dinsdag 19 juni 2018

Les 44 - God is het licht waarin ik zie. – deel 2


(4) Houd vandaag minstens drie oefenperioden, die elk drie tot vijf minuten duren. Een langere tijdsduur valt zeer aan te bevelen, maar alleen als je voelt dat de tijd met weinig of geen spanning voorbijglijdt. De oefenvorm die we vandaag zullen hanteren is voor de getrainde denkgeest de natuurlijkste en makkelijkste ter wereld, terwijl die voor de ongetrainde denkgeest juist de onnatuurlijkste en moeilijkste lijkt.

Jezus herhaalt hier weer dat we problemen zullen hebben met het afleren van dat wat we onszelf aangeleerd hebben. In de volgende alinea legt hij uit waarom:

(5:1-4) Jouw denkgeest is niet langer geheel ongetraind. Je bent zeker klaar om de oefenvorm te leren die we vandaag gaan gebruiken, maar je zult misschien merken dat je op hevige weerstand stuit. De reden daarvan is heel eenvoudig. Wanneer je op deze manier oefent, laat je alles wat jij nu gelooft plus alle gedachten die jij bedacht hebt achter je.

Het probleem dat we zullen tegenkomen is onze eigen weerstand, een weerstand die ontstaan is uit een angst om dat wat we gemaakt hebben te verliezen en die bovendien ook onszelf inhoudt! We hebben al besproken hoe fel we weerstand bieden wanneer we in de buurt van de waarheid komen. Misschien herinner jij je de woorden uit de tekst waarom Jezus als een bedreiging werd gezien.

Velen dachten dat ik hen aanviel, ook al was het duidelijk dat ik dat niet deed. Een waanzinnige leerling leert vreemde lessen. Je moet begrijpen dat wanneer je een denksysteem niet deelt, je het verzwakt. Degenen die erin geloven, zien dit daarom als een aanval op hen. Dat komt doordat iedereen zichzelf met zijn denksysteem vereenzelvigt en ieder denksysteem draait om wat jij denkt dat je bent. (T. 6. V. B. 1:5-9)

Deze lessen vormen dus een directe aanval op ons ego gezien vanuit het perspectief van een individueel zelf dat wanhopig zijn afgescheidenheid probeert te beschermen door het fysieke te verdedigen tegen de inval van de waarheid in de denkgeest.

(5:4) Wanneer je op deze manier oefent, laat je alles wat jij nu gelooft plus alle gedachten die jij bedacht hebt achter je.

Let dus wel ‘alles wat jij nu gelooft plus alle gedachten die jij bedacht hebt’, niet enkele ervan. Dat is de basis van onze angst en de reden waarom we een compromis proberen sluiten met Een Cursus in Wonderen door te beweren dat Jezus dingen zegt die hij helemaal niet zegt. Hij vertelt ons hier duidelijk dat wanneer we oefenen precies zoals hij voorschrijft, het ego zal verdwijnen. Het is daarom belangrijk te begrijpen waarom we deze specifieke lessen niet oefenen, laat staan de aanhoudende lessen die we met elkaar hebben.

(5:5-6) In eigenlijke zin is dit de bevrijding uit de hel. Toch is het, gezien door de ogen van het ego, een verlies van identiteit en een afdaling in de hel.

Dit is de grote angst dat iedereen in deze wereld deelt: het verlies van onze individualiteit of persoonlijke identiteit. Geloven dat we bij het beoefenen van deze werkboeklessen geen weerstand zullen hebben is dus eerder naïef.

(6:1) Als jij ook maar een beetje afstand kunt nemen van het ego, zal het jou geen moeite kosten in te zien dat zijn tegenstand en angsten zonder betekenis zijn.

Jezus heeft het hier over de keuzemaker. Hij spreekt over een jij die het ego niet is, een jij die apart van het ego staat. Wanneer je apart staat van het ego, sta je automatisch aan de zijde met Jezus of de Heilige Geest in het juiste denken. Het is de een of de ander. De jij die voor de Heilige Geest heeft gekozen, noemen we de keuzemaker.
Een ander punt: Jezus spreekt over het ego alsof het een aparte entiteit is. Maar het ego is eenvoudig een gedachte die wij werkelijk gemaakt hebben en waarmee we ons hebben geïdentificeerd. Met andere woorden, het ego is het deel van onze gespleten denkgeest dat ervan geniet afgescheiden te zijn. Het vertegenwoordigt onze tegenstrijdigheid met het Verzoeningsprincipe van de Heilige Geest. In de volgende passage legt Jezus uit waarom hij over het ego spreekt als was het afgescheiden van ons:
Alleen jouw trouw aan het ego geeft het enige macht over je. Ik heb over het ego gesproken alsof het een losstaand ding was dat zelfstandig opereert. Dit was nodig om jou ervan te overtuigen dat je het niet luchtig weg kunt wuiven en moet beseffen hoeveel van je denken egogericht is. … Het ego is niet meer dan een deel van wat jij over jezelf gelooft. (T. 4. 1:2-4; 1:6)

(6:2-4) Misschien kan het jou helpen jezelf van tijd tot tijd eraan te herinneren dat het licht bereiken betekent ontsnappen aan de duisternis, wát je ook in tegenstelling daarmee geloven mag. God is het licht waarin jij ziet. Je probeert Hem te bereiken.

Wanneer we oprecht zijn in het vinden van God, de hand van Jezus nemen en zijn liefde ervaren, dan moeten we onze identificatie met de duisternis laten gaan. De manier waarop we onze liefde voor Jezus versterken en uitdrukken is door naar onze haat te kijken. Dat wordt hier duidelijk gezegd: de weg om het licht te bereiken is door te ontsnappen aan de duisternis. Maar wat houdt dat nu precies in? Gezien wij degenen zijn die de duisternis werkelijk gemaakt hebben door onze keuze hiervoor, wil ervan ontsnappen zeggen dat wij ons denken moeten veranderen. De rol van Jezus hierin is niet ons te helpen met wat juist is, maar ons te helpen met het ongedaan maken van wat verkeerd is. Dit leidt ons tot een automatisch doen, denken, zeggen en voelen wat juist is. Het is het ontsnappen aan de duisternis, het ongedaan maken van het negatieve, het niet langer ontkennen van de waarheid is onze reis naar het licht. Daarom kunnen we ook zeggen dat dit geen Cursus is in het positieve, maar in het ongedaan maken van het negatieve.

De taak van de wonderdoener wordt derhalve het ontkennen van de ontkenning van de waarheid. (T. 12. II.1:5)

Waarom denk je dat je er niet zeker van bent of de andere wel beantwoord zijn? Zou het nodig zijn ze zo vaak te stellen, als dat wel zo was? Totdat de laatste beslissing is genomen, is het antwoord zowel ‘ja’ als ‘nee’. Want jij hebt ‘ja’ geantwoord zonder te doorzien dat ‘ja’ ‘niet nee’ betekenen moet. Niemand kiest tegen zijn geluk, maar hij kan dat toch doen als hij niet ziet dat hij dit doet. En als hij zijn geluk ziet als iets wat eeuwig verandert, nu eens dit, dan weer dat en dan weer een ongrijpbare schaduw die aan niets is gehecht, kiest hij wel degelijk ertegen. (T. 21. VII. 12)

Het denksysteem van het ego is de ontkenning van de waarheid. Herkennen wat de waarheid is laat ons toe nee te zeggen om haar nog langer te ontkenning, dus de macht van het ego die gedaan wordt gemaakt wanneer zijn duisternis oplost in het licht.
(wordt vervolgd)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten