vrijdag 29 december 2017

Les 5 ~ Ik voel nooit onvrede om de reden die ik denk.

Deze les bevat de kern bevat van onze training. We denken dat we onvrede kennen door alles wat er in de wereld gaande is en hoe dit ons raakt. Maar de enige reden waarom we onvrede kennen is omdat we voor het ego als onze leraar kiezen in plaats van voor Jezus.

(1) Dit idee kan, evenals het voorgaande, gebruikt worden bij elke persoon, situatie of gebeurtenis waarvan jij denkt dat die jou pijn bezorgt. Pas het uitdrukkelijk toe op alles waarvan jij gelooft dat het de oorzaak van je onvrede is en gebruik daarbij de omschrijving van het gevoel in een bewoording die jou juist lijkt. De onvrede kan zich voordoen als angst, bezorgdheid, depressiviteit, verontrusting, kwaadheid, haat, jaloezie en nog talloze andere vormen die je allemaal als verschillend zult waarnemen. Dit is niet waar. Maar tot je geleerd hebt dat de vorm er niet toe doet, is elke vorm geschikt als onderwerp van de oefeningen van de dag. Hetzelfde idee op elke vorm afzonderlijk toepassen is de eerste stap naar de uiteindelijke erkenning dat ze allemaal hetzelfde zijn.

Nogmaals, hier kunnen we de paradox zien dat we moeten blijven oefenen met welbepaalde, specifieke dingen zodat we op die manier leren dat alles hetzelfde is en non-specifiek. Dit is inderdaad het centrale thema van het proces dat Een Cursus in Wonderen ons geeft en die ons uiteindelijk uit de droom doet ontwaken. Door altijd en overal vergeving toe te passen wanneer we onvrede voelen – de vorm van het ongemak – zullen we ons bewust worden van de onderliggende inhoud van de schuld die de oorzaak is van het ongemak en herkennen we de gelijkheid van alle illusies. Vanaf dan verdwijnen ze waardoor alleen nog de inhoud van liefde overblijft, onze enige troost en de ware bron voor vrede.

Dit is een zeer belangrijke les omdat we allemaal in onvrede raken en we altijd denken de oorzaak ervan te kennen. Deze les helpt ons bewust te worden dat we niet in onvrede zijn door wat er buiten ons gebeurt, maar alleen door onze manier van kijken naar wat buiten ons is.
De specifieke instructie voor het identificeren van de specifieke vorm van onvrede en de oorzaak ervan wordt als volgt uiteengezet:

(2) Wanneer je het idee van vandaag gebruikt bij een specifieke vermeende oorzaak van enigerlei vorm van onvrede, hanteer dan zowel de naam van de vorm waarin je die onvrede ziet, als de oorzaak die je daaraan toeschrijft. Bijvoorbeeld:

Ik voel me niet kwaad op ……. om de reden die ik denk.
Ik voel me niet bang voor ……. om de reden die ik denk.

Jezus brengt ons hier snel van de lichamelijke wereld van denken naar de wereld van het gevoel:

(3) Maar nogmaals, dit moet niet in de plaats komen van oefenperioden waarin je eerst je denkgeest onderzoekt op ‘oorzaken’ van onvrede waarin je gelooft en vormen van onvrede die, naar jij meent, daaruit voortvloeien.

Jezus herinnert ons hier terug aan het onderzoeken van onze gedachten, het aspect van zijn training. We moeten leren er een gewoonte van te maken ons naar binnen te keren en aandacht leren schenken aan ons onderdrukt schuldgevoel die de ultieme bron is voor wat wij denken dat ons onvrede geeft.

(4) Je zult het bij deze oefeningen, meer nog dan bij de vorige, misschien moeilijk vinden om willekeurig te zijn en te vermijden dat je sommige onderwerpen zwaarder laat wegen dan andere. Het kan helpen de oefeningen te laten voorafgaan door de volgende stelling:

Er zijn geen kleine vormen van onvrede.
Ze verstoren mijn innerlijke vrede allemaal evenzeer.

We hebben allemaal de neiging onderscheid te maken. Wanneer iets ons maar weinig onvrede geeft dan denken we dat we maar ‘mild geïrriteerd’ zijn. Iets later op de dag gebeurt er iets ‘groter’ en we worden echt boos. We denken dat hier tussen een verschil zit. En het is dit probleem dat moet aangepakt worden omdat het ego opnieuw bevestigd dat er een hiërarchie in illusies is, zijn basisverdediging tegen de Eenheid van God: verschillen, specificaties van de dualistische wereld die de onverdeelde werkelijkheid van de goddelijke Abstractie logenstraft, om het maar met de woorden uit de tekst te zeggen. (T. 4. VII. 5:4) Dit is de werkelijkheid waarvan het ego wil dat wij die ons nooit zouden herinneren of hier gereflecteerd zou worden omdat dit het einde is van het ego.
Jezus vervolgt zijn instructies in dezelfde trant:

(5-6) Onderzoek dan je denkgeest op alles wat jou verstoort, ongeacht de mate waarin jij denkt dat het dit doet. Misschien merk je ook dat je minder bereid bent het idee van vandaag toe te passen op sommige vermeende bronnen van onvrede dan op andere. Als dit gebeurt, denk dan eerst hieraan:

Ik kan niet aan deze vorm van onvrede vasthouden en alle andere loslaten. Voor het doel van deze oefeningen beschouw ik ze daarom allemaal als gelijk.

Dit moeten we zeggen wanneer we in de verleiding komen om een rangorde te maken in dat wat ons onvrede geeft.
En dan herhaalt Jezus dit punt in de volgende zin:

(7) Onderzoek dan, niet langer dan ongeveer een minuut, je denkgeest en probeer een aantal verschillende vormen te achterhalen van dingen die jouw vrede verstoren, ongeacht het relatieve belang dat jij misschien aan ze hecht. Pas het idee van vandaag op elk ervan toe, waarbij je zowel de naam noemt van de bron van de onvrede, zoals jij die ziet, als van het gevoel, zoals jij dat ervaart. Andere voorbeelden zijn:

Ik voel me niet bezorgd over ……. om de reden die ik denk.
Ik voel me niet neerslachtig over …….  om de reden die ik denk.
Drie of vier keer in de loop van de dag is genoeg.

Hier kunnen we zien hoe vaak Jezus ons reeds bij deze eerste lessen herinnert hoe we telkens opnieuw proberen een rangorde te maken in onze ervaringen door te geloven dat sommige dingen belangrijker zijn en andere niet. Hij oefent ons erin om ons bewust te worden dat ze allemaal gelijk zijn.

Een diepere studie van het onderricht van Een Cursus in Wonderen houdt een nogal verontrustende onthulling in: dat wanneer we onvrede voelen, we onvrede willen voelen omdat dit ons het bewijs levert dat wij onschuldige slachtoffers zijn van wat de maker van slachtoffers, de dader met ons doet. 

We komen later nog op deze zeer belangrijke stelling van de Cursus terug, maar voor nu verwijs ik hiervoor naar twee heel specifieke discussies, nl. ‘het beeld van de kruisiging’ (T. 27. I) en ‘zelfconcept tegenover Zelf’ (T. 31. V). 

De rest van deze alinea’s geven deze eerdergenoemde instructie weer en leggen de nadruk op de noodzaak om zowel specifiek als mild te zijn in ons oefenen. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten