zondag 28 januari 2018

Les 17 - Ik zie geen neutrale dingen.

Dit volgt direct op ‘Ik heb geen neutrale gedachten.’ We vinden hier hetzelfde patroon terug dat we in de eerste lessen gezien hebben waar Jezus vooruit en achteruit gaat tussen onze gedachten en dat wat we waarnemen en ons zo probeert te helpen in het begrijpen dat beide hetzelfde zijn. Zijn doel is dat wij een waakzaamheid ontwikkelen ten opzichte van hoe we denken, ons hierbij realiserend dat niets van wat we denken, waarnemen of interpreteren juist is. Dit vraagt om een grote nederigheid. De arrogantie van het ego probeert de angst te bedekken wanneer we ons zouden realiseren dat we verkeerd zijn met alles, wat uiteindelijk ook onszelf inhoudt.

Telkens je een vijand ‘buiten je’ ziet of je gelooft dat iemand de macht heeft om jou tot slachtoffer te maken, om je te verraden of te kwetsen, zeg je dat jij het bij het rechte eind hebt en dat Jezus verkeerd is, dat jij kan aantonen dat je gelijk hebt omdat de aanval die je kan zien en voelen hiervan het bewijs is. Je bent je er echter niet van bewust dat jij het bewijs daar geplaatst hebt zodat je het kon vinden. Wat je ziet is wat je wil zien en daarom heb je het bewijs daar geplaatst waarop je dan zegt: ‘Kijk! Mijn gedachten zijn niet het probleem. In feite zijn mijn gedachten niets. Het probleem ligt buiten mij. Dat is het probleem.’ En in de meeste gevallen is het een speciaal iemand die aan de basis ligt van jouw probleem.

Deze lessen zijn speciaal bedoeld om je denkgeest zo te trainen dat je altijd op deze manier zou denken zodat je automatisch datgene wat je buiten je waarneemt vertaald naar een gedachte in je. Het is niet zo belangrijk wanneer het gaat om kleerhangers of papiermanden maar het doet er wel zeker toe wanneer het om belangrijke relaties in je leven gaat. Het doet er evengoed toe bij minder belangrijke of onbelangrijke relaties want ook hierin staat de speciale mens centraal.

Herinner je dat wat je buiten je ziet is dat wat jij daar geplaatst hebt want je wil het in een lichaam zien en niet in de denkgeest, terwijl je hierbij zegt: ‘Mijn gedachten zijn niet belangrijk omdat dat wat ik zie de werkelijkheid is.’ Het is dus zo dat jij je in de eerste plaats moet realiseren dat het werkelijkheid is wat je denkt. En wanneer je met Jezus naar de gedachte kan kijken zal je je realiseren dat hierin helemaal geen werkelijkheid is. Zoals de tekst zegt: God is het enige Feit. (T. 3. I.8:2)

(1:1) Dit idee (‘Ik zie geen neutrale dingen.’) is een volgende stap in de richting van het herkennen hoe oorzaak en gevolg werkelijk in de wereld opereren.

De gedachten in onze denkgeest zijn de oorzaak en onze percepties zijn het gevolg. Dit is een andere omschrijving van het belangrijk principe dat we in de eerste alinea van het commentaar op les 8 hebben aangehaald: projectie maakt perceptie. Ik kies eerst mijn leraar, het ego of de Heilige Geest en die keuze bepaalt het denksysteem waarmee ik mij vereenzelvig: afscheiding of vergeving. En dit heb ik voor echt gemaakt omdat dit is wat ik binnenin mij waarneem (de oorzaak) en, eens het geprojecteerd is, neem ik overal om me heen de manifestaties ervan waar (het gevolg).

(1:2-3) Je ziet geen neutrale dingen omdat je geen neutrale gedachten hebt. Het is altijd de gedachte die eerst komt, ondanks de verleiding te geloven dat het precies omgekeerd is.

We moeten wellicht toegeven dat we dit feit in ons dagelijks leven niet weerspiegeld zien, ook al lezen we deze woorden hier en in de tekst en geloven we op zeker niveau dat dit waar is. We reageren op wat uiterlijk is en vergeten hierbij wat we aan het doen zijn, namelijk Jezus weer van ons afduwen en ons identificeren met het schuld-denksysteem van het ego. We vergeten dit ‘feit’ snel, projecteren de schuld uit onze denkgeest en zien haar in andere mensen, gebeurtenissen en dingen, allemaal dreigementen die ons willen kwetsen en onze innerlijke vrede van ons wegnemen.
Het doel van deze lessen en het in praktijk brengen ervan is dat we leren inzien hoe we niet op deze manier leven; hoe we reageren op wat buiten ons is. Herinner je ook dat ‘wat buiten je is’ niet enkel gaat over andere menselijke lichamen, maar ook over je eigen lichaam aangezien buiten verwijst naar wat buiten onze denkgeest is, niet naar wat buiten ons lichaam is. Het punt nogmaals is dat we niet op de wereld reageren maar op de keuze van onze denkgeest. Bovendien is het belangrijk ons te herinneren aan de keuze voor het ego, dat wij reageren op het illusoir denksysteem van het ego dat ons zegt hoe waardeloos, zondig en ellendig we wel zijn, ‘de woning van slechtheid, duisternis en zonde’ zoals in les 93 staat (1:1). Dit is de waanzin die we voor waar aanzien en waar we nooit stil bij staan om dit uit te dagen. We leren aldus dat het niet alleen de wereld is die een verdediging is, maar dat onze afscheidingsgedachten dat ook zijn. De werkelijkheid voorbij beide, de wereld en de gedachten die de wereld gemaakt hebben, is de Liefde van God, de enige waarheid.

(1:4) Dit is niet de manier waarop de wereld denkt, maar je moet leren dat het de manier is waarop jij denkt.

Jezus maakt het hier onmiskenbaar duidelijk dat we deze verbinding tussen geest en lichaam moeten leren zoals hij dit ook in de andere lessen duidelijk heeft gemaakt en dat dit een enorme waakzaamheid en doorzetting vereist omdat onze manier van leven precies het tegenovergestelde is. We zijn geprogrammeerd dat het de wereld is die afbreuk doet aan ons en dat de ‘slechteriken’ buiten in de wereld zijn. Nochtans zegt Jezus ons hier: ‘Dit is niet iets wat je onmiddellijk zal begrijpen. Ik introduceer het hier nu voor de eerste keer aan je, maar we zullen hier telkens opnieuw op terugkomen.’ Jezus benadrukt hierbij dat wij de leerlingen zijn en hij de leraar en telkens we moeilijkheden ondervinden met zowel de tekst, het werkboek of het handboek dat eenvoudig komt omdat we bang zijn voor wat hij ons leert.

(1:5) Als dit niet zo was, zou waarneming geen oorzaak hebben en zelf de oorzaak van realiteit zijn.

Als het waar zou zijn dat de wereld bepaald wat we denken, dan zou perceptie werkelijkheid zijn, namelijk dat de voorwerpen van onze perceptie ons ertoe leiden op een bepaalde manier te denken en te voelen. De waarheid is echter dat waarneming het gevolg is, veroorzaakt door onze gedachten. 

Hou steeds in gedachten dat projectie de perceptie maakt. Wanneer waarneming geen oorzaak zou hebben, maar een realiteit zou zijn die onafhankelijk is van onze gedachten, dan zou waarneming eenvoudig bestaan en zouden we hier niets aan kunnen doen. En dit beschrijft natuurlijk de toestand van bijna iedereen in de wereld. Daarom is er, eens wij ons hebben laten omkopen door het egodenksysteem, geen enkele hoop meer: we kunnen wat er is niet veranderen. Wanneer onze percepties niet het gevolg zijn veroorzaakt door onze gedachten dan moeten ze wel werkelijk zijn. Zo werd dood, kwaad, oorlog en lijden werkelijkheid en er is niets wat wij hieraan kunnen doen behalve er zo goed als we kunnen het beste van maken. Jezus leert ons daarom dat wat buiten ons is – de wereld en het lichaam, lijden en dood – een gevolg is en dat de oorzaak ervan in onze denkgeest verblijft. Van zodra we de oorzaak hiervan erkennen kunnen we er ook iets aan doen. Zo niet, nogmaals, is het een hopeloze situatie.

Hier dan het laatste commentaar over perceptie:

(1:6) Gezien haar hoogst veranderlijke aard is dit allerminst waarschijnlijk.

Het is duidelijk dat perceptie hoogst veranderlijk is. Dat kunnen we zelfs bij onszelf vaststellen. Een waarneming die we ooit van iemand gehad hebben kan, wanneer we deze kunnen vergeven, de volgende dag totaal anders zijn. Afhankelijk van onze innerlijke staat – kiezend of voor het ego of voor de Heilige Geest als onze leraar – zullen we de wereld of door de ogen van oordeel en haat waarnemen of door de ogen van vergeving.

De volgende oefeningen zetten nu onze denkgeesttraining verder om de relatie tussen onze gedachten en onze percepties te begrijpen:

(2) Wanneer je het idee van vandaag toepast, zeg dan tegen jezelf, met open ogen:

Ik zie geen neutrale dingen, want ik heb geen neutrale gedachten.

Kijk dan om je heen en laat je blik lang genoeg op elk ding dat je opmerkt rusten om te zeggen:

Ik zie geen neutrale ________ , want mijn gedachten over _________zijn niet neutraal.

Zo kun je bijvoorbeeld zeggen:

Ik zie geen neutrale muur, want mijn gedachten over muren zijn niet neutraal.
Ik zie geen neutraal lichaam, want mijn gedachten over lichamen zijn niet neutraal.

Jezus’ instructies voor deze oefeningen nu zijn voortdurend gericht op het omverwerpen van de eerste wet van de chaos van het ego: de rangorde in illusies.

(3) Zoals gewoonlijk is het van wezenlijk belang dat je geen onderscheid maakt tussen wat jij als levendig of levenloos, als plezierig dan wel onplezierig beschouwt. Wat jij ook mag geloven, je ziet niets wat werkelijk levend of wat werkelijk verheugend is. Dat komt omdat jij je vooralsnog niet bewust bent van enige gedachte die werkelijk waar en dus werkelijk vreugdevol is.

Er is niets levendig of levenloos, omdat niets hier levend is. Als we terugdenken aan een van de basislessen die we geleerd hebben op de middelbare school dan is het dat er levende dingen zijn die ondergebracht kunnen worden als bezield en deel uitmaken van het grote levende geheel en de niet-levende dingen zoals hout, metaal, enz., die ondergebracht worden als levenloos. Nochtans zijn beide categorieën illusoir, zoals we kunnen zien in het deel ‘De wetten van de chaos’ waar consequent vermeld staat dat ‘er buiten de Hemel geen leven is’ (T. 23. II. 19:1). En Jezus bedoelt dit hier echt letterlijk.

Het echte leven en echte vreugde worden enkel gevonden door Jezus’ hand te nemen en te identificeren met het denksysteem van vergeving. Het is vreugdevol omdat het ons naar ons echte leven laat terugkeren, dat een deel is van God en de enige vreugde die er is. Nu moeten we echter leren hoe we dit leven en deze vreugde kunnen bereiken aan de hand van de zachtaardige instructie die we in de volgende alinea terugvinden, het middel dat Jezus aanwendt om zijn pedagogisch doel te realiseren:

(4) Drie of vier speciale oefenperioden zijn aanbevelenswaard en minimaal drie zijn er nodig voor maximaal profijt, ook al voel je weerstand. Maar als dat zo is, kun je de lengte van de oefenperiode terugbrengen tot minder dan ongeveer de minuut die anders aanbevolen wordt.


Ons herinneren aan onze weerstand is Jezus’ behulpzame manier om ons eraan te herinneren dat wij ons niet schuldig moeten voelen. Hij zou dit niet zo vaak als hij doet naar voren brengen wanneer hij niet zou verwachten dat we angstig zijn voor zijn lering en we er dus weerstand tegen bieden. Deze weerstand leren aanvaarden is een essentiële stap voorwaarts om ze los te laten. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten