woensdag 18 maart 2015

Thema's uit Een Cursus in Wonderen - 44 - De dood - deel 2


 

Dit is deel 2 over de dood. De vorige keer hadden we het
over het belang het symbool niet te verwarren met de bron, het lichaam en de
denkgeest en de gedachte dat het ego dood aanziet als de onvermijdelijke straf
voor onze zonde. Maar er is ook een andere manier om naar de dood te kijken en
wellicht staat de beste omschrijving van deze andere manier in het pamflet ‘Het
Lied van het Gebed’ dat Helen geschreven heeft één jaar na de publicatie van de
Cursus. Het staat in het derde hoofdstuk van dit pamflet dat gaat over genezing
in het deel ‘Pseudo-genezing tegenover ware genezing’. En daarin zegt Jezus dat
er een andere ‘soort’ van dood bestaat en dat dood niet een straf is voor onze
zonde, maar dat de dood in feite de beloning is voor een leven die doorgebracht
werd in de leerschool van ons leven als een lichaam. Dat we dankbaar het
lichaam afleggen omdat het ons goed van dienst is geweest voor het leren van
onze lessen om nu dan gewoon verder te gaan.

Dood is dus geen straf en moet niet gezien worden als iets
om bang voor te zijn. Niet zoiets, wanneer gezien vanuit het standpunt van het
ego, waartoe we worden aangetrokken, zoals wordt uitgelegd in de derde blokkade
voor de vrede, maar eerder iets om naar uit te kijken omdat we goed ons best
gedaan hebben.

Net zoals op school dat we ons best gedaan hebben en hard gewerkt en we een
goed gevoel hebben over het werk dat we gedurende een jaar hebben gedaan. Of
wanneer we afstuderen, voor het werk dat we gedaan hebben om te kunnen
afstuderen. En in zekere zin is dit zo’n beetje hetzelfde om de dood te zien als
een beloning, het geschenk voor het afstuderen, dat we hard gewerkt hebben in
de leerschool van de vergeving van de Heilige Geest, dat we onze lessen zo goed
mogelijk geleerd hebben en we leggen nu het lichaam af.

Dit wil daarom niet zeggen dat we al onze lessen geleerd
hebben. Het is best mogelijk dat we lichamelijk dood gaan, maar dat er nog
steeds dingen zijn die we moeten leren. Dat er nog steeds niet-vergeving is
waar naar gekeken moet worden en dit kunnen we doen op een manier om terug te
keren in een lichaam of we zetten de reis verder als denkgeest. Want
uiteindelijk is de hele reis, zoals Jezus ons vertelt, een reis zonder afstand
en gebeurt ze in de denkgeest omdat er geen lichaam bestaat.

De leerschool dus die in het lichaam lijkt te zijn, zoals ik
daarnet heb aangegeven, bestaat alleen maar in de denkgeest, in het denken want
er is alleen maar de denkgeest. De reis die we dus maken is werkelijk de reis
vanuit onze keuze voor het onjuist gerichte denksysteem en onze identificatie
hiermee, die we nu corrigeren.

En we reizen nu, in zekere zin, terug naar onze keuzemakende denkgeest, kiezen
voor een andere leraar en gaan nu verder met een juist gericht denken.

Wat we leren gebeurt alleen maar in het denken, maar de ervaringen die we
moeten leren gebeuren in/met het lichaam. En dus of we nu geloven dat we moeten
terugkeren als een lichaam om onze reis verder te zetten of we zetten die
verder in de denkgeest zonder dat het nodig is om in een lichaam te zijn, is in
principe niet relevant zolang we maar blijven leren van de juiste Leraar.

De dood dus, de dood van het lichaam of we het nu hebben over onze eigen dood
die nadert of we helpen mensen, waar we vertrouwd mee zijn, bij hun dood, is er
om onszelf er aan te helpen herinneren dat de dood slechts een ander deel is
van de reis en dat het een reis is die in de denkgeest gebeurt. En dat we
dankbaar mogen zijn voor de lessen die we leren, dankbaar zijn voor wat we nog
niet geleerd hebben omdat we nog steeds te bang zijn voor het volledige begrip om
onze denkgeest, ons denken los te laten, het volledig los laten van schuld en
volledig vergeven en dat we dit verder kunnen zetten, dat we hiermee kunnen
doorgaan.

En Jezus zegt ons in ‘het ontwikkelen van vertrouwen’ in het
Handboek voor Leraren, dat wij in de vierde fase hiervan zijn, die het bereiken
van vrede is. Dat we nog niet zo ver gekomen zijn als we denken. We hebben nog
steeds de vijfde en zesde fase te gaan, waarvan de zesde fase is het bereiken
van de werkelijke wereld en hij zegt ons dat we nog niet zo ver zijn als we
denken, maar dat we niet moeten wanhopen.  Dit zegt hij niet letterlijk zo, maar dit is
wel wat hij bedoelt omdat er machtige metgezellen zijn die ons vergezellen en
deze machtige metgezellen zijn de lessen die we geleerd hebben.

Dus ook al sterven we lichamelijk, we nemen toch datgene wat
we geleerd hebben met ons mee. We nemen de vergeving met ons mee die we in
praktijk gebracht hebben, de vergeving die we van anderen mochten ontvangen of
de liefde die we gevoeld hebben van zowel de weerspiegelingen in deze wereld van
de liefde van Jezus die we met ons meenemen en waar we hier ook dankbaar voor
zijn. We zijn hier dankbaar dat we onze lessen hebben kunnen leren en we zijn
dankbaar voor onze krachtige metgezellen van ons leren, die we met ons meenemen
en die ons verder zullen ondersteunen.

De dood is dus niet iets om bang voor te zijn. Dood is ook
niet iets om in zekere zin naar uit te kijken, dood is niets anders dan de
onvermijdelijke stap of fase wanneer we zeggen: ‘ik heb het geleerd … ik heb
het in deze fase zo goed mogelijk gedaan, maar ik weet dat dit nog verdergaat.’
De dood is dus niet een groot probleem. Het is zeker niet het einde van leven
en het is daarom ook niet noodzakelijk het einde van ons leren. Het is gewoon
een volgende fase.

Het is vaak zo dat wanneer we afgestudeerd zijn, van de universiteit
bijvoorbeeld, dat dit niet wil zeggen dat we onze studies niet verder zullen
zetten.

Evenzo betekent onze dood niet noodzakelijk het einde van ons leren. Het
betekent gewoon dat we blijven doorgaan en we zullen blijven doorgaan tot we
tenslotte de Verzoening aanvaarden en herkennen dat er niets meer is dat moet
geleerd worden omdat er nooit iets geweest is dat moest geleerd worden omdat we
nooit de Eenheid van onze Bron hebben verlaten.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten