dinsdag 16 januari 2018

Les 12 ~ Ik voel onvrede omdat ik een betekenisloze wereld zie. (deel 2)

(4) Zorg ervoor dat je de tijdsduur niet varieert bij de toepassing van het idee van vandaag op wat je plezierig en wat je onplezierig vindt. Voor het doel van deze oefeningen is daartussen geen verschil. Voeg aan het eind van de oefenperiode toe:
Maar ik voel onvrede omdat ik een betekenisloze wereld zie.

Dit belangrijke punt, dat er in wezen geen verschil is tussen het aangename en het onaangename is terug te vinden in de bespreking ‘de blokkades voor de vrede’ waar Jezus tot twee keer toe zegt dat er geen verschil is tussen pijn en plezier en tussen plezier en pijn. (T. 19. IV. A. 17:10-12; T. 19. IV. B. 12) Dit verschil zou enkel het geval zijn wanneer er een rangorde in illusies zou zijn. Geleidelijk aan worden we geleerd dat dit niet het geval is.

(5:1) Wat geen betekenis heeft, is noch goed noch slecht.

Wanneer je zegt dat iets goed of slecht is dan is het duidelijk dat je het een waarde toekent. In het begin van hoofdstuk 24 zegt Jezus dat: ‘om deze cursus te leren dien je bereid te zijn iedere waarde die jij er op nahoudt in twijfel te trekken.’ (T. 24. Inl. 2:1) Hier vinden we hetzelfde idee op een eenvoudiger manier terug. Door ergens waarde aan te hechten bevestig ik een betekenis ervan. Wanneer ik het betekenis geef dan is de onbewuste onderliggende gedachte dat ik geloof dat het afkomstig is van een betekenisvolle gedachte omdat alles wat ik buiten mij waarneem afkomstig is van een gedachte in mij. Wat is dan de ‘betekenisvolle’ gedachte? Dat er verschil in waarde bestaat, dat dualiteit echt is en dat de waarde van het ene groter geacht wordt dan de waarde van iets anders.

De essentie van deze gedachte is dat ik mijn individuele waarde hoger acht dan de Eenheid van Christus, mijn leven en mijn wereld boven die van de Hemel plaats. Als dit zo is wordt alle verschil belangrijk en blijf ik als dualistisch wezen bestaan in een dualistische wereld. Dat is dan de wereld die ik waarneem en waar ik halsstarrig vasthoud aan de echtheid ervan.

(5:2) Waarom zou een betekenisloze wereld je vrede verstoren?

Wanneer je aan iets in deze wereld gehecht bent dan is het duidelijk dat jij dit geen betekenisloze plaats noemt. En je gelooft dit omdat je denkt dat je waardevol bent. Wat voor het ego betekenisvol is voedt onze speciaalheid. Alles wat betekenisloos is, is voor het ego onbeduidend. Daarom zegt het ego ons dat wij ons moeten richten op die dingen die onze speciale behoeften dienen. De volgende les zal duidelijk maken waarom een betekenisloze wereld onrust, angst en onvrede baart.

(5:3) Als je zou kunnen aanvaarden dat de wereld geen betekenis heeft en je zou toelaten dat de waarheid er voor jou op geschreven wordt, zou dit je onbeschrijfelijk gelukkig maken.


Wanneer we de wereld als betekenisloos kunnen accepteren is dat net zoveel zeggen als ‘mijn denkgeest is blanco’. Dat stelt het Verzoeningsprincipe van de Heilige Geest in staat om door ons heen te stralen waardoor ook de liefde van Jezus onze realiteit kan worden. Dat is de waarheid van wat ons ‘onbeschrijfelijk gelukkig’ zou maken. Gezien dit zelf zich niet langer identificeert met het denksysteem van afscheiding en schuld realiseren wij ons uiteindelijk dat wij verkeerd zijn en dat Jezus gelijk heeft. Maar zolang wij onszelf als een afgescheiden en apart zelf zien beangstigd ons de waarheid dat dit alles een droom is. Dus kiezen we ervoor om niet voortdurend onbeschrijfelijk gelukkig te zijn omdat we, om het met het bekende citaat uit de tekst te zeggen, we liever gelijk hebben dan gelukkig zijn (T. 29. VII. 1:9). Je kan, op zijn zachtst gezegd, stellen dat een gedachte dat we niet bestaan ons niet al te gelukkig maakt. Daarom dringt Jezus er voortdurend op aan dat wij ‘kleine stapjes’ nemen (Wd1. 193. 13:7) anders zou onze angst om opeens te worden opgetild en de werkelijkheid in geslingerd worden (T. 16. VI. 1) te overweldigend zijn. De gelukkige en zachte dromen van vergeving vormen de overgang van onze nachtmerrie van het ego naar het ontwaken in God. (T. 27. VII. 13:4-5)

(5:4-6) Maar omdat ze zonder betekenis is, voel jij je genoodzaakt erop te schrijven wat ze van jou moet zijn. En dat is wat jij erin ziet. En dat is wat in waarheid geen betekenis heeft.

Omdat de wereld op zichzelf betekenisloos is moet ik er een betekenis aan geven of met andere woorden omdat de wereld niets is en ik ook niets ben moet ik doen alsof ik iemand ben. Want inderdaad we denken allemaal dat we iets zijn. Het maakt voor het ego niet uit hoe wij het spel van speciaalheid spelen of we nu Gods gave zijn of de gift van de duivel zolang we maar een speciale gave zijn. Het enige wat we niet willen is om niemand te zijn. Bijna op het einde van de paragraaf ‘de antichrist’ spreekt Jezus over het ego als iets dat altijd meer wil van iets, het maakt niet uit of dat meer welbehagen is of meer pijn, het wil enkel meer. (T. 29. VIII. 8:6-12)

We deinzen terug bij de mogelijkheid dat wij niet bestaan. Dit moet veelvuldig herhaald worden omdat dit deze lessen onderbouwd, om nog maar niet te spreken van de onderbouw van Een Cursus in Wonderen. Deze gedachte is de bron voor de weerstand tegen de Cursus in het algemeen en tegen het werkboek in het bijzonder. Ik moet doen alsof ik besta en snel een denksysteem maken dat ik projecteer, hierbij een wereld makend – zowel kosmisch, gezien we allemaal deel zijn van de ene Zoon, als individueel. Het feit is dat wij altijd een mening opdringen omdat we anders geconfronteerd zullen worden met de betekenisloosheid van ons denken om maar niet van de betekenisloosheid van onszelf te spreken. Dit vindt plaats op het metafysische niveau van de denkgeest waar zich de vraag ‘bestaan’ of ‘zijn’ stelt. Hoe dan ook op het niveau van onze persoonlijke ervaring als een lichaam dat in de wereld woont zijn we bang om geen problemen en grieven meer te hebben omdat dit het geloof in onszelf ondersteunt en waar het einde van het tekstboek naar refereert als ons ‘het gezicht van onschuld’ (T. 31. V. 1-3) De ware angst, zoals we in de volgende les zullen zien is dat wanneer niet ik mijn betekenis op de wereld plaats, Jezus zijn betekenis er op zal plaatsen. Ik moet hem dus voor zijn.

Dat verklaart waarom absolute stilte neigt tot angst en waarom we moeite ondervinden bij het mediteren of bidden: wanneer we onze denkgeest stil maken zal Jezus als eerste komen en komt de herinnering aan God tot een denkgeest die in rust is’ (T. 23. I. 1:1) – en wanneer hij dat doet dan staat het ego buiten spel, net zoals ons denksysteem van afscheiding en speciaalheid. Dat is uiteindelijk de reden waarom we geloven in strijd te zijn met God en ook met Jezus en zijn cursus wat we in de volgende les kunnen zien. Als gevolg hiervan, vooraleer deze ideeën onze denkgeest kunnen binnendringen en ze de kans krijgen dat we onze keuze daarop laten vallen moeten we dit snel vervangen door onze gedachten. Tenslotte is dit ook de reden waarom bijna iedereen op een of andere manier Een Cursus in Wonderen wil veranderen, bijvoorbeeld een betere of een cursus die eenvoudiger is. We zijn bang voor wat deze Cursus werkelijk zegt. Dus vooraleer de woorden en gedachten ervan enig effect op ons zullen hebben veranderen we hem zodat hij aan onze behoeften voldoet.

(5:7) Onder jouw woorden staat het Woord van God geschreven.

Het ‘Woord van God’ wordt in Een Cursus in Wonderen bijna altijd gebruikt als een synoniem voor het Verzoeningsprincipe of voor de Heilige Geest. Het kan ook begrepen worden voor vergeving, de correctie voor het woord van afscheiding van het ego waar wij voor gekozen hebben om het Woord van God te verbergen.

(5:8-9) Nu roept de waarheid onvrede in je op, maar wanneer jouw woorden zijn uitgewist, zal je de Zijne zien. Dat is het uiteindelijke doel van deze oefeningen.

Nu weet je waarom je deze lessen niet wil doen: wanneer jouw woorden gewist worden dan wordt het denksysteem dat de bron is van jouw woorden eveneens gewist. Jezus zal dit verder uiteenzetten in les 14.

De les eindigt met de gebruikelijke milde uitdrukking van Jezus die onze weerstand voor zijn onderricht kent.

(6) Het is genoeg om drie of vier keer te oefenen met het idee van vandaag. Bovendien moeten de oefenperioden de minuut niet overschrijden. Zelfs dat kun je nog te lang vinden. Houd met de oefeningen op zodra je een gevoel van spanning ervaart.

Er wordt ons geen schuld opgelegd, geen intimidatie, geen schuld-afleidende eisen om gedisciplineerd te zijn, laat staan spiritueel.

Wie zou bij zijn opvoeding niet graag een leraar als deze gehad hebben?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten