dinsdag 17 maart 2015

Thema's uit Een Cursus in Wonderen - 43 – De dood – deel 1

 
 
Deze morgen hebben we het over de dood en dit is een thema waar we meer dan vijf minuten voor nodig hebben want de Cursus zegt ons dat dit het centrale thema is in het denksysteem van het ego. Het is een fenomeen waar iedereen in deze wereld mee te maken krijgt zoals de dood van een geliefde of soms de dood van een idee en vooral onze eigen dood. En het is duidelijk dat dit een zeer belangrijk onderwerp is want wellicht bestaat er geen enkel ander thema dat zozeer de kern raakt van de verwarring rond vorm en inhoud, rond lichaam en geest.
In feite behandelt de derde blokkade voor de vrede in hoofdstuk 19 ‘de aantrekkingskracht van de dood’. En het is in die bespreking dat Jezus een heel duidelijke uitspraak doet daar waar hij zegt om het symbool niet te verwarren met de bron (T19.IV.C.11:2) en meer bepaald heeft hij het hier over de dood. Het symbool is de dood van het lichaam en de bron is het idee van de dood die men integraal het basisidee kan noemen van het denksysteem van het ego. En Jezus waarschuwt ons voor de verwarring tussen symbool en bron, tussen lichaam en geest, tussen vorm en inhoud. Namelijk de kwestie is niet de dood van het lichaam, want hoe kan iets wat niet leeft dood gaan? Met andere woorden, zoals ons veelvuldig en op verschillende manieren wordt gezegd, sterft het lichaam niet, het leeft niet, het is niet geboren, enz. . En alles in de wereld is eenvoudig een projectie die zijn bron in de denkgeest niet heeft verlaten. Het is de projectie van het denksysteem van het ego en wanneer dit denksysteem bestaat uit de gedachte van afscheiding en daarna van zonde, schuld en angst is het resultaat voor onze schuld, het onvermijdelijke resultaat of de straf voor onze zonde de dood en dat is waar we bang voor zijn.
We zijn allemaal bekend met het derde hoofdstuk in Genesis die een prachtige, mythische voorstelling geeft van de geboorte van het ego. Adam en Eva die zich afscheiden van de Wil van God door ongehoorzaam te zijn aan Zijn verbod te eten van de boom van de kennis van goed en kwaad. Ze voelen dan dat ze gezondigd hebben. Ze voelen zich schuldig en verbergen zich in de struiken, doodsbang voor de straf van God. Ze verbergen hun naaktheid (iets wat snel in het Jodendom en Christendom en dan vooral in het Christendom zijn weerga vindt tussen zonde en sexualiteit) en ze worden bang voor God en verbergen zich omdat ze horen dat God in de tuin wandelt . En dan natuurlijk vat God hen bij de kraag en straft Hij hen. En de uiteindelijke straf (in feite de bijna laatste straf omdat Hij hen straft door de dood die nu in de wereld is, een duidelijk gevolg van hun zonde) en vervolgens gooit Hij hen uit de Hemel om nooit meer terug te keren. Hij verbant hen uit de Hof van Eden om nooit meer terug te keren en verbiedt hen zelfs om nog terug te keren wat natuurlijk de uiteindelijke straf is.
Dus we sterven niet alleen, maar kunnen ook nooit terugkeren naar huis en van dat ogenblik af moesten we het doen met de dood. Wat het nog moeilijker maakt is dat we heel diep van binnen geloven dat de dood de onvermijdelijke straf is voor de zonde. We geloven allemaal dat we zondaars zijn omdat we allemaal geloven dat we hier zijn in een lichaam met een persoonlijkheid, wat betekent dat we afgescheiden zijn. En voor het ego zijn afscheiding en zonde hetzelfde en daarom verdienen we om gestraft te worden voor onze zonde. En aangezien we deze gedachte aan zonde geprojecteerd hebben op het lichaam geloven we daarom dat we een lichaam zijn en dus dat lichamen het verdienen om gestraft te worden.
En nogmaals dat is wat de schrijver van Genesis, of schrijvers van het verhaal van Adam en Eva direct in het begin ervan hebben geschreven. En dit wordt natuurlijk de hoeksteen van alles wat verder geschreven is in de Bijbel, zowel van het Oude als van het Nieuwe Testament.
En hoe gaan we nu om met onze zonde en hoe gaan we nu om met het schijnbare feit van ons bestaan, namelijk dat we zullen sterven?
Wat dus een heel groot probleem vormt voor ons allemaal als studenten van de Cursus is de verwarring tussen het symbool en de bron en het een kwestie wordt, nogmaals, vooral wanneer het onze eigen ondergang betreft, onze eigen dood, ons eigen sterven. We zijn er dus van overtuigd dat lichamen sterven. We zijn ervan overtuigd dat wij verliezen.
Er is die prachtige passage in de inleiding van hoofdstuk 13 in de tekst waar Jezus beschrijft wat deze ‘wonderlijke’ wereld is of de wereld waarvan we denken dat ze zo prachtig is en waarvan hij ons zegt dat het ‘een waansysteem is van hen die gek geworden zijn van schuld’ (T.13.Inl.2:2) en hij heeft het over de meest waanzinnige gedachten in ons denksysteem. En onze ervaringen hier als een lichaam is dat we verliezen, we verliezen liefde, liefde wordt van ons afgenomen. En zeker alle ervaringen, omdat we allemaal mensen kennen waar we van houden en die sterven, te beginnen bij onze ouders en naarmate we ouder worden meer en meer mensen in onze levens, familie en vrienden en bekende mensen en we rouwen om hen, we voelen dat er een verlies is, dat we de liefde verliezen waarvan we dachten dat we die hadden en tenslotte de liefde die we denken te zijn en dit is dus de manier van Jezus om te zeggen hoe waanzinnig dit allemaal is.
Dit sluit onze eerste bespreking over de dood af waar we gekeken hebben dat de dood niet iets van het lichaam is, maar van de denkgeest. Volgende week gaan we hiermee verder, waar we het gevolg, de consequentie hiervan zullen bespreken.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten