donderdag 23 november 2017

Dag 24 van de reis door het werkboek van Een Cursus in Wonderen

In de 8e alinea van les 95 verschuift Jezus zijn bespreking naar veralgemening, waar het duidelijk wordt dat hij het niet alleen heeft over die les, maar een algemener thema behandelt.
Dit zijn twee heel belangrijke zinnen:

‘De Heilige Geest wordt in Zijn onderricht niet gehinderd door jouw fouten. Hij kan alleen worden tegengehouden door je onwil ze los te laten.’ (Wd1. 95. 8:1-2).

Hier wordt verwezen naar de fout die we maken met het werkboek. We kunnen dit echter veralgemenen naar de Heilige Geest die niet gehinderd wordt door gelijk welke vergissing die we maken. Het probleem echter is niet de vergissing zelf, maar onze onbereidwilligheid om die los te laten door ons er schuldig over te voelen, door deze vergissing te rechtvaardigen of door haar toe te lichten en er verhalen rond te verzinnen en we dus deze vergissing werkelijk maken. Nogmaals het probleem is niet dat we vergeten om elke vijf minuten van een uur aan God te denken of dat we beschuldigen in plaats van te vergeven. Het probleem is dat wanneer we het vergeten zijn we blijven vasthouden aan de vergissing door ons schuldig te voelen of door de schuld te projecteren op iemand of iets anders. Dit is hetzelfde van wat ik reeds eerder heb aangehaald: het probleem was niet het nietig, dwaas idee afgescheiden te zijn van God, maar het serieus nemen ervan.

We moeten daarom stoppen om de oorspronkelijke vergissing die we gemaakt hebben nog langer zonde te noemen en in plaats daarvan gewoon zeggen dat de vergissing een nietig, dwaas idee was met geen enkel gevolg. We leren dit af door de fout keer op keer opnieuw te maken, maar er deze keer anders naar te kijken. Een manier waarop deze vergissing uitgedrukt wordt is er niet in slagen de les te doen zoals ‘verwacht wordt’ dat we ze zouden doen, alsof er een ‘verwachting’ kan zijn, alsof er een goede manier zou zijn om het werkboek te doen.

Herinner je dat de juiste manier om het werkboek te doen is door het ‘verkeerd’ te doen en jezelf dan te vergeven dat je het zo gedaan hebt. Dat kan je bijvoorbeeld ook op je badkamerspiegel schrijven: ‘De juiste manier om het werkboek te doen is door het verkeerd te doen en mijzelf dan te vergeven dat ik het zo gedaan heb.’ Maar schrijf eerst ‘Er is geen wereld!’ want dat is het belangrijkste.

Dus nogmaals de Heilige Geest wordt niet tegengehouden door je vergissingen, maar enkel door je onbereidwilligheid om je vergissingen los te laten. Dat is het doel van schuld en waarom er zo'n grote nadruk op schuld gelegd wordt in de Cursus.

Schuld zorgt voor het begaan van de vergissing, bevriest de vergissing en bestempelt het als zonde. Er eenvoudig op een zachtaardige manier, zonder oordeel en met de glimlach naar kijken doet de vergissing verdwijnen. Er niet naar kijken is de onbereidwilligheid om de vergissing los te laten en op die manier het afgescheiden zelf behouden.

In een prachtige passage in The Gifts of God (p.118), het prozaïsch gedicht dat Helen neerschreef, vraagt Jezus haar om hem de geschenken van het ego te geven - haar schuld en angst. In ruil hiervoor zou hij haar de geschenken van God geven. Dit is natuurlijk voor ieder van ons bedoelt. We komen met gebalde vuisten tot hem, strak vasthoudend aan onze zonden en schuld. Jezus verzoekt ons om onze handen te openen en ons er bewust van te worden dat er binnenin slechts een lege ruimte is, waarin hij vrij is om er zijn geschenken van liefde in te leggen.
Het idee is niet dat we perfect zijn, maar dat we onszelf vergeven omdat we niet perfect zijn, dat we onszelf vergeven voor ons ‘afdwalen in onze toewijding’, voor ons ‘falen in het opvolgen van de oefeninstructies van het idee van de dag.’

Wat hij van ons vraagt is niet dat wij hem onze liefde geven, maar onze zonde, schuld en aanvalsgedachten.  We hebben zelfs geen liefde die we hem kunnen geven want was dit wel het geval dan zouden we net zo zijn als hij. We geven hem onze schuld zodat hij het van ons kan wegnemen. Het is niet zo dat hij het letterlijk van ons wegneemt, het is eenvoudig zo dat wanneer we onze handen openen de schuld verdwijnt. De gebalde vuist is een weerspiegeling van ons geloof dat er iets is om vast te houden en te koesteren: zonde. Schuld houdt onze hand dichtgeknepen en projectie beschermt dit, maar wanneer we onze handen openen realiseren wij ons dat er niets is en automatisch neemt zijn liefde de plaats in.

In een andere belangrijke passage in alinea 8 van les 95 geeft Jezus ons ook instructies omtrent het tolerant zijn voor onze zwakte zodat dit ons leren niet in het gedrang brengt:

‘Wanneer we hieraan macht verlenen dan beschouwen we het als een macht en verwarren macht met zwakte.’

In het algemeen kunnen we zeggen dat wij, de keuzemakende denkgeest, het ego de macht geven om onze terugkeer naar huis uit te stellen; in feite geven we in eerste instantie het ego de macht ons te zeggen dat we niet thuis zijn. En ook aan de ego’s van andere mensen kennen we een macht toe. Wat deze macht ongedaan maakt, het ego dus onbekwaam maakt, is er gewoon naar kijken en te zeggen dat het de Liefde van God voor ons of die van ons voor Hem niet kan verstoren.

In alinea 10 verlegt Jezus zijn focus en neemt ons weer terug naar het hoofdthema van de les:

Laat al deze vergissingen varen door ze te zien als wat ze zijn. Het zijn pogingen je het besef te onthouden dat je één Zelf bent, verenigd met je Schepper, één met elk aspect van de schepping en grenzeloos in vrede en in kracht. Dit is de waarheid en niets anders is waar. (Wd1. 95. 10:1-3)

Onze leraar zegt ons dat al onze pogingen om deze cursus te laten falen weloverwogen zijn. Het is niet toevallig dat we de werkboeklessen vergeten. Het is niet zo toevallig dat we zijn hand loslaten en in plaats hiervan de hand van het ego nemen. Het is niet toevallig dat we mensen of onszelf blijven aanvallen, grieven blijven vinden die ons van streek maken in plaats van ze los te laten. Dit zijn allemaal pogingen om de wolken van schuld en aanval stevig op hun plaats te houden, zo stevig zelfs dat we de Stem van de Heilige Geest niet zullen horen wanneer Hij zegt dat we een Zelf zijn verenigd met onze Schepper, zoals de titel van de les stelt. Deze gedachten van het ego zijn er om het ego levend en wel te houden en dat er dingen blijven gebeuren, zowel weinig betekenend of met blijvend gevolg. Ze zijn allemaal hetzelfde. Jezus zegt ons hier opnieuw niet bang te zijn voor het maken van fouten en ook niet te proberen perfect te zijn. Wat we moeten doen is bewijzen dat we van hem houden. We moeten enkel zijn liefde aanvaarden in plaats van de schuld van het ego.


Het idee van dit alles, om nog maar eens terug te keren naar het kernprincipe, is inhoud niet te verwarren met de vorm. De inhoud van het werkboek is om de denkgeest opnieuw te trainen. De vorm is alles wat hij van ons vraagt. Maar in de vorm is hij niet geïnteresseerd, alleen de inhoud is belangrijk. We kunnen onze denkgeest niet opnieuw trainen wanneer we niet weten dat we een denkgeest hebben, laat staan dat we weten wat er in de denkgeest is – het venijn van het ego, angst, boosheid en weerstand.

Al bij al is het doen van het werkboek een prachtige manier om al deze verdedigingen tegen de Liefde van God naar de oppervlakte te laten komen zodat we ze los kunnen laten.

(wordt vervolgd)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten