donderdag 7 december 2017

Dag 31 van de reis door het werkboek van Een Cursus in Wonderen

Wat ook verwarring kan geven, om terug te keren naar dit eerder aangehaalde thema, zijn de passages in het werkboek die suggereren dat God betrokken is in deze wereld en dat wat we met ons lichaam doen belangrijk is. Kijk maar eens naar les 71 die ons voorschrijft om tot God te zeggen: ‘Wat wilt U dat ik doe? Waarheen wilt U dat ik ga? Wat wilt U dat ik zeg en tegen wie? Dit kan er toe leiden te denken dat wanneer we dit gebed opzeggen alles in orde is en komt omdat het ons – door God Hemzelf! – zal gezegd worden. Het is om deze reden dat ik er bij studenten blijf op aandringen om wat het werkboek zegt niet uit zijn context te nemen. Aangezien we ons identificeren met het lichaam kan het ook niet anders dan dat wij dezelfde voorstelling hebben van God of van Jezus. We onderdrukken ons heimelijk geloof dat God de wraakzuchtige vijand is en bedekken dit met een fantasie dat onze Vader alles mooi en schitterend voor ons zal maken. Maar aangezien we geloven dat God onze vijand is corrigeert Jezus dit door te zeggen dat onze Vader onze vriend is die bezorgd is om ons als mens. Zo lezen we bijvoorbeeld in les 194  ‘Ik leg mijn toekomst in Gods handen’ het volgende:

God heeft jouw toekomst in handen zoals Hij jouw verleden en heden in handen heeft. Ze zijn één voor Hem en dus zouden ze voor jou één moeten zijn. Maar in deze wereld lijkt de voortgang van de tijd nog steeds werkelijkheid. En dus wordt jou niet gevraagd het ontbreken van opeenvolging, dat feitelijk in de tijd te vinden is, te begrijpen. Jou wordt alleen gevraagd de toekomst los te laten en in Gods Handen te leggen. (Wd1. 194. 4:1-5)

Jezus zegt dat er geen tijd bestaat, slechts een illusie waarin verleden, heden en toekomst één zijn. Dit is echter moeilijk te begrijpen voor ons omdat we nog steeds geloven dat tijd werkelijk is. Dus vraagt hij ons niet om te begrijpen dat er ook geen toekomst is, hij vraagt ons alleen te geloven dat God van ons houdt. Het is de oudere broer die spreekt tegen zijn kleine broertjes en zusjes, wetende dat het niet behulpzaam is om tegen de kleintjes te zeggen: ‘Val Papa toch niet lastig, Hij weet toch niks af van jullie bestaan hier.’ De behulpzame correctie is door te zeggen: ‘Je kan Papa vertrouwen, Hij is niet boos op je.’ En dat is de boodschap: God is niet boos. Hij is er niet op uit om te straffen maar enkel om lief te hebben en er is niets gebeurd die deze Liefde van en met Hem kan verstoren.

Jezus brengt deze boodschap niet over door ons een uitgebreide verhandeling te geven over zonde, schuld, angst en tijd die gemaakt is als een verdediging tegen de angst. Wat hij wel doet en behulpzaam is, is het corrigeren van de vergissing - de vergissing die zegt dat we God niet kunnen vertrouwen omdat Hij er wraakzuchtig op uit is te straffen. We kunnen onze Vader dus vertrouwen, onze toekomst in Zijn Handen leggen terwijl Jezus ons ook te kennen geeft dat er geen toekomst is en in feite zegt: ‘Omdat jij gelooft dat de toekomst bestaat praat ik tegen jou op die manier. Maar het is niet de vorm van wat ik tegen je zeg die waar is, maar de inhoud is waar.’ Vergelijkbaar hiermee is waar hij zegt dat God ons mist, dat Hij eenzaam is en niet compleet omdat wij Hem verlaten hebben. Waarom zegt Jezus dit? Niet om de woorden letterlijk te nemen, maar wel de inhoud ervan, met andere woorden Jezus leert ons zijn boodschap van liefde op een manier die we zonder angst kunnen begrijpen.

Het ego daarentegen vertelt ons dat God blij is dat Zijn Zoon weggegaan is en bovendien ‘opgeruimd staat netjes!’. Jezus zegt ons dat onze Vader eenzaam is omdat we van huis zijn weggelopen. In een andere passage wordt ons gezegd dat God huilt om ons. Op een liefdevolle manier gebruikt Jezus symbolen om de waarheid over te brengen, de waarheid dat God van ons houdt en dat de zonde die we tegen Hem waarnemen geen enkel gevolg kent.

In les 192 ‘Ik heb een functie die God mij graag ziet vervullen’ verwijst Jezus naar God daar waar hij de Heilige Geest bedoelt, de Heilige Geest die de enige is die vergeving kent:

Het is je Vaders heilige Wil dat jij Hemzelf compleet maakt en dat jouw Zelf Zijn heilige Zoon is, voor eeuwig zuiver zoals Hij, uit liefde geschapen en in liefde bewaard, liefde uitbreidend, scheppend in haar naam, voor eeuwig één met God en met jouw Zelf. Maar wat kan zo’n functie betekenen in een wereld vol afgunst, haat en aanval?
Daarom heb je een functie in de wereld in haar eigen termen. Want wie kan een taal begrijpen die zijn eenvoudig begrip verre te boven gaat? (Wd1. 192. 1:1 - 2:2)

Jezus verduidelijkt dat hij op de hoogte is dat de wereld een plek is van ‘afgunst, haat en aanval’ en de gedachte van afgunst, haat en aanval voorstelt. Het betekent daarom veel meer om te spreken over hoe deze gedachte ongedaan kan gemaakt worden in plaats van te spreken over een Liefde die we niet kunnen begrijpen, een Liefde waar wij de verlenging van zijn.
Gezien we net kleine kinderen zijn - meer wel dan niet - spreekt hij ons op zo’n manier aan want ‘wie kan een taal begrijpen die ver buiten het eenvoudige begrip ligt?’
Wat we echter wel kunnen begrijpen is dat wij in de Hemel een liefhebbende Vader hebben die handelt, denkt, voelt en huilt als een persoon. Die ons mist, eenzaam en niet compleet is zonder ons. Die tot ons praat en waar wij mee kunnen praten. Die tenslotte door Zijn enorme Liefde voor ons een plan heeft om het ego ongedaan te maken. Met andere woorden, Jezus praat tegen ons alsof God een lichaam zou hebben gezien wij geloven dat wij een lichaam hebben.

In andere passages helpt Jezus ons echter ook begrijpen dat God abstract is en niet specifiek, dat Hij geen lichaam heeft en niets weet van de wereld, dat Hij geen woorden begrijpt en onze gebeden niet hoort. Wanneer we deze verklaringen naast elkaar leggen dan lijkt het erop of hij zichzelf tegenspreekt. Wanneer we echter de spirituele reis zien in de vorm van een ladder dan kunnen we zien dat vele van Jezus’ uitspraken gericht zijn op het laagste deel van de ladder, sommige op het middelste deel en andere dan weer op de top. Als we dit op deze manier kunnen begrijpen zien we dat ze elkaar in het geheel niet tegenspreken. We moeten altijd denken aan de betekenis, de inhoud of het doel en niet aan de vorm. En dus lezen we o.a. dat vergeving niet iets van God is:

Vergeving vertegenwoordigt jouw functie hier. Ze is niet Gods schepping, want ze is het middel waarmee onwaarheid ongedaan kan worden gemaakt. En wie zou aan de Hemel vergeving willen schenken? … Vergeving beziet mild alles wat onbekend is in de Hemel, ziet het verdwijnen en laat de wereld achter als een schone, onbeschreven lei waarop het Woord van God de zinloze symbolen, die er eerst geschreven stonden, nu kan vervangen. (Wd1. 192. 2:3-5; 4:1)

Vergeving is in de Hemel niet gekend. Het raakt de waarheid helemaal niet omdat de waarheid voorbij alle wereldse illusies ligt. De ‘onwaarheid’ die de waarheid bedekt is wat ongedaan moet gemaakt worden. ‘Vergeving beziet mild alles wat onbekend is in de Hemel’: al onze aanvalsgedachten – haat, zonde, speciaalheid – en de projecties van deze aanvalsgedachten in de wereld. Herinner je deze belangrijke zinnen: ‘Vergeving is stil en doet niets. Ze kijkt slechts, wacht en oordeelt niet.’ (Wd2. 1. 4:1, 3)

Wat hier belangrijk is om te begrijpen is dat Jezus het niet heeft over het doen van grote en wonderbaarlijke dingen in de wereld. Hij geeft niet om cijfers van de studenten of voor het hervormen van de wereld naar Een Cursus in Wonderen. Hij leert ons eenvoudig dat vergeving kijkt naar datgene wat in de Hemel niet bekend is om op een liefdevolle manier toe te kijken hoe het verdwijnt. En het moet wel verdwijnen omdat we er op een liefdevolle manier naar kijken. Wanneer we er op een hardvochtige manier zouden naar kijken, wat de manier is waarop we meestal naar de wereld van het ego kijken – door de ogen van schuld, angst en oordeel - dan wordt het in onze denkgeest eerder vastgehouden en maken we het denksysteem van het ego werkelijk. Naarmate we vorderen in het lezen, bestuderen en beoefenen van de Cursus zullen we zien hoe vaak het idee om het ego niet werkelijk te maken, naar voren komt.

Want nogmaals ‘Vergeving beziet mild alles wat onbekend is in de Hemel, ziet het verdwijnen …’ en vanaf dat moment af is de wereld zuiver achtergelaten. In deze context is de wereld enkel denkgeest omdat het uiterlijke en het innerlijke hetzelfde is. Zonder het ego blijft er enkel nog denkgeest met het Woord van God, het Verzoeningsprincipe die de Liefde van de Heilige Geest weerspiegelt. Dit is het thuis van Jezus, het juist gerichte denken dat bevrijd is van gedachten van zonde, opoffering en aanval. De genezende woorden van God vervangen ‘de zinloze symbolen, die er voorheen geschreven stonden’. En onze lichamen worden nu een leerschool waarin we kunnen leren:

Vergeving is het middel waardoor de angst voor de dood overwonnen wordt, omdat die nu geen hevige aantrekkingskracht meer uitoefent en schuld verdwenen is. Vergeving laat het lichaam zien als wat het is: een eenvoudig leermiddel dat terzijde wordt gelegd wanneer het leren is voltooid, maar hem die leert allerminst verandert. (Wd1. 192. 4:2-3)

Het lichaam dat gemaakt werd om een beperking te zijn en een aanval op liefde – een instrument van schuld, lijden, pijn en dood – wordt nu getransformeerd tot een leermiddel. Het is niet goed, noch slecht, heilig of onheilig, maar neutraal en bevrijd om het heilige doel van vergeving te dienen. Dit is de betekenis van een gevorderde leraar te zijn van God. We zijn niet het Woord van God, maar staan toe dat het via ons kan gesproken worden. Onze taak bestaat er slechts in te kiezen tegen de blokkades en voor de waarheid die we uiteindelijk verwelkomen. Wat overblijft is het stralende Woord, de glansrijke liefde van Jezus die zich via ons moeiteloos en op natuurlijke wijze uitbreidt.

(wordt vervolgd)


Geen opmerkingen:

Een reactie posten