen wat wij moeten doen, dan stil te zijn en Zijn Antwoord af te wachten.

Samengevat nu, op het niveau van de vorm kan je tientallen inconsistenties en tegenstrijdige verklaringen vinden, maar niet op het niveau van de inhoud. Het is belangrijk dat je dit weet wanneer je het werkboek doet.

Wanneer je begint met de Cursus en je start met het werkboek, dan is het heel goed mogelijk dat je dit niet eens opmerkt of er zelfs niet bij stilstaat. Maar als je werk met de Cursus zich over de jaren heen verdiept zal het je waarschijnlijk wel duidelijk worden dat deze termen niet altijd letterlijk genomen moeten worden. Vele van deze uitdrukkingen dienen gezien te worden als een metafoor, in het bijzonder de beeldspraken die bedoeld zijn om ons te treffen in de dualistische wereld waarin we denken te wonen.

(wordt vervolgd)

Dag 2 van de reis door het werkboek van een cursus in wonderen

Deze eerste ronde is gewonnen door het ego. Toch herkent het ego hierbij de enorme bedreiging die boven zijn hoofd hangt. Het weet dat het zijn bestaan te danken heeft aan de keuze van de Zoon. Het stelt echter tot zijn verbijstering vast wat er kan gebeuren als de Zoon van gedachte zou veranderen en dus een andere keuze zou maken. Zonder dit geloof – dat in de denkgeest van de Zoon aanwezig is – kan het ego niet bestaan. Het ontwikkelt daarom een plan waarbij zijn illusoire bestaan in de denkgeest van de Zoon behouden blijft.
Het is een overlevingsstrategie die op volgende logica is gebaseerd:
- het bestaan van het ego is gesteund op het geloof door de Zoon in het ego als gevolg van de keuze die hij gemaakt heeft. Het wordt de ondergang van het ego als de Zoon van gedachte veranderd.
- Wanneer hij daarom de Zoon onbewust maakt, wat er op neer komt dat hij er voor moet zorgen dat hij vergeet dat hij een denkgeest heeft, hoeft het ego niet langer te vrezen dat de Zoon opnieuw zou kiezen.
- Het enige wat het ego moet doen is de Zoon ervan te overtuigen dat het beter is om als het ware denkgeestloos te zijn, met andere woorden dat er geen keuzemogelijkheid is. Pas dan zal de Zoon zich realiseren dat er niets anders op zit dan de denkgeest te verlaten om er nooit meer naar terug te keren.

Concreet komt het er op neer dat de keuze tegen de Heilige Geest een keuze is tegen God en tegen Zijn Liefde, een keuze die de eenheid van de Hemel uitwist, waarbij God opgeofferd wordt zodat de ego-zoon zou kunnen leven. Deze beslissing waarbij God wordt afgewezen noemt het ego ‘zonde’.  De afscheiding van God is een zondig feit. Zondig omdat hierdoor de Zoon het leven van God heeft genomen en dit in zichzelf heeft gestopt. Door deze moord op de Vader, die gepaard gaat met de ontkenning van Christus, is de Zoon nu een individu geworden, afgescheiden, uniek, speciaal en eigenaar van het leven dat God nu moet ontberen. Het prijskaartje hiervoor is dat de afscheiding van de Zoon en het ontstaan van zijn individuele zelf voor eeuwig en altijd gelijkgesteld is met zonde. Hij bestaat niet alleen als een individu, hij is nu een zondig individu.

Ik wil nu even afdwalen, maar onthoud dit dat naarmate deze mythe zich ontwikkelt en vanaf het punt dat de Zoon voor het ego kiest en tegen de Heilige Geest,  hij enkel nog de stem van de afscheiding hoort en niet langer de Stem van de Verzoening. Omdat hij dus alleen nog maar de stem van het ego hoort moet de Zoon noodgedwongen wel geloven dat de stem van het ego God is, dat zijn woorden waar moeten zijn omdat er geen andere stem is die een tegengestelde visie biedt. De Zoon weet dus alleen maar af van wat het ego hem vertelt. Dit verklaart het collectieve geloof in de waanzin van het ego.

Het geloof door de Zoon in deze ‘zondige daad’ leidt tot een schuldgevoel, het psychisch ervaren van zondigheid: ik heb niet alleen iets verschrikkelijks gedaan, ik ben nu dat verschrikkelijk iets. Mijn identiteit als een afgescheiden zelf is zondig, ik ben datgene geworden wat ik gedaan heb, ik heb gezondigd en ben nu onweerlegbaar een zondaar.

Het doel van het ego is de Zoon erin doen geloven dat hij zijn denkgeest moet verlaten. De eerste stap in deze richting is de Zoon van God ervan te overtuigen dat hij een afgescheiden, zondig en schuldige entiteit is. Het feit dat hij bestaat bewijst zijn zonde. Het ego heeft hem immers verteld dat hij alleen maar kon bestaan aan de hand van de zonde, nl. God ten behoeve van hemzelf te vernietigen. Zo is het concept dat de Zoon van zichzelf heeft niet langer dat hij de mogelijkheid tot kiezen heeft, maar enkel dat hij een afgescheiden, zondig en schuldig zelf is.

En het ego gaat verder met zijn duivelse magie en zegt tegen de Zoon: ‘Ondanks jouw moorddadige zonde tegenover jouw Schepper is God toch niet helemaal vernietigd. Het is zelfs zo dat Hij nog steeds leeft en nu wraakzuchtig op zoek is naar jou zodat Hij wat jij van Hem gestolen hebt, terug kan nemen. In de woorden van de Cursus klinkt dit zo:

Jij hebt je de plaats van God toegeëigend. Denk niet dat Hij dat vergeten is’ … En nu is er geen hoop meer. Behalve om te doden. Dit is nu verlossing. Een boze vader achtervolgt zijn schuldige zoon. Doden of gedood worden dat is hier immers de enige keus. Daarbuiten is er geen want wat gedaan werd kan niet ongedaan worden gemaakt. De bloedvlek kan nooit worden verwijderd en ieder die deze smet op zich draagt moet de dood smaken.  (HvL.17.7:3, 7-13)

De mythe van het ego is dus een nachtmerrie geworden -  compleet onwerkelijk doch echter niet in ons bewustzijn.

Hieruit valt ook het principe af te leiden dat zonde en schuld om straf vragen. De Zoon heeft gezondigd tegenover God, waarvan zijn schuldgevoel getuige is, een schuldgevoel dat leidt tot een gevoel dat hij straf verdient, een gevoel van angst voor de vergelding van God. Als de Zoon daarom niet snel handelt is het onvermijdelijk dat God hem zal vernietigen, de oorsprong van het geloof in dood, ik heb God van het leven beroofd dus is het Zijn goed recht dat Hij het leven van mij ontneemt en mij levenloos achterlaat.

Wanneer God mij het leven heeft ontnomen dan heeft Hij het en ik niet meer – het principe van de een of de ander: om te kunnen winnen moet er iemand anders of iets anders hiervoor opgeofferd worden. De keuze is dus of een afgescheiden Zoon of een levende God van Eenheid. Wanneer God het leven heeft dan is er geen ego; wanneer ego het leven heeft, dan is er geen God.

Op die manier heeft het ego zijn plan heel slim georkestreerd. In de denkgeest van de Zoon is nu een strijd ontstaan waarin hij hopeloos op moet boksen tegen zijn Schepper. Wanneer de Zoon dus in deze beangstigende denkgeest zou blijven, de denkgeest die de woning is geworden van zijn zondige afscheiding en met schuld beladen individualiteit, dan mag hij er zeker van zijn dat hij vernietigd zal worden. En het mag duidelijk zijn dat de bedoeling van dit complot van het ego is om de Zoon ervan te overtuigen om op vrijwillige basis zijn denkgeest te verlaten en om er nooit, maar dan ook nooit meer naar terug te keren. Terugkeren staat gelijk aan vernietiging.


Kenmerkend voor de basis van de afgescheiden denkgeest zijn zonde, schuld en angst voor de dood. De Zoon heeft blijkbaar geen andere keuze dan tegen het ego, zijn enige ‘vriend’ te zeggen: ‘Ik geloof alles wat je zegt. Help me nu alsjeblief want als ik nog een moment langer in de denkgeest blijf dan besta ik niet langer.’ En het ego zegt met woorden die gedrenkt zijn in zoetigheid en bezorgdheid: ‘Ik ken een geweldig plan voor jouw redding, vertrouw nu maar verder op mij, de manier om hieraan te ontsnappen is door deze plek (de denkgeest) te verlaten.’

Psychologisch gezien noemt men dit ‘projectie’. Door projectie wordt datgene waarvan we geloven dat het zich in de denkgeest bevindt, buiten de denkgeest geplaatst. De inhoud van de denkgeest gooien we van ons af in het magische geloof dat het zich nu veilig buiten ons bevindt. De projectie van de gedachte van afscheiding, individualiteit, zonde, schuld en angst resulteert in een fysieke wereld van afscheiding, individualiteit, zonde, schuld en angst. Het is de wereld van de lineaire tijd geworden en is de versie van de Cursus voor de Big Bang die door vele wetenschappers gezien wordt als het ontstaan van het universum.

Projectie doet niet alleen een wereld van afscheiding ontstaan, maar ook een gefragmenteerde wereld.
Wanneer het denksysteem van het ego geprojecteerd werd uit de denkgeest van de afgescheiden Zoon, spatte dit uiteen in een niet te benoemen aantal delen, een beetje te vergelijken met wanneer een glas in duizenden stukjes breekt. Elk fragment is uniek maar bevat tegelijkertijd dezelfde chemische kenmerken van het glas. Gezien vanuit het standpunt van het Zoonschap bracht deze fragmentatie een quasi oneindig aantal Zonen voort, elk ervan gevormd in een individuele uitdrukking van deze inhoud van afscheiding in de gespleten denkgeest.

En niettegenstaande al deze vormen de totaliteit van het universum omvatten – bezield of onbezield – beperken we onze bespreking enkel tot de vorm die wij vooral kennen als de homo sapiens, het zelf van de Zoon die ingebouwd is in een menselijk lichaam. Dit brengt ons naar niveau twee – de twee manieren om te kijken naar het lichaam en zijn wereld. 

(wordt vervolgd)

donderdag 26 oktober 2017

Dag 10 van de reis door het werkboek van een cursus in wonderen

Projectie nader bekeken:

Een ander aspect dat behulpzaam kan zijn is het werkboek in het licht te stellen van projectieve testen. Dit zijn testen die door psychologen bij proefpersonen of patiënten toegepast worden door hen te vragen hun eigen gedachten en waarnemingen te projecteren op verschillende voorwerpen. De meest bekende onder deze testen is de inktvlekkentest van Rorschach, een serie van tien doelbewuste inktvlekken die gemaakt zijn door de Zwitserse psychiater Herman Rorschach in het begin van de twintigste eeuw. Zijn idee was om beter te kunnen begrijpen hoe zijn patiënten zichzelf en de wereld waarnemen en hoe zij hier tegenover staan. Rorschach was geïnteresseerd in hoe mensen in het algemeen waarnemen. Hij maakte honderden inktvlekken en koos daaruit uiteindelijk tien vlekken die naar zijn mening het beste waren voor het doel dat hij hiermee had. Sommige kaarten waren zwart/wit terwijl anderen in kleur waren. In essentie waren ze allemaal vormloos. Rorschach was het meest geïnteresseerd in hoe deze prikkels gezien werden (inhoud) en minder in wat gezien werd (vorm). De kerngedachte van een projectieve test is een onderwerp blootstellen aan een prikkel en hierop de reactie zien. Door deze reacties te analyseren kreeg de psycholoog een beter idee over de gedachtegang.
Wat ik hiermee wil zeggen is dat we op dezelfde manier naar onze reacties op het werkboek kunnen kijken. De grootste waarde die het doorlopen van de werkboeklessen heeft, heeft niet zozeer te maken met het specifieke trainingsprogramma ervan -  alhoewel dit duidelijk wel belangrijk is, de ware genezing ligt eerder in het vermogen hoe wij controle uitoefenen op onze reacties op de oefeningen. Dit wil ik nu uitleggen.

De dwangmatige aanpak:
We hebben gemerkt dat vele studenten ernaar streven om het werkboek perfect te doen: ‘Ik wil de beste Cursusstudent zijn die er is.', 'Ik zal het werkboek op de letter gehoorzamen.',  'Als Jezus zegt dat ik zes keer per uur aan God moet denken dan doe ik dat ook!’
Sommige studenten schaften zich zelfs een polshorloge met alarm aan met de bedoeling wanneer de klok bijvoorbeeld twaalf uur sloeg zij hun werkboekles niet zouden vergeten. Hierdoor werd de training van de geest helemaal uit het oog verloren. Het doel van het werkboek is om onze denkgeest erin te trainen om aan God te willen denken, om Hem en de Heilige Geest als onze Vriend te zien zodat we er naar verlangen meer tijd met Hen door te brengen, bij Hen te zijn en ons tot Hen te wenden wanneer we het moeilijk hebben. Hier is onze denkgeest niet op getraind. Je door middel van een alarm de les herinneren haalt het doel van de werkboeklessen omlaag en omzeilt op die manier de training.
De behoefte om perfect te zijn ondersteunt het idee, bewust of onbewust, dat Jezus daar boven in de Hemel op een tabel het aantal keren bijhoudt dat we zijn heilig woord vergeten zijn. We moeten dit werkboek perfect doen zodat hij niet boos zal worden op ons. Dit betekent dat we ten prooi gevallen zijn aan de onderliggende gedachte die reeds eerder werd vernoemd namelijk dat God, de Heilige Geest of Jezus boos zouden zijn. En waarom? Omdat we zielige zondaars zijn die onze rug hebben gekeerd naar hun Liefde. We hebben dus nu dit heilig boek dat Jezus ons gaf nodig en we voelen de verschrikking dat we ook dit ontrouw zullen worden, net zoals we dit in de eerste plaats met God hebben gedaan.

We vergeten de titel van de les, mogelijk vergeten we zelfs dat er een les is. Veel mensen die er prat op gaan over een goed geheugen te beschikken, realiseren zich tot hun verbazing dat ze in een beginfase van een plotselinge dementie zitten omdat men zelfs niet één zin kan onthouden. Ze kunnen tientallen telefoonnummers opnoemen, maar wanneer het aankomt op 5, 6 tot zeven woorden, is hun denkgeest helemaal blank.
Het is deze grote angst om opnieuw voor de Liefde te falen die veel studenten er toe aanzet om de lessen perfect te willen doen. Wanneer jij jezelf hier ook op betrapt, herinner je er dan aan dat de verborgen regel hiervoor is dat jij je een verschrikkelijke zondaar voelt en dat de schuld jou leert dat als je niet voorzichtig bent God je te pakken zal krijgen. Om aan Zijn wraak te ontkomen sluit je een overeenkomst met Hem af , een overeenkomst die niet meer of niet minder is dan de overeenkomst van speciaalheid die we allemaal met onze boze Vader hebben gesloten, een overeenkomst die zegt dat als wij ons correct gedragen, als we brave jongetjes of meisjes zijn (zoals bijvoorbeeld door het werkboek van Jezus perfect te doen) God onze goedheid, ons braaf zijn en onze onschuld zal zien en Hij genade zal hebben met ons en ons niet zal straffen. Dit is de onderliggende gedachte bij de studenten wanneer het erop aankomt om het werkboek perfect te doen.

We kunnen ook zien hoe het werkboek heel bruikbaar is als een technisch middel voor projectie. Observeer de wisselwerking tussen het werkboek en jezelf wanneer je probeert om het zonder fouten te doen. Het is interessant te zien hoe veel mensen uit een fundamentalistisch of een sterk religieus milieu waar hun verteld werd dat als zij zich niet hielden aan Gods rituelen God hen zou straffen, zich nu richten tot Een Cursus in Wonderen. Of je nu opgegroeid bent als jood, protestant of katholiek, het idee was dat indien je niet deed wat God, de bijbel, de rabbi, de predikant of de priester je vertelden te doen God dan heel boos zou zijn. Veel mensen zijn omwille hiervan uit hun geloof gestapt omdat ze zich er bewust van werden dat dit complete onzin was en dat God niet op deze manier denkt. En dan komen ze bij Een Cursus in Wonderen, brengen hun oude getrainde geest mee en doen weer precies hetzelfde. Ze zien het werkboek als een serie rituelen die op religieuze manier moeten uitgevoerd worden. Nochtans zegt Jezus heel duidelijk dat rituelen niet zijn voorkeur hebben ook al is het werkboek heel gestructureerd opgebouwd en is men geneigd het als ritueel te benaderen en de kans bestaat dat het een nieuwe serie van ‘moeten’ wordt.

Een andere manier voor deze dynamiek is de beslissing dat je niet aan les 2 zal beginnen als je les 1 nog niet perfect onder de knie hebt. Vele, vele jaren terug, in de eerste jaren na de publicatie van de Cursus eigenlijk, kwam een groep mensen die werken met de Cursus naar mijn huis om enkele vragen te stellen. Onder hen was een zeer toegewijde jonge man, student van de Cursus, die heel fier tot de hele groep uitriep dat hij nu al 28 dagen werkte met het werkboek en nog steeds bij les 1 was en dat hij er voor zou gaan tot hij de les perfect zou kennen. Nogmaals dit grijpt totaal naast de doelstelling van de training van de geest. Het is dezelfde mentaliteit van 'ik moet het perfect doen'. Ik garandeer je dat als je les 1 perfect kunt doen je niet langer de overige 364 lessen nodig zult hebben en dat je geen  behoefte meer zult hebben aan het bestuderen van de tekst. Je zou de Cursus dan helemaal niet meer nodig hebben. Herinner je dat het werkboek is bedoeld voor mensen die net aan de reis zijn begonnen. Jezus gaat er van uit dat we kleine kinderen zijn, nieuw op de weg van verlossing en daarom verwacht hij van ons ook niet dat we perfect zijn. Hij maakt het in het werkboek heel duidelijk hoe ongedisciplineerd onze denkgeest is. Daarom hoef je de lessen ook niet perfect te doen.
Als een algemene regel is er volgend voorstel: als je de dag bent doorgekomen en je hebt het gevoel dat je de les geen recht hebt gedaan dan kan je er eventueel nog een dag, maximum twee dagen aan besteden. Ga daarna echter gewoon verder. Als je er bij de derde dag nog steeds moeite mee hebt is de kans groot dat er nog een diepe weerstand hiervoor in je is. Het slechtste wat je in dat geval kan doen is er je tegen verzetten. Aanvaard gewoon dat er iets in die les is die je beangstigd waardoor je blokkeert. Het beste wat je kan doen is verder gaan met de volgende les. Wat de blokkade ook mag zijn, je kan er van op aan dat deze weer aan de oppervlakte zal komen, niet alleen later in het werkboek, maar zelfs jaren later in je studie van de Cursus. Je hoeft er niet tegen te vechten en je hoeft het ook niet perfect te doen.

Een andere kwestie die in deze context om de hoek komt kijken is dat we ons afvragen of een les wel effect kan hebben wanneer we, als we de les doen, hier niets bij voelen. Er is geen enkele manier om vast te kunnen stellen of een les ons al dan niet helpt want wij zijn wel de laatste personen in de wereld die dit zouden kunnen weten. Dat bedoeld Jezus ook wanneer hij in het tekstboek zegt: ‘Sommige van je grootste vorderingen heb jij als mislukking aangemerkt, terwijl je sommige van je diepste inzinkingen als succes hebt bestempeld.’ (T. 18. V. 1:6)
Je kan maar best niet proberen je eigen werk te evalueren. Het is voldoende zo goed mogelijk je best te doen. Wat je moet leren bij het doen van het werkboek is dat verlossing niet zo moeilijk is en dat het ‘ongedaan maken’ zacht en vriendelijk gebeurt. Zo niet loop je het risico de vergissing van het ego reëel te maken.

De lukrake aanpak

Een andere manier van werken met dit werkboek heeft te maken met mensen die het werkboek volledig laten berusten op toeval, lessen overslaan, een les doen op de eigen manier of gewoon een les compleet vergeten. Dit is evengoed een uiting van angst en schuld. Mensen met een dwangmatige behoefte willen perfect zijn zodat God niet boos op hen zal zijn en hen zal vergeven. De keerzijde van dezelfde met schuld beladen benadering is dat studenten de magische hoop koesteren dat door het werkboek te vergeten God hen ook zal vergeten: het is dezelfde gedachte van zonde, schuld en angst voor de straf van God, maar dan gezien in een andere vorm. De hoop hierbij is dat als zij een nevel rond zichzelf kunnen vormen bij het doen van de werkboeklessen dit hen enerzijds zal beschermen tegen de bedreiging door het werkboek naar het ego toe, maar anderzijds dus ook naar God toe.

(wordt vervolgd)

zondag 22 oktober 2017

Dag 9 van de reis door het werkboek van een cursus in wonderen

Het werkboek: een geesttrainingsprogramma

Om terug te keren naar het idee dat het werkboek een geesttrainingsprogramma is, is het nodig te erkennen dat de denkgeest die Jezus wil heropleiden, niets weet. Jezus spreekt tot ons als zijn we kleine kinderen omdat kleine kinderen de wereld niet begrijpen. In tegenstelling tot vele New Age-kringen ziet Jezus een kind niet als wijs, bijna engelachtige wezentjes die een voorbeeld zijn van wijsheid, zegening en onschuld, maar eerder het tegenovergestelde. Hij ziet kinderen als een vragende creatuur die het nodig heeft onderwezen te worden omdat zij het droombeeld, dat de wereld is, niet herkennen. 

Aan de hand van zijn Cursus leert Jezus ons, als onze oudere broer, de aard van de werkelijkheid te onderscheiden van de illusie. Maar zoals elke liefdevolle leraar of broer onderwijst hij ons op het niveau dat we kunnen begrijpen en daarom spreekt hij tot ons over een Heilige Geest of een liefdevolle Vader die rechtstreeks bij ons fysieke leven betrokken is. Geïdentificeerd met het ego geloven we ook dat dit zo is, maar dan veeleer als een wrede ouder of leraar die ons wil straffen en vernietigen. Deze gedachte moet daarom eerst op een milde manier gecorrigeerd worden vooraleer zij vervangen kan worden. Het is een sterke behoefte waar we koppig vast willen aan houden dat de wereld en ons lichaam echt zijn. Het verklaart waarom in verband met de Cursus en in het bijzonder met het werkboek er zoveel misverstanden zijn. 

Het werkboek is een training voor de geest en dat kan niet genoeg gezegd worden. De doelstelling ervan is om onze denkgeest erin te trainen anders te gaan denken. Aangezien we verkeerd zijn gaan denken over God, de rol van de Heilige Geest en over onszelf, hebben we hier correctie voor nodig. Het werkboek is echter niet het totale onderricht van Een Cursus in Wonderen. Dat is terug te vinden in het tekstboek.
Op een paar uitzonderingen na vinden we in het werkboek geen bloedstollende passages terug die de bedenkelijke aard van het egodenksysteem beschrijft. Ik benadruk dit punt zodat jij je werk met het werkboek niet verward met je werk met Een Cursus in Wonderen in zijn geheel.

Werken met Een Cursus in Wonderen is een levenswerk en als je bij het lezen van de tekst de diepgang ervan kan inzien omdat jouw ervaring met vergeving toeneemt, dan zal je een glimp van het ware onderricht van Jezus opvangen, wat veel meer is dan je op het eerste zicht had vermoed. Laat het werkboek dus alsjeblief niet op zichzelf staan. Het is een schitterend boek, in vorm en inhoud, maar het is niet de totale som en vormt niet de essentie van het onderricht van de Cursus. 
(wordt vervolgd)

vrijdag 13 oktober 2017

Dag 5 van de reis door het werkboek van een cursus in wonderen

1. De plaats van het werkboek in het leerplan van de Cursus:

Het werkboek is niet Een Cursus in Wonderen, maar vormt slechts een deel van het hele leerplan. Het is zeker niet het theoretisch onderricht van de Cursus. Meteen aan het begin van de inleiding van het werkboek zegt Jezus dat het bestuderen van de tekst noodzakelijk is om de werkboeklessen betekenis te geven. Om te weten wat Een Cursus in Wonderen zegt en onderwijst is dus de tekst aangewezen, niet het werkboek.

Op deze blog kreeg u hier, zowel in de artikelen over de geschiedenis van de afscheiding als in het voorwoord dat de afgelopen dagen gepubliceerd werd, de basis van het onderricht van het tekstboek mee.

Zoals vermeld in de inleiding is het doel van het werkboek het trainen van onze denkgeest volgens de richtlijnen die het tekstboek aangeeft (W. d1. Inl. 1:4) Het werkboek is het trainingsprogramma voor de denkgeest. 

Op verscheidene plaatsen in het werkboek, inclusief in de inleiding ervan, maakt Jezus duidelijk dat het werkboek de toepassing is van de theoretische principes die in het tekstboek behandeld worden (zie hiervoor o.a. W. d1. 39. 1; 2 – W. d1. 132. 5:3-4 – W. d1. 161. 6:2)

Het doel van het werkboek is om ons enerzijds te leren dat we een denkgeest hebben en dat onze gedachten belangrijk zijn, maar vooral dat we een keuze hebben. Dit is een van de belangrijkste thema’s van Een Cursus in Wonderen, een hoofdthema dat doorheen de tekst terug te vinden is en de basis vormt voor het werkboek. 

We hebben de keuze om ofwel te luisteren naar de stem van het onjuist gerichte denken (het ego) of te luisteren naar de stem van het juist gerichte denken (de Heilige Geest). Een van de hoofddoelen dus van het werkboek is om onze denkgeest te trainen om in die richting te denken en te begrijpen dat we een keuzemogelijkheid hebben. Zonder de achtergrond en de theorie die de tekst ons biedt zullen de lessen van het werkboek weinig betekenis hebben.
(wordt vervolgd)

woensdag 11 oktober 2017

Dag 4 van de reis door het werkboek van een cursus in wonderen

Welke manier we ook kiezen – speciale liefde of speciale haat – het resultaat blijft hetzelfde, het onbewuste schuldgevoel blijft. Op zeker niveau blijft het gevoel bestaan dat we verkeerd bezig zijn, dat we de ander onrechtmatig beschuldigd hebben en dat de ander niet verantwoordelijk is voor ons geluk of ongeluk. Het geloof dat wat we aangevallen hebben ons op zijn beurt zal aanvallen blijft bestaan en een tegenaanval lijkt dus bijna niet uit te sluiten:

De tweede vergissing is het idee dat jij iets wat je niet wilt, kwijt kunt raken door het weg te geven. Geven is de manier om het te houden. De overtuiging dat je het uit je innerlijk hebt geweerd door het buiten jou te zien is een totale vervorming van de macht van uitbreiding. Om die reden zijn zij die projecteren waakzaam voor hun eigen veiligheid. Ze zijn bang dat hun projecties zullen terugkeren en hen pijn doen. Door te geloven dat ze hun projecties uit hun denkgeest hebben gewist, geloven ze ook dat hun projecties weer proberen naar binnen te sluipen. Aangezien de projecties hun denkgeest niet hebben verlaten, zijn ze gedwongen zich voortdurend in allerlei activiteiten te storten om dit niet onder ogen te hoeven zien. (T. 7. VIII. 3:6-12)

Deze ‘almaar doorgaande activiteit’ is ons verdedigingssysteem dat speciaal ontworpen is om ons te beschermen voor de aanval die de projectie van de schuld eist. We bewandelen deze wereld dus allemaal met dit verdedigende harnas. Les 15 beschrijft deze cyclus van aanval-verdediging:

Aanval, verdediging – verdediging, aanval, worden de kringloop van de uren en de dagen die de denkgeest binden met zware stalen banden met ijzer bekleed en ze keren slechts terug om van voor af aan te beginnen. Er lijkt geen onderbreking te zijn, noch een eind te komen aan de steeds strakker wordende greep van de kerkering van de denkgeest. (W. d1. 153.3:2-3)

En het lijkt er inderdaad op dat er geen enkele hoop meer is om grip te krijgen op deze dodelijke cyclus die in onze denkgeest gaande is omdat de strategie van het ego, om zijn identiteit te behouden, een triomfantelijk succes is geworden en het erop lijkt dat het zichzelf onfeilbaar heeft gemaakt. Jezus verzekert ons echter dat het plan van het ego niet onfeilbaar is voor God (T. 5. VI. 10:6) omdat er nog steeds een Stem van gezond verstand in ons juist gerichte denken is die ons gedurig aan aanspoort om opnieuw te kiezen.

Het eerste verdedigingsschild is langzaam aan het afbrokkelen. Het geloof dat we spirituele wezens zijn die een menselijke ervaring hebben neemt in onze Westerse cultuur steeds meer toe. Het is een geloof dat blijkbaar nog te behappen valt al heeft men er nooit echt bij stil gestaan dat dit een verdedigingsmiddel van het ego is. Laat staan dat we ervan uit gaan dat deze verdediging een tweede verweer verbergt, nl. schuld en dat de onheilige drie-eenheid van het ego – zonde, schuld en angst - de basis is voor onze menselijke vorm. Zelfs in spirituele kringen is dit nog te hoog gegrepen en wordt dit feit moeilijk aanvaard of helemaal niet erkend. Voor wie geboeid is door de materie van Een Cursus in Wonderen is dit echter wel een gegeven die aanvaard moet worden wil men er alle profijt uithalen die de Cursus ons te bieden heeft. Zoals we zullen zien, naarmate we met het werkboek vorderen, is het doorbreken van deze tweede verdedigingslijn een klus van elke dag, elk uur en soms zelfs elke minuut. Het is een voortdurend alert zijn op onze gedachten.

Het juist gerichte denksysteem van vergeving van de Heilige Geest

Terwijl de manoeuvres van het ego blijven doorgaan is er in onze denkgeest ook nog steeds de liefdevolle aanwezigheid van de Heilige Geest, de herinnering van wie we zijn als Christus. Die Herinnering is onze Leraar. Wanneer het lijden te groot wordt schreeuwen we om een andere manier die ons kan helpen in plaats van het ego (T. 2. III. 3:5-6). Dit is het ogenblik waarop de Heilige Geest wacht. Zijn antwoord is ons helpen onze percepties te veranderen. Door ons tot Hem te wenden biedt Hij ons een andere manier aan om naar de wereld van onze speciale relaties te kijken en leert Hij ons dat de wereld ‘een uiterlijke weergave is van een innerlijke toestand’ (T. 21. Inl. 1:5) Door met ons terug te keren op deze waanzinnige ladder van de afscheiding waarop het ego ons heeft laten afdalen (T. 28. III. 1:2), maakt de Heilige Geest, door onze waarnemingen op een liefdevolle manier om te keren, de tweevoudige strategie van het ego van schuld en projectie ongedaan .  Bijvoorbeeld, wanneer ik merk dat jij mij fysiek of verbaal aanvalt dan heb ik de keuze of ik al dan niet door jouw acties de vrede van God van mij laat afnemen. Ik heb dan wel of geen macht over jouw gedrag, maar ik heb altijd de macht over mijn denkgeest die door niets in deze wereld kan geraakt worden.
Dit herkennen is het doel van vergeving of van het wonder: bewust zijn dat je van de wereld van de vorm terug kan keren naar de denkgeest – de innerlijke toestand (en dat dan ook doen). Gezien het lichaam bewustzijn voor de denkgeest verborgen houdt is er geen andere manier dan onze percepties terug te brengen naar de bron. Eens het probleem teruggekeerd is naar het keuzemakende gedeelte in de denkgeest - die voor schuld had gekozen in plaats van voor de verzoening - kunnen we nu bewust een nieuwe keuze maken. Onze genezen denkgeest breidt dan de waarneming uit van de Heilige Geest – de weerspiegeling van de Eenheid van de Hemel – en kijken we naar een wereld waarin elke Zoon van God hetzelfde onjuist gerichte denksysteem van schuld en haat heeft, hetzelfde juist gerichte denksysteem van vergeving en liefde en dezelfde macht heeft om tussen deze twee te kiezen. 
Daarom, ongeacht de duidelijke verschillen die onder het Zoonschap waar te nemen zijn, laat de
Heilige Geest ons de onderliggende eenheid zien, de gelijkheid die er is voorbij de wereld van verschillen. Vervuld nu met de visie van Christus bewandelen we de wereld en onderwijzen we wat we zelf geleerd hebben door aan onze broeder aan te tonen dat zij dezelfde keuze kunnen maken die wij gemaakt hebben door ook voor de vergeving van de Heilige Geest te kiezen.

Een Cursus in Wonderen legt deze genezende kracht van vergeving uit aan de hand van het principe van oorzaak en gevolg die gesteund is op twee aannames. Ten eerste dat elk gevolg een oorzaak heeft en dat er zonder gevolgen geen oorzaak kan zijn:

Zonder oorzaak kunnen er geen gevolgen zijn en zonder gevolgen is er ook geen oorzaak. De oorzaak wordt oorzaak door haar gevolgen; de Vader is Vader door Zijn Zoon. Gevolgen scheppen hun oorzaak niet, maar vestigen wel haar oorzakelijkheid. (T.28. II. 1:1-3)

En ten tweede, als er iets bestaat dan moet dit een oorzaak hebben (T. 9. IV. 5:5-6). Wanneer jij mij dus aanvalt en ik reageer hier niet op als dat  dit een zonde is, wanneer ik verdedigingsloos blijf en een niet aanvallende houding heb - daarom niet noodzakelijk gedragsmatig – dan toont dit dat jouw zonde geen gevolg heeft en dus geen oorzaak heeft. En wanneer jouw aanval van zonde geen oorzaak heeft dan bestaat hij ook niet. De zonde is dus vergeven.

Wat is nu de juist gerichte waarneming van aanval? Wanneer aanval de verdediging van het ego is tegen de angst voor de schuld in de denkgeest, die zelf een verdediging is tegen de kracht van de denkgeest om te kiezen, dan drukt die aanval angst uit die op zijn beurt een roep voor liefde is die genegeerd werd (T. 12. I. 8:12-13; T. 14. X. 7:1-2). 
Wanneer ik daarom boos ben of van streek, is de oorzaak hiervan niet wat jouw lichaam wel of niet heeft gedaan – de vorm – maar de keuze door mijn denkgeest om boos of van streek te zijn – de inhoud. 
Ik ben niet langer gefocust op het veranderen van het gedrag, maar alleen nog maar op het veranderen van de interpretatie van mijn denkgeest over jouw gedrag – van het doel van de relatie volgens het ego naar het doel zoals de Heilige Geest deze ziet. Dit belicht het contrast tussen magie en het wonder. Het eerste richt zich op het lichaam en de problemen ervan en gaat hier op zoek naar een oplossing, terwijl het doel van de Heilige Geest is onze aandacht te richten op de denkgeest – de bron van het probleem en van de oplossing.

Verdedigingsloos reageren op een aanval die er nooit is geweest is de specifieke uitdrukking van
Gods Antwoord op het nietig, dwaas idee – het prototype voor vergeving – onze aanvallende afscheidingsgedachte heeft geen enkel effect op de Eenheid van Zijn Liefde. Het is inderdaad zo dat God het niet eens opgemerkt heeft omdat het nooit is gebeurd. Het is mogelijk dat in deze wereld onze ogen de aanval zien, maar de genezen denkgeest ziet enkel een roep voor liefde en maakt dus de vergissing van onze broeder niet werkelijk. Hij toont hem eerder dat zijn zonde geen enkel gevolg heeft. Dit nu is de betekenis om de Heilige Geest of Jezus om hulp te vragen. 
Gezien vanuit het standpunt van het hebben van een interne Leraar – de Stem die spreekt over de Verzoening – zijn de rol van de Heilige Geest en van Jezus identiek aan elkaar en worden dus in dit boek door elkaar heen gebruikt. We vragen om Hun hulp om het doel van onze waarneming in de wereld te veranderen van de waarneming van een gevangenis, waar we voortdurend proberen uit te ontsnappen ten laste van iemand anders, naar die van een leerschool waarin onze nieuwe Leraar het leerplan van onze speciale relaties gebruikt om ons te leren hoe we naar de denkgeest kunnen terugkeren waar de oorspronkelijke speciale relatie zijn ontstaan heeft gekregen.

Wanneer onze vergeving compleet is en we de Verzoening voor onszelf aanvaard hebben – onze enige verantwoordelijkheid (T. 2. V. 5:1) – dan gaan we de werkelijke wereld binnen, de term die de Cursus gebruikt voor de toestand van de genezen denkgeest die buiten de droom van de afscheiding van het ego is. Daar wachten we slechts een ogenblik op God die de laatste stap zet waarin Hij ons optilt tot Hemzelf. Op die manier wordt de oorspronkelijke keuze van de Zoon voor het ego ongedaan gemaakt.

(wordt vervolgd)


maandag 9 oktober 2017

Dag 3 van de reis door het werkboek van een cursus in wonderen

Het onjuist gerichte denken van het ego: schuld en aanval.

Eens we in de wereld van het lichaam zijn drukt het denksysteem van het ego zich uit in specifieke, geïndividualiseerde vormen waarvan elke vorm op zijn eigen manier de fundamentele wens van het ego uitdrukt: de afscheiding te behouden die het van God gestolen heeft  en de verantwoordelijkheid hiervan te projecteren op iets of iemand anders. Met andere woorden, we zijn in deze wereld geboren met het verlangen in anderen de zonden te zien die we niet in onszelf willen zien. Op die manier zijn we in staat onze individuele identiteit te behouden en ons los te maken van de zogenaamde zonde.

In dit denksysteem van het ego moet het ene probleem na het andere opgelost worden en is het een voortdurend zoeken naar verschillende manieren om pijn te vermijden en genoegen na te streven. De wereld, waarvan de denkgeest de bron is, wordt een slagveld waaraan geen ontsnappen mogelijk is, een gevangenis van zonde en schuld die we blijkbaar nooit kunnen verlaten. Zo ‘zoeken we bloeddorstig naar zonde’ (T. 19. IV. A. 12:7) – de oorzaak van ons ongemak – om deze waar te nemen in anderen zodat er aangevallen en geoordeeld kan worden. Door dit te doen versterken we onze identificatie met het geestloze van het fysieke bestaan en behouden we het geloof dat wij niet verantwoordelijk zijn voor datgene wat ons overkomt. Dit alles kan samengevat worden in een cyclus van schuld-aanval en aanval-verdediging, die samen het dubbele schild van vergetelheid vormt dat in les 136 ter sprake komt.

We zijn dus in een wereld geboren die tot aan de rand gevuld is met het denksysteem van het ego. Het doel van het geboren worden in een lichaam is om de schuld in de denkgeest te verbergen zodat deze nooit ongedaan kan gemaakt worden. Zoals we reeds gezien hebben maakt deze schuld deel uit van de strategie van het ego om de keuzemogelijkheid van de Zoon weg te houden van een keuze voor de liefdesgedachte van de Verzoening die ook nog steeds in de denkgeest is.

Schuld vormt het eerste schild van vergetelheid van het ego. Maar gezien er behoefte is aan een tweede verdedigingslinie – het tweede schild – overtuigt het ego de Zoon ervan om zijn bestaan in de denkgeest te verlaten en binnen te gaan in een onbewuste staat, de fysieke vorm. Dit is het lichaam dat nu optreedt en als een rookgordijn de denkgeest verbergt - waar de werkelijke bron van het probleem is.  Zo heeft de Zoon de ideale mogelijkheid om keer op keer, van geboorte tot dood, zijn onbewuste schuld te projecteren op anderen en in de aanval te gaan voor de zonde die hij op hun plaatst.
Deze aanvallen kennen twee basisvormen: de speciale haat- en de speciale liefdesrelaties  . Ze vormen de kern van het denksysteem van afscheiding van het ego.

In het werkboek komen deze vormen niet aan bod, maar wordt er wel voortdurend naar verwezen. Ze verdienen daarom hier enige uitleg. De speciale relatie vindt haar oorsprong in het gevoel van een gemis, van gebrek en tekort. Wat gemist wordt is de herinnering aan de Liefde van God, herinnering die uit het bewustzijn is verdwenen. We moeten het stellen zonder het gevoel van onschuld dat volgens het ego door de ander is weggenomen met als gevolg een ervaring van gemis – iemand anders heeft mij beroofd van iets wat mij rechtmatig toebehoort. Op die manier is het dus gerechtvaardigd om terug te nemen wat van mij werd afgenomen (de vierde en vijfde wet van de wetten van de chaos – T23.II.9-12).

De manier om dit geleden verlies terug te krijgen kan twee kanten op: via speciale haat wanneer ik de ander direct aanval. Met andere woorden via mijn projectie beschuldig ik de ander van het stelen en doden, een actie waar ik me - onbewust - schuldig voor voel. Anderzijds kennen we speciale liefde. Terwijl voor het ego de voorkeur uitgaat om iemand ronduit aan te vallen weet het ook dat het soms beter is om onze onschuld opnieuw op te eisen via afhankelijke relaties met mensen die aan onze speciale behoefte voldoen. We proberen dus liefde, aandacht, respect en goedkeuring te krijgen door overeenkomsten te sluiten om zo te krijgen wat wij verlangen en in ruil hiervoor te geven wat zij nodig hebben. En uiteraard bestaat het plan van het ego eruit om zo weinig mogelijk te geven en zoveel mogelijk in de plaats terug te krijgen.

(wordt vervolgd)