maandag 22 januari 2018

Les 15 ~ Mijn gedachten zijn beelden die ik heb gemaakt

(1:1) Juist doordat de gedachten die jij denkt te denken als beelden verschijnen, herken je ze niet als niets.

De ‘beelden’ zijn wat we in de wereld buiten ons waarnemen. Het ego neemt onze afscheidingsgedachten – zonde, schuld en angst – en projecteert dit zodat we ze in de wereld kunnen ‘zien’ in plaats van te aanvaarden dat hun aanwezigheid binnen in ons is. Op die manier nemen we deze gedachten waar als beelden van een persoon, een kamer, een kleerhanger, klok, enz. We kunnen een beeld hebben van een wraakzuchtige of van een welwillende God, van een gelukkige of van een ellendige wereld, maar alle beelden of specifieke vormen zijn een projectie van onze afgescheiden gedachten. Omdat we iets buiten ons zien geloven we dat wat we zien werkelijk is.

Dit proces is nu de ultieme verdedigingsregel geworden van het ego. Gezien we geloven dat de wereld buiten ons werkelijk is, staan we er nooit bij stil dat de beelden die we buiten ons zien afkomstig zijn van onze innerlijke gedachten en wanneer we niet weten dat ze van onze gedachten afkomstig zijn is het ook niet mogelijk bewust te worden dat de gedachten zelf ook niet werkelijk zijn. Het hele denksysteem van het ego en alle specifieke gedachten die er mee samengaan zijn niets, ze zijn een verdediging tegen de werkelijkheid van Wie we zijn, onze ware Christusidentiteit.

De zin ‘de gedachten die jij denkt te denken’ is een zeer belangrijke zin. We denken werkelijk dat we denken, zoals in eerdere lessen reeds is besproken. In feite kunnen we zeggen dat het fundamentele probleem van het ego is dat we denken – niet zozeer wat we denken, maar het feit dat we denken dat we kunnen denken (zie hiervoor weer naar T. 31. V. 14:3-4)

We geloven dat onze gedachten onze gedachten zijn. Met andere woorden, we geloven dat ze ons toebehoren en we realiseren ons niet dat de enige echte Gedachte, de Gedachte van onze ware Identiteit als Christus is die één is met de Gedachte van God.
Het feit dus dat we geloven dat we kunnen denken, veronderstelt dat wij een autonome geest en zelf hebben die buiten en onafhankelijk van God is. Eens te meer kan je zien dat alhoewel de taal van deze eerste lessen vrij simpel lijkt, achter deze zogezegde eenvoud de metafysische basis van de Cursus blootgelegd wordt.

(1:2-6) Je denkt dat je ze denkt en dus denk je dat je ze ziet. Zo kwam jouw ‘zien’ tot stand. Dit is de functie die jij aan de ogen van je lichaam gegeven hebt. Dit is geen zien. Dit is beelden maken.

Jezus plaatst ‘zien’ tussen aanhalingstekens omdat dit niet echt zien is. Aangezien we letterlijk niets zien hoe kunnen we dan überhaupt iets zien? Het ego geeft ons als vervanging van de belangrijkheid van onze Identiteit als Christus de nietigheid van een individualiteit die we boven alles koesteren. En om deze individualiteit intact te kunnen houden heeft het ego ons geïdentificeerd met de zonde door ons van God af te scheiden. Dit leidt tot schuld wat verder leidt tot het verdienen van straf. Dit is de strijd met God waar we in les 13 over gesproken hebben. Deze toestand van afscheiding en zonde is zo angstwekkend dat wij, om het te kunnen vergeten, het projecteren of het ontkennen wat op zijn beurt de gedachte beschermd individueel te zijn. We blijven dus achter met de beelden die we gemaakt hebben, maar zonder herinnering hoe we deze beelden gemaakt hebben. Vanuit dit standpunt gezien is er absoluut geen hoop op correctie. Nogmaals, met ‘beelden maken’ bedoelt Jezus dat we letterlijk een beeld maken van onze eigen gedachten. En aangezien onze gedachten niets zijn, zijn de beelden die er uit voorkomen ook niets.

(1:7) Het neemt de plaats in van zien en vervangt visie door illusies.

Eerder dan het delen van de visie van Christus of de Heilige Geest, visie die gebaseerd is op de Verzoeningsgedachte die zegt dat de afscheiding nooit gebeurd is, vervangt het ego deze. We maken deze egogedachten in onze denkgeest eerst waar, projecteren ze dan en ‘zien’ ze als echte dingen buiten ons. Jezus leert ons hier in deze les dat de beelden die we buiten ons waarnemen slechts de weerspiegeling zijn van de schaduwen van onze gedachten die we binnen in ons voor waar hebben aangenomen. Hij heeft het hier natuurlijk niet over beelden van een klok, een papierbak of een potlood. Zijn ultieme doel is dat wij ons realiseren dat het meest beangstigende aspect van dit proces is de beelden die wij van onszelf gemaakt hebben – afgescheiden, autonome wezens - die de controle over ons leven hebben. Dit zelfbeeld is afkomstig van een gedachte, de wens om afgescheiden te zijn en het is daarom, zoals ik reeds eerder gezegd heb, dat wanneer je echt diep ingaat op deze lessen dat zij angst veroorzaken in het diepste van jezelf omdat zij letterlijk zeggen dat je niet bestaat. Je zal dus meer en meer moeten onderzoeken hoe beangstigend deze gedachten zijn en proberen te achterhalen hoe jij je hiertegen verzet. Dit is uitermate belangrijk: gadeslaan hoe jij je verzet tegen dat wat deze lessen je leren.

(2:1) Dit inleidende idee over het proces van beelden maken dat jij zien noemt, zal niet veel betekenis voor je hebben.

Opnieuw is Jezus hier vrij mild in zijn vaststelling. Het idee betekent niet echt veel voor ons gezien wij niet echt willen accepteren wat er nu precies bedoeld wordt. Een van de belangrijke verzetsregels die het ego gebruikt is te voorkomen dat we werkelijk zouden begrijpen wat Jezus ons hier zegt. Daarom ook zegt jij dat dit waarschijnlijk niet veel voor ons zal betekenen. Hij heeft het zelfs niet over ‘waarschijnlijk’.  Hij zegt: het zal niet veel betekenen voor jou’ en dat komt omdat we ons tegen deze betekenis verdedigen als een middel om onze individuele identiteit te verdedigen.

(2:2-4) Je zult het gaan begrijpen als je lichtrandjes hebt gezien rond dezelfde vertrouwde voorwerpen die je nu ziet. Dat is het begin van ware visie. Je kunt er zeker van zijn dat ware visie spoedig zal volgen wanneer zich dit heeft voorgedaan.

In een eerdere uitgave ‘Het werkboek van Een Cursus in Wonderen – de plaats ervan in het leerplan - theorie en praktijk’ ben ik hier dieper op ingegaan. In plaats van het hier te herhalen wil ik het er kort over hebben dat Jezus het niet heeft over het letterlijk zien van lichtranden rondom voorwerpen. Oorspronkelijk was dit bedoeld voor een vriend van Helen en Bill. Je doet er beter aan om deze toelichting te begrijpen in de zin van de inhoud. Wanneer Jezus zegt dat je lichtrandjes rond voorwerpen zult zien heeft hij het hier over het licht van het begrijpen, m.a.w. de visie die naar je toekomt. Je zal begrijpen dat de voorwerpen of de beelden die jij gemaakt hebt als projecties van de afscheidingsgedachte dingen zijn waar jij in je denkgeest niet wou naar kijken. Wanneer je dit echter letterlijk wil nemen dan zal jij jezelf ervan beschuldigen te falen wanneer je die lichtrandjes rond de voorwerpen niet ziet om maar niet te spreken van degenen die glorievol zeggen dat zij ze wel zien.

(3:1-4) In het verdere verloop zal je misschien veel ‘lichtmomenten’ beleven. Ze kunnen vele vormen aannemen, waaronder nogal onverwachte. Laten ze je geen angst inboezemen. Het zijn de tekenen dat je eindelijk je ogen opent.

Er is niets verkeerd aan om wel of niet lichtrandjes te zien. Jezus bedoelt dat wat je echt angst kan inboezemen is jouw plotselinge herkenning dat dit ding waar je nu naar kijkt hier helemaal niet is. Wanneer er plotseling licht opgaat in je denken en jij je realiseert: oh, mijn God! Wanneer jij je realiseert dat als deze papierbak hier helemaal niet is omdat het een projectie is van je gedachte, wat of wie is het dan die gelooft dat hij of zij een papierbak waarneemt. Want, nogmaals, deze herkenning is de bron voor angst. Niemand is echt bezorgd of deze papierbak hier wel of niet is, maar je bent wel bezorgd over het feit dat jij hier al dan niet bent.

(3:5-7) Ze zullen niet blijvend zijn, omdat ze louter een symbool voor ware waarneming vormen en met kennis geen verband houden. Deze oefeningen zullen je geen kennis openbaren. Maar ze zullen de weg daarheen bereiden.

Op verschillende plaatsen, vooral in de tekst, maakt Jezus duidelijk dat het doel van Een Cursus in Wonderen niet de Hemel, kennis of Liefde is (T. Inl. 1:6-7, T. 8. Inl. 1:1-2), maar de correctie van het onjuiste waarnemen van het ego, een werkelijke perceptie of visie, de vrede die vergeving of het wonder met zich meebrengt.

In de tekst neemt Jezus hetzelfde standpunt in als hier in 3:5: ‘… visioenen, hoe heilig ook, zijn niet blijvend’ (T. 3. III. 4:6). Dit is omdat alle vormen, hoe heilig de inhoud ervan ook mag zijn, nog steeds deel uitmaken van de afscheidingsillusie. Daarom weerspiegelen ze de waarheid, maar zijn ze de waarheid zelf niet.

De resterende alinea’s herhalen de noodzaak om niet selectief te zijn noch gedwongen en benadrukken ook het cruciale idee in verband met het specifiek toepassen telkens we geneigd zijn om in onvrede te raken.

Deze benadrukking vormt de inhoud van de oefeningen.

(4 5) Herhaal, bij het beoefenen van het idee van vandaag, het idee eerst voor jezelf en pas het dan toe op alles wat je om je heen ziet, waarbij je dit bij name noemt en je ogen erop laat rusten, terwijl je zegt:
Deze/Dit ………. is een beeld dat ik heb gemaakt.
Die/Dit ………. is een beeld dat ik heb gemaakt.
Het is niet nodig een groot aantal specifieke onderwerpen in de toepassing van het idee van vandaag te betrekken. Het is echter wel noodzakelijk naar elk onderwerp te blijven kijken terwijl je het idee voor jezelf herhaalt. Het idee moet elke keer vrij langzaam herhaald worden.
Hoewel je in deze oefening van bij voorkeur een minuut het idee natuurlijk niet op heel veel dingen zult kunnen toepassen, moet je toch proberen je keuze zo willekeurig mogelijk te laten zijn. Als je je ongemakkelijk begint te voelen, is een oefenperiode van minder dan een minuut ook goed. Houd niet meer dan drie oefenperioden waarin je het idee van vandaag toepast, tenzij je je er volkomen mee op je gemak voelt en ga niet verder dan vier. Het idee kan echter op elk moment van de dag naar behoefte worden toegepast.


Trouw zijn aan de details van de dagelijkse lessen laat ons toe om de les, in verband met de inherente gelijkheid van alle dingen, naar iedereen en naar elke ervaring in ons dagelijks leven te veralgemenen. Een dergelijke veralgemening is de kern voor vergeving en de sleutel om vrede te bereiken, wat het doel van Jezus is voor ons. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten