vrijdag 29 juni 2018

Les 46 - God is de Liefde waarin ik vergeef.


Voor het eerst in de lessenreeks zien we een belangrijke bespreking over vergeving.

(1:1-3) God vergeeft niet omdat Hij nooit veroordeeld heeft. En er moet veroordeling zijn voordat vergeving nodig is. Vergeving is de grote noodzaak van deze wereld, maar dat komt omdat ze een wereld van illusies is.

Zoals we later zullen zien houdt Jezus zoveel van deze eerste zin dat hij ze woordelijk opnieuw gebruikt in de herhalingsles. Vergeving heeft in de Hemel geen plaats, maar enkel in de droom die begonnen is met de veroordelende gedachte van zonde en zal eindigen met het ongedaan maken ervan door vergeving, de weerspiegeling van de Liefde. Er moet eerst veroordeling zijn voor er vergeving nodig is, wat van vergeving een illusie maakt omdat vergeving corrigeert wat nooit heeft plaatsgevonden. Gezien God de illusie niet erkent (omdat Hij dat niet kan), kan Hij de illusie ook niet corrigeren. In de Hemel is er geen behoefte aan.

(1:4-5) Zij die vergeven, bevrijden zichzelf zo van illusies, terwijl zij die nalaten te vergeven, zich daaraan binden. Zoals jij alleen jezelf veroordeelt, zo vergeef jij ook alleen jezelf.
Jezus maakt hier duidelijk dat vergeving niets te maken heeft met wie of wat dan ook waarvan we denken dat dit buiten ons is. Het doet zich voor in het kader van een relatie die we werkelijk gemaakt hebben, maar waarvan we moeten herkennen dat wat we vergeven een projectie is van een schuld die we zelf niet willen, om nog maar niet te spreken van onze verantwoordelijkheid voor de pijnlijke situatie. De lessen 196, 197 en 198 gaan dieper in op dit essentiële feit, zoals hun titels al suggereren:

Ik kan alleen mijzelf maar kruisigen. (196)
Ik kan alleen maar mijn eigen dankbaarheid oogsten. (197)
Alleen mijn veroordeling verwondt me. (198)

(2:1) Maar alhoewel God niet vergeeft, is Zijn Liefde toch de basis voor vergeving.

Vergeving is een dus een juist-gerichte gedachte die de werkelijke gedachte van liefde in onze Christusdenkgeest weerspiegeld.

(2:2-3) Angst veroordeelt en liefde vergeeft. Vergeving maakt zodoende ongedaan wat door angst is voortgebracht en laat de denkgeest terugkeren tot het gewaarzijn van God.
Het juiste denken of vergeving maken het onjuiste denken van angst en haat ongedaan. Wanneer het juiste denken het onjuiste denken ongedaan maakt dan zullen beide verdwijnen. Wat overblijft is het gewaarzijn van God. Ik leg er nog eens de nadruk op dat Een Cursus in Wonderen geen onderricht is over de waarheid, maar een lering in het ongedaan maken van de blokkades van de waarheid, een proces de herinnering aan God in onze slapende denkgeesten toelaat door te dringen en ons uiteindelijk doet ontwaken uit de nachtmerrie van het ego van een wereld van schuld en angst.

(2:4-5) Hierom kan vergeving werkelijk verlossing worden genoemd. Het is het middel waardoor illusies verdwijnen.

Verlossing is in Een Cursus in Wonderen de correctie voor ons geloof in zonde door middel van vergeving. Het is het veranderen van de denkgeest van de illusie van afscheiding naar de waarheid van de Verzoening.

(3) De oefeningen van vandaag vragen minstens drie oefenperioden van een volle vijf minuten, en zo veel mogelijk korte toepassingen. Begin de langere oefenperioden zoals gewoonlijk door het idee van vandaag bij jezelf te herhalen. Sluit hierbij je ogen en gebruik een minuut of twee om je denkgeest af te zoeken op mensen die jij niet vergeven hebt. Het doet er niet toe ‘hoezeer’ je hen niet hebt vergeven. Je hebt hen helemaal vergeven of helemaal niet.

Dit is een uitdrukking binnen de droom over het alles-of-niets idee. In onze ervaring vergeven we niet totaal, we vergeven een klein beetje hier en een klein beetje daar, we vergeven de ene persoon, maar de andere niet. Deze passage zegt ons nochtans dat wanneer we op die manier vergeven we er nog niet klaar mee zijn. Vergeving moet totaal zijn, ander is ze niet werkelijk. Dit alles-of niets idee heeft een vergelijkbare uitdrukking in de volgende uitspraak over Een Cursus in Wonderen zelf: ‘Deze cursus wordt in zijn geheel geloofd of helemaal niet.’ (T. 22. II. 7:4)

(4) Als je de oefeningen goed doet, zal het jou niet moeilijk vallen een aantal mensen te vinden die je niet vergeven hebt. Je mag er gerust van uitgaan dat iedereen die je niet mag, een geschikt onderwerp vormt. Noem ieder bij naam en zeg:
God is de Liefde waarin ik jou, [naam], vergeef.

Dit is de eerste van verschillende oefeningen waarin Jezus ons vraagt ons te identificeren met mensen waar we de keuze gemaakt hebben ze niet te vergeven. Later zullen we gevraagd worden om deze categorie uit te breiden en hen waarvan we geloven dat we van houden ook in te sluiten. Een belangrijk onderricht in de tekst is dat speciale liefde en speciale haat hetzelfde zijn, slechts verschillend in de vorm maar uit dezelfde basisinhoud van de afscheiding. We moeten dus iedereen vergeven omdat iedereen – vriend of vijand – als afgescheiden van onszelf wordt waargenomen.

(5:1) De bedoeling van de eerste fase van de oefenperioden vandaag is jou in staat te stellen jezelf te vergeven.

Alles waar deze Cursus om draait is om ‘jezelf vergeven’. Ik denk dat ik iemand buiten mij vergeef, maar in werkelijkheid vergeef ik mezelf. Het is onnodig te zeggen dat deze gedachte het centrale thema is van Een Cursus in Wonderen. Het weerspiegelt de dynamiek van de projectie waarin we de schuld die we niet binnen onszelf kunnen accepteren in anderen buiten ons zoeken. En eens we de schuld hebben geprojecteerd zijn we ons niet langer gewaar van de aanhoudende aanwezigheid ervan in onze denkgeest en die in alle opzichten onder de dubbele bescherming voor vergetelheid is vergeten. (Wd1. 136. 5:2) – het geloof van schuld in onszelf (het denken) en in anderen (het lichaam). Enkel door het erkennen van de niet vergevingsgezindheid van een ander kunnen we geleid worden naar de niet-vergevingsgezindheid van onszelf en voorbij dat naar de Verzoening die ons terugbrengt naar de Liefde die we nooit verlaten hebben. De volgende regels vertegenwoordigen een variatie aan uitspraken die een suggestie vormen voor ons oefenen gedurende de dag.

(5:2  - 6:7) Nadat je het idee hebt toegepast op al degenen die in je denkgeest zijn opgekomen, zeg je tegen jezelf:
God is de Liefde waarin ik mezelf vergeef.
Besteed dan de rest van de oefenperiode eraan om verwante ideeën toe te voegen, zoals:
God is de Liefde waarmee ik mezelf liefheb.
God is de Liefde waarin ik gezegend ben.
De vorm van de toepassing kan aanmerkelijk variëren, maar het centrale idee moet niet uit het oog worden verloren. Je zou bijvoorbeeld kunnen zeggen:
Ik kan niet schuldig zijn, want ik ben een Zoon van God.
Ik ben reeds vergeven.
Angst is onmogelijk in een denkgeest die door God wordt bemind.
Het is niet nodig aan te vallen, want liefde heeft mij vergeven.
De oefenperiode dient echter te eindigen met de herhaling van het idee van vandaag zoals dat oorspronkelijk is gegeven.

Wanneer we deze oefeningen correct uitvoeren zullen we in toenemende mate in staat zijn nota te nemen van onze egogedachten van afscheiding en speciaalheid en deze snel naar de liefde te brengen die het Zoonschap als een omhelst en die tegelijkertijd onze gedachten van schuld, angst en aanval ongedaan maakt. Dit wordt in de laatste alinea van deze les herhaald waar Jezus opnieuw de nadruk legt om het idee van de dag, net zoals de variaties erop, te gebruiken telkens we geneigd zijn om voor het ego in plaats van voor de Heilige Geest te kiezen.

(7) De korte oefenperioden kunnen ofwel bestaan uit een herhaling van het idee voor vandaag in zijn oorspronkelijke of in een verwante vorm, al naargelang je voorkeur. Zorg er echter voor dat je het meer specifiek toepast, mocht dat nodig zijn. En dat zal nodig zijn op elk moment van de dag waarop jij je bewust wordt van enigerlei negatieve reactie op iemand, al dan niet aanwezig. Zeg hem in dat geval in stilte:
God is de Liefde waarin ik jou vergeef.

Jezus vraagt ons hier opnieuw om ons bewust te zijn van welke negatieve reactie dan ook, groot of klein en deze reacties dan naar de lesgedachte van de dag te brengen. Dit proces vraagt grote waakzaamheid en ijver. Ik herinner me nu de bekende grap: een verdwaalde New Yorker vraagt iemand hoe hij de Carnegie Hall kan bereiken, een legendarisch concert auditorium. De ander antwoord: oefenen, oefenen, oefenen.

woensdag 27 juni 2018

Les 45 – God is de Denkgeest waarmee ik denk. – deel 3


(8:1-4) Op deze Grondslag nu zijn de oefeningen voor vandaag gericht. Hier is jouw denkgeest verenigd met de Denkgeest van God. Hier zijn jouw gedachten een met de Zijne. Voor dit soort oefening is maar één ding nodig: benader het zoals je een altaar benaderen zou dat in de Hemel aan God de Vader en God de Zoon is gewijd.

Jezus dringt erop aan om deze lessen serieus te nemen en blijft ons eraan herinneren waarom we ze doen. Wanneer we ze niet toepassen nemen we ze echter niet au serieux. Daarom is waakzaamheid belangrijk. In de tekst legt Jezus uit dat een altaar een toewijding is:

Zowel Hemel als aarde zijn in jou, omdat de roep van beide in je denkgeest aanwezig is. De Stem namens God komt vanuit je eigen altaar voor Hem. Zo’n altaar is geen ding, het is een toewijding. Maar je kent nu ook andere toewijdingen. Jouw verdeelde toewijding heeft je de twee stemmen bezorgd en jij moet kiezen aan welk altaar je dienen wilt. Welke roep je nu beantwoordt is een waardeoordeel, omdat het een beslissing is. De beslissing is uiterst eenvoudig. Ze wordt genomen op grond van welke roep voor jou de meeste waarde heeft. (T. 5. II. 8:5-12)

En zo krijgen we de opdracht te herkennen welke roep voor ons de belangrijkste is.  Het is ons oefenen en onze waakzaamheid dat wat we werkelijk willen zal versterken.

(8:5-7) Want zodanig is de plaats die jij probeert te bereiken. Je zult waarschijnlijk nog niet in staat zijn te beseffen hoe hoog jij tracht te reiken. Maar zelfs met het kleine beetje inzicht dat je al verworven hebt, zou je in staat moeten zijn jezelf voor te houden dat dit geen loos spel is, maar een oefening in heiligheid en een poging het Koninkrijk der Hemelen te bereiken.

We worden eens te meer gevraagd ons het belang van deze lessen te herinneren. Ze zijn de praktische en specifieke toepassingen van de principes in de tekst. De oprechtheid in ons verlangen om terug naar huis te gaan zal weerspiegeld worden in de verbinding die we aangaan met het onophoudelijk oefenen. Dus zegt Jezus in de eerste zin van de negende alinea:

(9:1) Probeer in de korte oefenperioden vandaag te onthouden hoe belangrijk het voor jou is om de heiligheid te begrijpen van de denkgeest die denkt met God.

Door dit voortdurend te benadrukken zou het belang van deze lessen duidelijk moeten zijn. We zullen verderop zien hoe dit belang wordt gemeten aan de hand van onze bereidwilligheid afstand te nemen van onze investering in onze speciaalheid.
De les eindigt met dit laatste pleidooi van Jezus om niet langer voor onze ego-gedachten te kiezen, maar voor de herinneringen aan de Gedachten die we delen met God:

(9:2-4) Neem een minuut of twee, wanneer je vandaag het idee herhaalt, om de heiligheid van jouw denkgeest te waarderen. Neem afstand, al is het nog zo kort, van alle gedachten die Hem wiens gastheer jij bent, onwaardig zijn. En dank Hem voor de Gedachten die Hij met jou denkt.

Dankbaarheid is een belangrijk thema in Een Cursus in Wonderen en een waar we dikwijls zullen naar terugkeren. De kern van deze dankbaarheid is dat God nooit opgehouden heeft te zijn Wie Hij is, ondanks al onze waanzinnige pogingen om Hem te veranderen.

maandag 25 juni 2018

Les 45 – God is de Denkgeest waarmee ik denk. – deel 2


(4:1-2) Onze drie oefenperioden voor vandaag, elk van vijf minuten, zullen dezelfde algemene vorm hebben die we bij de toepassing van het idee van gisteren hebben gebruikt. We zullen ernaar streven het onwerkelijke achter ons te laten en te zoeken naar het werkelijke.

We vinden de waarheid (het werkelijke) door eerst de illusie te vinden (het onwerkelijke) en het dan los te laten.

(4:3-6) We zullen de wereld afwijzen ten gunste van de waarheid. We zullen ons niet door de gedachten van de wereld laten tegenhouden. We zullen ons niet door de overtuigingen van de wereld laten vertellen dat het onmogelijk is wat God van ons wil. We zullen in plaats daarvan proberen in te zien dat alleen wat God van ons wil mogelijk is.

De manier waarop we de waarheid en wat werkelijk is zoeken is door het onwerkelijke te ontkennen door samen met Jezus naar onze onwerkelijke gedachten te kijken. Wanneer we met hem naar onze oordelen, haat en schuld kijken dan kunnen ze verdwijnen en blijft enkel de waarheid achter. Het is het proces van kijken dat naar genezing leidt. Door niet te kijken naar onze schuld houden we de schuld intact. Dat is immers de functie van de wereld en het lichaam: ons weghouden van het naar binnen kijken. Wanneer we daarom zonder schuld of oordeel naar onze beslissing om schuldig te zijn kijken wordt dit ongedaan gemaakt en wordt de stof van een stevige granieten muur – zwaar, ondoorzichtig en ondoordringbaar – omgevormd tot een breekbare sluier die geen kracht bezit om het licht tegen te houden (T. 18. IX. 5:2-4).

(5) We zullen ook proberen te begrijpen dat wij alleen datgene willen doen wat God van ons wil. En we zullen ook proberen ons eraan te herinneren dat we niet kunnen falen in de uitvoering van wat Hij van ons wil. Er is alle reden vertrouwen te hebben dat we vandaag zullen slagen. Het is de Wil van God.

Jezus herinnert ons hier aan het doel van het bestuderen van het werkboek en zijn cursus en doet opnieuw een oproep voor een juist-gerichte motivatie: dat we zijn lessen willen leren omdat wij ons beter zullen voelen.

(6) Begin de oefeningen voor vandaag door het idee bij jezelf te herhalen, terwijl je daarbij je ogen sluit. Neem dan een vrij korte tijd om een paar toepasselijke gedachten van jezelf erbij te denken, terwijl je het idee in je aandacht vasthoudt. Nadat je zo’n vier of vijf gedachten van jezelf aan het idee hebt toegevoegd, herhaal je het nogmaals en zeg je rustig tegen jezelf:

Mijn werkelijke gedachten zijn in mijn denkgeest. Ik wil ze graag vinden.

Probeer dan aan alle onwerkelijke gedachten die de waarheid in jouw denkgeest bedekken voorbij te gaan en het eeuwige te bereiken.

De weg waardoor we het eeuwige zullen bereiken is via de onwerkelijke gedachten die we naar de werkelijke gedachten van de Heilige Geest brengen. We zullen God vinden door doorheen het egodenksysteem te gaan dat begint met de ervaring van onszelf als lichaam. Vervolgens zullen we ons realiseren dat het lichaam een projectie is van de onwerkelijke gedachten van de denkgeest van afscheiding, speciaalheid en schuld en dit brengt ons naar de werkelijke gedachten van de Heilige Geest om dan te verdwijnen en enkel de waarheid achter te laten. Dit proces om door het onwerkelijke naar het werkelijke te gaan – de essentie van vergeving – is zeer krachtig omschreven in de volgende passage in de tekst dat spreekt over onze reis door de ‘cirkel van angst’ naar God, met de Heilige Geest als onze reisgenoot en onze gids:

Maar God kan jou daar wel brengen als je bereid bent de Heilige Geest door schijnbare verschrikking heen te volgen en erop vertrouwt dat Hij je niet in de steek laat en jou daar achterlaat. Want het is niet Zijn bedoeling – maar alleen de jouwe – om jou angst aan te jagen. Jij komt ernstig in de verleiding Hem bij de buitenste kring van de angst in de steek te laten, maar Hij wil je er veilig doorheen en ver aan voorbij leiden. (T. 18. IX. 3:7-9)

(7:1) Onder al de zinloze gedachten en dwaze ideeën waarmee jij je denkgeest hebt volgestouwd, gaan de gedachten schuil die jij in den beginne met God hebt gedacht.

En ook al zijn we ons niet bewust van deze gedachten, ze blijven niettemin ‘veilig bewaard’ in ons juist-gericht denken tot het moment dat we er voor kiezen en alleen voor hen kiezen. Jezus maakt dezelfde stelling in dit bewogen deel vroeg in de tekst:

Hoe kun jij die zo heilig bent lijden? Heel je verleden is verdwenen op zijn schoonheid na, en niets blijft er over dan een zegen. Ik heb al je vriendelijkheden en elke liefdevolle gedachte die je ooit had, bewaard. Ik heb ze gezuiverd van de vergissingen die hun licht verborgen hielden, en ze voor jou in hun eigen volmaakte fonkeling behouden. Ze liggen buiten het bereik van vernietiging en schuld. Ze waren afkomstig van de Heilige Geest in jou, en we weten dat wat God schept eeuwig is. Jij kunt alleszins in vrede je weg gaan omdat ik jou heb liefgehad zoals ik mijzelf liefhad. Jij gaat met mijn zegen en omwille van mijn zegen. Bewaar die en deel die, opdat hij altijd de onze mag zijn. Ik leg de vrede van God in je hart en in je handen, om te bewaren en te delen. Het hart is zuiver om die te bewaren, en de handen zijn sterk om die te geven. We kunnen niet verliezen. Mijn oordeel is even sterk als de wijsheid van God, in Wiens Hart en Handen wij ons bestaan hebben. Zijn vredige kinderen zijn Zijn gezegende Zonen. De Gedachten van God zijn met jou. (T. 5. IV.8)

(7:2-4) Ze huizen ook nu nog in je denkgeest, volkomen onveranderd. Ze zullen altijd in je denkgeest zijn, precies zoals ze dat altijd waren. Alles wat je sindsdien gedacht hebt zal veranderen, maar de Grondslag waarop het rust is volkomen onveranderlijk.

Deze gedachten die een weerspiegeling zijn van de Liefde van God zijn altijd bij ons, totaal onveranderd. Wij hebben ze met zinloze gedachten bedekt en Jezus helpt ons de waarheid, die in ons is, te herontdekken. Uiteindelijk zullen we tot het inzicht komen dat de schijnbare kracht van deze waanzinnige gedachten geen enkel effect op de waarheid hebben en zullen we ons het Koninkrijk der Hemelen herinneren.
(wordt vervolgd)

zaterdag 23 juni 2018

Les 45 – God is de Denkgeest waarmee ik denk. – deel 1


(1:1) Het idee van vandaag bevat de sleutel tot wat jouw werkelijke gedachten zijn.

Omdat onze werkelijke gedachten met God zijn. Merk verder op dat Jezus onze werkelijke gedachten identificeert met de Christusgeest.

(1:2) Ze hebben niets gemeen met wat jij denkt te denken, net zoals niets wat jij denkt te zien ook maar iets met visie te maken heeft.

Jezus geeft dikwijls een beetje honende opmerkingen, bijvoorbeeld wanneer hij ons zegt dat we denken te denken en dat we denken dat we zien. In feite denken en zien we in het geheel niet.

(1:3) Er is geen verband tussen wat werkelijk is en wat jij denkt dat werkelijk is.

We zouden dit ook anders kunnen verwoorden. We zouden bijvoorbeeld kunnen zeggen dat er geen verband is tussen wat God is en wat de wereld denkt dat God is. We zien hier een niveau-één-uitspraak -  er is absoluut niets, geen middenweg, tussen waarheid en illusie. Het doel van Een Cursus in Wonderen is niet om ons naar een begrip van God te leiden maar naar een ervaring van Zijn Liefde. Hiervoor moeten we eerst ontsnappen aan de duisternis van onze schuld en haat. De volgende uitspraak uit de inleiding van de Verklaring van termen drukt dit doel - ervaren in plaats van begrijpen, uit:

Een universele theologie is onmogelijk, maar een universele ervaring is niet alleen mogelijk, maar zelfs noodzakelijk. Het is deze ervaring waarop de cursus aanstuurt. Alleen hier is consistentie mogelijk want alleen hier komt aan onzekerheid een eind. (VvT. Inl. 2:5-7)

En deze prachtige lijn uit de tekst:
Je bent er nog steeds van overtuigd dat jouw inzicht een machtige bijdrage vormt aan de waarheid en haar maakt tot wat ze is. Toch hebben we beklemtoond dat je niets hoeft te begrijpen. (T. 18. IV. 7:5-6)

(1:4 – 2:5) Niets wat jij denkt dat je werkelijke gedachten zijn, lijkt ook maar enigszins op jouw werkelijke gedachten. Niets wat jij denkt te zien, vertoont enige gelijkenis met wat visie jou zal tonen.
Jij denkt met de Denkgeest van God. Zodoende deel jij jouw gedachten met Hem, zoals Hij de Zijne deelt met jou. Het zijn dezelfde gedachten, omdat ze door dezelfde Denkgeest worden gedacht. Delen is eender of één maken. En de gedachten die jij denkt met de Denkgeest van God verlaten jouw denkgeest niet, want gedachten verlaten niet hun bron.

Het belangrijke principe ‘ideeën verlaten hun bron niet’ komt hier voor het eerst in het werkboek voor. Jezus haalt het later in de lessen ook aan en het is het centrale punt van zijn onderricht doorheen de drie boeken. Om het anders te zeggen: dit principe vertegenwoordigt de Verzoening en weerspiegelt de onveranderlijke waarheid dat wij een idee of een gedachte zijn in de Denkgeest van God dat nooit zijn Bron heeft verlaten. Dit betekent dus ook dat de afscheiding nooit is gebeurd. We zeggen dus dat alle gedachten, wanneer deze werkelijk zijn, nooit hun Bron hebben verlaten. Alhoewel we geloven dat we God hebben verlaten en we binnen deze droom slapen, kunnen we nog weerspiegelingen van deze gedachte hebben. Nogmaals, in deze passages maakt Jezus geen onderscheid tussen de werkelijke gedachten en de weerspiegeling van de werkelijke gedachten.

(2:6-8) Daarom zijn jouw gedachten in de Denkgeest van God, evenals jij. Ze zijn eveneens in jouw denkgeest, waar Hij is. Zoals jij deel van Zijn Denkgeest bent, zo zijn jouw gedachten deel van Zijn Denkgeest.

Alles is één gezien ideeën hun bron niet verlaten. De geest die we denken te zijn is niet werkelijk in tegenstelling tot de Christusgeest waar Jezus hier naar refereert.

(3) Waar zijn dan jouw werkelijke gedachten? Vandaag zullen we proberen ze te bereiken. We zullen ze in jouw denkgeest dienen te zoeken, want dat is waar ze zijn. Ze moeten daar nog altijd zijn, want ze kunnen hun bron niet hebben verlaten. Wat door de Denkgeest van God wordt gedacht, is eeuwig omdat het deel van de schepping is.
De rol van de Heilige Geest is om deze gedachten te bewaren in onze denkgeesten, die, ondanks onze afdwalende gedachten, bij hun bron blijven. Projectie is een krachtige en overtuigende verdediging, nochtans kan het het basisprincipe ‘ideeën verlaten hun bron niet’ niet trotseren. Het is het leren van dit heilbrengende feit dat ons ego voortdurend tracht te voorkomen.
(wordt vervolgd)

woensdag 20 juni 2018

Les 44 - God is het licht waarin ik zie. – deel 3


(7) Begin de oefenperiode door het idee van vandaag met open ogen te herhalen en sluit ze dan langzaam terwijl je het idee nog verscheidene keren herhaalt. Probeer dan in je denkgeest te verzinken, waarbij je alle mogelijke afleiding en storing loslaat door daar voorbij rustig dieper te verzinken. Jouw denkgeest kan hierin niet worden tegengehouden, tenzij jij dat verkiest. Hij volgt slechts zijn natuurlijke koers. Probeer de gedachten die langstrekken zonder betrokkenheid gade te slaan en glij er rustig aan voorbij.

De jij waar Jezus naar verwijst is de keuzemaker, is dat deel van onze denkgeest die keuzes maakt. Hou je denkgeest in de gaten. Wanneer je je schuldig voelt, wanneer je je gedachten of je acties beoordeelt, dan maak je ze werkelijk en komt er verzet tegen, maar je moet er wel naar kijken. Dit wil echter niet zeggen dat je ernaar kijkt om dan verder te gaan met liefdeloze gedachten en acties. Het wil zeggen ernaar kijken zonder oordeel en je bewust worden van wat je precies aan het doen bent. 

Dat zou moeten motiveren om ze te laten gaan omdat je de pijn ziet die dit veroorzaakt en dat door voor het ego te kiezen. Het proces van het samen met Jezus kijken naar je ego brengt onvermijdelijk het begrip met zich mee welke prijs we betalen voor onze keuze voor het ego in plaats van voor hem, voor de afscheiding in plaats van eenheid, voor haat in plaats van vergeving. Wanneer we duidelijk zien dat de keuze om te oordelen leidt tot lijden en pijn – het onnatuurlijke – terwijl de keuze voor visie tot vreugde en vrede leidt – het natuurlijke – dan is de motivatie om voor genezing te kiezen sterk genoeg. Zoals Jezus besluit in hoofdstuk 23: ‘Wie, die zich door Gods Liefde gedragen weet, kan de keuze tussen wonderen en moord moeilijk vinden?’(T. 23. IV. 9:8).

(8) Hoewel voor deze vorm van oefening geen bijzondere aanpak wordt bepleit, is het nodig dat je gevoel krijgt voor het belang van wat je doet, voor de onschatbare waarde hiervan voor jou en beseft dat je iets heel heiligs beproeft. Verlossing is het gelukkigste dat jij kunt volbrengen. Ze is bovendien het enige dat betekenis heeft, omdat ze het enige is dat van enig werkelijk nut is voor jou.

De reden voor ‘wat je doet’ is zo belangrijk omdat dit de weg is uit de hel, de weg uit alle pijn en lijden . Je moet jezelf blijven herinneren: ‘Ik ben een student van Een Cursus in Wonderen en heb Jezus als mijn leraar gekozen.’ Meer nog, ik doe de werkboeklessen omdat ik uit de hel van mijn leven van oordeel over anderen en mijzelf wil ontsnappen. Daarom ben ik een student van de Cursus: deze oordelen zijn de oorzaak van mijn pijn en ellende en die wil ik niet langer.’ Dus vraagt Jezus jou om deze lessen heel nauwgezet te lezen en na te denken over hun betekenis: dat het gaat om je vrede. En ze dan toe te passen.

Jezus richt zich opnieuw tot de weerstand:

(9) Mocht er soms een vorm van weerstand de kop opsteken, pauzeer dan lang genoeg om het idee van vandaag te herhalen, waarbij jij je ogen gesloten houdt, tenzij je angst bespeurt. In dat geval zal je het waarschijnlijk als geruststellender ervaren wanneer jij je ogen even opent. Probeer echter zo vlug mogelijk de oefening weer met gesloten ogen te hervatten.

Merk hoe hij op een vriendelijke liefdevolle manier aandringt op het bewust worden van onze weerstand en onze angst voor deze lessen.

(10:1-2) Als je de oefeningen op de juiste manier doet, zou je een gevoel van ontspanning moeten ervaren en zelfs een gevoel dat je het licht nadert, zo niet werkelijk binnengaat. Tracht aan licht te denken, vormloos en grenzeloos, terwijl je voorbij de gedachten van deze wereld gaat.

Jezus spreekt over licht als een gedachte in de Christusgeest omdat ze geen vorm heeft. De weerspiegeling van licht in ons juiste denken is vergeving, die vorm heeft omdat ik denk dat ik een persoon ben die de ander moet vergeven.

(10:3) En vergeet niet dat ze jou niet aan deze wereld kunnen binden, tenzij jij ze de macht daartoe geeft.

Dit is de reden waarom we geen slachtoffers zijn van de wereld die we zien (les 31), een centraal thema in Een Cursus in Wonderen. Niets in deze wereld kan ons hier houden, niets kan ons in verwarring brengen tenzij wij er de macht toe geven. Een krachtige passage in de tekst drukt deze belangrijke waarheid uit:

Het geheim van de verlossing is slechts dit: dat jij dit jezelf aandoet. Wat ook de vorm van de aanval is, dit is nog steeds waar. Wie ook de rol van vijand of van aanvaller op zich neemt, dit is nog steeds de waarheid. Wat ook de oorzaak lijkt van enig leed of lijden dat je voelt, dit is nog steeds waar. Je zou namelijk helemaal niet reageren op figuren in een droom waarvan je wist dat je die droomde. Laat ze zo haatdragend en kwaadaardig zijn als ze maar zijn, ze kunnen geen effect op jou hebben, behalve wanneer jij naliet in te zien dat het jouw droom is. (T. 27. VIII. 10)

Waarom geven we deze macht uit handen? Omdat het bewijst dat wij gelijk hebben en dat Jezus verkeerd is, meer nog, dat deze Cursus het mis heeft. Hij leert ons hier dat we verantwoordelijk zijn voor onze gevoelens van slachtofferschap. Het ego anderzijds leert ons dat de wereld de oorzaak is van ons lijden en onze pijn. Op een andere manier leert het wonder ons dat wij de dromer van de droom zijn met een wereld van droomfiguren.

Jezus beëindigt de les door te zeggen:

(11) Herhaal het idee de hele dag door veelvuldig, met open of gesloten ogen al naargelang het jou op dat moment het beste toeschijnt. Maar vergeet het niet. Wees bovenal vastbesloten het vandaag niet te vergeten.

Jezus dringt erop aan deze lessen en het oefenen van Een Cursus in Wonderen zeer serieus te nemen. Wanneer we het niet dag in dag uit oefenen zullen we het niet leren. Dit heeft niets te maken met het meester zijn van de tekst. We kunnen de lessen tot op het einde naar behoren doen wanneer we de tekst niet begrijpen, maar het eenvoudig begrijpen is ook niet genoeg. We moeten oefenen om de duisternis van onze illusies van het ego naar het licht van de waarheid van de Heilige Geest te brengen en begrijpen waarom we dit doen.

dinsdag 19 juni 2018

Les 44 - God is het licht waarin ik zie. – deel 2


(4) Houd vandaag minstens drie oefenperioden, die elk drie tot vijf minuten duren. Een langere tijdsduur valt zeer aan te bevelen, maar alleen als je voelt dat de tijd met weinig of geen spanning voorbijglijdt. De oefenvorm die we vandaag zullen hanteren is voor de getrainde denkgeest de natuurlijkste en makkelijkste ter wereld, terwijl die voor de ongetrainde denkgeest juist de onnatuurlijkste en moeilijkste lijkt.

Jezus herhaalt hier weer dat we problemen zullen hebben met het afleren van dat wat we onszelf aangeleerd hebben. In de volgende alinea legt hij uit waarom:

(5:1-4) Jouw denkgeest is niet langer geheel ongetraind. Je bent zeker klaar om de oefenvorm te leren die we vandaag gaan gebruiken, maar je zult misschien merken dat je op hevige weerstand stuit. De reden daarvan is heel eenvoudig. Wanneer je op deze manier oefent, laat je alles wat jij nu gelooft plus alle gedachten die jij bedacht hebt achter je.

Het probleem dat we zullen tegenkomen is onze eigen weerstand, een weerstand die ontstaan is uit een angst om dat wat we gemaakt hebben te verliezen en die bovendien ook onszelf inhoudt! We hebben al besproken hoe fel we weerstand bieden wanneer we in de buurt van de waarheid komen. Misschien herinner jij je de woorden uit de tekst waarom Jezus als een bedreiging werd gezien.

Velen dachten dat ik hen aanviel, ook al was het duidelijk dat ik dat niet deed. Een waanzinnige leerling leert vreemde lessen. Je moet begrijpen dat wanneer je een denksysteem niet deelt, je het verzwakt. Degenen die erin geloven, zien dit daarom als een aanval op hen. Dat komt doordat iedereen zichzelf met zijn denksysteem vereenzelvigt en ieder denksysteem draait om wat jij denkt dat je bent. (T. 6. V. B. 1:5-9)

Deze lessen vormen dus een directe aanval op ons ego gezien vanuit het perspectief van een individueel zelf dat wanhopig zijn afgescheidenheid probeert te beschermen door het fysieke te verdedigen tegen de inval van de waarheid in de denkgeest.

(5:4) Wanneer je op deze manier oefent, laat je alles wat jij nu gelooft plus alle gedachten die jij bedacht hebt achter je.

Let dus wel ‘alles wat jij nu gelooft plus alle gedachten die jij bedacht hebt’, niet enkele ervan. Dat is de basis van onze angst en de reden waarom we een compromis proberen sluiten met Een Cursus in Wonderen door te beweren dat Jezus dingen zegt die hij helemaal niet zegt. Hij vertelt ons hier duidelijk dat wanneer we oefenen precies zoals hij voorschrijft, het ego zal verdwijnen. Het is daarom belangrijk te begrijpen waarom we deze specifieke lessen niet oefenen, laat staan de aanhoudende lessen die we met elkaar hebben.

(5:5-6) In eigenlijke zin is dit de bevrijding uit de hel. Toch is het, gezien door de ogen van het ego, een verlies van identiteit en een afdaling in de hel.

Dit is de grote angst dat iedereen in deze wereld deelt: het verlies van onze individualiteit of persoonlijke identiteit. Geloven dat we bij het beoefenen van deze werkboeklessen geen weerstand zullen hebben is dus eerder naïef.

(6:1) Als jij ook maar een beetje afstand kunt nemen van het ego, zal het jou geen moeite kosten in te zien dat zijn tegenstand en angsten zonder betekenis zijn.

Jezus heeft het hier over de keuzemaker. Hij spreekt over een jij die het ego niet is, een jij die apart van het ego staat. Wanneer je apart staat van het ego, sta je automatisch aan de zijde met Jezus of de Heilige Geest in het juiste denken. Het is de een of de ander. De jij die voor de Heilige Geest heeft gekozen, noemen we de keuzemaker.
Een ander punt: Jezus spreekt over het ego alsof het een aparte entiteit is. Maar het ego is eenvoudig een gedachte die wij werkelijk gemaakt hebben en waarmee we ons hebben geïdentificeerd. Met andere woorden, het ego is het deel van onze gespleten denkgeest dat ervan geniet afgescheiden te zijn. Het vertegenwoordigt onze tegenstrijdigheid met het Verzoeningsprincipe van de Heilige Geest. In de volgende passage legt Jezus uit waarom hij over het ego spreekt als was het afgescheiden van ons:
Alleen jouw trouw aan het ego geeft het enige macht over je. Ik heb over het ego gesproken alsof het een losstaand ding was dat zelfstandig opereert. Dit was nodig om jou ervan te overtuigen dat je het niet luchtig weg kunt wuiven en moet beseffen hoeveel van je denken egogericht is. … Het ego is niet meer dan een deel van wat jij over jezelf gelooft. (T. 4. 1:2-4; 1:6)

(6:2-4) Misschien kan het jou helpen jezelf van tijd tot tijd eraan te herinneren dat het licht bereiken betekent ontsnappen aan de duisternis, wát je ook in tegenstelling daarmee geloven mag. God is het licht waarin jij ziet. Je probeert Hem te bereiken.

Wanneer we oprecht zijn in het vinden van God, de hand van Jezus nemen en zijn liefde ervaren, dan moeten we onze identificatie met de duisternis laten gaan. De manier waarop we onze liefde voor Jezus versterken en uitdrukken is door naar onze haat te kijken. Dat wordt hier duidelijk gezegd: de weg om het licht te bereiken is door te ontsnappen aan de duisternis. Maar wat houdt dat nu precies in? Gezien wij degenen zijn die de duisternis werkelijk gemaakt hebben door onze keuze hiervoor, wil ervan ontsnappen zeggen dat wij ons denken moeten veranderen. De rol van Jezus hierin is niet ons te helpen met wat juist is, maar ons te helpen met het ongedaan maken van wat verkeerd is. Dit leidt ons tot een automatisch doen, denken, zeggen en voelen wat juist is. Het is het ontsnappen aan de duisternis, het ongedaan maken van het negatieve, het niet langer ontkennen van de waarheid is onze reis naar het licht. Daarom kunnen we ook zeggen dat dit geen Cursus is in het positieve, maar in het ongedaan maken van het negatieve.

De taak van de wonderdoener wordt derhalve het ontkennen van de ontkenning van de waarheid. (T. 12. II.1:5)

Waarom denk je dat je er niet zeker van bent of de andere wel beantwoord zijn? Zou het nodig zijn ze zo vaak te stellen, als dat wel zo was? Totdat de laatste beslissing is genomen, is het antwoord zowel ‘ja’ als ‘nee’. Want jij hebt ‘ja’ geantwoord zonder te doorzien dat ‘ja’ ‘niet nee’ betekenen moet. Niemand kiest tegen zijn geluk, maar hij kan dat toch doen als hij niet ziet dat hij dit doet. En als hij zijn geluk ziet als iets wat eeuwig verandert, nu eens dit, dan weer dat en dan weer een ongrijpbare schaduw die aan niets is gehecht, kiest hij wel degelijk ertegen. (T. 21. VII. 12)

Het denksysteem van het ego is de ontkenning van de waarheid. Herkennen wat de waarheid is laat ons toe nee te zeggen om haar nog langer te ontkenning, dus de macht van het ego die gedaan wordt gemaakt wanneer zijn duisternis oplost in het licht.
(wordt vervolgd)

zondag 17 juni 2018

Les 44 - God is het licht waarin ik zie. – deel 1


(1) Vandaag vervolgen we het idee van gisteren en voegen er een nieuwe dimensie aan toe. In het duister kun jij niet zien en licht kun jij niet maken. Je kunt duisternis maken en dan denken dat je daarin ziet, maar licht weerspiegelt leven en is daarom een aspect van de schepping. Schepping en duisternis kunnen niet tegelijk bestaan, maar licht en leven moeten wel samengaan, omdat ze slechts verschillende aspecten van de schepping zijn.

We zijn er zo zeker van dat we het juist hebben in dat wat we waarnemen, denken en voelen, maar Jezus herinnert ons hier aan de illusie wanneer hij zegt: ‘Je kunt duisternis maken en dan denken dat je daarin ziet.’ We zijn er zeker van dat we gelijk hebben in de wereld van tegenstellingen die we gemaakt hebben, maar we zijn vergeten waar dit vandaan komt: uit een nietigheid van illusionaire gedachten. Maar omdat we de wereld zien, geloven we dat ze echt is en we proberen zoveel mogelijk mensen te krijgen die onze waarnemingen en ervaringen bevestigen. We zijn er ons echter niet bewust van dat de blinden de blinden onderwijzen.

Het ‘licht’ waar Jezus het over heeft is niet waarneembaar, maar is een symbool om een eigenschap van de Hemel uit te drukken. Duisternis stelt het ego en zijn denksysteem van schuld, haat en speciaalheid voor terwijl licht het denksysteem van de Heilige Geest voorstelt. Hiermee wordt tevens aangetoond dat duisternis geen gevolg heeft op de werkelijkheid.

(2:1) Om te kunnen zien moet je beseffen dat licht zich in jou en niet buiten je bevindt.

Wanneer Jezus zegt: ‘God is het licht waarin ik zie.’, dan heeft hij het niet over wat we met het blote oog kunnen zien. Visie komt van de juist-gerichte gedachte en daarom zien we dus geen licht buiten ons. Terugkijkend op les 15 waar Jezus spreekt over het zien van lichtpuntjes rond voorwerpen en wanneer je zo’n ervaring mocht hebben realiseer je dan dat het niets anders is dan een vergevingsgedachte in je denkgeest. Deze lessen maken duidelijk dat licht niet uiterlijk is. Want herinner je, er is geen uiterlijk. Zoals we zelfs in een volgende les zullen kunnen lezen: ‘Er is geen wereld! Dit is de kerngedachte die de cursus probeert te onderwijzen.’ (Wd1. 132. 6:2-3)

(2:2) Je ziet niet buiten jezelf en evenmin bevindt de toerusting om te zien zich buiten jou.

De ‘jij’ vertegenwoordigt de keuzemaker. Wanneer Jezus zegt: ‘evenmin bevindt de toerusting om te zien zich buiten jou’, dan heeft hij het over het lichaam en onze zintuigelijke organen. Het echte zien - visie – heeft niets te maken met het lichaam en is niet buiten ons. Visie is het resultaat van de keuze die de keuzemaker gemaakt heeft voor Jezus of de Heilige Geest. Jezus heeft het dus over de denkgeest en niet over het lichaam.

(2:3-4) Een essentieel onderdeel van deze toerusting is het licht dat zien mogelijk maakt. Het is altijd bij je en maakt onder alle omstandigheden visie mogelijk.

We hebben reeds besproken hoe Jezus in het werkboek soms God zegt wanneer hij de Heilige Geest bedoeld en zoals we kunnen zien dat ook doet met echte gedachten en Gedachten in de Christus-denkgeest. Strikt genomen is het de Heilige Geest en niet God Die visie mogelijk maakt want de Heilige Geest is een Gedachte van Gods licht die we meegenomen hebben in de droom.

(3) Vandaag gaan we proberen dat licht te bereiken. Voor dit doel zullen we een vorm van oefening gebruiken die al eerder is aangeraden en die we steeds vaker zullen aanwenden. Deze vorm is voor de ongedisciplineerde denkgeest bijzonder moeilijk; ze belichaamt een hoofddoel van de training van de denkgeest. Ze vereist precies datgene wat de ongeoefende denkgeest mist. Toch moet deze training worden volbracht als je wilt zien.

Jezus vertrekt vanuit het hoofdthema van de les om het vervolgens te hebben over het oefenen. Het is zeker moeilijk om gedurende de dag te denken aan deze les of aan God. Tussen de regels door zegt Jezus dat wij, zijn studenten, niet gedisciplineerd zijn en laat hij ons van tevoren weten dat hij ervan overtuigd is dat wij de lessen niet zullen doen zoals hij ze ons geeft. We moeten ons dus niet schuldig voelen dat we het vergeten zijn, noch wil Jezus dat wij ontkennen dat we het vergeten zijn. In feite herinnert hij ons regelmatig aan de kracht van onze denkgeest. Bijvoorbeeld berispt hij op een vriendelijke manier Helen, en natuurlijk ons allemaal, bijna op het einde van de tekst, omdat zij klaagde dat deze cursus te moeilijk is om te leren en zegt: ‘kijk naar dat wat je geleerd hebt’:

Wat jij jezelf geleerd hebt is zo’n geweldig staaltje leerwerk dat het inderdaad ongelooflijk is. Maar je hebt het voor elkaar gekregen omdat je dat wilde en je was niet te stuiten in je ijver om het te beoordelen als iets wat lastig te leren is of te ingewikkeld om te vatten.
Niemand die begrijpt wat je geleerd hebt, hoe zorgvuldig je dat hebt gedaan en welke moeite jij je hebt getroost die lessen eindeloos te oefenen en te herhalen in elke jou denkbare vorm, kan ooit de kracht van jouw leervaardigheid in twijfel trekken.
Er is in de wereld geen grotere kracht. De wereld werd erdoor gemaakt en ook nu nog is ze op niets anders aangewezen. De lessen die jij jezelf hebt onderwezen, zijn zo uit-en-te-na geleerd en zo star, dat ze als zware gordijnen oprijzen om eenvoudige en voor de hand liggende zaken aan het oog te onttrekken. Zeg niet dat jij die niet kunt leren. Want jouw vermogen om te leren is sterk genoeg om je te onderwijzen dat jouw wil niet de jouwe is, je gedachten jou niet toebehoren en zelfs dat jij iemand anders bent. (T. 31. I. 2:7 - 3:6)

Daarom helpt Jezus ons niet alleen om onze bekwaamheden te herkennen, maar ook met de noodzaak om datgene wat we onszelf zo vakkundig geleerd hebben, af te leren. Om dit ongedaan maken te realiseren is een grote discipline in het leren vereist. De noodzaak dus van dit werkboek.

(wordt vervolgd)

donderdag 14 juni 2018

Les 43 – God is mijn Bron. Los van Hem kan ik niet zien. – deel 2


(3:1-2) Los van God kun je niet zien, omdat je los van God niet kunt bestaan. Alles wat je doet, doe je in Hem, want alles wat je denkt, denk je met Zijn Denkgeest.

Jezus heeft het hier enkel over het juist-gerichte zien, doen en denken omdat het zien, doen en denken van het ego een aanval op God is en ontworpen om ons van Hem afgescheiden te houden. Daarom kunnen wij ons in ons juist-gericht denken niets als afgezonderd van God zien. Wanneer we onze broeders als zondeloos gaan zien dan kan dat alleen pas wanneer we een beroep doen op Jezus of de Heilige Geest door toe te geven dat we verkeerd bezig zijn. Wanneer ik verkeerd ben, dan is God juist.’ In de werkelijkheid is er geen sprake van zien, omdat zien in de Hemel niet nodig is, maar de werkelijkheid van God vormt wel de basis voor visie als weerspiegeling van de waarheid binnen de droom.
(3:3) Als visie werkelijk is, en ze is werkelijk in de mate waarin ze het doel van de Heilige Geest deelt, dan kun jij los van God niet zien.
Nogmaals geeft Jezus hier te verstaan dat visie echt is in die zin dat het de eenheid van de werkelijkheid weerspiegelt. Deze weerspiegeling is het doel van de Heilige Geest en dat is dus vergeving. Eens dit doel volbracht is visie niet langer noodzakelijk. Dit wordt vergelijkbaar uitgelegd in de tekst:
Dit is het eind van de reis. We hebben die aangeduid als de werkelijke wereld. En toch ligt hier een tegenstrijdigheid, in die zin dat de woorden een beperkte werkelijkheid veronderstellen, een gedeeltelijke waarheid, een segment van het universum dat tot waarheid is gemaakt. Dit komt doordat kennis geen aanval op de waarneming onderneemt. (T. 26. III. 3:1-4)
De werkelijke wereld is werkelijk in zoverre de staat van de denkgeest de werkelijkheid van de Hemel weerspiegelt: de eenheid van de Zoon. Nochtans, nog steeds als een correctie van de illusie – ook al is ze de laatste – blijft het een illusie.
De instructies die volgen in alinea’s 4-6 weerspiegelen de nadruk die we eerder reeds gezien hebben op de gelijkheid van wat we zien en van onze gedachten.
(4) Vandaag worden er drie oefenperioden van vijf minuten gevraagd, een zo vroeg en een zo laat mogelijk op de dag. De derde kan worden gedaan op een tijdstip dat gezien de omstandigheden en jouw bereidheid het meest gunstig en geschikt is. Herhaal aan het begin van deze oefenperioden het idee voor vandaag met open ogen. Kijk dan een korte tijd om je heen en pas het idee concreet toe op wat je ziet. Vier of vijf onderwerpen zijn voor deze fase van de oefenperiode voldoende. Je kunt bijvoorbeeld zeggen:
God is mijn Bron. Los van Hem kan ik dit bureau niet zien.
God is mijn Bron. Los van Hem kan ik dat schilderij niet zien.
We zien weer dat Jezus ons vraagt het idee van de dag toe te passen op het wereldse in ons leven om te leren dat er geen rangorde in illusies is – dat alle problemen dezelfde zijn – en dat er daarom ook geen moeilijkheid in wonderen is – want alle oplossingen zijn dezelfde. Zoals een latere les ons leert ‘Eén probleem, één oplossing’. (Wd1. 80. 1:5)
(5) Hoewel dit deel van de oefenperiode naar verhouding kort dient te zijn, moet je ervoor zorgen dat je de onderwerpen voor deze fase van de oefening willekeurig kiest, zonder dat jij zelf beslist wat jij er wel en niet bij betrekt. Voor de tweede en langere fase doe je je ogen dicht, herhaal je het idee van vandaag nogmaals en laat je vervolgens alle relevante gedachten die bij je opkomen op je eigen persoonlijke wijze bijdragen aan het idee. Gedachten zoals:
Ik zie met ogen van vergeving.
Ik zie de wereld als gezegend.
De wereld kan mij mezelf laten zien.
Ik zie mijn eigen gedachten, die zijn als die van God.
Elke gedachte die min of meer direct verbonden is met het idee van vandaag is geschikt. De gedachten hoeven geen duidelijke relatie tot het idee te hebben, maar ze mogen er niet mee in strijd zijn.
Oefeningen als deze herinneren ons dat we wel degelijk een juist denken hebben en daardoor een juist-gerichte manier om te kijken. Het is belangrijk dat wij dit in onszelf herkennen omdat het ons de nodige vergelijkende middelen biedt wanneer onze gedachten gericht zijn naar het oordeel van het ego. Dit stelt ons in staat onze keuze te corrigeren en te weten dat we waarlijk gezegend zijn als Zoon van God.
(6) Als je merkt dat je denkgeest afdwaalt, als je je bewust begint te worden van gedachten die duidelijk niet in overeenstemming zijn met het idee van vandaag of als je niet in staat lijkt te zijn om aan iets te denken, open dan je ogen, herhaal de eerste fase van de oefening en probeer dan de tweede fase opnieuw. Zorg dat er geen langdurige periode optreedt waarin je door irrelevante gedachten in beslag wordt genomen. Keer zo vaak als nodig terug naar de eerste fase van de oefening om dit te voorkomen.
Waarschijnlijk zullen we vaak moeten terugkeren, zoals Jezus zegt:
Je bent veel te tolerant tegenover het afdwalen van je denkgeest en je vergoelijkt stilzwijgend de miscreaties ervan. (T. 2. VI. 4:6).
Net zoals in de tekst vraagt Jezus ons in deze les om bijzonder waakzaam te zijn voor onze egogedachten. Het zijn verdedigingen die we kiezen om het bereiken van het doel van deze oefeningen te voorkomen. Het laatste dat onze ego wilt is dat we zouden leren om zijn denksysteem van afscheiding, speciaalheid en oordeel in vraag te stellen
(7) Bij de toepassing van het idee van vandaag in de korte oefenperioden kan de vorm variëren naargelang de omstandigheden en situaties waarin jij jezelf deze dag bevindt. Als je bijvoorbeeld met iemand anders samen bent, probeer er dan aan te denken hem in stilte te zeggen:
God is mijn Bron. Los van Hem kan ik jou niet zien.
Deze vorm is evenzeer toepasselijk op onbekenden als op diegenen van wie jij denkt dat ze dichter bij jou staan. Probeer dit soort onderscheid in feite helemaal niet te maken.
Jezus herinnert ons eraan om zijn onderricht te veralgemenen voor alle situaties. Het helpt niet als we het hier wel toepassen en elders dan weer niet. Als we dit zouden doen dan zou dit alles wat we tot nu toe geleerd hebben tenietdoen. De nadruk geen onderscheid te maken tussen vreemden en hen die dichter bij ons staan raakt de kern van de verdediging van het ego. En doorheen de tekst roept Jezus ons op een einde te maken aan onze speciaalheid. Zonder een uitzondering maken alle mensen deel uit van het Zoonschap van God:
God bevoorrecht niet. Al Zijn kinderen hebben Zijn totale liefde en al Zijn gaven worden vrijelijk en gelijkelijk aan allen geschonken. De speciaalheid van Gods Zonen berust niet op uitsluiting maar op insluiting. Al mijn broeders zijn speciaal. (T. 1.V.3:2-3; 5-6)
Op het niveau van de vorm ondervinden we duidelijk niet eenzelfde wisselwerking met iedereen, toch kunnen we niettemin niemand uitsluiten van de liefde die we leren kiezen als onze werkelijkheid. De benadrukking van het ego op de vorm wordt dus verplaatst naar de inhoud.
(8) Ook moet het idee van vandaag de hele dag door worden toegepast op allerhande situaties en gebeurtenissen die zich aandienen, vooral op die welke jou op een of andere manier verdriet lijken te doen. Pas voor dit doel het idee in deze vorm toe:
God is mijn Bron. Los van Hem kan ik dit niet zien.
Jezus herinnert ons er weer aan om heel waakzaam te zijn wanneer er ook een stressvolle gedachte naar boven komt of dit nu een heftige of een milde is en ongeacht van wat we denken dat de bron ervan is. Wanneer zich dit voordoet dan zouden we ons onmiddellijk de Heilige Geest moeten herinneren en zeggen: ‘Alsjeblief help mij hier anders naar te kijken, want ik ben niet in vrede.’ Op het einde van hoofdstuk 5 in de tekst vraagt Jezus ons om de volgende reeks uitspraken te maken wanneer we niet in vrede zijn. Ze maken duidelijk dat wanneer we niet vredig zijn, het onze verantwoordelijkheid is en niet die van iemand anders:
Ik moet de verkeerde keuze hebben gemaakt, want ik ben niet in vrede.
Ik heb die keuze zelf gemaakt, maar ik kan ook anders kiezen.
Ik wil anders kiezen, omdat ik in vrede wil zijn.
Ik voel me niet schuldig, want de Heilige Geest zal alle gevolgen van mijn verkeerde keuze ongedaan maken als ik Hem laat begaan. Ik kies ervoor Hem te laten begaan, door toe te laten dat Hij voor mij voor God kiest.
(T. 5. VII. 6:7-11)
Op die manier wordt de verdediging door projectie ongedaan gemaakt en keren we terug naar het keuzemakende deel in onze denkgeest.
Jezus besluit de les met het volgende:
(9) Als zich op het moment geen speciaal onderwerp aan jou voordoet, herhaal het idee dan gewoon in zijn oorspronkelijke vorm. Probeer vandaag geen lange tijd ongemerkt te laten verstrijken zonder aan het idee van vandaag en dus aan jouw functie te hebben gedacht.
Het is duidelijk dat het doel van Jezus niet is om ons schuldig te voelen maar eerder om ons eraan te herinneren dat we de werkboeklessen doen omdat we willen leren wat het onderricht van Een Cursus in Wonderen ons brengt. Bij het oefenen van deze lessen moeten we dus waakzaam zijn voor ons ego. Jezus wil dat we onze weerstand tegen deze waakzaamheid gewaarworden. Alleen dan kunnen we tegen onze angst kiezen.

dinsdag 12 juni 2018

Les 43 – God is mijn Bron. Los van Hem kan ik niet zien. – deel 1


(1) Waarneming is geen eigenschap van God. Hem behoort het rijk der kennis. Maar Hij heeft de Heilige Geest geschapen als Middelaar tussen waarneming en kennis. Zonder deze schakel met God zou waarneming voorgoed de plaats van kennis in jouw denkgeest hebben ingenomen. Met deze schakel met God zal waarneming zo veranderd en gezuiverd worden dat ze tot kennis leidt. Dit is haar functie zoals de Heilige Geest die ziet. Daarom is dit in waarheid haar (de schakel) functie.

Gemaakt als een aanval op God (Wd2. 3. 2:1-5) is onze waarneming de weerspiegeling van ons geloof dat afscheiding en individualiteit werkelijk zijn. Ontstaan in een verzet tegen kennis wordt het ingezet om een ander doel te dienen. Het deel genaamd ‘de speciale functie’ omschrijft duidelijk deze verandering van doel: wat wij gemaakt hebben gebruikt de Heilige Geest om te genezen. (T. 25. VI.4). Speciaalheid is een aspect van waarneming en alhoewel het gemaakt was om te beschadigen en ons afgescheiden te houden van de ander wordt het een uitdrukking van vergeving wanneer het naar de Heilige Geest gebracht is en er op een andere manier naar gekeken werd. Alles wat het ego heeft gedacht, gedaan en gebruikt om zich van God af te scheiden en ieder van ons van ieder van ons, kan omgedraaid worden en een middel worden voor vergeving, wanneer we Jezus hiervoor om hulp vragen.

In deze eerste alinea vind je een duidelijk voorbeeld voor de twee niveaus waarop Een Cursus in Wonderen is geschreven. Het Eerste Niveau weerspiegelt het metafysische principe van de Cursus dat alleen God echt en werkelijk is en al het andere niet werkelijk en illusie. Of zoals in het allereerste begin van de tekst staat:

Niets werkelijks kan bedreigd worden.
Niets onwerkelijks bestaat
.
Dit onderscheid, tussen wat werkelijk en wat niet werkelijk is, omschrijft het hoogst belangrijke aspect van Een Cursus in Wonderen. De eerste twee zinnen van deze alinea drukken niveau een uit: de wereld van de waarneming – niet alleen de wereld die we met onze ogen zien, maar die we denken – is een illusie. De afgescheiden denkgeest, de wereld die deze gedachten uitdrukt evenals de correctie van de Heilige Geest, is compleet onwerkelijk omdat deze afgescheiden denkgeest geen deel is van de totaliteit, heelheid en perfecte Eenheid – de ware aard van God.
Niveau twee heeft enkel betrekking op de illusie, het contrast tussen de onjuist-gerichte waarnemingen van afscheiding en speciaalheid van het ego en de juist-gerichte gecorrigeerde waarnemingen van vergeving en genezing van de Heilige Geest. Dit niveau kan gezien worden als het praktische deel, het deel dat volgens Een Cursus in Wonderen handelt over de toestand waarin we denken te zijn (T. 25. I.7:4): de wereld van het lichaam. Zo is de wereld van illusie opgesplitst in waarneembare gebieden: de valse waarneming van het ego en de correctie ervan, de ware waarneming van de Heilige Geest.
Regel drie vertegenwoordigt de overgang van niveau een naar niveau twee. De Heilige Geest kan begrepen worden als dat deel van onze afgesplitste denkgeest die zich de waarheid herinnert. Dus kan hij gedefinieerd worden als de herinnering aan de Liefde van God die we met ons meegenomen hebben in de droom wanneer we in slaap zijn gevallen. Herinner je dat dit alles metaforisch is gezien we in de eerste plaats nooit in slaap gevallen zijn. Wij, net zoals Jezus in Een Cursus in Wonderen, gebruiken symbolen om de waarheid aan te duiden. De Heilige Geest die ons juist-gericht denken vertegenwoordigt is de uitdrukking van het Verzoeningsprincipe en is de bemiddelaar of brug tussen de onwerkelijke wereld die wij gemaakt hebben en de Hemel, de werkelijke wereld. De gedachten van de Heilige Geest worden weerspiegeld in elke uitdrukking van vergeving en dit zijn de weerkaatsingen van de werkelijke gedachte van liefde die in onze denkgeest is.
Nog een laatste opmerking, het is de integratie van deze twee niveaus – de puur non-dualistische kijk van de werkelijkheid, samen met de specifieke richtlijnen om in deze illusionaire wereld te leven onder de principes van vergeving – die Een Cursus in Wonderen zo uniek maakt in zijn spiritualiteit.

(2:1-2) In God kun je niet zien. Waarneming heeft geen functie in God en bestaat niet.
Vaak proberen studenten uitspraken in Een Cursus in Wonderen te verdraaien of te betwisten zodat het lijkt dat de Cursus zegt dat God de wereld geschapen heeft en dat ze heilig is, maar dat God de wereld die we verkeerd waarnemen niet heeft geschapen. Dat is niet wat Jezus ons leert en zinnen zoals deze maken dit zeer duidelijk. ‘In God kan je niet zien’ omdat zien dualiteit veronderstelt: een waarnemer en het waargenomene. Daarom is het gebied van de waarneming buiten God. Dit wordt weerspiegeld in uitspraken als deze: ‘…want je leven maakt geen deel uit van wat jij ook maar ziet.’ (Wd1. 151. 12:1). Nogmaals, het feit dat we denken dat we kunnen zien, d.w.z. iets buiten ons, is het bewijs dat zien zelf niet werkelijk kan zijn. Dualiteit en non-dualiteit, waarneming en kennis zijn elkaar uitsluitende toestanden. Werkelijk leven is enkel van de geest voorbij de dualiteit van onderwerp-voorwerp of waarnemer-waargenomene. Het is daarom dat Jezus deze niveau een uitspraak in de tekst maakt:
Er is geen leven buiten de Hemel. Waar God leven heeft geschapen, daar moet leven zijn. In elke toestand die losstaat van de Hemel is leven een illusie. (T. 23. II. 19:1-3)

(2:3) Toch heeft waarneming in de verlossing, het ongedaan maken van wat nooit heeft bestaan, een groots doel.
In deze ene uitspraak worden zowel niveau een als niveau twee uitgedrukt: het ‘ongedaan maken van wat nooit heeft bestaan’ is een niveau een uitspraak: de afscheiding is nooit gebeurd. Maar zolang wij geloven dat wij hier in deze droomwereld zijn heeft de Heilige Geest, die de uitdrukking is van de Liefde van God binnen de droom, een doel en een functie. Deze functie, die we kennen als vergeving, vormt niveau twee van Een Cursus in Wonderen. 
 (2:4-6) Door de Zoon van God gemaakt voor een onheilig doel, moet ze nu het middel worden waarmee hij zich zijn heiligheid weer bewust wordt. Waarneming heeft geen betekenis. Toch geeft de Heilige Geest er een betekenis aan, heel dicht bij die van God.
Dit stemt overeen met de eerste lessen waarin Jezus leert dat niets in de wereld betekenis heeft omdat wij er alle betekenis aan gegeven hebben om te bewijzen dat wij het juist hebben en Jezus verkeerd is: dat de afscheiding werkelijk is. Nochtans, eens we Jezus om hulp vragen krijgt waarneming een betekenis; niet in werkelijkheid, maar een betekenis die gesteund is op de werkelijkheid. Met andere woorden, de juist-gerichte betekenis van waarneming is dat het een weerspiegeling is van de waarheid dat we een zijn met God en dat de afscheiding een betekenisloze droom is. De weerspiegeling van de waarheid binnen in de droom is dat we een zijn in het delen van een gemeenschappelijk doel en noodzaak omdat we hetzelfde ego delen.
Het is behulpzaam te herinneren dat het Zoonschap een is: in de Hemel als Christus (de Ene Denkgeest) en op aarde als een ego (de afgespleten denkgeest). Daarom draagt elk schijnbaar afgescheiden deel van het Zoonschap in zich het geheel van het onjuist-gericht denken van het egodenksysteem van afscheiding en oordeel en het geheel van het juist-gericht denken van het denksysteem van eenheid en vergeving van de Heilige Geest. Dus delen we allemaal de waanzin van het met schuld beladen schaduwdeel van afscheiding als de geestelijke gezondheid van vergeving, de met licht gevulde weerkaatsing van de Hemelse Eenheid.
(2:7) Genezen waarneming wordt het middel waardoor de Zoon van God zijn broeder en zo zichzelf vergeeft.
Dit is een zeer belangrijke uitspraak en een sleutelbegrip in Een Cursus in Wonderen. We lezen bijvoorbeeld:
De genezing van jouw broeder zien als de genezing van jezelf is dus de manier om je God te herinneren. Want jij bent je broeders tegelijk met Hem vergeten en Gods Antwoord op jouw vergeten is niets anders dan de manier om je te herinneren. (T. 12. II. 2:9-10)
Volgende lessen zullen dit thema ook uitdrukken, behandelen. Onze broeder vergeven, onszelf dus vergeven, is de weerspiegeling van het Verzoeningsprincipe dat zegt dat de afscheiding nooit heeft plaatsgevonden. De Eenheid van de Zoon van God is nooit in gevaar gebracht, mijn vergeving van jou herkent dus dat wij hetzelfde doel delen.
(wordt vervolgd) 

maandag 11 juni 2018

Les 42 – God is mijn kracht. Visie is Zijn geschenk. – deel 2


In de volgende alinea wordt het belang op het oefenen van het onderzoeken van de gedachten op een lager pitje gezet en wordt ons nu eerder gevraagd stil te zijn en de gedachten van Jezus naar ons te laten komen in plaats van onze gedachten naar hem:

(5). Elke gedachte die duidelijk verband houdt met het idee voor vandaag is geschikt. Het zou je wel eens kunnen verbazen hoeveel inzicht dat met de cursus verband houdt sommige van je gedachten bevatten. Laat ze zonder enige censuur komen, tenzij je merkt dat je denkgeest alleen maar afdwaalt en je overduidelijk irrelevante gedachten hebt laten binnenkomen. Je kunt ook een punt bereiken waarop er helemaal geen gedachten meer in je denkgeest schijnen op te komen. Als zo’n stagnatie zich voordoet, open dan je ogen en herhaal het idee nog een keer, terwijl je langzaam om je heen kijkt; sluit je ogen, herhaal het idee nogmaals en ga dan verder met zoeken naar verwante gedachten in je denkgeest.

Echter, wanneer er geen gedachten meer ‘komen’ wordt ons in de volgende alinea verzocht om actiever te worden en op zoek te gaan naar de gedachten. Nochtans ligt de focus niet op dit ‘zoeken’, maar eerder op het laten varen van de controle en het toelaten van zijn leiding zoals we ook in de tekst terugvinden:

Al het onbelangrijke kan onder mijn beheer worden gebracht, terwijl mijn leiding aan al het belangrijke richting kan geven, als jij dat wilt. … Dat (gedrag) komt automatisch onder mijn beheer zodra je wat je denkt onder mijn leiding plaatst. (T. 2. VI.1:3; 2:9)

(6:1) Let er echter op dat actief zoeken naar relevante gedachten niet past bij de oefeningen van vandaag.

Jezus zegt hier dat je niet op zoek moet gaan naar God. Eens je de negatieve gedachten hebt verplaatst, wat het werk is van de eerste lessen, is de blanco staat daar het gevolg van en laat dit toe dat er gedachten van liefde in je opkomen. Daarom:

(6:2-3) Probeer enkel een stap terug te doen en de gedachten te laten komen. Als je dit moeilijk vindt, is het beter de oefenperiode te gebruiken voor een langzame herhaling van het idee met afwisselend open en gesloten ogen, dan je in te spannen om geschikte gedachten te vinden.

Ik zou hier kunnen aan toevoegen dat in werkelijkheid de gedachten niet tot ons komen, maar dat wij tot hen komen. Het was de keuzemaker in onze denkgeest die ervoor gekozen heeft om de Verzoeningsgedachte te laten voor de afscheidingsgedachte en is het dus zo dat het deze keuzemaker is die nu de keuze moet maken om terug te keren naar deze gedachte al mag het erop lijken dat het de Verzoening is en de weerspiegelde gedachten ervan die naar ons komen.

(7) Het aantal korte oefenperioden waarvan je vandaag profijt kunt hebben kent geen limiet. Het idee voor vandaag is een eerste stap om gedachten samen te brengen en jou te leren dat je een eenduidig denksysteem aan het bestuderen bent, waaraan niets ontbreekt wat nodig is en waarin niets is opgenomen wat tegenstrijdig is of irrelevant.

Dit is wordt op verschillende andere plaatsen aangehaald. Alles wat je ooit nodig hebt is terug te vinden in deze Cursus, het is niet nodig om ergens anders te zoeken. Een Cursus in Wonderen bevat alles om je te helpen je ego ongedaan te maken en daarom ook alles om je te helpen herinneren wie je werkelijk bent.

(8) Hoe vaker jij het idee vandaag herhaalt, des te vaker zal je jezelf te binnen brengen dat het doel van de cursus belangrijk voor jou is en dat je het niet vergeten bent.

Het is nodig dat je je bewust wordt dat er een deel in je is die, ondanks je angst, werkelijk wil leren wat deze cursus brengt en te weten dat het doel ervan belangrijk is voor je. Niettegenstaande alle pogingen om schuld met wolken te bedekken blijft er een juist-gericht zelf dat jouw doel onthouden heeft: boven alles wil je terugkeren naar huis. Een Cursus in Wonderen, met Jezus als je leraar, is het middel dat jou zal helpen je doel uiteindelijk te bereiken.

vrijdag 8 juni 2018

Les 42 – God is mijn kracht. Visie is Zijn geschenk. – deel 1


(1:1-2) Het idee voor vandaag combineert twee heel krachtige gedachten, die beide van het grootste belang zijn. Het beschrijft ook een oorzaak-en-gevolgrelatie die duidelijk maakt waarom jij niet kunt falen in je pogingen het doel van de cursus te bereiken.

De ‘oorzaak- en gevolgrelatie’ is wanneer ik weet dat als ‘God mij vergezelt’ en als Hij mijn kracht is, ik automatisch door de ogen van Zijn Liefde en Heiligheid waarneem. De visie van Christus komt uit de gedachte dat ik heilig ben en een deel ben van God. Met andere woorden, de oorzaak is mijn herinnering aan Wie ik ben en het gevolg is een visie die alle mensen ziet als deel van het Zoonschap, ongeacht de ongelijke vorm ervan.

(1:3-5) Jij zàl zien, omdat het de Wil van God is. Het is Zijn kracht, niet de jouwe, die jou kracht verleent. En het is Zijn geschenk, niet het jouwe, dat jou visie geeft.

Jezus dringt erop aan hem te vertrouwen wanneer hij zegt dat we niet kunnen falen. Illusies van het ego kunnen geen macht uitoefenen over de echte Krachtbron binnen in ons.
Jezus zet zijn betoog verder met de wonderbaarlijke consequenties van dit heuglijke feit:

(2:1-2) God is inderdaad jouw kracht en wat Hij geeft is waarlijk gegeven. Dit betekent dat jij het op elk moment en elke plek ontvangen kunt, waar en in welke omstandigheden jij je ook bevindt.

Gezien de denkgeest, het thuis van Gods kracht, voorbij tijd en ruimte is, is dit voor ons altijd beschikbaar. Het wacht slechts onze aanvaarding af. Het is daarom dat Jezus in de tekst zegt dat we niets hoeven te doen (T. 18. VII). We hoeven niets te doen behalve aanvaarden wat er al is. Onze behoefte is dus te leren ongedaan maken wat het ego ons geleerd heeft en Gods Kracht opnieuw de onze laten zijn. Gezien dit een proces is die zich in onze denkgeest afspeelt en volledig onder onze controle staat, kan deze heuglijke aanvaarding eender wanneer plaatsvinden ongeacht de uiterlijke omstandigheden.

(2:3-6) Jouw reis door tijd en ruimte is niet willekeurig. Je kunt niet anders dan op het juiste moment op de juiste plaats zijn. Zo werkt de kracht van God. Zo zijn Zijn gaven.

Jezus zegt dat niets hier toevallig is. Het ego kiest onze draaiboeken als een manier om ons steeds verder en verder weg te houden van de waarheid. Wanneer we samen met Jezus naar het scenario kijken dan wordt het een leerschool. Maar niets is toevallig. Ik -  de geest die mijn huidige fysieke identiteit is heeft voor dit leven gekozen en kiest voor wat erin gebeurt. Wanneer ik naar gelijk welk aspect van dit leven samen met Jezus kijk en hem om hulp vraag, dan krijgt het de betekenis om te leren vergeven zodat ik terug kan keren naar een bewustzijn van mijn ware Identiteit. Dus ben ik ‘op de juiste plaats op het juiste moment’, omdat vergevingslessen altijd kunnen geleerd worden onafhankelijk van welke uiterlijke omstandigheid dan ook.

Voor de twee langere oefenperioden van vandaag moedigt Jezus ons aan een rustig moment uit te kiezen. Wanneer we naar de instructies van deze lessen in zijn geheel kijken kunnen we zien hoe hij de nadruk legt op verschillende aspecten van ons oefenen, soms gericht op de vorm (het uiterlijke) en andere keren op de inhoud (het innerlijke). Het doel is natuurlijk ons op ons niveau te helpen zodat we uiteindelijk zullen begrijpen dat oorzaak en gevolg, inhoud en vorm, innerlijke en uiterlijke nooit gescheiden zijn:

(3) We zullen vandaag twee oefenperioden van drie tot vijf minuten doen, een liefst vlak na het ontwaken en een liefst vlak voor het slapen gaan. Het is overigens beter te wachten tot een moment dat je rustig alleen kunt zitten en je er klaar voor voelt, dan je zorgen te maken over het tijdstip op zich.

Jezus leert ons ons steeds verder af te wenden van onze afhankelijkheid van de vorm door voor onze oefeningen geen slaaf te worden van rituelen. Het Handboek voor Leraren formuleert dit als volgt:

Er zijn wel een aantal algemene regels die gelden, ook al moet ieder die op zijn eigen manier naar beste kunnen hanteren. Een vaste routine is als zodanig gevaarlijk, omdat ze gemakkelijk zelf tot een god kan worden en dan juist een bedreiging vormt voor de doelen waarvoor ze is opgesteld. (HvL. 16. 2:4-5)

Deze cursus is steeds praktisch. … De duur daarvan is niet de hoofdzorg. Men kan makkelijk een uur lang met gesloten ogen stilzitten en niets bereiken. Men kan even makkelijk Gods slechts een ogenblik geven en zich in dat ogenblik volledig met Hem verenigen. (HvL. 16. 4:1; 4-6)

We komen later nog terug op dit belangrijk thema over de kwaliteit van onze tijd die we met de Heilige Geest doorbrengen eerder dan de kwantiteit.

De vierde alinea heeft het over onze persoonlijke gedachten ‘in relatie met het idee van de dag.’

(4) Begin deze oefenperioden met het idee voor vandaag langzaam met je ogen open te herhalen, en kijk om je heen. Sluit je ogen dan en herhaal het idee nogmaals, nog langzamer dan tevoren. Probeer hierna niets anders te denken dan de gedachten die bij je opkomen in relatie tot het idee voor deze dag. Je zou bijvoorbeeld kunnen denken:

Visie moet mogelijk zijn. God geeft waarlijk,
of:

Gods gaven aan mij moeten wel van mij zijn, omdat Hij ze mij gaf.

Kan je hier zien hoe Jezus er de nadruk op legt om onze gedachten naar hem te brengen en daarmee een harmonie tot stand te brengen met zijn visie van vergeving en vrede.
(wordt vervolgd)

woensdag 6 juni 2018

Les 41 - God vergezelt me, waar ik ook ga. – deel 2


(3) Diep in jou is alles wat volmaakt is, klaar om door jou heen naar de wereld uit te stralen. Het zal een remedie zijn voor alle verdriet en pijn en angst en verlies omdat het de denkgeest genezen zal die dacht dat deze dingen werkelijk waren en geleden heeft vanwege zijn trouw hieraan.

Wanneer ik weet dat God me vergezelt en dat via de Heilige Geest Zijn Liefde altijd bij mij is, dan kan ik mij er ook bewust van worden dat alles wat ik geloofd en waargenomen heb niet waar is. Toch is de angst dat wanneer mijn overtuigingen en waarnemingen niet waar zijn dan ben ik dat ook niet. Onbewust hou ik dus vast aan het geloof dat schuld de hemel is omdat dit bewijst dat ik besta, de ik die ik denk dat ik ben.

(4) Je kunt nooit van je volmaakte heiligheid worden beroofd, omdat de Bron daarvan je vergezelt, waar je ook gaat. Je kunt nooit lijden, omdat de Bron van alle vreugde je vergezelt, waar je ook gaat. Je kunt nooit alleen zijn, omdat de Bron van alle leven je vergezelt, waar je ook gaat. Niets kan jouw innerlijke vrede tenietdoen, omdat God je vergezelt, waar je ook gaat.

Jezus wil dat je inziet hoe standvastig je bent in het bewijzen dat deze uitspraken verkeerd zijn en dat jouw overtuigingen waar zijn. Je doet dit door te bewijzen dat de wereld vijandig is, dreigend en zondig of dat jij vijandig, dreigend en zondig bent. Wat het is doet er niet toe. Het is echter goed om eens te kijken hoezeer jij je tegen deze waarheid verdedigt door voortdurend te beweren dat je gelijk hebt en dit probeert te bewijzen. En het is even cruciaal dat je herkent dat je de woorden van Jezus niet gelooft (wat hij je in de volgende zin zal vertellen).

Nog een punt voor we verder gaan: wanneer we deze prachtige uitspraken van bovenstaande alinea als aanvaarden dan kan onze schuld nergens heen, behalve dan in onze denkgeest te blijven waar het ego ons verteld dat ons een zekere dood opwacht en in handen ligt van een wraakzuchtige god die vastbesloten is om ons te vernietigen. Het is ons naar buiten geprojecteerd lijden en ongelukkig zijn die ons beschermt tegen deze verschrikkelijke innerlijke gedachte. En het is deze behoefte om onszelf te beschermen die weerstand biedt om Jezus’ troostende woorden te aanvaarden.

(5:1-2) We begrijpen dat je dit allemaal niet gelooft. Hoe zou je ook, wanneer de waarheid diep in jou verborgen ligt, onder een zware wolk van waanzinnige gedachten, dicht en verhullend, die niettemin alles vertegenwoordigt wat jij ziet?

Het is moeilijk dit te begrijpen wanneer je in beslag genomen blijft met je speciaalheid, je individualiteit en je problemen en waanzinnige gedachten die leiden naar waanzinnige percepties: zij blijven de waarheid verborgen houden die ons kan bevrijden van het egodenksysteem van angst, haat en lijden.

(5:3) Vandaag zullen we onze eerste echte poging doen voorbij deze zware, donkere wolk te komen en er doorheen te gaan naar het licht daarachter.
Jezus zal deze vorm opnieuw gebruiken in les 70, het idee dat hij degene is die je doorheen de donkere wolken zal leiden. Hij vraagt je om deze wolken van schuld, individualiteit en speciaalheid niet te ontkennen maar er aandacht aan te schenken. We kunnen het licht nooit bereiken wanneer we niet door deze wolken gaan die, enkel voor het ego ‘donker en zwaar’ zijn. In werkelijkheid is het echter een ‘tere sluier voor het licht’ zoals we in dit prachtige stuk van de tekst kunnen lezen:

Want de realiteit van schuld is de illusie die hem zwaar, ondoorzichtig en ondoordringbaar lijkt te maken en een reëel fundament voor het denksysteem van het ego. Zijn ijlheid en doorzichtigheid zijn niet duidelijk tot je het licht erachter ziet. En dan zie je dat hij een tere sluier is voor het licht. (T. 18. IX. 5:2-4)

Deze schijnzware barrière, deze kunstmatige bodem die wel een rots lijkt, is als een laaghangende donkere wolkenbank die een massieve muur lijkt te vormen voor de zon. Haar ondoordringbare voorkomen is een en al illusie. Ze wijkt zachtjes voor de bergtoppen die erbovenuit rijzen en heeft niet de minste macht iemand tegen te houden die de wil heeft erbovenuit te klimmen en de zon te zien. Ze is niet sterk genoeg om een speld te stoppen in zijn val of om een veertje te dragen. Er kan niets op rusten, want het is slechts een illusie van een fundament. Probeer haar maar eens aan te raken en ze verdwijnt; poog haar te grijpen en je handen houden niets vast. (T. 18. IX. 6)

Zo zou het ook horen te gaan met de donkere wolken van schuld die evenmin ondoordringbaar en even weinig substantieel zijn. Je zult je er niet aan bezeren wanneer je erdoorheen reist. Laat jouw Gids jou hun niet-substantiële aard leren terwijl Hij jou eraan voorbij leidt, want daaronder bevindt zich een wereld van licht waarop ze geen schaduwen werpen. (T. 18. IX. 8:1-3)

Inderdaad, dit onderricht over de ‘niet-substantiële aard’ van schuld is het hart en de ziel van Een Cursus in Wonderen en de essentie van de Verzoening. Het leert ons dat er geen verdediging tegen de gedachte van de schuld nodig is, omdat het geen gevolg heeft en er daarom ook niet is. Merk op dat de diepgang van de tekst ‘verborgen’ terug te vinden is in deze ‘eenvoudige’ werkboeklessen.
We gaan nu verder met de dagelijkse instructies die ons terugbrengen naar een langere oefenperiode. Deze keer dringt Jezus er vooral op aan meer naar binnen te keren door het onderscheid tussen de activiteit van onze hersenen en de activiteit van onze denkgeest, de echte bron van onze gedachten, te verduidelijken

(6:1 – 7:2) Er zal vandaag maar één langere oefenperiode zijn. Ga ‘s morgens, zo mogelijk meteen na het opstaan, drie tot vijf minuten rustig zitten, met je ogen dicht. Herhaal aan het begin van de oefenperiode heel langzaam het idee van vandaag. Doe daarna geen enkele moeite aan iets te denken. Probeer in plaats daarvan een gevoel van inkeer tot jezelf te krijgen, voorbij alle nutteloze gedachten van de wereld. Probeer heel diep je eigen denkgeest binnen te gaan en houd die vrij van alle gedachten die je aandacht zouden kunnen afleiden.
Je kunt het idee van tijd tot tijd herhalen als jou dat helpt. Maar probeer bovenal in jezelf te verzinken, weg van de wereld en al haar dwaze gedachten.

En alles hier is dwaas of beter gezegd het is dwaas te geloven dat de dingen van de wereld ons plezier of pijn kunnen bezorgen. ‘Erin verzinken’ betekent voorbij onze lichamelijke identificatie - de schijnbare te meten plaats van ons plezier en onze pijn - naar onze denkgeest, de enige bron van onze gevoelens en onze gedachten. Het is in de denkgeest dat we de Aanwezigheid van God door de Heilige Geest kunnen ervaren en het is in de denkgeest dat de keuze is gemaakt Zijn Aanwezigheid te vervangen door de aanwezigheid van het ego.

De volgende twee zinnen benadrukken het cruciale onderscheid, ontleent aan Plato, tussen schijn en werkelijkheid.

(7:3-4) Je probeert verder te reiken dan al deze dingen. Je probeert uiterlijke schijn achter je te laten en nader te komen tot de werkelijkheid.

Jezus wil dat we eerst zorgvuldig kijken naar wat als werkelijk aan ons lijkt te verschijnen: de wereld gevuld met mensen met lichamen die horen en zien en van wie wij de lichamen horen en zien. De volgende stap, wanneer we de leiding van Jezus volgen, is dan het herkennen van de illusionaire aard van deze verschijningen, voorbijgaan aan de gedachten van het ego om uiteindelijk voorbij het ego te komen tot de Verzoeningsgedachte van de Heilige Geest.

(8:1-4) Het is heel goed mogelijk God te bereiken. In feite is het heel makkelijk, omdat dit de aller natuurlijkste zaak ter wereld is. Je zou zelfs kunnen zeggen dat dit het enige natuurlijke ter wereld is. De weg zal zich voor jou openen als je gelooft dat het mogelijk is.

Jezus zegt niet dat je dit voor de 100% moet geloven, je moet enkel geloven dat het mogelijk is dat hij gelijk heeft en dat jij het verkeerd hebt. Het enige echte in deze wereld is om God te bereiken. Het is je geloof dat je naar Huis zal leiden eens je de kracht ervan geplaatst hebt onder het Verzoeningsprincipe van de Heilige Geest die de verkeerd genomen beslissing voor de afscheiding corrigeert.

Jezus benadrukt vervolgens het belang van deze les en ondersteunt ons in het vertrouwen in het proces van deze lessen.

(8:5 – 9:3) Deze oefening kan verbluffende resultaten opleveren, zelfs al bij de eerste poging en heeft vroeg of laat altijd succes. Op de bijzonderheden van dit soort oefening zullen we later verder ingaan. Maar totaal mislukken zal het nooit en onmiddellijk succes is mogelijk.
Gebruik deze hele dag het idee van vandaag veelvuldig en herhaal het dan heel langzaam, liefst met de ogen dicht. Denk aan wat je zegt, wat de woorden betekenen. Concentreer je op de heiligheid die ze ten aanzien van jou inhouden, op het altijd aanwezige metgezelschap dat jouw deel is, op de volledige bescherming die jou omringt.

Deze laatste regels benadrukken de waarheid die voorbij de illusie ligt, een waarheid die de onze is wanneer we ons richten op de lessen en op het praktiseren van de oefeningen ervan.

En tenslotte de laatste regel van deze les:

(10) Je kunt je inderdaad veroorloven te lachen om angstgedachten wanneer je bedenkt dat God jou vergezelt, waar jij ook gaat.

Jezus komt hier terug op het thema te lachen om het ego, wat wil zeggen het niet te serieus te nemen. Dit is slechts mogelijk wanneer we onze angstgedachten naar de Liefde van God gebracht hebben. De Liefde van God die door de Heilige Geest voor ons in herinnering wordt gehouden. Zonder het proces van het brengen van de illusies naar de waarheid zal ons gelach oppervlakkig zijn, in het ergste geval zelfs spottend of oordelend zijn. Het gelach van de Heilige Geest is geboren uit de vriendelijke glimlach die het verschil tussen verschijning en werkelijkheid kent, tussen illusie en waarheid, tussen afscheiding en Verzoening. In les 187 zegt Jezus dat je naar de pijn, het lijden en de uithongering van de wereld kunt kijken en ernaar lachen. Je zal lachen naar het lijden, niet omdat mensen uit te lachen, maar omdat, door je te verenigen met het juist gerichte denken van de Heilige Geest, je zal weten dat het waar is, dat het geen macht heeft om de vrede en liefde van God van je af te nemen.