maandag 25 februari 2019

Les 84 – Dit zijn de ideeën voor de herhaling van vandaag


(1) Liefde schiep mij als zichzelf. (67)

Dit is een verklaring over de Eenheid van God: onze Identiteit als Christus.
(1:2) Ik ben het evenbeeld van mijn Schepper.
Dit stemt overeen met de bijbelse versie die zegt dat de mens gemaakt is naar het beeld en gelijkenis van God (Genesis 1:26-27). Jezus gebruikt dit idee, maar bedoelt wel een totaal andere Schepping. Ik ben gemaakt als het beeld en gelijkenis van mijn Bron omdat God zuiver Geest is, net zoals Ik ben. Vormloos, oneindig en onverdeeld, zoals Ik ben. Daarom
(1:3-6) Ik kan niet lijden, ik kan geen verlies ondervinden en ik kan niet sterven. Ik ben geen lichaam. Ik wil vandaag mijn werkelijkheid onderkennen. Ik zal geen afgoden aanbidden, noch mijn eigen zelfbeeld verheffen en het in de plaats stellen van mijn Zelf.
Duidelijk verwacht Jezus van ons niet dat we deze waarheid leven, althans nu nog niet. Een paar lessen terug vertelde hij ons nog dat we nog niet op het punt zijn waar we begrepen wat vergeving is, laat staan wat eraan voorbij ligt. Dit is hier dus opnieuw een ‘peptalk’ van Jezus waarbij hij ons verteld dat we inderdaad op gelijk welk moment de potentie in ons hebben om deze waarheid voor onszelf te kiezen. Zelfs al kiezen we ervoor er geen gebruik van te maken is de waarheid niet afwezig. In werkelijkheid zijn wij geen lichamen maar geest en kunnen daarom niet lijden of sterven. Dit is de herinnering van ons Zelf dat geduldig - op de top van de ladder - wacht tot we opgestegen zijn door de wolken van schuld en aanval heen. Zoals ons telkens en telkens op verschillende manieren wordt verteld:
Vrede is een natuurlijk erfgoed van de geest. Het staat ieder vrij te weigeren zijn erfenis te aanvaarden, maar hij is niet vrij te bepalen wat zijn erfenis is. (T. 3. VI. 10:1-2)
Binnen de droom van afscheiding zijn we vrij te geloven wat we willen, maar deze ijdele wensen voor afgoden hebben niets te maken met de Wil van God die alleen onze werkelijkheid en ons Zelf is.
(1:7-8) Ik ben het evenbeeld van mijn Schepper. Liefde schiep mij als zichzelf.
Jezus keert hier terug naar het thema van de les en vraagt ook ons om terug te keren. We versnellen onze reis door onze bereidwilligheid om de sjofele vervangingen van het ego op zij te zetten en de waarheid over onszelf te aanvaarden: dat wij gemaakt zijn naar het beeld en de gelijkenis van onze Schepper en Bron – de Liefde zelf.
Dit wordt in de specifieke toepassingen herhaald:
(2:2-4) Laat ik hierin geen illusie van mijzelf zien.
Laat ik me mijn Schepper herinneren, wanneer ik hiernaar kijk.
Mijn Schepper heeft dit niet geschapen zoals ik het zie.
De ‘hier’ is gelijk welke situatie die ons doet geloven dat we kwetsbare lichamen zijn en tevens het geloof versterken dat we niet het glorieuze Zelf of de geest die God geschapen heeft zijn. Het punt dat Jezus hier maakt is dat wanneer we onszelf gekwetst of super vrolijk zien dat komt omdat we ervoor gekozen hebben het zo te zien. Niets, behalve de keuze van de denkgeest, heeft de macht om ons goed of slecht te doen voelen omdat we het meer waarde geven dan het niet-dualistisch Zelf dat God geschapen heeft. Jezus vraagt ons dat we anders zouden kiezen en elke gebeurtenis van de dag te zien als een kans om ons onze Schepper te herinneren. Deze keuze weerspiegelt onze erkenning dat de situatie die we ervaren niet door volmaakte Liefde werd gemaakt en daarom niet werkelijk kan zijn. En wat niet werkelijk is kan geen macht hebben over ons.
(3:1) Liefde koestert geen grieven. (68)
Grieven zijn aan liefde volkomen vreemd.
Jezus keert hier terug naar het belangrijke thema over grieven en aanvalsgedachten. Ons wordt hier te verstaan gegeven dat onze grieven niet zomaar komen, we kiezen er duidelijk voor omdat we een ander verantwoordelijk willen houden voor de ellende die we voelen door we ons van de liefde hebben afgescheiden. En in plaats van de verantwoordelijkheid van onze ‘zonde’ te aanvaarden en de angst toegeven die de oorzaak is dat we ons afgescheiden hebben, ontkennen we de zonde, splitsen hem af van onszelf en houden, aan de hand van projectie, grieven vast tegenover iemand anders en beschuldigen die persoon van wat we onbewust geloven dat wij gedaan hebben. Dit alles is tot stand gekomen om het doel van het ego te vervullen zodat zijn bestaan beschermd wordt; het ontkennen van de denkgeest en ons over te laten aan ‘de genade van dingen voorbij (onze) krachten waar we geen controle over hebben’ (T. 19. IV. D. 7:4)
(3:2-5) Grieven vallen liefde aan en houden haar licht verborgen. Als ik grieven heb, val ik liefde aan en daarom ook mijn Zelf. Zo wordt mijn Zelf mij wezensvreemd.
Dit is het doel van grieven: ik wil dat mijn Zelf een vreemde is omdat er geen individualiteit is in Christus. Zo vertegenwoordigen grieven het hoogtepunt van de strategie van het ego en wordt het verbergen van de herinnering aan Wie ik ben in stand gehouden. Mijn beslissing voor individualiteit, mijn schuldgevoel over deze beslissing van speciaalheid, mijn aanvalsprojecties, vormen allemaal de defensieregels van het ego en houden de herinnering aan de liefde van mij weg. Hierdoor verdedig ik mij tegenover Jezus en zeg: ‘Natuurlijk kan ik niet aan heilige dingen denken of aan de herinnering aan God en Christus. Kijk wat er vandaag met mij gebeurd is! Kijk wat deze verschrikkelijke persoon tegen mij gezegd heeft! Kijk naar de verwoesting die net gebeurd is! Kijk! Kijk! Kijk!’
We gebruiken deze slachtofferverhalen als excuus - dat is waarom we ze eerst gemaakt hebben - om de perfecte manier te hebben om onze grieven te kunnen rechtvaardigen en onszelf daarbij toe te staan te zeggen: ‘Het is niet mijn fout. Hoe zou ik mogelijks liefde kunnen kennen en mijn Zelf herinneren? Zij laten met dit niet toe.’
Op dezelfde manier als in de vorige alinea doet Jezus een oproep naar ons en zegt opnieuw:
(3:6) Ik ben vastbesloten mijn Zelf vandaag niet aan te vallen, zodat ik me kan herinneren Wie ik ben.
Bewust van wat we doen en de enorme prijs die we betalen door vast te houden aan grieven, versterken we het besluit het Zelf niet aan te vallen dat de schijnbare afgescheiden delen van het Zoonschap verenigt. Wij willen ons dit Zelf nu herinneren en koesteren niet langer het doel dat onze grieven heeft gediend.
Deze specifieke toepassingen zijn deze die ons die ons naar huis brengen, naar ons Zelf:
(4:2-4) Dit vormt geen rechtvaardiging voor het verloochenen van mijn Zelf.
Ik zal dit niet gebruiken als een aanval op liefde.
Laat dit mij er niet toe verleiden mezelf aan te vallen.
Zoals altijd doet Jezus een beroep op de kracht van ons denken om een andere keuze te maken. Zijn oproep neemt een vorm van herkenning aan dat er geen rechtvaardiging is voor gelijk welke aanvalsgedachte. Ons de verandering van doel – de Heilige Geest – herinneren laat ons toe om grieven los te laten. Aldus stijgt de onderliggende liefde op naar ons bewustzijn en brengt ons vrede, de stapsteen om ons Zelf, dat we ontkent hadden, te herinneren.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten