maandag 30 oktober 2017

Dag 6 van de reis door het werkboek van een cursus in wonderen

Taalgebruik: vorm en inhoud

Voor we beginnen zijn er nog een aantal raadgevingen die, wanneer ze niet gevolgd worden, studenten op een dwaalspoor kunnen brengen wat kan leiden tot het verkeerd begrijpen van de leer van de Cursus. Eén van die raadgevingen heeft te maken met het taalgebruik van het werkboek. Het is je misschien al opgevallen dat Jezus niet altijd consistent is in zijn taalgebruik. Woorden worden in een deel op één manier gebruikt en in een ander deel op een andere manier. Hij is echter wel consistent wat betreft de inhoud. De vorm echter, waarin deze inhoud wordt weergegeven, is niet altijd gelijk. Vooral in het werkboek is dit het geval.

Een duidelijk voorbeeld, kan je terugvinden in les 193 ‘Alles is een les die God mij graag ziet leren’ daar waar Jezus de term God gebruikt, maar eigenlijk de Heilige Geest bedoelt. In het begin van deze les maakt Jezus reeds duidelijk dat het niet God is die onderwijst en dat Hij geen weet heeft van leren omdat leren enkel voorkomt in een afgescheiden, dualistisch denken. God is een Geest van complete eenheid. Daarom valt er in de Hemel niets te leren, is er geen onderwijs of hoeft er in de Hemel niets geleerd te worden, wat wil zeggen dat er hier in deze wereld geen onderwijs of leerstof kan zijn die van God afkomstig is. Wat Jezus in deze les meegeeft is dat alle dingen een les zijn die de Heilige Geest wil dat we leren want het is de Heilige Geest die constant, in alle drie de boeken, aangeduid wordt als onze Leraar. Niet God is onze Leraar, want onze Schepper heeft geen weet van onderwijs en van het feit dat Zijn Zoon behoefte heeft aan leren.

Er zijn nog andere voorbeelden in het werkboek. Bijvoorbeeld les 71.9 zegt duidelijk dat wij God moeten vragen wat ons te doen staat hoewel er verder in les 183.7 wordt gezegd dat God zelfs niet weet dat wij vragen.

In punt 21 van het Handboek der leraren ‘Wat is de rol van woorden bij genezing?’ maakt Jezus duidelijk dat God woorden niet hoort omdat woorden gemaakt zijn om ons van Hem af te scheiden. Woorden worden gebruikt om elkaar in een dualistische wereld te begrijpen. God heeft geen weet van woorden, hoort geen woorden of beantwoord geen gebeden omdat als Hij dat zou doen Hij de illusie werkelijk zou maken. Waarom zegt Jezus ons dan dat wij God moeten vragen? Waarom spendeert hij in alle werkboeklessen van deel 2, van les 221 tot 360, aan het geven van gebeden tot God de Vader hoewel hij ons elders vertelt dat onze Schepper niet eens weet van ons bestaan?
Het antwoord is dat Een Cursus in Wonderen spreekt over het luisteren naar de Heilige Geest van Wie, door de hele Cursus heen, gesproken wordt als de Stem namens God. Merk hierbij wel op dat de Heilige Geest nooit vernoemd wordt als de Stem van God. De Heilige Geest wordt omschreven als de Stem die spreekt namens God en niet letterlijk als Gods Stem. Niettemin worden wij herhaaldelijk herinnerd, vooral in het werkboek, om God om hulp te vragen.
In les 71 wordt ons heel specifiek gezegd aan onze Vader te vragen wat wij moeten doen, dan stil te zijn en Zijn Antwoord af te wachten.

Samengevat nu, op het niveau van de vorm kan je tientallen inconsistenties en tegenstrijdige verklaringen vinden, maar niet op het niveau van de inhoud. Het is belangrijk dat je dit weet wanneer je het werkboek doet.

Wanneer je begint met de Cursus en je start met het werkboek, dan is het heel goed mogelijk dat je dit niet eens opmerkt of er zelfs niet bij stilstaat. Maar als je werk met de Cursus zich over de jaren heen verdiept zal het je waarschijnlijk wel duidelijk worden dat deze termen niet altijd letterlijk genomen moeten worden. Vele van deze uitdrukkingen dienen gezien te worden als een metafoor, in het bijzonder de beeldspraken die bedoeld zijn om ons te treffen in de dualistische wereld waarin we denken te wonen.

(wordt vervolgd)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten