zondag 31 december 2017

Les 6 ~ Ik voel onvrede omdat ik iets zie wat er niet is.

Deze les is een bom. Wat zo intrigerend is aan deze eerste lessen is dat Jezus hier geen gewichtige metafysica bij betrekt. Laat dit nu wel de grondslag zijn van het idee ‘ik voel onvrede omdat ik iets zie wat er niet is’.

Wat mij onvrede geeft is binnen in mij en niet buiten mij. Er is niets buiten mij.

Wat ik denk te zien is alleen een projectie van een gedachte in mijn denkgeest en deze gedachte – van de afscheiding van God – is er ook niet! Het zijn illusies die ik waarneem, projecties van gedachten die op zichzelf ook illusies zijn. Wat anders kan een illusie voortbrengen dan een illusie.

Zoals je kan zien wordt in de eerste alinea weer de nadruk gelegd op het benoemen van het specifieke. Ook alinea 2 zou nu reeds vertrouwd moeten zijn.

(1) De oefeningen met dit idee lijken erg op de voorgaande. Wederom is het noodzakelijk zowel de vorm van ontsteltenis (woede, angst, bezorgdheid, neerslachtigheid, enz.) als de vermeende bron heel specifiek te benoemen bij elke toepassing van het idee. Bijvoorbeeld:
Ik ben boos op …….  omdat ik iets zie wat er niet is.
Ik maak me zorgen over …….  omdat ik iets zie wat er niet is.

(2) Het idee van vandaag is nuttig voor toepassing op alles wat je overstuur lijkt te maken en kan de hele dag door met profijt voor dat doel worden gebruikt. De drie of vier oefenperioden die nodig zijn moeten echter worden voorafgegaan door ongeveer een minuut je geest te onderzoeken zoals voorheen en de toepassing van het idee op elke verstorende gedachte die bij het onderzoek naar boven komt.

Gedachtenonderzoek is het aandachtspunt van Jezus’ boodschap en is het middel om zijn onderricht toe te passen tijdens onze dagelijkse ervaringen.
Vervolgens haalt hij twee punten aan uit les 5:

(3) Nogmaals, als je meer weerstand voelt het idee op sommige overstuur makende gedachten toe te passen dan op andere, herinner jezelf dan aan de twee waarschuwingen uit de vorige les:
Er zijn geen kleine vormen van onvrede.
Ze verstoren mijn innerlijke vrede allemaal evenzeer.
En:
Ik kan niet aan deze vorm van onvrede vasthouden en alle andere loslaten. Voor het doel van deze oefeningen beschouw ik ze daarom allemaal als gelijk.


Het belang van deze gedachte over de inherente gelijkheid van alles, zowel grote als kleine onvrede, kan niet genoeg benadrukt worden. Het neemt een centrale plaats in in de leer van Jezus omdat het de manier is om ons te leren het verschil te zien tussen illusie en waarheid of om het met de woorden van Plato te zeggen: schijn en werkelijkheid. 

vrijdag 29 december 2017

Les 5 ~ Ik voel nooit onvrede om de reden die ik denk.

Deze les bevat de kern bevat van onze training. We denken dat we onvrede kennen door alles wat er in de wereld gaande is en hoe dit ons raakt. Maar de enige reden waarom we onvrede kennen is omdat we voor het ego als onze leraar kiezen in plaats van voor Jezus.

(1) Dit idee kan, evenals het voorgaande, gebruikt worden bij elke persoon, situatie of gebeurtenis waarvan jij denkt dat die jou pijn bezorgt. Pas het uitdrukkelijk toe op alles waarvan jij gelooft dat het de oorzaak van je onvrede is en gebruik daarbij de omschrijving van het gevoel in een bewoording die jou juist lijkt. De onvrede kan zich voordoen als angst, bezorgdheid, depressiviteit, verontrusting, kwaadheid, haat, jaloezie en nog talloze andere vormen die je allemaal als verschillend zult waarnemen. Dit is niet waar. Maar tot je geleerd hebt dat de vorm er niet toe doet, is elke vorm geschikt als onderwerp van de oefeningen van de dag. Hetzelfde idee op elke vorm afzonderlijk toepassen is de eerste stap naar de uiteindelijke erkenning dat ze allemaal hetzelfde zijn.

Nogmaals, hier kunnen we de paradox zien dat we moeten blijven oefenen met welbepaalde, specifieke dingen zodat we op die manier leren dat alles hetzelfde is en non-specifiek. Dit is inderdaad het centrale thema van het proces dat Een Cursus in Wonderen ons geeft en die ons uiteindelijk uit de droom doet ontwaken. Door altijd en overal vergeving toe te passen wanneer we onvrede voelen – de vorm van het ongemak – zullen we ons bewust worden van de onderliggende inhoud van de schuld die de oorzaak is van het ongemak en herkennen we de gelijkheid van alle illusies. Vanaf dan verdwijnen ze waardoor alleen nog de inhoud van liefde overblijft, onze enige troost en de ware bron voor vrede.

Dit is een zeer belangrijke les omdat we allemaal in onvrede raken en we altijd denken de oorzaak ervan te kennen. Deze les helpt ons bewust te worden dat we niet in onvrede zijn door wat er buiten ons gebeurt, maar alleen door onze manier van kijken naar wat buiten ons is.
De specifieke instructie voor het identificeren van de specifieke vorm van onvrede en de oorzaak ervan wordt als volgt uiteengezet:

(2) Wanneer je het idee van vandaag gebruikt bij een specifieke vermeende oorzaak van enigerlei vorm van onvrede, hanteer dan zowel de naam van de vorm waarin je die onvrede ziet, als de oorzaak die je daaraan toeschrijft. Bijvoorbeeld:

Ik voel me niet kwaad op ……. om de reden die ik denk.
Ik voel me niet bang voor ……. om de reden die ik denk.

Jezus brengt ons hier snel van de lichamelijke wereld van denken naar de wereld van het gevoel:

(3) Maar nogmaals, dit moet niet in de plaats komen van oefenperioden waarin je eerst je denkgeest onderzoekt op ‘oorzaken’ van onvrede waarin je gelooft en vormen van onvrede die, naar jij meent, daaruit voortvloeien.

Jezus herinnert ons hier terug aan het onderzoeken van onze gedachten, het aspect van zijn training. We moeten leren er een gewoonte van te maken ons naar binnen te keren en aandacht leren schenken aan ons onderdrukt schuldgevoel die de ultieme bron is voor wat wij denken dat ons onvrede geeft.

(4) Je zult het bij deze oefeningen, meer nog dan bij de vorige, misschien moeilijk vinden om willekeurig te zijn en te vermijden dat je sommige onderwerpen zwaarder laat wegen dan andere. Het kan helpen de oefeningen te laten voorafgaan door de volgende stelling:

Er zijn geen kleine vormen van onvrede.
Ze verstoren mijn innerlijke vrede allemaal evenzeer.

We hebben allemaal de neiging onderscheid te maken. Wanneer iets ons maar weinig onvrede geeft dan denken we dat we maar ‘mild geïrriteerd’ zijn. Iets later op de dag gebeurt er iets ‘groter’ en we worden echt boos. We denken dat hier tussen een verschil zit. En het is dit probleem dat moet aangepakt worden omdat het ego opnieuw bevestigd dat er een hiërarchie in illusies is, zijn basisverdediging tegen de Eenheid van God: verschillen, specificaties van de dualistische wereld die de onverdeelde werkelijkheid van de goddelijke Abstractie logenstraft, om het maar met de woorden uit de tekst te zeggen. (T. 4. VII. 5:4) Dit is de werkelijkheid waarvan het ego wil dat wij die ons nooit zouden herinneren of hier gereflecteerd zou worden omdat dit het einde is van het ego.
Jezus vervolgt zijn instructies in dezelfde trant:

(5-6) Onderzoek dan je denkgeest op alles wat jou verstoort, ongeacht de mate waarin jij denkt dat het dit doet. Misschien merk je ook dat je minder bereid bent het idee van vandaag toe te passen op sommige vermeende bronnen van onvrede dan op andere. Als dit gebeurt, denk dan eerst hieraan:

Ik kan niet aan deze vorm van onvrede vasthouden en alle andere loslaten. Voor het doel van deze oefeningen beschouw ik ze daarom allemaal als gelijk.

Dit moeten we zeggen wanneer we in de verleiding komen om een rangorde te maken in dat wat ons onvrede geeft.
En dan herhaalt Jezus dit punt in de volgende zin:

(7) Onderzoek dan, niet langer dan ongeveer een minuut, je denkgeest en probeer een aantal verschillende vormen te achterhalen van dingen die jouw vrede verstoren, ongeacht het relatieve belang dat jij misschien aan ze hecht. Pas het idee van vandaag op elk ervan toe, waarbij je zowel de naam noemt van de bron van de onvrede, zoals jij die ziet, als van het gevoel, zoals jij dat ervaart. Andere voorbeelden zijn:

Ik voel me niet bezorgd over ……. om de reden die ik denk.
Ik voel me niet neerslachtig over …….  om de reden die ik denk.
Drie of vier keer in de loop van de dag is genoeg.

Hier kunnen we zien hoe vaak Jezus ons reeds bij deze eerste lessen herinnert hoe we telkens opnieuw proberen een rangorde te maken in onze ervaringen door te geloven dat sommige dingen belangrijker zijn en andere niet. Hij oefent ons erin om ons bewust te worden dat ze allemaal gelijk zijn.

Een diepere studie van het onderricht van Een Cursus in Wonderen houdt een nogal verontrustende onthulling in: dat wanneer we onvrede voelen, we onvrede willen voelen omdat dit ons het bewijs levert dat wij onschuldige slachtoffers zijn van wat de maker van slachtoffers, de dader met ons doet. 

We komen later nog op deze zeer belangrijke stelling van de Cursus terug, maar voor nu verwijs ik hiervoor naar twee heel specifieke discussies, nl. ‘het beeld van de kruisiging’ (T. 27. I) en ‘zelfconcept tegenover Zelf’ (T. 31. V). 

De rest van deze alinea’s geven deze eerdergenoemde instructie weer en leggen de nadruk op de noodzaak om zowel specifiek als mild te zijn in ons oefenen. 

woensdag 27 december 2017

Les 4 ~ Deze gedachten betekenen niets. Ze zijn net als de dingen die ik in deze kamer [in deze straat, uit dit raam, op deze plek] zie.

Jezus helpt ons om bewust te worden dat niet alleen wat we zien geen betekenis heeft, maar dat zelfs onze gedachten over wat we zien geen enkele betekenis hebben. In volgende lessen legt hij uit dat onze gedachten niet verschillen van dat wat we waarnemen. Het innerlijke en het uiterlijke zijn een en hetzelfde.

(1) In tegenstelling tot de vorige oefeningen, beginnen deze niet met het idee van de dag. Begin deze oefenperioden met ongeveer een minuut lang te letten op de gedachten die door je denkgeest heengaan. Pas dan het idee erop toe. Als je je nu al bewust bent van ongelukkige gedachten, gebruik ze dan als onderwerp voor het idee. Selecteer echter niet alleen de gedachten die je ‘slecht’ vindt. Als je jezelf traint naar je gedachten te kijken, zal je merken dat ze zo’n mengeling weergeven, dat in zekere zin geen enkele ‘goed’ of ‘slecht’ genoemd kan worden. Dat is waarom ze niets betekenen.

Zowel onze waarneming als ons denken is veranderlijk. En wat variabel is, is per definitie niet onveranderlijk en wat niet onveranderlijk is kan niet van God zijn. Deze toelichting geeft een van de kernargumenten waar de logica van Een Cursus in Wonderen op gebaseerd is, weer. Alles wat van God is deelt dezelfde eigenschappen van Hem. Wanneer dat niet het geval is, kan het niet van Hem zijn en is daarom onwerkelijk en dus illusoir. Wanneer iets kan veranderen kan het niet afkomstig zijn van de Onveranderlijke en bestaat daarom niet en is inherent hieraan zonder betekenis door afgescheiden te zijn van Dat met de enige betekenis die er is. Als we aandacht geven aan onze gedachten kunnen we vaststellen dat ze lukraak zijn, afwisselend en vergankelijk en dus hun betekenisloosheid bewijst. Gezien ze afwisselend zijn moeten ze daarom wel van het ego zijn die, als gevolg van zijn oorsprong, altijd over verandering gaat. Het ego, een schijnbare verandering van de Ene Onveranderlijke.
Deze eerste lessen, met hun zogenaamde makkelijke oefeningen, wijzen ons geleidelijk naar het herkennen van hun ware betekenis wanneer we ze in ons dagelijkse leven gaan toepassen.

(2) Bij het kiezen van onderwerpen voor de toepassing van het idee van vandaag wordt de gebruikelijke nauwkeurigheid vereist. Wees niet bang zowel ‘goede’ als ‘slechte’ gedachten te gebruiken. Geen enkele ervan geeft jouw werkelijke gedachten weer, die door hen worden bedekt. De ‘goede’ zijn slechts schaduwen van wat erachter ligt en schaduwen hinderen het zicht. De ‘slechte’ zijn blokkades voor het zicht en maken het zien onmogelijk. Je wilt geen van beide.

Onze werkelijke gedachten zijn gedachten van liefde en eenheid en zijn non-specifiek, de definitie van Een Cursus in Wonderen voor ‘abstract’. Deze abstracte gedachten zijn verborgen door de eigenschappen van de wereld van het ego. Wat we willen is de waarheid en niet een schaduw of een blokkade. Zoals elke goede ‘Plato-nist’ willen we het goede dat voorbij het begrip van goedheid ligt. Goed en slecht zijn begrippen zoals we op het einde van de tekst geleerd hebben:

Verlossing kan worden gezien als niets meer dan de uitweg uit concepten. Ze houdt zich niet bezig met de inhoud van de denkgeest, maar met de eenvoudige vaststelling dat hij denkt. (T. 31. V. 14:3-4)

Op zijn best zijn onze juist gerichte gedachten (de ‘goede’) de correctie van onze onjuist gerichte gedachten (de ‘slechte’) , maar uiteindelijk moet dat wat zo kenmerkend is voor deze respectievelijke gedachten ook verdwijnen in het abstracte of de non-specifieke Liefde van de Bron.

(3) Dit is een belangrijke oefening, die van tijd tot tijd in een iets andere vorm herhaald zal worden. Hier is het streven je te trainen in de eerste stappen naar het doel het betekenisloze van het betekenisvolle te scheiden. Het is een eerste poging in het leerdoel op lange termijn om het betekenisloze als buiten je en het betekenisvolle in je te zien. Het is tevens het begin van de training van je geest om te herkennen wat hetzelfde en wat verschillend is.

Dit is een veelbetekenende gedachte – het betekenisloze buiten je – omdat wat buiten is, onwerkelijk is. Het ‘betekenisvolle binnen’ zijn de gedachten van de Heilige Geest in onze denkgeest. Alles wat we buiten ons waarnemen en waarvan we geloven dat het echt is dient het doel van het ego om ons te laten geloven dat wat betekenisloos is toch waar is. Op die manier wordt dit alles een dekmantel voor alles wat echt betekenisvol is. De Heilige Geest daarentegen leert ons in te zien dat wat buiten ons is het doel dient ons te leren dat er geen wereld is. Daarin ligt Zijn bedoeling. Op zichzelf zijn de voorwerpen zonder betekenis, maar het doel van de Heilige Geest voorziet ze van hun betekenis.

Het ego geeft waarde aan wat er in de wereld is zodat wij geloven in de werkelijkheid van het denksysteem van afscheiding waarvan de wereld een weerspiegeling is. De Heilige Geest biedt ons een waarneming waarmee we uiteindelijk beseffen dat er geen wereld is.

Wat daarom dus ‘hetzelfde is’ is alles binnen het denksysteem van het ego is en alles binnen het denksysteem van de Heilige Geest: schuld is schuld, ongeacht de vorm ervan, liefde is liefde, ongeacht de vorm ervan. Maar deze twee systemen verschillen van elkaar omdat het denksysteem van het ego ons verder de hel invoert, terwijl de Heilige Geest ons terug naar Huis brengt. Op die manier leren we dus de inherente gelijkheid van alle gedachten binnen deze twee denksystemen en het wezenlijk verschil ertussen.

(4) Identificeer elke gedachte die je voor de toepassing van het idee van vandaag gebruikt door middel van de hoofdpersoon of de centrale gebeurtenis erin, bijvoorbeeld:

Deze gedachte over ……. betekent niets.
Het is net als de dingen die ik in deze kamer [in deze straat, enz.] zie.

Merk deze eerdere beklemtoning, die gedurig aan zal herhaald worden, op de noodzaak op om bij de toepassing van het dagelijkse idee heel specifiek te zijn. Zonder een dergelijke toepassing zijn deze oefeningen totaal zinloos voor ons.

(5) Je kunt het idee ook gebruiken voor een bepaalde gedachte die je als schadelijk herkent. Deze toepassing is nuttig, maar is geen vervanging voor de meer willekeurige procedures die voor de oefeningen dienen te worden gevolgd. Onderzoek je geest echter niet langer dan ongeveer een minuut. Je bent nog te onervaren om een neiging te vermijden tot doelloos gepreoccupeerd zijn.

Dit maakt deel uit van het doel van Jezus om nederig te zijn. Tot nu toe kennen we het verschil nog niet tussen wat schadelijk of wat onschadelijk is. Dit staat gelijk aan de instructie in de tekst waarbij gezegd wordt dat wij het verschil niet kennen tussen pijn en vreugde (T. 7. X) en gevangenschap en vrijheid (T. 8. II). En daarom blijven wij ons zinloos bezighouden met het najagen van datgene wat ons pijn doet in plaats van enkel te leren wat ons vreugde en vrede zal brengen.

(6) Omdat deze oefeningen de eerste in hun soort zijn, kun je het opschorten van elk oordeel met betrekking tot gedachten als bijzonder moeilijk ervaren. Herhaal deze oefeningen niet vaker dan drie of vier keer gedurende de dag. We zullen later naar ze terugkeren.


Jezus wil niet dat jij je schuldig voelt omdat je de oefeningen niet kunt doen, maar hij wil wel dat jij je bewust wordt dat je problemen ondervindt bij het doen van de oefeningen. Dit houdt de volgende toelichting in: ik ondervind problemen bij het doen van de oefeningen omdat ik mijn geloof niet wil opgeven, niet alleen van het feit dat de voorwerpen in mijn leven belangrijk zijn, net zoals mijn gedachten belangrijk zijn, maar dat ik belangrijk ben. Ik, een individu, ben als een speciaal, bijzonder wezen betekenisvol. Daarom zijn deze lessen ‘bijzonder moeilijk’. 

maandag 25 december 2017

Les 3 ~ Ik begrijp niets wat ik in deze kamer [in deze straat, uit dit raam, op deze plek] zie.

Niets in deze kamer betekent iets omdat ik er de betekenis aan gegeven heb die het heeft. En gezien ik er de betekenis aan gegeven heb hoe kan ik die van betekenis afgescheiden ben, dit dus begrijpen? 

Gezien vanuit het standpunt van het ego kan ik dit wel begrijpen omdat het als doel heeft deze wereld en mijn ervaring erin werkelijk te maken. Maar echt begrijpen kan ik niet want het doel van de wereld - zoals reeds eerder uiteengezet is – is mij te verhinderen om dit te begrijpen. Een juist begrip maakt mij bewust van het doel dat ik aan alles en iedereen geef. Want nogmaals, een van de belangrijkste doelstellingen van deze eerste lessen is dat wij ons nederig opstellen zodat wij ons er bewust kunnen van worden dat we niets begrijpen. Dit is de basis voor de belangrijke – zo niet schitterende – regel in de tekst: ‘Je bent er nog steeds van overtuigd dat jouw inzicht een machtige bijdrage vormt aan de waarheid en haar maakt tot wat ze is’. (T. 18. IV. 7:5)

Zoals we reeds gezien hebben begint deze les met de nadruk te leggen op het feit om niet één uitzondering te maken.

(1:1) Pas dit idee op dezelfde wijze toe als de twee voorgaande, zonder enig onderscheid te maken.

Wat met andere woorden wil zeggen ‘ik begrijp er niets van’. Ik denk dat ik begrijp waar een pen of een kopje toe dient, maar hun ultieme doel - mij vast te houden in de illusie en buiten de Hemel - begrijp ik echter niet. Mijn ego verteld mij dat de pen bedoeld is om ermee te schrijven, dat het kopje is om er uit te drinken, dat kleren er zijn om je lichaam te bedekken, maar ik begrijp het onderliggende doel van het ego niet voor deze en alle andere aspecten van de materiële wereld.

(1:2-5) Wat je ook ziet wordt een geschikt onderwerp voor de toepassing van het idee. Zorg ervoor dat je je niet afvraagt of iets geschikt is voor de toepassing van het idee. Dit zijn geen oefeningen in oordelen. Alles is geschikt, als je het ziet.

Al zijn we ons hier niet bewust van, zeker is wel dat we de toepasselijkheid op sommige dingen in vraag stellen. Want nogmaals, er is niemand die niet geloofd dat zijn arm minder belangrijk is dan een appel of een knoop. We geloven dat er een groot en belangrijk verschil tussen is. ‘Alles is geschikt als je het ziet’ omdat als ik het zie het niet echt kan zijn. Dat is omdat we met onze ogen kijken en onze ogen, net zoals onze zintuigen, speciaal gemaakt zijn om helemaal niet te zien. Met andere woorden, ze werden door het ego gemaakt om buiten de denkgeest te zien, terwijl ware visie enkel in de denkgeest is. Het is deze fundamentele onwerkelijkheid die alles in deze wereld verbindt.

(1:6-7) Sommige dingen die je ziet kunnen een emotioneel geladen betekenis voor je hebben. Probeer zulke gevoelens opzij te zetten en gebruik deze dingen zoals je elk ander ding zou gebruiken.

Wat aan deze lessen, wanneer je er diep op ingaat, nuttig is, is dat zij alle onbewuste en verborgen waarden aan de oppervlakte brengen, net zoals de projectieve testen die door psychologen gebruikt worden om de onderliggende dynamiek van iemands stoornis te helpen begrijpen. Ook in de volgende lessen komt dit thema nog aan bod.

(2) De bedoeling van deze oefeningen is je te helpen je geest te bevrijden van alle vroegere associaties, de dingen precies zo te zien zoals ze zich nu aan je voordoen en te beseffen hoe weinig je er werkelijk van begrijpt. Het is daarom essentieel dat je je geest volkomen open houdt en niet door oordelen laat belemmeren bij het uitkiezen van de dingen waarop het idee voor de dag toegepast dient te worden. Voor dit doel is het een gelijk aan het ander, in dezelfde mate geschikt en daarom in dezelfde mate nuttig.


Tot hiertoe is dit de meest diepzinnige toelichting en de betekenis ervan zou ruimschoots duidelijk moeten zijn. Jezus probeert ons hier te helpen om het verleden los te laten omdat zolang het verborgen blijft voor ons bewustzijn wij het niet ongedaan kunnen maken. Omdat het verleden steeds weggeduwd wordt, komt het keer op keer zijn met schuldbeladen kop opsteken. De manier om dit ongedaan te maken ligt in het principe die de basis vormt voor deze lessen: de inherente gelijkheid van alle illusies.

zaterdag 23 december 2017

Les 2 - Ik heb alles wat ik in deze kamer [in deze straat, uit dit raam, op deze plek] zie alle betekenis gegeven die het voor mij heeft.

De eerste les – dat niets betekenis heeft – wordt nu uitgebreid. De reden dat niets enige betekenis heeft is dat je aan alles een betekenis hebt gegeven waardoor de ware betekenis van vergeving, zoals we dadelijk zullen zien, wordt verduisterd. En je weet dat je dit gedaan hebt omdat je denkt dat je hand belangrijker is dan een pen. Gezien dit duidelijk niet de manier is waarop de Heilige Geest denkt kan dit dus enkel afkomstig zijn van de manier hoe jij denkt. God heeft geen betekenis verleend aan alles wat je rondom jou ziet, noch Jezus. Jij hebt dat gedaan.

Mensen zeggen dat ze iets een waarde toekennen omdat hun ouders er die waarde aan hebben gegeven en omdat ze opgegroeid zijn in een zekere cultuur, een religie, met een sociaal economisch aspect, enz. Maar een dergelijke aanname is niet een correcte vaststelling. Wanneer wij hier echt zouden over nadenken zouden wij ons realiseren dat wij niet alle waarden van onze ouders hebben overgenomen, noch de waarden van ons sociaal systeem, enz. Wij hebben enkel die waarden aangenomen die resoneren met wat wij willen dat hun waarden zijn.

Alhoewel dit tot hiertoe nog niet aan bod is gekomen is het wel zo dat Jezus vraagt om een totale eerlijkheid tegenover hem; aanvaarden dat niets in deze kamer of deze wereld ook maar iets betekent omdat ik degene ben die de wereld een betekenis geef en ik, mijn ego, nooit de ware betekenis zal kunnen begrijpen: vergeving.

(1) De oefeningen met dit idee zijn dezelfde als die met het eerste. Begin met de dingen vlak bij je en pas het idee toe op alles waar je blik op rust. Breid dan je blikveld uit. Draai je hoofd zo dat je alles aan weerskanten kunt zien. Draai je zo mogelijk om en pas het idee toe op wat achter je was. Blijf zo willekeurig mogelijk in je keuze van onderwerpen om het op toe te passen, concentreer je niet op iets in het bijzonder en probeer niet alles wat je in een bepaalde gezichtshoek ziet erbij te betrekken, anders breng je er spanning in.

Jezus zegt ons niets te discrimineren door één ding belangrijker te maken dan een ander of dat een voorwerp niets te betekenen heeft en een ander dan weer wel. Hij zegt ons om tijdens onze oefening geen onderscheid te maken en ook proberen niet alles wat we zien erbij te betrekken. Hij zegt ons dat als we proberen, alles wat we zien, erbij te betrekken dit tot spanning zal leiden en al gauw zal leiden tot een ritueel. Rituelen houden altijd een zekere spanning in omdat zij altijd neigen tot een gevoel van iets moeten doen. Ik moet dit gebed op een bepaalde manier opzeggen. Ik moet de les elke dag op hetzelfde tijdstip doen. Ik moet elke dag of elke week of wanneer dan ook naar de kerk of naar de synagoge gaan. Wanneer het een ritueel is dan moet het altijd op dezelfde manier uitgevoerd worden. 

En meestal, wanneer het in een religieuze context is, is het iets wat altijd op hetzelfde tijdstip moet gebeuren omdat dat de wil is van God of omdat de Bijbel dit oplegt of waar religieuze leiders op staan. Daarom zegt Jezus ons deze oefeningen niet als een zeker ritueel te doen en ze ook niet gespannen te doen. Wanneer je spanning voelt maant hij je aan ermee te stoppen. Dit is tevens een aanwijzing dat je de lessen niet goed doet; je doet ze samen met je ego en niet samen met hem, Jezus.

(2:1) Laat enkel je blik, ontspannen en redelijk snel, ronddwalen en probeer daarbij een keuze naar grootte, helderheid, kleur, materiaal of betrekkelijk belang voor jou te vermijden.

‘Probeer te vermijden om dit te doen’ is beamen dat je inderdaad zal proberen dit zo te doen, d.w.z. selecteren wat volgens jou belangrijk is en wat onbelangrijk. En ook al denk je bewust dat je dit niet doet, onbewust is dit zeker in het kader van de rangorde in waarden die we allemaal delen, wel het geval.

(2:2-5) Neem de voorwerpen gewoon zoals je ze ziet. Probeer de oefening met gelijk gemak toe te passen op een lichaam of een lichtknop, een vlieg of een vloer, een arm of een appel. Het enige criterium om het idee op iets toe te passen is slechts dat je oog erop viel. Doe geen moeite om iets bepaalds in te sluiten, maar zorg ervoor dat niets uitdrukkelijk wordt uitgesloten.


We dienen deze lessen aandachtig te lezen, voorbij de vorm van de woorden naar de onderliggende inhoud van wat ze betekenen. Met andere woorden we moeten ons realiseren dat Jezus ons leert om te veralgemenen; dat alle dingen dezelfde betekenisloosheid hebben omdat zij allemaal hetzelfde doel van het ego, namelijk afscheiding, dienen. We zullen later ook zien dat alle dingen dezelfde betekenis hebben, omdat alles in onze wereld van waarneming ook kan dienen voor het doel van de Heilige Geest. Het maakt niet uit wat het is, het kan iets zijn waarvan we denken dat het betekenis- en waardevol is, zoals een lichaam of iets waarvan we denken dat het waardeloos is, zoals een appel of een knoop. Zolang we zien, horen, smaken of iets voelen zeggen we dat de materiële wereld, de fysieke wereld, werkelijk is, dat dualiteit en waarneming werkelijk is. Dit is uiteindelijk een manier om te zeggen dat ik werkelijk ben. Daaruit volgt natuurlijk de stelling dat als de materiële wereld werkelijk is, God dat niet kan zijn. Het is de onderliggende metafysica van deze eerste wonderlijke lessen. 

donderdag 21 december 2017

Les 1: Niets wat ik in deze kamer (in deze straat, vanuit dit raam, op deze plek) zie betekent iets.

We zijn nu klaar om met de lessen te beginnen. 

Merk op dat naarmate we de lessen doornemen Jezus herhaaldelijk eenzelfde standpunt inneemt waarmee hij het principe van veralgemening weerspiegelt. Deze eerste vijftig lessen geven dit op een briljante manier weer door gebruik te maken van zeer specifieke of gewone wereldse situaties enerzijds en hoe we toegewijd zijn aan het idee een afgescheiden individu te zijn. Deze oefeningen helpen ons om er bewust van te worden hoe elk aspect van onze ervaring hiervan doordrongen is. Sta bovendien, naarmate je deze lessen leest en toepast, ook even stil hoe jij je leven leeft en beleefd. Denk na over hoe jij de dingen waarneemt en word je bewust van het denksysteem van afscheiding bij al je waarnemingen.
Lets go!

Kijk nu langzaam om je heen en beoefen de zeer specifieke toepassing van dit idee op wat je dan ook ziet:
Deze tafel betekent niets.
Deze stoel betekent niets.
Deze hand betekent niets.
Deze voet betekent niets.
Deze pen betekent niets.

Kijk dan verder weg van je directe omgeving en pas het idee in grotere omvang toe:
Die deur betekent niets.
Dat lichaam betekent niets.
Die lamp betekent niets.
Dat teken betekent niets.
Die schaduw betekent niets.

Waar het om gaat is om – zonder oordeel – in het rond te kijken naar al deze alledaagse voorwerpen in onze wereld: een tafel, stoel, hand, voet, pen, deur, lichaam, lamp, teken, schaduw. Merk op hoe Jezus hier het lichaam laat insluipen.
Het gaat er om je bewust te worden dat je normaal gezien denkt dat jouw hand belangrijker is dan een pen of dat je lichaam belangrijker is dan een lamp. Niemand die dit niet gelooft. Daarom ook dat jij je er bewust moet van worden dat je aan Een Cursus in Wonderen begint met een aantal vooropgestelde overtuigingen, een hiërarchie aan waarden die je aan de wereld toebedeeld en waarvan jij je zelfs niet bewust bent. Daarom ook geeft Jezus in de tekst volgende instructie:
Om deze cursus te leren dien je bereid te zijn iedere waarde die jij eropna houdt in twijfel te trekken. Niet één kan er verborgen en in het duister gehouden worden of deze zal jouw leerproces in gevaar brengen. Geen enkele overtuiging is neutraal. Elk heeft de macht iedere beslissing die je neemt te dicteren. Want een beslissing is een conclusie gebaseerd op alles wat je gelooft. Ze is het resultaat van een overtuiging en volgt daar even zeker uit als lijden volgt uit schuld en vrijheid uit zondeloosheid. (T. 24. Inl. 2:1-6)
Deze eerste les, die eenvoudig lijkt en zelfs een beetje gek wanneer je ze niet echt begrijpt, houdt het complete denksysteem in van een Cursus in Wonderen. Onder de verschillende dingen in deze wereld is er geen enkel verschil. Alles is gelijk omdat alles deel uitmaakt van de illusie, alles weerspiegelt hetzelfde denksysteem van afscheiding dat zelf ook onwerkelijk is. Zoals je uit je studie van de tekst kon zien is de eerste wet van de chaos dat er een hiërarchie is in de illusies, de basis van het egodenksysteem en van de wereld (T. 23. II. 2:3). Wanneer ik geloof dat mijn lichaam of hand belangrijker is dan een lamp, dan zeg ik heel duidelijk dat er een hiërarchie is in illusies. Nogmaals, het is moeilijk, als het al mogelijk zou zijn, om iemand in deze wereld te vinden die dit geloof in hiërarchie niet deelt of die zelfs de mogelijkheid hiervan zou overwegen. Dus, wanneer je hier eens ernstig zou over nadenken, zou het je duidelijk worden dat je hele leven gebaseerd is op een leugen, de eerste wet van de chaos die stelt dat er een hiërarchie in illusies bestaat.
We maken nu een sprong naar alinea 3:
(3:1-2) Merk op dat deze beweringen niet in enige orde gerangschikt zijn en geen rekening houden met de aard van de dingen waarop ze worden toegepast. Dat is de bedoeling van de oefening.
Dit wil niet zeggen dat jij je investering in je lichaam of in je hand zou moeten opgeven. Het doel van deze reflecties is eerder jou te helpen bewust te worden, zelfs op dit hele primaire niveau, hoe jij het denksysteem van het ego weerspiegelt. Wanneer je er dieper op ingaat vragen deze lessen om nederigheid, omdat ze je helpen bewust te worden hoe zeer jouw leven gericht is tegen alles wat Een Cursus in Wonderen onderwijst. Dit betekent dat er een deel is in jou die deze cursus niet wil leren omdat er een deel is in jou die dit leven niet wil opgeven. Je wil hier niet rondlopen en werkelijk geloven dat je hand even betekenisloos is als een pen omdat je gelooft dat er een lichaam is dat echt aanvoelt en dat je hier werkelijk in de wereld bent.
Als je dit gelooft - en dat doen we allemaal - dan kunnen we niet echt in de werkelijkheid van God geloven. Met andere woorden, het doel van het eerste deel van het werkboek, zoals we daarnet hebben gezien, is om de manier waarop we waarnemen en denken ongedaan te maken. Dit zet de toon voor wat volgt:
(3:2-4) Dat is de bedoeling van de oefening. (ons er bewust van worden dat er geen verschil is) De stelling dient eenvoudigweg toegepast te worden op alles wat je ziet.. Wanneer je het idee van de dag oefent, gebruik het dan volkomen willekeurig.
Dit is wat veralgemenen betekent. Het is duidelijk dat Jezus van ons niet verwacht dat wij deze oefeningen zonder enige discriminatie doen; als we dat al zouden kunnen doen, zouden we de lessen helemaal niet nodig hebben. Het (werkboek)idee is er om er bewust van te zijn hoe we dit in ons leven niet in praktijk brengen zelfs wanneer we dit op een bepaalde manier proberen doen. Daarom, wanneer je deze les doet zou je er inderdaad moeten over nadenken of je werkelijk klaar bent om te zeggen dat ‘deze hand even betekenisloos is dan deze pen’. En als je gelooft dat je denkt dat ze werkelijk hetzelfde zijn, denk dan aan een pen en breek deze in gedachte en denk dan aan je hand en breek deze ook in gedachte. Je zal je onmiddellijk realiseren dat er een duidelijk verschil is. Dit is zeker niet bedoeld om je schuldig te laten voelen, maar om je bewust te worden van je investering in het denksysteem van afscheiding.
(3:5-7) Probeer het niet toe te passen op alles wat je ziet, want deze oefeningen moeten geen ritueel worden. Zorg er alleen voor dat niets wat je ziet uitdrukkelijk wordt uitgesloten. Het ene is, wat de toepassing van het idee betreft, even goed als het andere.
Het is even makkelijk om door te de kamer te lopen en naar verschillende delen te kijken en naar je lichaam te kijken en te zeggen ‘dit betekent niets’. Maar als je het zo doet dan lijkt het wel als een ritueel te zijn. In principe maakt een ritueel je gedachteloos en daarom houden veel mensen hiervan. Een vriendin vertelde eens dat ze zo graag de rozenkrans bidt omdat zij dan niet hoeft na te denken. Je doet het gewoon. Jezus vraagt je dit niet te doen met het werkboek. Maak het niet als een ritueel. Rituelen zijn ontworpen om je gedachteloos te houden. Dit is een cursus waarvan het doel is je mindfull, je bewust, te maken. We zullen regelmatig terugkeren op het potentiële gevaar die rituelen inhoudt. Het ‘stiekeme’ ‘sneaky’ van Jezus ontgaat ons hier makkelijk. Hij lijkt ons hier te zeggen dat dit idee alleen voor deze les geldig is. Wat hij er niet bij verteld is dat de hele Cursus in Wonderen zelf op dit principe rust.
(4) Elk van de eerste drie lessen moet niet vaker dan twee keer per dag worden gedaan, bij voorkeur ‘s ochtends en ‘s avonds. Ze zouden evenmin langer dan ongeveer een minuut geprobeerd moeten worden, tenzij dat een gevoel van haast met zich meebrengt. Een aangenaam gevoel van ontspanning is essentieel.
Terwijl je de lessen doet zou je moeten voelen dat Jezus je zegt: ‘Dit moet voorzichtig gedaan worden. Kruisig jezelf er niet mee. Probeer niet de perfectie ervan te verkrijgen. Voel je niet schuldig wanneer je denkt hierin te falen. Maak je oefeningen niet tot een verplicht ritueel. Je moet je hierbij comfortabel voelen.’ Zijn mildheid is een duidelijk en veelzeggend principe van het werkboek en deze mildheid in ons eigen leven integreren is een van de belangrijkste lessen die we te leren hebben. Jezus zelf is hiervoor een prachtig voorbeeld.


dinsdag 19 december 2017

Dag 37 van de reis door het werkboek van Een Cursus in Wonderen

(6:2) Dit zal je helpen de ideeën te generaliseren voor elke situatie waarin je je bevindt en naar alles en iedereen daarin.

Wanneer ik kan leren dat ik deze stoel of deze tafel de betekenis geef die ze heeft dan kan ik beginnen begrijpen dat ik dit ook met alles gedaan heb. Verderop gebruikt Jezus het voorbeeld van een kopje, wanneer ik ’s morgens een kop koffie of thee heb dan begin ik mij er bewust van te worden dat ik naar dit kopje kijk via de ogen van mijn verleden want als ik er totaal nieuw zou naar kijken dan zou ik helemaal niet weten wat er mee te doen. Jezus bedoelt echter niet dat wij dit letterlijk moeten doen. We zouden niet meer in staat zijn om het huis te verlaten, laat staan het bed uit te komen want we zouden niet weten wat we met al de gewone dingen in onze omgeving zouden moeten aanvangen. De voorbeelden gebruikt hij om ons te helpen bewust te worden hoe alles wat we zien bepaald wordt door het verleden.

De wereld van tijd, de wereld van het ego, de wereld van onze ervaring van verleden, heden en toekomst, is niets meer dan een projectie, in de vorm, van het denksysteem van het ego van zonde, schuld en angst. We beginnen met de gedachte van zonde, schuld en angst in onze denkgeest en wanneer we die naar buiten hebben geprojecteerd en de wereld gemaakt hebben werd zonde het verleden (in het verleden heb ik gezondigd), is schuld in de versie van het ego het heden (ik voel mij nu zo miserabel) en is angst de toekomst (ik ben bang voor de straf waarvan ik denk dat ik die verdien).

Wanneer we daarom zeggen dat we in dit kopje enkel het verleden zien dan zeggen we hier in feite mee dat we geloven in de werkelijkheid van de zonde omdat zonde gelijkstaat met het verleden, het begin van de afscheiding. Het is echter niet zo dat wij ons schuldig moeten voelen wanneer we ons realiseren dat door het vastnemen van een kopje we zonde werkelijk hebben gemaakt. Maar het helpt ons wel om te begrijpen dat het uiteindelijk dit is wat we doen. We moeten het denksysteem van het ego in zijn geheel geloven anders kunnen we het doel van het kopje niet begrijpen.

(6:3) Ten tweede, zorg dat je niet voor jezelf beslist dat er een aantal mensen, situaties of zaken zijn waarop de ideeën niet toepasbaar zijn.

Wat het veralgemenen in de weg staat is geloven dat deze gedachte op een of andere manier niet van toepassing is op een situatie of een relatie of een voorwerp. Een heel goed voorbeeld van deze behoefte om bepaalde dingen bij ons oefenen uit te sluiten werd aangetoond door een kloosterzuster die ik ken en die Een Cursus in Wonderen bestudeerde en de lessen van het werkboek oefende. Ze woonde in een klooster, wat dus wil zeggen dat zij en haar medezusters een groot deel van hun tijd in de kapel doorbrachten. En de katholieken onder jullie weten wel dat er in elke katholieke kerk er een tabernakel is waarin het Heilig Sacrament bewaard wordt en waarvan geloofd wordt dat dit het lichaam van Jezus vertegenwoordigd door de hostie. Voor Katholieken is dit het meest heilige voorwerp dat er bestaat in de wereld omdat dit voor hen Jezus is. Deze kloosterzuster was vroeg in de ochtend altijd graag even alleen in de kapel. Toen zij echter begon met de de oefeningen van de eerste lessen en dus zei ‘niets in deze wereld betekent iets’ ‘of niets in deze kamer heeft enige betekenis’ ontweek zij bewust dit Heilig Sacrament. Want hoe zou zij, een kloosterzuster, kunnen blijven en toch geloven dat dit helemaal niets te betekenen had? Het is echter precies dat wat Jezus ons leert. Het is misschien een extreem voorbeeld, maar iedereen heeft wel een bepaald iets, een situatie of iemand die men van deze principes wil uitsluiten of dit nu bewust of onbewust gebeurt. En dit is nu precies wat Jezus bedoelt. We komen later nog terug op dit zo belangrijk thema van vorm en inhoud.

(6:4-6) Dit zal de overdracht van de training hinderen. De ware aard van ware waarneming is dat ze geen begrenzingen heeft. Ze is het tegengestelde van de manier waarop je nu ziet.

Zelfs hier in het begin herhaalt Jezus hetzelfde opnieuw en opnieuw, precies zoals hij dit ook in de tekst doet. Hij herhaalt zijn thema’s binnen hetzelfde hoofdstuk, deel, paragraaf en soms zelfs binnen een alinea. De reden hiervoor is dat we, door onze identificatie met het ego, niet willen horen wat hij ons vertelt. Om er zeker van te zijn van dat wij deze ommekeer of deze veralgemening via deze training begrijpen, herhaalt hij dit belangrijk punt voortdurend.

(7:1). Het algemene doel van de oefeningen is jouw vermogen te vergroten om de ideeën uit te breiden zodat ze alles omvatten.

Wanneer jouw oefenen niet alles en iedereen insluit dan mist het zijn doel en doe je niet wat Jezus van jou verlangt. Wanneer hij zou geloven dat al zijn studenten dit gelijk zouden doen dan zou hij hier geen werkboek voor nodig hebben en zou de tekst niet de huidige vorm hebben. Het komt er op neer dat jij je er bewust van bent hoezeer je bepaalde delen van je leven voor hem wil uitsluiten; bepaalde dingen waarbij je zijn hulp wel wil inroepen, maar andere dingen waarbij je dit niet doet. Jezus vraagt jou om eerlijk te zijn met jezelf zodat jij je er bewust begint van te worden hoe je  in jouw vergevingsoefeningen sommige delen probeert uit te sluiten om je er dan bewust van te worden waarom je dit doet.

(7:2-3) Dit zal van jouw kant geen inspanning vereisen. De oefeningen zelf voldoen aan de voorwaarden die noodzakelijk zijn voor deze vorm van overdracht.

Dit kan op twee manieren begrepen worden. In de eerste plaats zegt Jezus dat het werkboek niet veel tijd en werk van je vraagt. Want mocht dit wel zo zijn dan doe je het niet op de correcte manier. Wanneer je problemen hebt om iets te leren of af te leren dan is het duidelijk dat je dit werkelijk hebt gemaakt wat betekent dat je dit nooit ongedaan zult maken. Daarom zegt hij in de ‘eerste regel voor beslissingen’ in het begin van hoofdstuk 30 in de tekst: ‘Vecht niet tegen jezelf’ (T. 30. I. 1:7) Vergeving moet geen strijd worden. Je moet je er enkel bewust van zijn hoezeer je weerstand biedt tegen dat wat Jezus jou hier leert en dit zonder verzet aanvaarden. En het is zeker niet zo dat er van jou verwacht wordt dat je deze lessen perfect doet.

Dat de oefeningen niet echt een inspanning van jou verlangen is omdat het niet de oefeningen zijn die dingen ongedaan maken of vergeven. Dat is de functie van Jezus. Voor ons is alleen maar een klein beetje bereidwilligheid nodig om zijn hulp in te roepen om op een andere manier naar de wereld te kijken. Om het met de woorden uit de tekst te zeggen 'het is onze taak de ontkenning van de waarheid te ontkennen' (T. 12. II .1:5), iets wat bereikt wordt door met Jezus naar het probleem te kijken ‘zoals het is in de denkgeest en niet op de manier zoals wij het hebben zien, het naar buiten projecteren de wereld in. Dat is de reden waarom het proces zo weinig inspanning vraagt; onze functie bestaat er alleen maar in om te kijken, niet om te doen. In les 23 komen we terug op dit belangrijk punt en later nog vele, vele keren.

(8-9) Sommige ideeën die het werkboek aanreikt zal je moeilijk kunnen geloven en andere kunnen misschien nogal schrikwekkend lijken. Dit doet er niet toe. Er wordt je enkel gevraagd de ideeën toe te passen zoals je opgedragen wordt. Er wordt je helemaal niet gevraagd ze te beoordelen. Er wordt je alleen gevraagd ze te gebruiken. Het is hun toepassing die ze betekenis voor je zal laten hebben en je zal tonen dat ze waar zijn.
Onthoud slechts dit: je hoeft de ideeën niet te geloven, je hoeft ze niet te accepteren en je hoeft ze niet eens te verwelkomen. Tegen een aantal ervan bied je misschien heftige weerstand. Dit zal niets uitmaken en zal hun werkzaamheid niet verminderen. Maar sta jezelf niet toe uitzonderingen te maken in de toepassing van de ideeën die het werkboek bevat; en wat je reacties op de ideeën ook mogen zijn, gebruik ze. Meer dan dat is niet nodig.

Het is belangrijk te weten dat Jezus deze uitspraken in het werkboek doet en niet in de tekst. Zijn standpunt is dat het niet zozeer nodig is te begrijpen wat hij in het werkboek naar voren brengt, maar dat we dat wat hij van ons vraagt doen en vooral dat we hem vertrouwen. Anderzijds wil hij wel dat we de tekst begrijpen, die bestuderen en zorgvuldig nadenken over zijn onderricht. Gezien de tekst voorziet in de theorie van Een Cursus in Wonderen en het werkboek een training van het denken is, is het aandringen op een studie niet nodig. Dus zegt hij ons: loop niet vast in allerlei argumentatie. Je hoeft niet akkoord te gaan met alles wat ik zeg of het te geloven, neem het gewoon van mij aan en doe eenvoudig wat ik je vraag te doen. En nogmaals dat is geen vereiste, maar wel een zeer behulpzaam voorstel.


Dit is de manier waarop Jezus stiekem weer langs de achterdeur binnenglipt. Hij weet dat van zodra we doen wat hij van ons vraagt, we ons zullen realiseren dat hij gelijk heeft en we zullen ophouden met argumenteren of debatteren. In feite zegt hij ons: ‘Ik veronderstel dat, gezien je een student bent van mijn cursus, je bereid bent om de waarheid van mij te leren. Wanneer je het niet leuk vindt kan jij je tot iets anders wenden. Maar probeer als mijn student, geen uitzonderingen te maken want zo stel je mij in staat jou te leren dat al deze principes absoluut voor alles gelden in deze wereld, zonder een enkele uitzondering.’ 

(wordt vervolgd)

zondag 17 december 2017

Dag 36 van de reis door het werkboek van Een Cursus in Wonderen

(4) Het doel van het werkboek is jouw geest op een systematische wijze te trainen in een andere waarneming van iedereen en alles in de wereld. De oefeningen zijn gepland om je te helpen de lessen te veralgemenen, zodat je zult begrijpen dat elk van hen in gelijke mate toepasbaar is op iedereen en alles wat je ziet.

Dit is het centrale thema van niet alleen deze inleiding maar ook van de eerste werkboeklessen. Wanneer je dit in gedachten kunt houden dan zal je de link tot de gedachte van veralgemening in elke les en in de instructies herkennen. We hebben behoefte aan een gestructureerde training voor de denkgeest, aan een programma dat ons moet helpen ons denken te heroriënteren. Het feit dat we denken dat we een lichaam zijn zegt ons dat we geloven in verschillen. Het is daarom nodig ons er bewust van te worden dat alles wat we aannemen afkomstig is uit een verkeerde manier van denken: verkeerd omdat het afkomstig is van het ego van wie het doel is onze individualiteit intact te houden.

Wanneer we dus geloven dat dingen in deze wereld verschillende betekenissen en doelen hebben dan verheerlijken we – bij manier van spreken - hiermee onze individualiteit en houden zo het denksysteem van het ego in stand in plaats van het denksysteem aan te nemen dat Jezus ons aanleert.

(5) De overdracht van training in ware waarneming vindt niet op dezelfde manier plaats als de overdracht van training in de wereld. Wanneer ware waarneming is bereikt met betrekking tot welke persoon, situatie of gebeurtenis dan ook, dan is volledige overdracht naar alles en iedereen verzekerd. Aan de andere kant maakt één uitzondering, die buiten ware waarneming wordt gehouden, haar vervulling waar dan ook onmogelijk.

Jezus duidt hier op het feit dat de wereldse versie van 'de overdracht van training' beperkt en begrensd is. Wanneer we terugkijken naar het voorbeeld dat ik eerder gaf in verband met het aanleren van rekenkunde dan zie je dat de overdracht van een dergelijke training enkel toegespitst is op cijfers. Wanneer je geleerd hebt auto te rijden ben je in staat om met praktisch gelijk welke auto te rijden. Dit betekent echter niet dat dit jou kan helpen om jouw schuldgevoel ongedaan te maken, het helpt jou niet om hierdoor een maaltijd beter te bereiden of om vloeiender een brief te kunnen schrijven, je hebt enkel geleerd hoe je met een auto kunt rijden.

De overdracht van training echter zoals die gebeurd door het in praktijk brengen van Een Cursus in Wonderen is niet beperkt tot de vorm maar breidt zich, zonder enige uitzondering, uit tot alles omdat alles in de wereld hetzelfde is.
De laatste zin ‘dat één uitzondering, die buiten ware waarneming wordt gehouden, haar vervulling waar dan ook onmogelijk maakt’ weerspiegelt de passage van het einde van de tekst en die eerder werd aangehaald: ‘geen enkel plekje duisternis blijft nog over om het gelaat van Christus voor wie ook te verbergen.’ (T. 31. VIII. 12:4 of 5).

Het is dit aspect wat Een Cursus in Wonderen zo moeilijk maakt. Het bereiken van de juiste waarneming - het ultieme doel van de Cursus, d.w.z. de visie van Christus, het bereiken van de werkelijke wereld – is niet mogelijk zo lang we iets bestempelen als meer of minder belangrijk dan iets anders of dat iemand belangrijker of minder belangrijk is dan een ander of dat iemand meer of minder liefde of aanval verdient. Welke vorm de uitzondering heeft, maakt in het geheel niet uit. Het doel van Een Cursus in Wonderen kan niet bereikt worden zolang een uitsluiting gerechtvaardigd blijft.

(6:1). De enige algemene regels, die dan ook steeds in acht genomen moeten worden, zijn: ten eerste, dat de oefeningen met grote specificiteit moeten worden uitgevoerd, zoals zal worden aangegeven.

Dit is de paradox, inherent aan dit systeem en reeds besproken: we worden verondersteld om met heel specifieke lessen te oefenen om aan de hand hiervan te leren wat non-specificiteit is. We leren hoe we kunnen leven in een wereld van tijd en ruimte om te kunnen leren dat er geen wereld van tijd en ruimte is. Daarom is dit zo’n krachtige vorm van spiritualiteit. We worden totaal niet gevraagd onze ervaringen in de wereld te ontkennen, we worden niet gevraagd onze lichamen te ontkennen, onze gevoelens, gedachten of gelijk wat hier gebeurt, we worden enkel gevraagd dit alles een ander doel te geven.

En om dit belangrijke punt nog eens te herhalen, het doel is alles en het ultieme doel van alles in de wereld is een leermiddel te zijn ons te leren dat er geen wereld is. Je kan echter niet leren dat er geen wereld is wanneer je dit gegeven negeert of ontkent. Je moet dus heel specifiek leren hoe je aan alle specifieke dingen van de wereld voorbij kunt gaan. En het werkboek biedt hiervoor een praktische uiteenzetting.

(wordt vervolgd)


vrijdag 15 december 2017

Dag 35 van de reis door het werkboek van Een Cursus in Wonderen

(3) Het werkboek is verdeeld in twee hoofdgedeelten: het eerste behandelt het ongedaan maken van de manier waarop je nu ziet en het tweede het verwerven van ware waarneming. Met uitzondering van de herhalingsperioden zijn elk van de dagelijkse oefeningen ontworpen rond één centraal idee, dat eerst wordt aangegeven. Dit wordt gevolgd door een beschrijving van de specifieke werkwijzen waarop het idee van die dag dient te worden toegepast.

Deel 1 gaat in de eerste plaats over het ongedaan maken van het denksysteem van het ego al wordt dit niet in elke les toegelicht. In deel 2 vindt je relatief weinig van dergelijke lering terug. Deel 2 bestaat uit prachtige gebeden die de gedachte, die we eerder geleerd hebben, versterkt: dat Jezus of de Heilige Geest onze Leraar is en dat onze liefdevolle Schepper en Bron ons doel is. Deze gebeden versterken enerzijds wat we geleerd hebben en anderzijds dat dit niet een reis is die we alleen maken. Dat het meeste onderricht zich in het eerste deel van het onderricht bevindt wil daarom niet zeggen dat er in dit tweede deel geen interessante aannames staan. Het is wel zo dat het eerste deel het ongedaan maken van het denksysteem van het ego reflecteert waardoor plaats gemaakt wordt voor het juist gerichte denken dat in dan in het tweede deel aan bod komt.

De eerste lessen zijn zodanig ontworpen om ons te helpen er bewust van te worden hoe weinig we weten en hoe verkeerd we allemaal zijn met onze waarnemingen. Jezus begint dus met het cruciale proces dat ons helpt om ons geloof over dat wat we zien ongedaan te maken.

(4:1) Het doel van het werkboek is jouw geest op een systematische wijze te trainen in een andere waarneming van iedereen en alles in de wereld.

Hier zien we een eerste opmerking in verband met veralgemening. Een Cursus in Wonderen biedt ons een andere manier aan om gelijk welk ding in de wereld op een andere manier waar te nemen. In deze inleiding en in de eerste lessen zien we in een specifieke toepassing van het eerste principe van wonderen dat we terugvinden in hoofdstuk 1 van de tekst en dat zegt dat wonderen geen rangorde in moeilijkheid kennen (T. 1. I. 1:1). Het wonder is de correctie, in onze denkgeest, van onze keuze en er is geen rangorde in moeilijkheid omdat elk probleem hetzelfde is en gelijk aan welk ander. Dat is de metafysische aanname waar de boodschap over veralgemening op rust. Zolang we geloven dat sommige problemen moeilijker op te lossen zijn dan andere – dat sommige mensen slechter, zondiger of schuldiger zijn dan anderen – is er geen enkele manier waarop wij zullen leren wat deze cursus ons brengt omdat sommige delen van de vergissing op die manier werkelijk gemaakt hebben. Met andere woorden, zolang we een gradatie zien in belangrijkheid, klein of groot, zitten we in het systeem van het ego.

In onze lessen benadrukken wij dat de werkelijke staat een staat is van volmaakte eenheid en dat er in de Hemel geen verschillen zijn. Zelfs is het zo dat de begrippen God en Christus, die in Een Cursus in Wonderen gebruikt worden om de Hemelse staat te duiden, metaforen zijn omdat er in werkelijkheid niets specifieks is of er personages zijn die een naam hebben. Het concept van de werkelijkheid, de betekenis van de toestand van volmaakte eenheid, kent geen individualiteit of verschil. In de Hemel is alles hetzelfde omdat er slechts één werkelijkheid is: de liefde van God. Anderzijds betekent dit ook dat er maar één vergissing is. In het deel ‘De substituutwerkelijkheid’ (T. 18. I. 3-4) wordt dit heel duidelijk uitgelegd. Van zodra de fragmentatie gebeurde leek het er op dat er verschillende vormen en afmetingen waren met als gevolg verschillende kwesties waarmee we te maken kregen. We realiseren ons hierbij echter niet dat ze allemaal afkomstig zijn van de ene fundamentele vergissing.

Dat is ook de reden, om even een sprong verder te maken, dat Jezus in lessen 79 en 80 leert dat er slechts een probleem en een oplossing is. Het enige probleem is het geloof dat wij ons van God hebben afgescheiden en natuurlijk is de oplossing de Verzoening die zegt dat de afscheiding nooit is gebeurd. Dit is de metafysische aanname van deze werkboeklessen maar ook van de manier waarop Jezus zijn tekst begint: dat er geen moeilijkheid is in rangorde bij wonderen. 

Degenen die mijn boek 'Een leven, geen geluk' hebben gelezen, het verhaal over Helen Schucman als schrijfster van Een Cursus in Wonderen, weten dat de manier waarop het dictaat is begonnen, niet de manier is zoals dit is opgenomen in de gepubliceerde cursus. Het is begonnen met deze woorden die Jezus tegen Helen zei: Dit is Een Cursus in Wonderen. Neem alsjeblief aantekeningen waarop hij vervolgens zei dat het eerste wat je omtrent het wonder moet weten is dat er geen rangorde in moeilijkheid onder hen is. Dit is het centrale principe van Een Cursus in Wonderen.

Daarom is het doel van het werkboek dat we ons heel specifiek richten op de manier waarop we alles en iedereen waarnemen. Het is zelfs zo dat we in de eerste lessen niet kijken naar mensen, maar naar tafels, kleerhangers, ramen en andere voorwerpen. Het maakt echter geen enkel verschil uit. De reden dat er niets in deze kamer iets betekent en waarom we de betekenis van niets begrijpen is omdat we denken dat er wel degelijk verschillen bestaan. En we denken dat deze verschillen het verschil en de werkelijkheid maken.


Veralgemening betekent dat we aan de hand van onze specifieke waarnemingen en relaties leren dat alles precies hetzelfde is omdat alles en iedereen hetzelfde doel dient. Verderop in het werkboek zullen we bij het idee komen van het doel, een thema die niet alleen in het werkboek centraal staat, maar ook in de tekst. 
Doelstelling is alles en het doel van alles in het fysieke universum is om te bewijzen dat wij gelijk hebben en dat God verkeerd is; bewijzen dat de interpretatie van het ego over het nietig, dwaas idee correct is en de interpretatie door de Heilige Geest niet correct. 

(wordt vervolgd)


woensdag 13 december 2017

Dag 34 van de reis door het werkboek van Een Cursus in Wonderen

Laat ons dan nu beginnen met de inleiding. En hou in gedachten dat het doel van deze reis is jou een duwtje in de rug te geven om te weten waar je dient op te letten wanneer je de lessen leest, ze bestudeert en hopelijk ook toepast.

De openingszinnen zijn gericht op de relatie werkboek - tekstboek:

(1) Een theoretische fundering zoals de tekst die verschaft, is nodig als raamwerk om de oefeningen in dit werkboek zinvol te maken. Het is echter het doen van de oefeningen dat het doel van de cursus mogelijk zal maken. Een ongetrainde geest kan niets bereiken. Het is het doel van dit werkboek je geest te trainen om te denken volgens de richtlijnen die de tekst uiteenzet.

Een fout die studenten van Een Cursus in Wonderen maken is dat het verband van de tekst met het werkboek niet gezien wordt. Het gebeurt vaak dat men denkt dat men ‘de Cursus’ doet door het doen van de oefeningen in het werkboek. Onlangs ontving ik een brief van iemand die met de Cursus begonnen was -  ik meen mij te herinneren dat het een psycholoog was - en hij was vol lof over het doen van deze ‘eenjarige cursus’. Hij was nog niet begonnen, maar hij was in de veronderstelling – misschien wel door wat hij gehoord had – dat het werkboek een trainingsprogramma was van een jaar. Hij sprak daarom van deze ‘eenjarige cursus’.

Zoals je misschien weet zegt Jezus in het nawoord van het werkboek dat ‘deze cursus een begin is en niet een einde’. (W. d. 2. Nawoord. 1:1)

Het doel van het werkboek is onze denkgeest te trainen om het proces voor de terugkeer naar huis te starten om dan voor de rest van ons leven door te brengen met Jezus of de Heilige Geest door te vragen ons te helpen de specifieke lessen die wij op ons pad nog tegenkomen te leren. Maar zonder de tekst is het werkboek in essentie betekenisloos.

Wat de oefeningen van het werkboek betekenis geven is de theoretische fundering van de tekst. Er is dus niets in het werkboek dat als vervanging genomen mag worden voor wat de tekst ons leert.

Anderzijds is het ook zo dat de tekst je zonder het werkboek, bij manier van spreken, enkel in je hoofd houdt. Nogmaals het is het doel van het werkboek om met het proces van de training van de denkgeest te starten, een training van de denkgeest die uit twee componenten bestaat:

1) in ons zijn er twee leraren – niet één – tussen wie wij moeten kiezen;

2) wat het betekent om hulp te vragen aan de juiste leraar - de Heilige Geest - in tegenstelling tot de onjuiste leraar - het ego - en te herkennen, om het met de woorden uit les 193 te zeggen, dat ‘alle dingen lessen zijn (in vergeving) die God (d.w.z. de Heilige Geest) wil dat ik leer.’ Een Cursus in Wonderen traint ons om in te zien dat alles wat er in de wereld gebeurt een mogelijkheid van leren biedt. Dat is ook de betekenis van het veralgemenen van de lessen.

(2) De oefeningen zijn heel eenvoudig. Ze vereisen niet veel tijd en het maakt niet uit waar je ze doet. Ze hebben geen voorbereiding nodig. De trainingsperiode is één jaar. De oefeningen zijn genummerd van 1 tot 365. Doe niet meer dan één reeks oefeningen per dag.

We zien hier dat Jezus zich niet bekommerd om rituelen waardoor zijn studenten slaaf van de vorm kunnen worden. Terwijl we, ook in deze korte uiteenzetting, toch vrij duidelijk de structurele aard van deze werkboeklessen kunnen zien, kunnen we er ook uit opmaken dat hij ons vraagt er geen al te groot probleem van te maken. De enige regel die gesteld wordt is dat we niet meer dan een les per dag zouden doen.
Mijn vrouw Gloria en ik herinneren ons nog steeds de jonge vrouw die, jaren en jaren terug, in een groep waarmee wij toen werkten heel fier aankondigde dat zij een manier ontwikkeld had om het hele werkboek in een periode van vierentwintig uur te doen en dat zij dit nog gedaan had ook!!!
Deze duidelijk overdreven ijverige en toegewijde studente kende een zodanige drang om verlossing te bereiken dat ze niet de tijd genomen had om de regel ‘doe niet meer dan één les per dag’ te lezen.

Tevens zet Jezus hier ook de grenzen van dit eenjarig programma uiteen, met name dat het de bedoeling is een metgezel te zijn bij het begin van onze studie van de tekst.
Ik herinner mij dat Helen me vertelde hoezeer zij onder de indruk was van het feit dat Jezus haar (en ieder van ons) vertelde wat hij van plan was en dit vervolgens precies zo deed.

(wordt vervolgd)

maandag 11 december 2017

Dag 33 van de reis door het werkboek van Een Cursus in Wonderen

Uiteenzetting op de 1e inleiding van het werkboek 

Mogelijks bevat deze inleiding in Een Cursus in Wonderen de duidelijkste theorie over veralgemenen.  Op lange termijn zal het ons, in ons Verzoeningsproces, niet veel helpen wanneer we maar een of twee mensen vergeven en niet iedereen.

Centraal staat de gedachte te oefenen met specifieke dingen om zo te leren wat niet-specifiek betekent. Deze paradox die doorheen de Cursus loopt en die vooral in de eerste lessen aan bod komt, is dat we te maken hebben met de specifieke dingen van het leven van elke dag om van daaruit er
bewust van te worden dat uiteindelijk niets uniek, speciaal of ongewoon is.

Wanneer we dus bijvoorbeeld als kind de basiskennis leerden van de rekenkunde, was het zo dat we oefenden met bepaalde voorbeelden en combinaties van getallen zodat we uiteindelijk leerden gelijk welke getallen te nemen en deze op te tellen, af te trekken, te vermenigvuldigen of te delen. We oefenen dus met specifieke dingen om uiteindelijk te veralgemenen.

In de context van deze lessen zullen we stelselmatig dat punt bereiken waarbij we aanvaarden dat er in ons leven absoluut niets is waar de Heilige Geest of Jezus ons niet mee kunnen helpen. Dit heeft niets te maken met hulp op het niveau van de vorm, maar met het ongedaan maken van de oorzaak van onze waarneming van het probleem.

Zoals Jezus, in hoofdstuk 2 van de tekst, zegt tegen Helen dat de oorzaak altijd ‘een bereidheid tot afscheiding’ inhoudt (T. 2. VI. 4:4). Door Jezus om hulp te vragen om op een andere manier naar de situatie te kijken geneest het probleem omdat we verbonden zijn of opnieuw verbonden zijn met de liefde waarvan wij ons afgescheiden hadden; een afscheiding die ons herinnert aan de oorspronkelijke afscheiding van God die geleid heeft tot de schuld en de onvermijdelijke projectie ervan waardoor het probleem buiten onze denkgeest wordt waargenomen.

Onze specifieke zorgen naar Hun abstracte (of niet specifieke) aanwezigheid brengen is wat onze problemen werkelijk oplost. Wanneer we dus ervaren dat Zij ons niet helpen dan komt dit omdat we bepaalde specifieke vormen voor Hen onthouden. In ons repertorium hebben we allemaal bepaalde dingen die gemarkeerd zijn met een rode vlag of met een stopteken dat zegt: ‘Durf niet dichter te komen. Dit is een onbespreekbaar item.’

De eerste werkboeklessen zijn zo ontworpen om ons te helpen voorbij te gaan aan het specifieke probleem. Er zullen altijd mensen zijn die we willen vergeven en tegenover wie we tolerant zijn en dan weer anderen die we eerder willen kruisigen. Er zullen altijd situaties zijn waarin we geen probleem hebben Jezus om hulp te vragen, maar het staat vast dat er dan weer andere problemen zullen zijn waarbij we er zelfs nog niet aan denken om hulp te vragen.

In een lijn die de tekst afsluit zegt Jezus over het einde van de reis: 
Aan geen enkele illusie wordt geloof gehecht en geen enkel plekje duisternis blijft nog over om het gelaat van Christus voor wie ook te verbergen. (T. 31. VIII. 12:5)

Het doel van het werkboek en van deze eerste lessen in het bijzonder, is ons te helpen dit principe te begrijpen – we kunnen niet een deel van het denksysteem van het ego voor Jezus weghouden. Doen we dit wel dan doen we dit met het hele denksysteem. 

(wordt vervolgd)

zaterdag 9 december 2017

Dag 32 van de reis door het werkboek van Een Cursus in Wonderen

Samenvatting en slot

Om af te sluiten geef ik hierbij een samenvatting van wat besproken is. Een van de belangrijkste doelen die ik met deze aanvulling heb is om mensen te helpen de aard van het werkboek te begrijpen maar tevens om de waardering voor de belangrijkheid en de plek ervan in het leerplan van Een Cursus in Wonderen, te bevorderen. Dit helpt studenten in te zien hoeveel er mis kan lopen wanneer men aan de slag gaat met de Cursus en dat men meer dan een, twee of tien keer het werkboek enerzijds en de Cursus in het algemeen kan lezen vooraleer men ten volle het doel ervan begint te begrijpen en de enorme wijsheid die ervan uitgaat.

Dit diepzinnige denksysteem zegt niet wat we denken dat het zegt. Op het ene niveau is de boodschap ervan dat God van ons houdt, dat we niet afgescheiden zijn van Hem en dat we allemaal één zijn, maar er zijn tientallen spirituele richtingen, zowel oude als huidige, die iets vergelijkbaars zeggen. Wat deze Cursus anders maakt en een krachtig hulpmiddel is, is dat hij de nadruk legt op het kijken naar het denksysteem van het ego. Gezien Jezus zegt dat het ego een illusie is wil dat nog niet zeggen dat we er geen aandacht moeten aan geven. Het is belangrijk dat we er nauwgezet naar kijken omdat we geloven dat het werkelijk is. Want nogmaals, we zullen ons bescheiden opstellen wanneer we ons ten volle bewust worden van de grootte van onze weerstand om werkelijk de betekenis van deze woorden te begrijpen, laat staan ze in de praktijk te brengen.

Wanneer je het werkboek herleest dan verzeker ik je dat je het anders gaat bekijken. En wanneer je dan de tekst herleest zal je ook dit op een andere manier gaan zien. Het neemt vele, vele studiejaren en discipline in beslag om in staat te zijn het onderricht ervan in praktijk te brengen. Het is niet makkelijk om naar het ego te kijken en het te laten verdwijnen. Want nogmaals, wanneer het makkelijk zou zijn dan zou er niemand van ons hier zin. We treffen onszelf hier in de wereld aan omdat we niet naar het ego willen kijken. De reden dus van deze cursus: het trainen van de denkgeest om er bewust van te worden dat we denkgeest zijn en niet een lichaam.

Ik heb al vele keren aangehaald dat Helen meende dat Een Cursus in Wonderen voor slechts vijf of zes mensen was. Het is duidelijk dat dit symbolisch bedoeld is en niet een letterlijk cijfer, maar af en toe was zij toch geneigd om daadwerkelijk te gaan tellen. Wat zij hier echter echt mee bedoelde is dat zij herkende dat dit een moeilijke cursus is en niet toegankelijk voor de massa. Religies en spirituele richtingen die gericht zijn op een groot aantal leden spenderen, zoals deze Cursus doet, niet een buitensporige hoeveelheid tijd aan het bespreken van de moorddadige en wraakzuchtige haat van onze speciale relaties. En er zijn maar weinig Westerse spirituele richtingen die het hebben over de illusoire aard van de wereld en een grondige uitleg geven van het non-dualisme in het leven van elke dag; dat we niet zoveel aandacht moeten schenken aan de wereld, maar aan wat we erover denken. 

Onze focus moet daarom niet liggen op wat er buiten ons is - de vorm - maar op het veranderen van onze gedachten en nog meer in het bijzonder om samen met Jezus te kijken naar de lelijkheid van het ego zodat we ons er bewust kunnen van worden dat het helemaal niet lelijk is maar simpel een dwaze gedachte die we ooit serieus hebben genomen.

Nogmaals, dit is een zeer uitdagende cursus en hij moet met respect benaderd worden. Dit wil niet zeggen dat we dit zouden moeten behandelen als een heilig boek, het omringen met bloemen, wierook en dat soort dingen. Het betekent echter wel dat wij het moeten benaderen met een bescheidenheid die zegt: ‘Ik weet niets en wil geleerd worden en dit is het middel waarvan ik geloof dat het mij zal helpen, met een leraar die mij zal helpen om dit te leren.’ Waarbij we ons moeten realiseren dat wanneer dit ons spirituele pad is, we meer dan bereid moeten zijn om de rest van ons leven te spenderen deze reis te ondernemen met Jezus, wat wil zeggen het pad van ons ego bewandelen, maar niet langer alleen. Wanneer we het pad van ons ego samen met hem bewandelen, zal het pad veranderen. Dit is wat hij bedoeld met visie, wanneer we ineens vogels horen fluiten, beekjes horen stromen en bloemen uit de aarde zien ontluiken. Dit zijn natuurlijk symbolen om aan te geven hoe prachtig de wereld ons zal toeschijnen omdat wij ons nu met haar identificeren vanuit de pracht die van binnen komt.

Samen met Jezus zijn is de mooiste ervaring die we hier in de wereld kunnen hebben en wanneer die schoonheid deel uitmaakt van ons zullen we uitkijken op een wereld van schoonheid ook al is de wereld van de vorm even lelijk en boosaardig als voorheen. Maar door die schoonheid en die liefde van binnen te voelen zullen we die ook buiten ons zien: projectie maakt waarneming. Dit is wat het betekent een leraar van God te zijn die vordert in het bereiken van het doel te ontwaken uit de nachtmerrie van de afscheiding van het ego. Aan de hand van het mindtrainingsprogramma van het werkboek helpt Jezus onze investering in en de identificatie met het ego niet te onderschatten. We stappen dus met hem door de hinderlagen van de illusie, maar met de ogen open nu we de waarheid zien voorbij de verschijningen ervan, de liefde voorbij de angst en het licht dat nooit is opgehouden om te schijnen te midden van de duistere wolken van de schuld.

Ter afsluiting wil ik een prachtige pagina uit het tweede deel van het werkboek voorlezen met de titel ‘Wat ben ik?’ (Wd2. 14) Het complete tweede deel van het werkboek bestaat uit deze prachtige lessen en gebeden tot God. Na elke groep van tien lessen volgt er een vraag die dan beantwoord wordt. Alle 14 vragen vormen een prachtige samenvatting van de thema’s van Een Cursus in Wonderen. De laatste is het antwoord op de vraag ‘Wat ben ik?’ Verschillende keren wordt ons in Een Cursus in Wonderen gezegd dat dit de fundamentele vraag is die wij moeten stellen. Het ego geeft ons natuurlijk ook een antwoord: je bent een zondig, schuldig iemand, die je dan moet negeren om dan een wereld te maken die jou lijkt te vertellen dat je iets anders bent. Het juiste antwoord, natuurlijk, is het antwoord van de Heilige Geest: jij bent de ware en enige Zoon van God.
Deze pagina is een prachtige uitdrukking van wat het betekent een leraar van God te zijn en te leven in een wereld van illusies. Het verwijst niet naar het heilig werk dat je zou moeten doen of al degenen die we moeten bekeren. Het drukt eerder de eenvoud uit een boodschapper te zijn die aan de wereld de liefde demonstreert die Jezus ons met zijn Cursus leert.
Wat ben ik?
1 Ik ben Gods Zoon, compleet, genezen en heel, stralend in de weerspiegeling van Zijn Liefde. In mij is Zijn schepping geheiligd en van eeuwig leven verzekerd. In mij is de liefde vervolmaakt, angst onmogelijk en vreugde gegrondvest zonder tegendeel. Ik ben de heilige woning van God Zelf. Ik ben de Hemel waar Zijn Liefde huist. Ik ben Zijn heili-ge Zondeloosheid zelf, want in mijn zuiverheid woont de Zijne.
2 Nu hebben we bijna geen woorden meer nodig. Maar in de laatste dagen van dit ene jaar dat wij samen, jij en ik, aan God geschonken hebben, vonden we één doel dat we deelden. En zo heb jij je met mij verenigd, dus wat ik ben, ben jij eveneens. De waarheid van wat wij zijn is niet in woorden uit te drukken of te beschrijven. Maar onze functie hier kan ons duidelijk worden, en woorden kunnen hiervan spreken en die ook onderwijzen, als we zelf een toonbeeld van die woorden zijn.
3 Wij zijn de brengers van verlossing. We aanvaarden onze rol als verlossers van de wereld, die door onze gezamenlijke vergeving wordt verlost. En dit geschenk van ons wordt daarom aan ons gegeven. We zien ieder als broeder en beschouwen alles als vriendelijk en goed. We zijn niet uit op een functie die voorbij de Hemelpoort ligt. Kennis zal terugkeren, wanneer we ons aandeel hebben vervuld. Wij bekommeren ons enkel om het verwelkomen van de waarheid.
4 Onze ogen zijn het waardoor de visie van Christus een wereld ziet die verlost is van elke gedachte aan zonde, Onze oren zijn het die de Stem namens God horen ver-kondigen dat de wereld zonder zonde is. Onze denkgeesten zijn het die zich met elkaar verenigen wanneer wij de wereld zegenen. En vanuit de eenheid die we hebben bereikt, roepen we al onze broeders op en vragen hen onze vrede te delen en onze vreugde compleet te maken.
5 Wij zijn de heilige boodschappers van God die namens Hem spreken, en omdat we Zijn Woord uitdragen aan ieder die Hij tot ons gezonden heeft, ontdekken we dat het in ons hart geschreven staat. En zo zijn we van gedachten veranderd over het doel waarvoor we kwamen en dat we proberen te dienen. We brengen een blijde boodschap naar de Zoon van God, die dacht dat hij leed. Nu is hij verlost. En nu hij de Hemelpoort voor hem ziet openstaan, zal hij binnengaan en verdwijnen in het Hart van God.

We sluiten deze aanvulling af en beëindigen de voorbereidingen voor de reis door het werkboek door het leerdoel nogmaals te herhalen dat wij enerzijds een gespleten denkgeest hebben en anderzijds de macht hebben te kiezen tussen de waarheid of de illusie. De lessen helpen ons om dit te herkennen en dankbaar toe te geven dat we verkeerd waren in onze keuze voor het ego. Een vergissing die we nu gelukkig kunnen corrigeren door voor de Heilige Geest als onze Leraar te kiezen.

We zijn nu klaar om in te schepen voor een studiereis – de 365 lessen die onze weg vormen met Jezus als onze liefdevolle gids.

(wordt vervolgd)