dinsdag 19 december 2017

Dag 37 van de reis door het werkboek van Een Cursus in Wonderen

(6:2) Dit zal je helpen de ideeën te generaliseren voor elke situatie waarin je je bevindt en naar alles en iedereen daarin.

Wanneer ik kan leren dat ik deze stoel of deze tafel de betekenis geef die ze heeft dan kan ik beginnen begrijpen dat ik dit ook met alles gedaan heb. Verderop gebruikt Jezus het voorbeeld van een kopje, wanneer ik ’s morgens een kop koffie of thee heb dan begin ik mij er bewust van te worden dat ik naar dit kopje kijk via de ogen van mijn verleden want als ik er totaal nieuw zou naar kijken dan zou ik helemaal niet weten wat er mee te doen. Jezus bedoelt echter niet dat wij dit letterlijk moeten doen. We zouden niet meer in staat zijn om het huis te verlaten, laat staan het bed uit te komen want we zouden niet weten wat we met al de gewone dingen in onze omgeving zouden moeten aanvangen. De voorbeelden gebruikt hij om ons te helpen bewust te worden hoe alles wat we zien bepaald wordt door het verleden.

De wereld van tijd, de wereld van het ego, de wereld van onze ervaring van verleden, heden en toekomst, is niets meer dan een projectie, in de vorm, van het denksysteem van het ego van zonde, schuld en angst. We beginnen met de gedachte van zonde, schuld en angst in onze denkgeest en wanneer we die naar buiten hebben geprojecteerd en de wereld gemaakt hebben werd zonde het verleden (in het verleden heb ik gezondigd), is schuld in de versie van het ego het heden (ik voel mij nu zo miserabel) en is angst de toekomst (ik ben bang voor de straf waarvan ik denk dat ik die verdien).

Wanneer we daarom zeggen dat we in dit kopje enkel het verleden zien dan zeggen we hier in feite mee dat we geloven in de werkelijkheid van de zonde omdat zonde gelijkstaat met het verleden, het begin van de afscheiding. Het is echter niet zo dat wij ons schuldig moeten voelen wanneer we ons realiseren dat door het vastnemen van een kopje we zonde werkelijk hebben gemaakt. Maar het helpt ons wel om te begrijpen dat het uiteindelijk dit is wat we doen. We moeten het denksysteem van het ego in zijn geheel geloven anders kunnen we het doel van het kopje niet begrijpen.

(6:3) Ten tweede, zorg dat je niet voor jezelf beslist dat er een aantal mensen, situaties of zaken zijn waarop de ideeën niet toepasbaar zijn.

Wat het veralgemenen in de weg staat is geloven dat deze gedachte op een of andere manier niet van toepassing is op een situatie of een relatie of een voorwerp. Een heel goed voorbeeld van deze behoefte om bepaalde dingen bij ons oefenen uit te sluiten werd aangetoond door een kloosterzuster die ik ken en die Een Cursus in Wonderen bestudeerde en de lessen van het werkboek oefende. Ze woonde in een klooster, wat dus wil zeggen dat zij en haar medezusters een groot deel van hun tijd in de kapel doorbrachten. En de katholieken onder jullie weten wel dat er in elke katholieke kerk er een tabernakel is waarin het Heilig Sacrament bewaard wordt en waarvan geloofd wordt dat dit het lichaam van Jezus vertegenwoordigd door de hostie. Voor Katholieken is dit het meest heilige voorwerp dat er bestaat in de wereld omdat dit voor hen Jezus is. Deze kloosterzuster was vroeg in de ochtend altijd graag even alleen in de kapel. Toen zij echter begon met de de oefeningen van de eerste lessen en dus zei ‘niets in deze wereld betekent iets’ ‘of niets in deze kamer heeft enige betekenis’ ontweek zij bewust dit Heilig Sacrament. Want hoe zou zij, een kloosterzuster, kunnen blijven en toch geloven dat dit helemaal niets te betekenen had? Het is echter precies dat wat Jezus ons leert. Het is misschien een extreem voorbeeld, maar iedereen heeft wel een bepaald iets, een situatie of iemand die men van deze principes wil uitsluiten of dit nu bewust of onbewust gebeurt. En dit is nu precies wat Jezus bedoelt. We komen later nog terug op dit zo belangrijk thema van vorm en inhoud.

(6:4-6) Dit zal de overdracht van de training hinderen. De ware aard van ware waarneming is dat ze geen begrenzingen heeft. Ze is het tegengestelde van de manier waarop je nu ziet.

Zelfs hier in het begin herhaalt Jezus hetzelfde opnieuw en opnieuw, precies zoals hij dit ook in de tekst doet. Hij herhaalt zijn thema’s binnen hetzelfde hoofdstuk, deel, paragraaf en soms zelfs binnen een alinea. De reden hiervoor is dat we, door onze identificatie met het ego, niet willen horen wat hij ons vertelt. Om er zeker van te zijn van dat wij deze ommekeer of deze veralgemening via deze training begrijpen, herhaalt hij dit belangrijk punt voortdurend.

(7:1). Het algemene doel van de oefeningen is jouw vermogen te vergroten om de ideeën uit te breiden zodat ze alles omvatten.

Wanneer jouw oefenen niet alles en iedereen insluit dan mist het zijn doel en doe je niet wat Jezus van jou verlangt. Wanneer hij zou geloven dat al zijn studenten dit gelijk zouden doen dan zou hij hier geen werkboek voor nodig hebben en zou de tekst niet de huidige vorm hebben. Het komt er op neer dat jij je er bewust van bent hoezeer je bepaalde delen van je leven voor hem wil uitsluiten; bepaalde dingen waarbij je zijn hulp wel wil inroepen, maar andere dingen waarbij je dit niet doet. Jezus vraagt jou om eerlijk te zijn met jezelf zodat jij je er bewust begint van te worden hoe je  in jouw vergevingsoefeningen sommige delen probeert uit te sluiten om je er dan bewust van te worden waarom je dit doet.

(7:2-3) Dit zal van jouw kant geen inspanning vereisen. De oefeningen zelf voldoen aan de voorwaarden die noodzakelijk zijn voor deze vorm van overdracht.

Dit kan op twee manieren begrepen worden. In de eerste plaats zegt Jezus dat het werkboek niet veel tijd en werk van je vraagt. Want mocht dit wel zo zijn dan doe je het niet op de correcte manier. Wanneer je problemen hebt om iets te leren of af te leren dan is het duidelijk dat je dit werkelijk hebt gemaakt wat betekent dat je dit nooit ongedaan zult maken. Daarom zegt hij in de ‘eerste regel voor beslissingen’ in het begin van hoofdstuk 30 in de tekst: ‘Vecht niet tegen jezelf’ (T. 30. I. 1:7) Vergeving moet geen strijd worden. Je moet je er enkel bewust van zijn hoezeer je weerstand biedt tegen dat wat Jezus jou hier leert en dit zonder verzet aanvaarden. En het is zeker niet zo dat er van jou verwacht wordt dat je deze lessen perfect doet.

Dat de oefeningen niet echt een inspanning van jou verlangen is omdat het niet de oefeningen zijn die dingen ongedaan maken of vergeven. Dat is de functie van Jezus. Voor ons is alleen maar een klein beetje bereidwilligheid nodig om zijn hulp in te roepen om op een andere manier naar de wereld te kijken. Om het met de woorden uit de tekst te zeggen 'het is onze taak de ontkenning van de waarheid te ontkennen' (T. 12. II .1:5), iets wat bereikt wordt door met Jezus naar het probleem te kijken ‘zoals het is in de denkgeest en niet op de manier zoals wij het hebben zien, het naar buiten projecteren de wereld in. Dat is de reden waarom het proces zo weinig inspanning vraagt; onze functie bestaat er alleen maar in om te kijken, niet om te doen. In les 23 komen we terug op dit belangrijk punt en later nog vele, vele keren.

(8-9) Sommige ideeën die het werkboek aanreikt zal je moeilijk kunnen geloven en andere kunnen misschien nogal schrikwekkend lijken. Dit doet er niet toe. Er wordt je enkel gevraagd de ideeën toe te passen zoals je opgedragen wordt. Er wordt je helemaal niet gevraagd ze te beoordelen. Er wordt je alleen gevraagd ze te gebruiken. Het is hun toepassing die ze betekenis voor je zal laten hebben en je zal tonen dat ze waar zijn.
Onthoud slechts dit: je hoeft de ideeën niet te geloven, je hoeft ze niet te accepteren en je hoeft ze niet eens te verwelkomen. Tegen een aantal ervan bied je misschien heftige weerstand. Dit zal niets uitmaken en zal hun werkzaamheid niet verminderen. Maar sta jezelf niet toe uitzonderingen te maken in de toepassing van de ideeën die het werkboek bevat; en wat je reacties op de ideeën ook mogen zijn, gebruik ze. Meer dan dat is niet nodig.

Het is belangrijk te weten dat Jezus deze uitspraken in het werkboek doet en niet in de tekst. Zijn standpunt is dat het niet zozeer nodig is te begrijpen wat hij in het werkboek naar voren brengt, maar dat we dat wat hij van ons vraagt doen en vooral dat we hem vertrouwen. Anderzijds wil hij wel dat we de tekst begrijpen, die bestuderen en zorgvuldig nadenken over zijn onderricht. Gezien de tekst voorziet in de theorie van Een Cursus in Wonderen en het werkboek een training van het denken is, is het aandringen op een studie niet nodig. Dus zegt hij ons: loop niet vast in allerlei argumentatie. Je hoeft niet akkoord te gaan met alles wat ik zeg of het te geloven, neem het gewoon van mij aan en doe eenvoudig wat ik je vraag te doen. En nogmaals dat is geen vereiste, maar wel een zeer behulpzaam voorstel.


Dit is de manier waarop Jezus stiekem weer langs de achterdeur binnenglipt. Hij weet dat van zodra we doen wat hij van ons vraagt, we ons zullen realiseren dat hij gelijk heeft en we zullen ophouden met argumenteren of debatteren. In feite zegt hij ons: ‘Ik veronderstel dat, gezien je een student bent van mijn cursus, je bereid bent om de waarheid van mij te leren. Wanneer je het niet leuk vindt kan jij je tot iets anders wenden. Maar probeer als mijn student, geen uitzonderingen te maken want zo stel je mij in staat jou te leren dat al deze principes absoluut voor alles gelden in deze wereld, zonder een enkele uitzondering.’ 

(wordt vervolgd)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten