donderdag 1 februari 2018

Les 18 - Ik ben niet de enige die de gevolgen ervaart van mijn zien.

In de inleiding had ik het over het feit dat Jezus, zowel in het werkboek als in de tekst, vaak een bepaald thema behandelt, dit even opzij zet om een gerelateerd thema naar voren te brengen, vervolgens dit ook weer opzij zet om terug te keren naar het vorige.
Hier zien we een inleiding op het idee dat denkgeesten verbonden zijn - een centraal thema van Een Cursus in Wonderen: de eenheid van de Zoon van God. Hier meer bepaald de eenheid van de Zoon van God in zijn afgescheiden staat.

(1) Het idee van vandaag is weer een stap om te leren dat de gedachten die de oorsprong zijn van wat jij ziet, nooit neutraal of onbelangrijk zijn. Het beklemtoont ook het idee dat denkgeesten verbonden zijn, waarop later steeds meer nadruk zal worden gelegd.

Net zoals alle dingen in de wereld verschillende projecties zijn van de ene afscheidingsgedachte, zo maken verschillende mensen ook deel uit van de ene afgescheiden Zoon. Dit wil zeggen dat alle afgescheiden denkgeesten verbonden zijn omdat ze allemaal afkomstig zijn van een gedachte.
Vóór de afscheiding plaats vond, een onderwerp dat besproken wordt in het begin van hoofdstuk 18 van de tekst, was er slechts één vergissing of gedachte, net zoals in de Hemel er slechts één Zoon is. Alle denkgeesten zijn als één verbonden, er slechts de denkgeest van Christus, één en één met de Geest van God.

Wat echter voor ons doel van belang is, is het principe dat alle afgescheiden denkgeesten ook verbonden zijn. Wij zijn slechts gefragmenteerde percepties en afbeeldingen die wij - onze keuzemakende denkgeest - buiten tijd en ruimte gemaakt hebben zodat we geloven dat de afscheiding werkelijk is. In werkelijkheid is het zo dat alle schijnbare afgescheiden delen die we van de Zoon van God waarnemen – en meestal denken we dan aan homo sapiens, maar dit omvat alles wat we waarnemen, zowel bezield als onbezield – niets meer zijn dan afgesplitste delen van die ene gedachte die zegt: ‘Ik heb het onmogelijke tot stand gebracht. Ik ben afgescheiden, autonoom, op mezelf, onafhankelijk, vrij en heb mijn leven onder controle.’

Hier volgt dat belangrijk deel uit hoofdstuk 18, waarin dit concept van de ene gedachte die de wereld gemaakt heeft, wordt voorgesteld:

Jij die gelooft dat God angst is, hebt slechts één enkele substitutie in het leven geroepen. Die heeft vele vormen aangenomen, want het was de vervanging van waarheid door illusie, van heelheid door fragmentatie. Ze is zo versplinterd geraakt en onderverdeeld en keer op keer opnieuw verdeeld, dat het nu vrijwel onmogelijk is te zien dat ze ooit één was, en nog steeds is wat ze was. Die ene dwaling, die waarheid naar illusie, oneindigheid naar tijd, en leven naar de dood heeft gebracht, was het enige wat jij ooit hebt gemaakt. Heel je wereld rust hierop. Alles wat je ziet is er een weerspiegeling van, en elke speciale relatie die je ooit hebt gevormd maakt er deel van uit.

Misschien verbaast het je te horen hoezeer de werkelijkheid verschilt van wat jij ziet. Je beseft de omvang van die ene dwaling niet. Die was zo enorm en zo volslagen ongelofelijk, dat daaruit wel een wereld van totale onwerkelijkheid moest oprijzen. Wat kon er anders uit voortkomen? De versplinterde aspecten ervan zijn angstwekkend genoeg, wanneer je ernaar begint te kijken. Maar niets wat je hebt gezien toont jou ook maar enigszins de enorme omvang van de oorspronkelijke dwaling, die schijnbaar jou uit de Hemel wierp, kennis verbrijzelde tot betekenisloze stukjes gescheiden waarneming en je dwong tot het ondernemen van verdere substitutie. (T. 18. I. 4, 5).

(2) Het idee van vandaag betreft niet zozeer wát je ziet, als wel hoe je het ziet. Daarom benadrukken de oefeningen van vandaag dit aspect van je waarneming. De drie of vier aanbevolen oefenperioden moeten als volgt worden gedaan:

Dit is een stelling waar ik reeds eerder naar verwezen heb: perceptie is niet alleen wat we zien, maar hoe we het zien. Er is geen onderscheid tussen de twee. Voor het doel van deze lering maken wij een onderscheid omdat het de interpretatie is die vorm geeft aan dat wat we zien. De interpretatie van het ego is dat ik een afgescheiden, vijandige, wraakzuchtige wereld wil zien zodat ik deze eigenschappen niet in mezelf hoef te erkennen. Daarom kunnen we zeggen dat wat we zien en hoe we zien een en hetzelfde is en dit omdat mijn behoefte om dingen op een bepaalde manier te zien, bepaalt wat ik zie.
De richtlijnen van de rest van de les zijn ons inmiddels al heel vertrouwd:

(3) Kijk om je heen en kies voor de toepassing van het idee van vandaag zo willekeurig mogelijk onderwerpen uit, en houd je ogen op elk lang genoeg gericht om te zeggen:

Ik ben niet de enige die de gevolgen ervaart van hoe ik _________ zie.

Besluit elke oefenperiode met het herhalen van de meer algemene uitspraak:

Ik ben niet de enige die de gevolgen ervaart van mijn zien.

Om en nabij een minuut, of zelfs minder, is voor elke oefenperiode voldoende.


Wij bewegen ons hier dus van specifieke waarnemingen naar algemene waardoor we leren dat al onze waarnemingen één en dezelfde zijn, omdat zij ontstaan uit de afgescheiden denkgeest die het Zoonschap als een verbindt. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten