maandag 30 oktober 2017

Dag 11 van de reis door het werkboek van een cursus in wonderen

Jezelf niet veroordelen

Het is heel belangrijk om zonder oordeel naar jezelf te kijken over hoe je het werkboek doet zoals wanneer je bijvoorbeeld vaststelt hoe vlug je de les bent vergeten. Wanneer Jezus aanmaant om elk uur aan God te denken, kijk dan maar hoeveel uren er voorbijgaan zonder aan Hem te denken. Wanneer hij zegt om zes minuten per uur aan God te denken kijk dan hoe snel deze tijd voorbij is gegaan zonder maar één keer te denken aan verlossing als je doel. Wanneer de les je vraagt om je dag te beginnen met een vijftiental minuten die je doorbrengt met God, kijk dan zonder oordeel hoe vlug je toegeeft dat dit voor jou nogal lang is, dat je ervoor zorgt dat je het vergeet of hoe je geneigd bent om op je horloge te kijken om te zien of die vijftien minuten nog niet om zijn. Als je de hele dag door aan God zou denken dan verzeker ik je dat Een Cursus in Wonderen niets voor jou is; dan ben je veel verder dan dat.

Als een student van de Cursus kan je beginnen met voorop te stellen dat God wel de laatste persoon is aan wie je zou willen denken, dat de Heilige Geest wel de laatste zou zijn van wie je zou willen hebben dat Hij je Leraar is en dat Jezus vast en zeker de laatste zou zijn met wie jij je zou willen verbinden want als je echt zou willen dat hij de hele tijd bij je zou zijn, dan zou hij ook de hele tijd bij je zijn. Je zou voortdurend zijn liefde ervaren waardoor je zou toestaan om, zonder uitzondering, deze liefde uit te breiden naar iedereen. En, nogmaals, je zou zijn cursus niet nodig hebben.

Jezus verwacht van ons niet dat we hem met open armen ontvangen en ook niet dat we zijn tekst- en werkboek verwelkomen. En hij verwacht van ons zeker niet dat wij geloven dat wij enig kind zijn van een Vader die van ons houdt. Als we dit echt zouden geloven dan zouden we hier zelfs niet zijn.

Onopgeloste kwesties met God, de Heilige Geest, Jezus.

Herinner je dat de onderliggende gedachte voor het fysieke universum en van ons schijnbaar bestaan hier is dat God ons zal komen halen en we vernietigd zullen worden. Wanneer we geloven dat God ons te pakken zal krijgen, dan zijn we er ook zeker van dat de Heilige Geest de ‘generaal’ is van God, door God gezonden om ons op het slagveld van de denkgeest te vernietigen. We besteden daarom liever onze tijd niet aan de lessen van de Heilige Geest, laat staan dat we Hem kiezen als onze Leraar. Daarom hebben wij behoefte aan een ‘mindtrainingsprogramma’ die ons leert gedisciplineerd op een andere manier te denken, die ons leert dat we de keuze hebben om ofwel de Heilige Geest te zien als onze vijand ofwel als onze Vriend. Dit moet ons geleerd worden omdat we dit niet geloven. We zouden kunnen stellen dat het doel van het werkboek is ons te leren wat we niet weten.

Als je naar de universiteit zou gaan en je vertelt de professor op de allereerste dag dat je de opdrachten niet hoeft te doen of de praktijklessen niet hoeft bij te wonen dan zou het maar niet meer dan logisch zijn dat de professor je zou vragen wat je dan wel komt doen. Dat Jezus ons dit zegt is net zo logisch. Als jij gelooft dat je zomaar de Heilige Geest kan horen dan verzeker ik je dat je de Cursus niet nodig hebt, wiens doel het is jou te helpen begrijpen hoe bang je wel bent van je Leraar en dat je Hem eerder haat omdat Hij de Liefde vertegenwoordigd waarvan jij denkt dat je ertegen gezondigd hebt. Vooraleer je bij de Liefde kan komen die je zowel hebt als bent, is het nodig dat je eerst je egogedachten over jezelf, over de Heilige Geest en over God ziet. Het werkboek biedt de hulp om het proces van het afleren van het egodenksysteem te starten.

Om het met andere woorden te zeggen, in relatie tot het werkboek moeten wij onszelf observeren en zien hoe wij handelen in onze speciale kwesties, precies zoals wij dit doen met anderen met wie we leven en werken. Hierin is geen verschil.

Bijna iedereen in de Westerse wereld, ook de meesten die werken met Een Cursus in Wonderen hebben onopgeloste kwesties met Jezus. Met andere woorden, bijna iedereen heeft een autoriteitsprobleem met Jezus. De wereld is de expressie van ons autoriteitsprobleem met God, namelijk: ‘Wie is de Schepper van mijn realiteit? God of ik?’
Wanneer God de Schepper is van mijn werkelijkheid heb ik geen zaken meer met mijn ego en is zijn denksysteem van afscheiding een leugen, maar als ik de maker ben van mijn realiteit zet dit God buiten spel. Het is ‘de één of de ander’.
En het ontvluchten van het idee dat we ons de plaats van God hebben toegeëigend is de reden waarom wij de wereld gemaakt hebben. Het vertegenwoordigt de belichaming van het autoriteitsprobleem. Het gevolg hierop is dat gezien in de Westerse wereld Jezus het symbool is voor de Liefde van God en als wij als studenten van de Cursus geloven dat deze Cursus van hem afkomstig is we de auteur ervan op dezelfde manier behandelen als de Schepper van onze realiteit.

Er zijn verschillende manieren waarin we ons autoriteitsprobleem doorvoeren. Een ervan is om deze autoriteit te doden en op een of andere manier hebben we dit allemaal gedaan. We gaan bijvoorbeeld aan de slag met het werkboek, voelen weerstand tegen wat het zegt en spreken het daarom tegen.

Een subtieler manier is veranderen wat de Cursus zegt. Zo luisteren we niet naar wat de Cursus zegt, maar wat wij willen dat hij zegt. Wanneer de autoriteit zegt: doe deze werkboekles en denk 5 minuten van elk uur aan God dan doen we bijvoorbeeld ons autoriteitsprobleem gelden door dit niet 5 minuten te doen, maar 4,5 minuut of 2,5 of een aantal keer over te slaan. Hiermee willen we de spot drijven met de autoriteit, zetten onze duim op de top van de neus en gaan ook nog een beetje met de andere vingers wuiven en zeggen: ‘Ik zal mij aan jou niet onderwerpen. Jij hoeft me niet zeggen wat mij vandaag te doen staat.’

Dit levert ons wel een conflict op gezien er een ander deel in ons is die duidelijk wel het gezag van de Cursus respecteert, anders zouden we de cursus niet bestuderen. Een conflict met ons Zelf dat weet dat deze wereld niet echt onze ‘thuis’ is en ook weet dat we zonder hulp deze wereld niet kunnen verlaten . Dat Jezus en dan meer in het bijzonder zijn cursus, deze hulp vertegenwoordigd.
Enerzijds is er in ons een deel die deze hulp wil, terwijl een ander deel er bang voor is. We kunnen leren dit conflict in ons te identificeren door vast te stellen hoe we omgaan met het werkboek.

Een andere uitdrukking van dit autoriteitsprobleem is om exact datgene te doen wat de autoriteit wil dat we doen. Dit is de hiervoor genoemde gedwongenheid om het werkboek perfect te doen. In dit geval is er nog steeds dat deel dat het gezag haat, maar er anderzijds bang voor is. We haten hem omdat hij sterker is, krachtiger en wijzer. En er is het andere deel van ons dat zelfs nog banger is van het feit dat hij ons zal straffen als wij het niet op de correcte manier doen en daarom maar beter doen wat hij zegt. Dat gebeurt wanneer Een Cursus in Wonderen een religie wordt en we alle rituelen die we als kinderen geleerd hebben overnemen op het werkboek die nu zoiets als de bijbel wordt waarbij rituelen die ons leven moeten bepalen verdergezet worden.

Nogmaals, vaststellen hoe we omgaan met het werkboek kan een projectieve test zijn om ons te helpen in te zien hoe we omgaan met Jezus, de Heilige Geest, God en uiteraard met alle gezaghebbende figuren. 

(wordt vervolgd)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten