maandag 8 januari 2018

Les 9 ~ Ik zie niets zoals het nu is.

Les 9 is het logische gevolg van les 7 en 8. Wanneer mijn gedachten betekenisloos zijn omdat zij in beslag zijn genomen door een verleden dat niet bestaat en als het verleden bestaat niet omdat het voortkomt uit zonde en afscheiding die nooit gebeurd is, dan is het logische gevolg hiervan dat ik niets zie zoals het nu is.

(1:1-2) Dit idee volgt zonneklaar uit de twee voorgaande. Maar terwijl je dit misschien verstandelijk kunt aanvaarden, is het onwaarschijnlijk dat het nu al iets voor jou betekent.

En dit is een milde opmerking. Deze gedachte betekent niets voor ons omdat we bang zijn voor de ware betekenis ervan. In het heilig ogenblik - de betekenis voor ‘nu’ - is er helemaal niets te zien. Hoofdstuk 18 in de tekst zegt: ‘In geen enkel ogenblik bestaat het lichaam überhaupt.’ (T. 18. VII. 3:1) wat wil zeggen dat er in het heilig ogenblik geen sprake is van een lichaam. Waarom? Omdat er geen afscheidingsgedachte is, geen zonde, schuld en angst en daarom is er ook geen lichaam nodig ter verdediging voor deze gedachten. Dit zijn de blokkades voor de waarheid waar Jezus in de vorige les naar verwees. Daarom is alles wat ik ‘zie’ een verdediging tegen het heilig ogenblik.

(1:3-7) Begrip is op dit ogenblik echter niet noodzakelijk. In feite is de erkenning dat je iets niet begrijpt een eerste vereiste voor het ongedaan maken van je onware ideeën. In deze oefeningen gaat het om beoefening, niet om begrip. Je hoeft niet te oefenen wat je al begrijpt. Het zou inderdaad onlogisch zijn aan te sturen op begrip en tevens aan te nemen dat je het al bezit.

Dit idee werd ook in de vorige les benadrukt: het belang te herkennen dat wanneer je denkt, je denkgeest blanco is. We denken dat we begrijpen wat we denken, maar in werkelijkheid begrijpen we helemaal niets omdat ons zogenaamd denken een blokkade vormt voor een werkelijk begrip dat in Een Cursus in Wonderen gelijkstaat met waarheid of visie.

Tevens werd eerder reeds verwezen naar het deel ‘een beetje bereidwilligheid’ waar Jezus zegt: ‘Je bent er nog steeds van overtuigd dat jouw inzicht een machtige bijdrage vormt aan de waarheid en haar maakt tot wat ze is’ (T. 18. IV. 7:5).  Met andere woorden ons inzicht, ons begrip is niet nodig. 

Wat daarentegen wel nodig is, is dat we bereid zijn te accepteren dat we niets begrijpen. Wanneer we dit feit kunnen aanvaarden openen we de weg voor onze ware Leraar om ons te onderwijzen. Maar wanneer we blijven vasthouden aan het feit dat we begrijpen en gelijk hebben is er voor Jezus geen mogelijkheid om ons te onderwijzen. In onze waanzinnige arrogantie geloven we dat er niets te leren valt. In een van de volgende lessen kunnen we het volgende lezen:

Je bent niet bereid vraagtekens te zetten bij wat je al gedefinieerd hebt. En de bedoeling van deze oefeningen is juist vragen te stellen en de antwoorden te ontvangen. (Wd1. 28. 4:1-2)

Het is dus onze bereidwilligheid om de lessen te oefenen en toe te passen, die ons uiteindelijk in staat stelt te begrijpen.


(2:1) Het is voor de ongetrainde denkgeest moeilijk te geloven dat wat hij zich als beeld lijkt te vormen, er niet is.

Het is voor ons bijzonder moeilijk te geloven dat wat wij zien er niet is. We denken dat we een kamer vol mensen en stoelen zien, een klok, een bevroren meer (de klas werd gehouden in de winter in de bergen van Catskill), enz.… In ‘werkelijkheid’ is datgene wat we zien een buiten-afbeelding van onze afscheidingsgedachten, specifieke vormen die de projectie zijn van ons illusoir denksysteem.

(2:2-3) Dit idee kan bepaald verontrustend zijn en op hevige weerstand stuiten, in velerlei vorm. Maar dat belet de toepassing ervan niet.

Nogmaals, het is niet nodig de ideeën in dit werkboek te begrijpen of er mee akkoord te gaan. Jezus vraagt ons enkel om ze te doen. De gedachte van vandaag zou onrustbarend moeten zijn en er klopt iets niet wanneer dit niet het geval is. Zoals reeds gezegd wanneer dat wat je ziet hier niet is dan ben je hier ook niet. Wat kan er meer verontrustend zijn dat dit? Het is niet nodig dit idee voor waar aan te nemen. Jezus vraagt jou enkel om het trainingsproces te starten jouw denkgeest op die manier te laten denken waarop hij, Jezus, denkt.

(2:4-5) Meer wordt er voor deze en alle andere oefeningen ook niet gevraagd. Elke kleine stap zal een beetje van de duisternis opruimen en tenslotte zal begrip ieder hoekje van de denkgeest komen verlichten die gezuiverd is van de rommel die hem verduistert.

Dit is een heel belangrijk onderwerp en een die keer op keer herhaald zal worden: het ongedaan maken van de blokkade om de liefde te herinneren. Wanneer je de duistere rommel van de denkgeest hebt opgeruimd, d.w.z. de betekenisloze gedachten die hun oorsprong vinden in het denksysteem van het ego, is dat wat overblijft de visie van Christus en dat is ‘begrijpen’. Dit heeft niets te maken met wat er in deze wereld gebeurt, maar met het bewust worden dat er niets in deze wereld is die begrepen kan worden of te begrijpen is. Dit doet mij denken aan een citaat van Michelangelo omtrent zijn beeld. Hij zei hierbij dat hij eerst het beeld gezien had in de steen en dan weggehaald heeft wat er niet langer bij hoorde. Het beeld van Christus dat het licht is van onze ware Identiteit is reeds in onze denkgeest aanwezig via de Heilige Geest. Het is enkel onze verantwoordelijkheid om de duistere puinhoop van onze illusies naar Zijn waarheid te brengen wat ons zal leiden naar een ervaring van de Liefde van God en van de Eenheid van Zijn Zoonschap.

De rest van de les voorziet in instructies voor de oefeningen. Merk hier opnieuw op hoe Jezus de nadruk legt geen onderscheid te maken in jouw toepassing: sluit niets uit. Hij helpt ons hierbij om specifiek te zijn zonder enig ritueel of dwangmatigheid, het ultieme doel, het specifieke te veralgemenen met alle aspecten van de waargenomen wereld, de onbelangrijke en de belangrijke, beide, dichtbij of ver weg. Jezus sluit de les af met volgend geheugensteuntje:

(3 – 4) Deze oefeningen, waarvoor drie of vier oefenperioden voldoende zijn, houden in dat je om je heen kijkt en het idee van vandaag toepast op alles wat je ziet, waarbij je de noodzaak dat het willekeurig moet worden toegepast en de onmisbare regel dat niets wordt uitgesloten, in gedachten houdt. Bijvoorbeeld:

Ik zie deze schrijfmachine niet zoals die nu is.
Ik zie deze telefoon niet zoals die nu is.
Ik zie deze arm niet zoals die nu is.
Begin met de dingen die het dichtst bij je zijn en breid dan je blikveld uit:
Ik zie die kapstok niet zoals die nu is.
Ik zie die deur niet zoals die nu is.
Ik zie dat gezicht niet zoals dat nu is.

(5) Nogmaals wordt benadrukt dat, terwijl alles insluiten niet moet worden nagestreefd, uitdrukkelijk iets uitsluiten dient te worden vermeden. Zorg ervoor dat je eerlijk bent met jezelf in het maken van dit onderscheid. Je kunt in de verleiding komen het te verdoezelen.

Naarmate je verder vordert met het werkboek zal je het belang van deze instructies, om niets uit te sluiten, inzien, net zoals je eerlijk zult zijn bij het zien van de weerstand om het ego ongedaan te maken. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten