maandag 30 oktober 2017

Dag 2 van de reis door het werkboek van een cursus in wonderen

Deze eerste ronde is gewonnen door het ego. Toch herkent het ego hierbij de enorme bedreiging die boven zijn hoofd hangt. Het weet dat het zijn bestaan te danken heeft aan de keuze van de Zoon. Het stelt echter tot zijn verbijstering vast wat er kan gebeuren als de Zoon van gedachte zou veranderen en dus een andere keuze zou maken. Zonder dit geloof – dat in de denkgeest van de Zoon aanwezig is – kan het ego niet bestaan. Het ontwikkelt daarom een plan waarbij zijn illusoire bestaan in de denkgeest van de Zoon behouden blijft.
Het is een overlevingsstrategie die op volgende logica is gebaseerd:
- het bestaan van het ego is gesteund op het geloof door de Zoon in het ego als gevolg van de keuze die hij gemaakt heeft. Het wordt de ondergang van het ego als de Zoon van gedachte veranderd.
- Wanneer hij daarom de Zoon onbewust maakt, wat er op neer komt dat hij er voor moet zorgen dat hij vergeet dat hij een denkgeest heeft, hoeft het ego niet langer te vrezen dat de Zoon opnieuw zou kiezen.
- Het enige wat het ego moet doen is de Zoon ervan te overtuigen dat het beter is om als het ware denkgeestloos te zijn, met andere woorden dat er geen keuzemogelijkheid is. Pas dan zal de Zoon zich realiseren dat er niets anders op zit dan de denkgeest te verlaten om er nooit meer naar terug te keren.

Concreet komt het er op neer dat de keuze tegen de Heilige Geest een keuze is tegen God en tegen Zijn Liefde, een keuze die de eenheid van de Hemel uitwist, waarbij God opgeofferd wordt zodat de ego-zoon zou kunnen leven. Deze beslissing waarbij God wordt afgewezen noemt het ego ‘zonde’.  De afscheiding van God is een zondig feit. Zondig omdat hierdoor de Zoon het leven van God heeft genomen en dit in zichzelf heeft gestopt. Door deze moord op de Vader, die gepaard gaat met de ontkenning van Christus, is de Zoon nu een individu geworden, afgescheiden, uniek, speciaal en eigenaar van het leven dat God nu moet ontberen. Het prijskaartje hiervoor is dat de afscheiding van de Zoon en het ontstaan van zijn individuele zelf voor eeuwig en altijd gelijkgesteld is met zonde. Hij bestaat niet alleen als een individu, hij is nu een zondig individu.

Ik wil nu even afdwalen, maar onthoud dit dat naarmate deze mythe zich ontwikkelt en vanaf het punt dat de Zoon voor het ego kiest en tegen de Heilige Geest,  hij enkel nog de stem van de afscheiding hoort en niet langer de Stem van de Verzoening. Omdat hij dus alleen nog maar de stem van het ego hoort moet de Zoon noodgedwongen wel geloven dat de stem van het ego God is, dat zijn woorden waar moeten zijn omdat er geen andere stem is die een tegengestelde visie biedt. De Zoon weet dus alleen maar af van wat het ego hem vertelt. Dit verklaart het collectieve geloof in de waanzin van het ego.

Het geloof door de Zoon in deze ‘zondige daad’ leidt tot een schuldgevoel, het psychisch ervaren van zondigheid: ik heb niet alleen iets verschrikkelijks gedaan, ik ben nu dat verschrikkelijk iets. Mijn identiteit als een afgescheiden zelf is zondig, ik ben datgene geworden wat ik gedaan heb, ik heb gezondigd en ben nu onweerlegbaar een zondaar.

Het doel van het ego is de Zoon erin doen geloven dat hij zijn denkgeest moet verlaten. De eerste stap in deze richting is de Zoon van God ervan te overtuigen dat hij een afgescheiden, zondig en schuldige entiteit is. Het feit dat hij bestaat bewijst zijn zonde. Het ego heeft hem immers verteld dat hij alleen maar kon bestaan aan de hand van de zonde, nl. God ten behoeve van hemzelf te vernietigen. Zo is het concept dat de Zoon van zichzelf heeft niet langer dat hij de mogelijkheid tot kiezen heeft, maar enkel dat hij een afgescheiden, zondig en schuldig zelf is.

En het ego gaat verder met zijn duivelse magie en zegt tegen de Zoon: ‘Ondanks jouw moorddadige zonde tegenover jouw Schepper is God toch niet helemaal vernietigd. Het is zelfs zo dat Hij nog steeds leeft en nu wraakzuchtig op zoek is naar jou zodat Hij wat jij van Hem gestolen hebt, terug kan nemen. In de woorden van de Cursus klinkt dit zo:

Jij hebt je de plaats van God toegeĆ«igend. Denk niet dat Hij dat vergeten is’ … En nu is er geen hoop meer. Behalve om te doden. Dit is nu verlossing. Een boze vader achtervolgt zijn schuldige zoon. Doden of gedood worden dat is hier immers de enige keus. Daarbuiten is er geen want wat gedaan werd kan niet ongedaan worden gemaakt. De bloedvlek kan nooit worden verwijderd en ieder die deze smet op zich draagt moet de dood smaken.  (HvL.17.7:3, 7-13)

De mythe van het ego is dus een nachtmerrie geworden -  compleet onwerkelijk doch echter niet in ons bewustzijn.

Hieruit valt ook het principe af te leiden dat zonde en schuld om straf vragen. De Zoon heeft gezondigd tegenover God, waarvan zijn schuldgevoel getuige is, een schuldgevoel dat leidt tot een gevoel dat hij straf verdient, een gevoel van angst voor de vergelding van God. Als de Zoon daarom niet snel handelt is het onvermijdelijk dat God hem zal vernietigen, de oorsprong van het geloof in dood, ik heb God van het leven beroofd dus is het Zijn goed recht dat Hij het leven van mij ontneemt en mij levenloos achterlaat.

Wanneer God mij het leven heeft ontnomen dan heeft Hij het en ik niet meer – het principe van de een of de ander: om te kunnen winnen moet er iemand anders of iets anders hiervoor opgeofferd worden. De keuze is dus of een afgescheiden Zoon of een levende God van Eenheid. Wanneer God het leven heeft dan is er geen ego; wanneer ego het leven heeft, dan is er geen God.

Op die manier heeft het ego zijn plan heel slim georkestreerd. In de denkgeest van de Zoon is nu een strijd ontstaan waarin hij hopeloos op moet boksen tegen zijn Schepper. Wanneer de Zoon dus in deze beangstigende denkgeest zou blijven, de denkgeest die de woning is geworden van zijn zondige afscheiding en met schuld beladen individualiteit, dan mag hij er zeker van zijn dat hij vernietigd zal worden. En het mag duidelijk zijn dat de bedoeling van dit complot van het ego is om de Zoon ervan te overtuigen om op vrijwillige basis zijn denkgeest te verlaten en om er nooit, maar dan ook nooit meer naar terug te keren. Terugkeren staat gelijk aan vernietiging.


Kenmerkend voor de basis van de afgescheiden denkgeest zijn zonde, schuld en angst voor de dood. De Zoon heeft blijkbaar geen andere keuze dan tegen het ego, zijn enige ‘vriend’ te zeggen: ‘Ik geloof alles wat je zegt. Help me nu alsjeblief want als ik nog een moment langer in de denkgeest blijf dan besta ik niet langer.’ En het ego zegt met woorden die gedrenkt zijn in zoetigheid en bezorgdheid: ‘Ik ken een geweldig plan voor jouw redding, vertrouw nu maar verder op mij, de manier om hieraan te ontsnappen is door deze plek (de denkgeest) te verlaten.’

Psychologisch gezien noemt men dit ‘projectie’. Door projectie wordt datgene waarvan we geloven dat het zich in de denkgeest bevindt, buiten de denkgeest geplaatst. De inhoud van de denkgeest gooien we van ons af in het magische geloof dat het zich nu veilig buiten ons bevindt. De projectie van de gedachte van afscheiding, individualiteit, zonde, schuld en angst resulteert in een fysieke wereld van afscheiding, individualiteit, zonde, schuld en angst. Het is de wereld van de lineaire tijd geworden en is de versie van de Cursus voor de Big Bang die door vele wetenschappers gezien wordt als het ontstaan van het universum.

Projectie doet niet alleen een wereld van afscheiding ontstaan, maar ook een gefragmenteerde wereld.
Wanneer het denksysteem van het ego geprojecteerd werd uit de denkgeest van de afgescheiden Zoon, spatte dit uiteen in een niet te benoemen aantal delen, een beetje te vergelijken met wanneer een glas in duizenden stukjes breekt. Elk fragment is uniek maar bevat tegelijkertijd dezelfde chemische kenmerken van het glas. Gezien vanuit het standpunt van het Zoonschap bracht deze fragmentatie een quasi oneindig aantal Zonen voort, elk ervan gevormd in een individuele uitdrukking van deze inhoud van afscheiding in de gespleten denkgeest.

En niettegenstaande al deze vormen de totaliteit van het universum omvatten – bezield of onbezield – beperken we onze bespreking enkel tot de vorm die wij vooral kennen als de homo sapiens, het zelf van de Zoon die ingebouwd is in een menselijk lichaam. Dit brengt ons naar niveau twee – de twee manieren om te kijken naar het lichaam en zijn wereld. 

(wordt vervolgd)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten