maandag 28 januari 2019

Herhaling II – Inleiding – deel 2


(4:1-2) Sta niet toe dat je intentie wankelt in het aanzicht van afleidende gedachten. Realiseer je dat, wat voor vorm ze ook aannemen, ze geen betekenis en geen macht hebben.

Deze uitspraak betekent het einde van het egodenksysteem van zonde, schuld en angst, want zonde is de gedachte die zegt dat onze gedachten kracht bezitten. Ze hebben God vernietigd, Christus gekruisigd en de eenheid van de Hemel verbrijzeld. Zij hebben inderdaad zo veel kracht dat zij ervoor gezorgd hebben dat God uit zijn graf van speciaalheid, waarin wij Hem gedreven hebben, is verrezen en Hij nu op zoek is om ons te vernietigen.
Een belangrijk thema in de herhaling van deze lessen is zij willen aantonen dat onze afleidende en aanvallende gedachten niets bereikt hebben. De kracht die ze lijken te hebben is slechts de kracht die wij eraan gegeven hebben. En dat is de basisnorm: we geven de kracht aan het geloof in onze denkgeest in illusies en reageren er dan op alsof ze werkelijk zijn. De kracht waarvan we geloven dat we die gebruikt is tot het vernietigen van God is de kracht waarvan we geloven dat overal rond ons is, zowel in onze gedachten als in de wereld die we zien. Deze kracht is echter afkomstig van het geloof in onze beslissing om eerst de Hemel te verlaten en daarna God te vernietigen. Jezus zegt hier echter dat deze zogenaamde kracht geen gevolgen heeft: ‘Niet een noot in het lied van de Hemel wordt gemist.’ (T. 26. V. 5:4) De enige echte kracht die bestaat is de kracht van God en die doet niets. Zo simpel is het.

(4:3-5) Vervang ze met jouw vastbeslotenheid te slagen. Vergeet niet dat jouw wil macht heeft over alle fantasieën en dromen. Vertrouw erop dat die jou er doorheen zal helpen en jou voorbij dit alles zal dragen.

Onze wil – de kracht van ons denken die op één lijn staat met de kracht van God heeft macht over alle fantasieën en dromen. Dit is niet kracht zoals wij dit begrijpen – om te overwinnen of te domineren – maar de kracht van de waarheid. De bekende lijn uit een latere les: ‘We zeggen ‘God is’ en doen er dan het zwijgen toe’ (Wd1. 169. 5:4) drukt de betekenis uit van die kracht: er is niets anders dan de Liefde van God en wij zijn die Liefde. Het enige probleem is dat zij hiervoor niet kiezen. We kunnen niet weten dat zij ook ons toebehoort tenzij we beslissen ervoor te kiezen.

(5:1) Beschouw deze oefenperioden als toewijdingen aan de weg, de waarheid en het leven.

Dit is een verwijzing naar de beroemde uitspraak die Jezus doet in het evangelie van Johannes (Johannes 14:6a). Het is een regel die regelmatig aangehaald wordt in Een Cursus in Wonderen. Jezus vergelijkt dit nu met de egoversie:

(5:2-4) Weiger af te dwalen in omwegen, illusies en doodsgedachten. Jij bent aan verlossing toegewijd. Wees iedere dag vastbesloten je functie niet onvervuld te laten.

We hebben een denksysteem gemaakt dat precies tegenovergesteld is aan het denksysteem van de Hemel. Jezus vertegenwoordigt dus voor ons ‘de weg, de waarheid en het leven’ net zoals het ego de omleiding vertegenwoordigt die ons van Huis weghoudt – een illusionair denksysteem dat zijn hoogtepunt bereikt in de dood. Nogmaals, Jezus doet een beroep op ons verlangen gelukkig te zijn om terug te keren naar onze Bron. We kiezen tegen ons geluk en gaan systematisch verder met onze denkgeest gevangen te houden met ‘illusies en gedachten van dood’ in die mate waarin we niet willen terugkeren en onze plaats als afgescheiden individuen willen behouden. We geloven dat onze denkgeest geen macht heeft omdat we ontkent hebben dat we een denkgeest hebben door die macht toe te kennen aan het lichaam en de wereld.

(6:1) Bevestig je vastbeslotenheid eveneens in de korte oefenperioden, de originele vorm van het idee gebruikend voor algemene toepassing en waar nodig een meer concrete vorm.
Jezus rekent hier op onze vastberadenheid om niet op het zijspoor van het ego te komen, het zijspoor van afgescheidenheid en speciaalheid. Hij tracht onze alertheid te versterken om niet langer te kiezen voor schuld en angst. Het is het doel van deze herhalingsperiode.

(6:2-4) Enkele specifieke vormen zijn opgenomen in de toelichting, die voortvloeien uit de uiteenzetting van de ideeën. Dit zijn echter louter suggesties. De precieze woorden die je gebruikt doen er niet toe.

In het werkboek – en vooral hier - vinden we indirecte raadgevingen van het complete denksysteem van Een Cursus in Wonderen. Deze laatste uitspraak benoemt duidelijk het thema over vorm en inhoud. De vorm is nooit belangrijk, bijv. de woorden van een werkboekles, maar de beslissing die de denkgeest maakt om Jezus als leraar te kiezen. De inhoud van onze keuze weerspiegelt zich in specifieke vormen, maar het is een vergissing te denken dat het probleem en de oplossing in de wereld kunnen gevonden worden. Dat is enkel binnen in onze denkgeest die de echte en blijvende verandering bevat.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten