donderdag 26 juli 2018

Les 51 - De herhaling voor vandaag omvat de volgende ideeën – deel 2


(4) Deze gedachten betekenen niets. (4)

(4:2) De gedachten waarvan ik mij bewust ben, betekenen niets omdat ik probeer te denken zonder God.

Dit is de basisregel. God wordt vertegenwoordigd door de Heilige Geest, Jezus of de gedachten van deze lessen. Wanneer we niet in harmonie zijn met deze gedachten, d.w.z. wanneer we blijven vasthouden aan onze grieven, aanvalsgedachten of gelijk welke speciale behoefte in welke vorm dan ook, dan denken we zonder God.

(4:3) Wat ik ‘mijn’ gedachten noem, zijn niet mijn werkelijke gedachten.

Jezus wil dat we leren dat telkens we spreken van ‘dit is van mij’ of ‘dit ben ik’ en telkens we spreken van ‘mijn’ gedachten, waarnemingen of lichaam, alles wat er op volgt verkeerd is gezien het gesteund is op afscheiding en speciaalheid. Aan het begin van het ‘zijn’ zei het ego tegen God: ‘Dit is van mij. Dit is mijn zelf, niet dat van jou. Ik maak niet langer deel uit van jou en ik heb gelijk!’ En deze houding is verkeerd want het Zoonschap van God is een.

(4:4-5) Mijn werkelijke gedachten zijn de gedachten die ik denk met God. Ik ben ze me niet bewust, omdat ik mijn gedachten hun plaats heb laten innemen.

Jezus zegt ons herhaaldelijk dat wij onze eigen gedachten gemaakt hebben om de gedachten die we denken met God te vervangen en we hebben dit gedaan omdat we een ‘Ik’ willen zijn. We koesteren de eerste persoon enkelvoud en het eerste bezittelijk naamwoord. Het is niet het ‘onze’ zegt het ego ons, maar ‘het mijne’.

(4:6-8) Ik ben bereid te erkennen dat mijn gedachten niets betekenen en bereid ze los te laten. Ik besluit ze te laten vervangen door wat zíj vervangen wilden. Mijn gedachten zijn zonder betekenis, maar heel de schepping is aanwezig in de gedachten die ik denk met God.

(5) Ik voel nooit onvrede om de reden die ik denk. (5)

Jezus herinnert er ons hier weer aan dat we een keuze hebben en hij moedigt ons aan om onze gedachten te laten vervangen door de Gedachten van God.

(5:2) Ik voel nooit onvrede om de reden die ik denk omdat ik voortdurend mijn gedachten probeer te rechtvaardigen.

Eens we de beslissing genomen hebben om een individueel en een enkelvoudig persoon te zijn moeten we voortdurend dit bestaan proberen rechtvaardigen. Het is niet mijn fout en ik probeer zoveel mogelijk mensen bijeen te krijgen die de waarneming van mezelf als slachtoffer bevestigen. En dit is nooit moeilijk te verwezenlijken omdat de uitgestrektheid van de wereld een bijna oneindig aantal voorwerpen voor onze projecties levert. We doen dit allemaal en zorgen er daarbij voor dat we blijven bestaan als afgescheiden individuen maar dat het de anderen zijn die verantwoordelijk blijven voor de zonde.

(5:3-7) Voortdurend probeer ik ze waar te maken. Ik maak alles tot vijand, zodat mijn kwaadheid gerechtvaardigd is en mijn aanvallen gewettigd zijn. Ik besefte niet hoezeer ik alles wat ik zie heb misbruikt door het deze rol te verlenen. Ik deed dit om een denksysteem te verdedigen dat mij heeft geschaad en dat ik niet langer wil. Ik ben bereid het los te laten.

Jezus legt hier de woorden in onze mond: besluiten dat we blij zijn dat we verkeerd zijn en ons realiseren dat er iets in ons is dat wel juist is. Dit houdt in dat wij onze angsten, oordelen en arrogantie, onze toewijding voor onze speciaalheid en uiteindelijk onze individualiteit, helemaal loslaten. We trekken ons terug van onze investering anderen te gebruiken om onze geprojecteerde verdediging te bekrachtigen door hen ofwel te rangschikken onder speciale liefde of speciale haat - dingen waar we ons lijken bij aan te sluiten of van wie we afgescheiden lijken te zijn.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten