zaterdag 6 januari 2018

Les 8 ~ Mijn denkgeest is voortdurend bezig met voorbije gedachten - deel 2

(2:1) De enige volledig ware gedachte die men over het verleden kan hebben, is dat het niet hier is.

Dit is weer een van die regels die, wanneer je er aandachtig naar kijkt, jou uit het raam laten springen. Wanneer jij een maaksel uit het verleden bent en er helemaal geen verleden is dan betekent dit ook dat er geen jij is.

In het ‘nu-geheugen’ waar hoofdstuk 28 van de tekst mee begint staat de volgende regel:
‘deze wereld was lang geleden al voorbij’ (T. 28. I. 1:6)

Als dit waar is betekent dit dat jij ook al lang voorbij bent. Dit noodzaakt ons te vragen: wie is de ‘jij’ die denkt dat hij deze woorden leest? Of, met de woorden van Jezus in de tekst: ‘Wie is de ‘jij’ die in deze wereld leeft?’ (T. 4. II. 11:8).

Met andere woorden, ons bestaan is letterlijk uit de duim gezogen en wanneer je aan deze gedachte aandacht geeft dan zou je wel eens doodsbang kunnen worden. Als dit niet zo is komt dit omdat je er niet die aandacht aan geschonken hebt. Want deze uitspraak zegt letterlijk, net zoals de uitspraak in les 8, dat jij niet bestaat. Dit verklaart ook, wat we reeds eerder hebben aangehaald, dat terwijl je dit werkboek zorgvuldig en ijverig doet, dit jou bijzonder angstig maakt al ben je niet helemaal zeker van waar deze angst komt. Er is in jou een deel dat wat hier gezegd wordt herkend ook al is de taal eenvoudig en lijkt ze op het gewichtige, metafysische taalgebruik van de tekst. Dit is ook de reden waarom je de lessen vergeet, waarom je ze niet wil doen, waarom je ze wil verdoezelen en je enkel wil richten op meer oppervlakkige aspecten.

(2:2) Er alleen al over denken is daarom denken over illusies.

Over het verleden denken is denken over illusies. Stop een ogenblik terwijl je deze oefening doet en overweeg eens hoe bijna elke gedachte die je gedurende de dag hebt zijn basis vindt in het verleden of dat nu een alledaags iets is zoals een kopje koffie nemen of iets dat belangrijker lijkt te zijn. Gedachten over een situatie, een relatie, jouw lichaam of gelijk wat kunnen allemaal aan het verleden toegekend worden. En dat zijn ze ook want het verleden is niets meer dan de schaduw van de zonde en zonde is afscheiding. Zo lang je gelooft dat je een afgescheiden entiteit bent moet je in de werkelijkheid van zonde geloven en daarom in tijd.

(2:3-4) Zeer weinigen hebben zich gerealiseerd wat het werkelijk inhoudt zich een voorstelling van het verleden of een verwachting omtrent de toekomst te maken. De geest is in feite leeg wanneer hij dit doet, omdat hij niet echt ergens aan denkt.
Deze toelichting vormt de basis voor een andere opmerking die in workshops en klassen vaak aangehaald wordt: ‘de gedachten die we denken te denken zijn niet onze eigen gedachten.’ Wanneer zij onze echte gedachten niet zijn dan bestaan ze ook niet echt.

‘De denkgeest is in feite blanco omdat hij in wezen niet over iets aan het denken is’. Niet alleen ons bestaan is een illusie. Inderdaad alle bestaan is een illusie omdat het tegengesteld is aan de werkelijkheid van zijn. Een bespreking over dit verschil is terug te vinden in de tekst T. 4. VII. 4-5.

(3:1) Het doel van de oefeningen voor vandaag is een begin te maken je geest erin te trainen om te herkennen wanneer hij in feite helemaal niet aan het denken is.

Zoals uit deze opmerking blijkt, net als uit vele andere, is Jezus’ doel met deze lessen om onze denkgeest te trainen. De focus ligt hier meer bepaald op het idee van het denken – ons te realiseren dat we in het geheel niet denken. We zullen ons hiervan bewust worden door te herkennen hoezeer onze gedachten hun oorsprong vinden in het verleden of, alhoewel dit niet de kern van deze les vormt, hoeveel ze gevoed worden door angst voor de toekomst. We zijn geheel in beslag genomen met wat er staat te gebeuren of we het nu hebben over de volgende 5 minuten of over de volgende 5 jaar, omdat toekomstgedachten voortkomen uit onze bezorgde gedachten uit het verleden.

(3:2) Zolang gedachteloze ideeën je geest in beslag nemen, wordt de waarheid geblokkeerd.

Naarmate we verder gaan wordt deze gedachte verder ontwikkeld – het doel van gedachteloze ideeën die ons in het verleden houden is om de waarheid te blokkeren. ‘Doel’ blijft een van de centrale thema’s van Een Cursus in Wonderen en Jezus benadrukt dit herhaaldelijk als zijnde het middel om het denksysteem van het ego te begrijpen, zoals we bijvoorbeeld kunnen zien in zijn inleiding tot de wetten van de chaos (T. 23. II. 1:1-5). Deze toelichting neemt aan dat onze gedachten opnieuw zullen afglijden naar het verleden omdat dit wijst op onze motivatie om vast te blijven houden aan gedachteloze ideeën, zijnde bezorgd om het verleden, angst voor de toekomst of de huidige schuldgevoelens. Het zijn allemaal doelgerichte pogingen om de waarheid verborgen te houden voor onze Identiteit als Christus.

(3:3) Erkennen dat je geest slechts leeg is geweest, in plaats van te geloven dat hij met werkelijke ideeën is gevuld, is de eerste stap om de weg naar visie te openen.

Zoals in de drie boeken van Een Cursus in Wonderen het geval is, is de focus van Jezus het wegnemen van de blokkades voor het bewustzijn van de aanwezigheid van liefde’ (T. Inl. 1:7). Het zijn deze blokkades die het probleem vormen. We hoeven ons geen zorgen te maken over wat Jezus of de waarheid doen, maar we moeten wel waakzaam zijn over wat het ego doet. Het is daarom zeer behulpzaam te begrijpen dat, wanneer we blijven vasthouden aan betekenisloze ideeën onze denkgeest blanco is omdat deze ideeën allemaal vanuit het verleden komen. Hier begint het proces die de deur voor ware waarneming opent, de visie van ware vergeving die ons naar de waarheid leidt.

(4:1-3) De oefeningen voor vandaag dienen met gesloten ogen te worden gedaan. De reden hiervoor is dat je in feite niets kunt zien en daardoor is het makkelijker te erkennen dat je niets ziet, ongeacht hoe levendig je je een gedachte inbeeldt. Onderzoek je geest met zo min mogelijk investering, zoals gebruikelijk een minuut lang en registreer eenvoudigweg de gedachten die je daar aantreft.

Sommige van de vorige oefeningen vroegen om de ogen open te houden. Het punt hier en ook verder is dat er geen verschil is tussen wat we zien en wat we denken. Dit is een en hetzelfde. Hier heeft Jezus het niet over wat we buiten ons zien, maar ligt de focus op wat wij denken. We zien hier opnieuw de belangrijke nadruk die gelegd wordt om de ene gedachte niet als specialer te zien dan de andere.

(4:4-5:3) Benoem elk naar de hoofdfiguur of het centrale thema dat het bevat en ga door naar de volgende. Begin de oefenperioden door te zeggen:

Ik schijn te denken aan……. . Benoem dan elk van je gedachten specifiek, bijvoorbeeld:
Ik schijn te denken aan [naam van een persoon],
aan [naam van een voorwerp],
aan [naam van een emotie],
enzovoort en eindig de periode van het onderzoek van je geest met:
Maar mijn geest is voortdurend bezig met voorbije gedachten.

Hier worden we dus gevraagd om het centrale aspect van het vergevingsproces in praktijk te brengen, nl. het specifieke van onze illusies te brengen naar het non-specifieke van de Heilige Geest zoals in deze toelichting naar voren komt ‘maar mijn denkgeest is voortdurend bezig met voorbije gedachten.’

(6) Dit kan in de loop van de dag vier of vijf keer worden gedaan, tenzij je merkt dat het je irriteert. Als je het lastig vindt, is drie of vier keer voldoende. Maar misschien vind je het nuttig om je irritatie, of welke emotie het idee van vandaag dan ook opwekt, bij het onderzoek van je geest te betrekken.
Dit hier is opnieuw een prachtig voorbeeld van hoe Jezus, terwijl hij ons op een zachte en geduldige manier inspireert, onze weerstand gebruikt als deel voor onze genezing. Zoals het tekstboek in de context van speciaalheid zegt:

Dat is de manier waarop de Heilige Geest vriendelijk naar speciaalheid kijkt waarop Hij wat jij gemaakt hebt aanwendt om te genezen in plaats van de schaden. (T. 25. VI. 4:1)


Als wij de Heilige Geest toestaan om ons te helpen kan zelfs onze irritatie Zijn vergevingsdoel dienen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten