donderdag 18 januari 2018

Les 13 ~ Een betekenisloze wereld baart angst.

(1) Het idee van vandaag is in wezen een andere vorm van het voorgaande, behalve dat het uitgesprokener is over de emotie die wordt opgeroepen. Eigenlijk is een betekenisloze wereld onmogelijk. Niets zonder betekenis bestaat. Hieruit volgt echter niet dat je niet zult denken dat je iets waarneemt dat geen betekenis heeft. Integendeel, je zult hoogstwaarschijnlijk menen dat je het wel waarneemt.

Dit is omdat wij ons niet realiseren dat wat we waarnemen geen betekenis heeft. Wanneer dat wat wij buiten ons in de wereld waarnemen geen betekenis heeft dan heeft de gedachte in ons die daaraan ten grondslag ligt ook geen betekenis. En gezien wij onze gedachten zijn, volgt hieruit dat wij niet bestaan. Daarom, liever dan te geloven dat alles betekenisloos is, zowel binnen als buiten, vervangen wij dit door onze betekenis. Het is duidelijk dat als wij iets waarnemen waarvan we denken dat het buiten ons is en het raakt ons, dan hebben wij het voor echt aanvaard. En we willen de onderliggende gedachte behouden zodat we kunnen doorgaan met echt te zijn.

(2:1) Het onderkennen van betekenisloosheid wekt in alle afgescheidenen diepe verontrusting.

De angst ontstaat omdat ik in zekere zin besef dat die betekenisloosheid zich uitbreidt tot mijn bestaan. Dit idee komt binnenkort terug.

(2:2) Het vormt een situatie waarin God en het ego elkaar ‘tarten’ om uit te maken wiens betekenis geschreven moet worden in de lege ruimte die betekenisloosheid biedt.

Het ego is degene die ‘tart’, die uitdaagt, niet God. Daarom staat het woord tussen aanhalingstekens. Voor het ego is wedijver de aard van zijn relatie met God. Er is een ‘lege ruimte’ omdat het ego niets is. Nochtans gelooft het dat het vóór God de lege ruimte moet bereiken om de identiteit van de Zoon voor zichzelf op te eisen wat dus de vermeende concurrentie is met de Schepper. Wanneer mijn bestaan gebaseerd is op het geloof van ‘de een of de ander’ dan besta ik ten koste van Gods; ik heb Hem gedood zodat ik kon leven, ik projecteer deze gedachte en geloof daarom dat Hij hetzelfde terug doet met mij. Dit diepgewortelde geloof is de bron van onze waarneming dat mensen er op uit zijn om ons te krijgen, om ons te kwetsen, te verlaten en ons te saboteren omdat wij onszelf hiervan beschuldigen, hetzelfde met anderen doen en uiteindelijk dus ook met God. Zoals Jezus het op het einde van de tekst zegt:

Je haat je broeder nooit om zijn zonden, maar alleen om die van jou. Welke vorm zijn zonden ook lijken aan te nemen, deze verhult slechts het feit dat jij gelooft dat ze de jouwe zijn en daarom een ‘gerechtvaardigde’ aanval verdienen. (T. 31. III. 1:5-6)

(2:3-4) Het ego stormt als een bezetene binnen om daar zijn eigen ideeën neer te zetten, bang dat de leegte anders gebruikt kan worden om er zijn eigen onmacht en onwerkelijkheid mee aan te tonen. En alleen in dit opzicht heeft het gelijk.

Namelijk dat het niets is. Het ego weet, zoals ik eerder reeds uitgelegd heb, dat zijn macht bij de keuzemaker ligt want het ego in en van zichzelf is machteloos. Om er zeker van te zijn dat wij nooit deze nietsheid en betekenisloosheid zouden ontdekken zoekt het zichzelf belangrijk en machtig te maken door middel van zonde, schuld en angst. Wanneer ik tegen God gezondigd heb en Hem vernietigd heb dan staat het vast dat ik belangrijk en machtig ben. Dit maakt mij echter ook angstig, maar ik ben op zijn minst iets geworden dat zich van God onderscheid wat mij dus ook belangrijk maakt.

Het meest beangstigende van dit alles is te beseffen dat God helemaal niet van ons afweet omdat we letterlijk niets zijn – machteloos en onwerkelijk. Dus willen we dat God onze aandacht heeft of dit nu is als degene die hem op de meest toegewijde manier volgt of als de grootste, ellendige zondaar. Voor het ego maakt dat geen verschil uit zolang God het maar opmerkt. Maar onze grootste angst is natuurlijk dat Hij helemaal niet van ons bestaan afweet. En ergens diep in ons weten we dat dit waar is. Maar eerder dan deze waarheid te aanvaarden, bedekken we dit met de leugen van het ego, eerst met gedachten over zonde, schuld en angst en daarna met een wereld die deze gedachten weerspiegelt.

(3:1) Daarom is het van wezenlijk belang dat jij het betekenisloze leert onderkennen en het zonder angst aanvaardt.

Deze aanvaarding komt door je relatie met Jezus of met de Heilige Geest te ontwikkelen wat jou in staat stelt om zonder angst naar je ego te kijken en je helpt realiseren dat het betekenisloos is. Wanneer je bang bent voor je ego of je voelt je er schuldig over of je omhelst het dan maak je het dus werkelijk. Nogmaals, als je echter een stap achteruit doet en deze ‘zonderling samengestelde optocht’ voorbij ziet gaan dan besef je dat het niets is, wetende dat zijn betekenis schuilt in het proberen jou te beschermen tegen alles wat betekenis heeft. Want uiteindelijk, wanneer we niets anders dan het betekenisvolle verlangen – wat onze Identiteit is als de Zoon van God – zouden we ons realiseren dat al het andere waardeloos is en zouden we er niet langer voor kiezen.

(3:2) Als je angstig bent, is het zeker dat jij de wereld met eigenschappen begiftigt die ze niet bezit en bevolkt met beelden die niet bestaan.

In deze betekenis praten we over een wereld als machtig, vijandig, bedreigend, vredig, gelukzalig, heilig, enz. Dit zijn haar eigenschappen en ‘de beelden die niet bestaan’ is alles wat we hier in de wereld zien want het zijn uiteraard de projecties van gedachten die niet bestaan, die niet werkelijk zijn.

(3:3) Voor het ego zijn illusies een beveiligingsmechanisme, zoals ze dat ook stellig zijn voor jou, die jezelf gelijkstelt met het ego.

Een beveiligingsmechanisme is een verdediging. Zonde, schuld en angst en de wereld die daaruit voortvloeit zijn illusies die als doel hebben de fundamentele illusie - dat ik als een apart iemand besta - te behouden.

(4) De oefeningen van vandaag, die zo’n drie tot vier keer moeten worden gedaan, telkens ongeveer één minuut op z’n hoogst, dienen op een iets andere manier te worden uitgevoerd dan de voorgaande. Herhaal met gesloten ogen het idee van vandaag voor jezelf. Open dan je ogen en kijk langzaam om je heen, terwijl je zegt:

Ik kijk naar een betekenisloze wereld.

Herhaal deze uitspraak voor jezelf terwijl je rondkijkt. Sluit weer je ogen en besluit dan met:

Een betekenisloze wereld baart angst omdat ik denk dat ik wedijver met God.

We gaan dus van onze gedachten in onze denkgeest naar onze lichamelijke gewaarwordingen en dan terug naar binnen. Zoals gezegd is de wereld betekenisloos, nochtans doen wij er alles aan om er betekenis aan te geven omdat dit uiteindelijk betekenis geeft aan ons afgescheiden zelf. Door naar het ego te luisteren hebben we een denksysteem van zonde, schuld en angst opgebouwd. Onze afscheidingszonde geeft ons een schuldgevoel dat zijn hoogtepunt bereikt in het angstwekkende geloof dat we het verdienen om gestraft te worden door een wraakzuchtige god die nu met ons in een strijd van leven of dood is tegenover ons bestaan en ofwel zal Hij overleven of wij zullen overleven of zoals in het Handboek voor Leraren staat ‘doden of gedood worden’. Maar deze inherente betekenisloosheid van deze waanzinnige samenhang sluit niet uit dat het een enorme macht heeft gezien wij er ons geloof in investeren. Dergelijke investering betekent dat we ernaar streven het betekenis te geven zodat we het betekenisloze denksysteem van het ego kunnen verdedigen. Wanneer de wereld betekenisloos is en ik betekenisloos ben dan besta ik niet en dat betekent dat God gewonnen heeft. Maar in plaats van de strijd op te geven streef ik ernaar om betekenis te geven aan mezelf en aan de wereld rondom mij.

Jezus helpt ons hier in te zien hoe we alles op de wereld projecteren. Wanneer we goed letten op onze waarnemingen en aan de waarde die we ze geven dan zouden we beseffen dat niets van dit alles afkomstig is van wat dan ook dat inherent aan de wereld is gezien er geen wereld is. Het is slechts een resultaat van een behoefte binnen in ons die het onjuiste feit dat wij bestaan wil rechtvaardigen en bekrachtigen.

(5:1-2) Je zult het misschien moeilijk vinden om enige vorm van weerstand tegen deze slotuitspraak te vermijden. Wat voor vorm die weerstand ook aanneemt, onthoud dat je in wezen bang bent voor zo’n gedachte vanwege de ‘wraak’ van de ‘vijand’.

De angst zit hem in het feit dat wij de strijd tegen God niet kunnen winnen. God blijft de overwinnaar. De verschrikking, die veroorzaakt wordt door deze waanzin, gaat voorbij aan wat we kunnen tolereren. We verdedigen ons ertegen door eerst een denksysteem te maken en dan een wereld waarachter wij ons kunnen verstoppen. Door ons met deze verdediging te identificeren – die zijn hoogtepunt vindt in het lichaam – bieden we weerstand zodat die identificatie niet van ons afgenomen kan worden, iets dat, wanneer we de basis ervan zouden blootstellen aan de waarheid van de Verzoening, het geval is. En zo hoeven we niet te denken aan de wraak van God. Deze gedachte, hoe weerzinwekkend ook, beschermt niettemin onze individuele identiteit die op zijn beurt een verdediging is tegen de aanvaarding van de Verzoening.

(5:3-4) Er wordt niet van jou verwacht dat je deze uitspraak op dit moment al gelooft; je zult hem waarschijnlijk als iets absurds van de hand wijzen. Let echter zorgvuldig op alle tekenen van verbloemde of onverbloemde angst die hij misschien opwekt.
Het is duidelijk dat als je relatief nieuw bent met Een Cursus in Wonderen deze stelling geen enkele steek inhoudt voor jou. Maar Jezus vraagt jou om waakzaam te zijn en zorgvuldig aandacht te geven aan enige ongerustheid of angst die je binnen in je voelt.

(6) Dit is onze eerste poging tot het uitspreken van een expliciete oorzaak-en-gevolgrelatie van een soort dat je uiterst onbedreven bent te herkennen. Blijf niet bij de slotuitspraak stilstaan en probeer er behalve tijdens de oefenperioden zelfs niet eens aan te denken. Dat is voor dit moment genoeg.


De oorzaak- en gevolgverbinding is tussen onze gedachten – het denksysteem van zonde, schuld en angst van het ego – en de manier waarop we de wereld waarnemen. Met andere woorden, ik ben bang, niet omwille van wat buiten mij is, maar omwille van mijn denksysteem dat mij zegt dat het een overleving is tussen God en mij. Merk hierbij ook op dat Jezus onze weerstand niet aanvalt en hij er ons niet mee confronteert. Hij herinnert ons gewoon op een zachtaardige manier aan de waarheid. Dit zal ons in staat stellen haar te aanvaarden wanneer we er klaar voor zijn zonder lastiggevallen te worden door enige spanning of schuld. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten