maandag 4 juni 2018

Les 41 - God vergezelt me, waar ik ook ga. – deel 1


Dit is duidelijk een gelukkige gedachte. Jezus zegt ons hier dat de herinnering aan God in onze denkgeest is waar de Heilige Geest verblijft en dus altijd met ons is. In die zin is God inderdaad altijd bij ons, waar we ook gaan. Naarmate we dieper ingaan op de les zal dit steeds duidelijker worden.

(1). Het idee van vandaag zal uiteindelijk het gevoel van eenzaamheid en verlatenheid dat alle afgescheidenen ervaren volledig overwinnen. Depressiviteit is een onvermijdelijke consequentie van afscheiding. Net als verontrusting, tobberij, een diep gevoel van hulpeloosheid, ellende, lijden en intense angst voor verlies.

Indirect komt hier het belangrijke thema rond oorzaak en gevolg aan bod. Al onze problemen zijn gelijk en afkomstig van dezelfde oorzaak: het geloof dat we afgescheiden zijn van God. De gevolgen van deze vergissing zijn bezorgdheid, depressiviteit, ellende, lijden en angst voor verlies. Onze ego’s zijn bijzonder bekwaam wanneer het gaat om de waarheid te verduisteren zover zelfs dat we overtuigd zijn van de oorsprong van ons ongelukkig zijn en dat is alles behalve de beslissing van de denkgeest voor de schuld.

Dus wanneer ik weet dat waar ik ook ga God mij vergezelt en dat omdat Hij in mijn denkgeest is dan wil dat ook zeggen dat ik Hem niet verlaten heb en dat Hij mij ook niet verlaten heeft. Dat wil ook zeggen dat ik Hem niet gedood heb en dat ik niet afgescheiden ben van Hem. Wanneer ik deze waarheid van de Verzoening aanvaard dan kan ik niet depressief zijn, eenzaam, bezorgd of angstig. 

Deze emoties zijn het resultaat van schuld, maar kunnen wanneer er geen geloof is in een afscheiding, niet bestaan. De manier om te weten te komen dat ik in de afscheiding geloof is door me gewaar te worden van mijn gevoelens van angst, zorgen en ongelukkig zijn. Daarom is het zo essentieel om negatieve gevoelens niet te bedekken. Wanneer we dat doen is er letterlijk geen hoop. Hoop ligt in het Wanneer we in eerste instantie ons ongemak en onze wanhoop herkennen dan kunnen we ons vervolgens realiseren dat dit slechts het gevolg is van een gedachte dat God niet gaat waar wij gaan omdat wij Hem gedood hebben. Deze gedachte aan zonde kan gelukkig omgedraaid worden.

We dienen te leren dat we ons vergist hebben en dat we nu gelukkige leerlingen willen zijn die blij zijn dat we verkeerd zijn geweest. Wil je geluk of wil je gelijk (T29.VII.1:9:) is een gedachte die niet genoeg kan geciteerd worden. Wanneer je investeert om je gelijk te halen kan je niet gelukkig zijn. 

De enige manier waardoor je echt kan weten dat je gelijk hebt is door te weten dat God je altijd vergezelt waar je ook gaat en er dus geen enkele rancuneuze gedachte bij je opkomt in tegenstelling tot de onvrede die het ego je influistert.

(2:1-2) De afgescheidenen hebben vele ‘remedies’ uitgevonden tegen wat zij menen dat de ‘kwalen van de wereld’ zijn. Maar het enige wat ze niet doen is de realiteit van het probleem in twijfel trekken.

Het ego heeft ons ervan overtuigd dat de afscheiding echt is en dit is zo’n afschuwelijke gedachte dat we er nooit kunnen naar kijken zonder erdoor vernietigd te worden. Zoals Jezus uitlegt in de tekst:

Luidkeels maant het ego jou niet naar binnen te kijken, want als je dat doet zullen je ogen op zonde stuiten en zal God jou met blindheid slaan. Dit is wat jij gelooft en dus kijk je niet. (T. 21. IV. 2:3-4)

Het ego raadt ons dus aan weg te lopen van de denkgeest, het thuis van de afscheidingsgedachte en bouwt de ene verdediging na de andere op, zet muur boven muur boven muur, alles met als doel onze aandacht in de wereld en het lichaam te houden. Zolang we ons hier niet bewust van zijn zullen we nooit de werkelijkheid van het probleem’ (in de denkgeest) in vraag stellen.

(2:3) Voor de gevolgen ervan bestaat echter geen remedie, aangezien het probleem niet reëel is.

Onze pogingen om een probleem in de wereld te genezen, of dat nu in ons persoonlijk leven is of de wereld in het algemeen, zullen nooit succesvol zijn. Het is mogelijk dat de symptomen tijdelijk zullen verdwijnen, maar we zullen nog steeds blijven geloven dat het probleem - de oorzaak – werkelijk is.  Ondanks hun pijn blijft constante aandacht geëist, maar de onderliggende oorzaak van de symptomen blijft onopgemerkt en het ego blijft triomfantelijk regeren tot het moment dat we uitroepen: ‘Er moet een andere manier zijn!’ en we onze Leraar toestaan ons te helpen om voorbij het gevolg naar de oorzaak te kijken en dit veranderd kan worden.

(2:4-5) Het idee voor vandaag bezit de kracht aan al deze dwaasheid voorgoed een eind te maken. En dwaasheid is het, ondanks de ernstige en tragische vormen die het aannemen kan.

Belangrijk is hier dat Jezus niet het woord ‘zondig’ gebruikt, maar dit eenvoudig uitdrukt als ‘dwaasheid’. Wat hij hier doet is te vergelijken met wat hij ons leert in het deel ‘de held van de droom’ waar hij zegt dat ons probleem is dat we vergeten te lachen om een nietig dwaas idee, dat de Heilige Geest naar onze bezorgdheid kijkt en dit toelacht, niet spottend, maar met een vriendelijkheid die weet dat onze verwarring niet werkelijk is. Dit thema keert doorheen de hele Cursus in Wonderen telkens terug, maar de volgende passage op het eind van hoofdstuk 27 is wel heel typerend:

Met mild gelach neemt de Heilige Geest de oorzaak waar en kijkt niet naar de gevolgen. Hoe zou Hij anders jouw dwaling kunnen corrigeren, jij die de oorzaak volkomen over het hoofd hebt gezien? Hij nodigt jou uit ieder verschrikkelijk gevolg bij Hem te brengen, zodat jullie samen naar de dwaze oorzaak ervan kunnen kijken en jij met Hem een ogenblik kunt lachen. Jij beoordeelt gevolgen, maar Hij heeft hun oorzaak beoordeeld. En door Zijn oordeel zijn de gevolgen weggenomen. Misschien kom jij in tranen. Maar hoor hoe Hij zegt: ‘Mijn broeder, heilige Zoon van God, aanschouw je ijdele droom waarin dit kon gebeuren.’ En je zult het heilig ogenblik verlaten met jouw lachen en dat van jouw broeder, vergezeld van het Zijne. (T. 27. VIII. 9)

(wordt vervolgd)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten