vrijdag 5 oktober 2018

Les 54 – Dit zijn de ideeën voor de herhaling van vandaag



(1) Ik heb geen neutrale gedachten. (16)

In deze les richt Jezus zich op de kracht van ons denken en onze gedachten. De reden dat we geen neutrale gedachten hebben is dat we hiermee een wereld maken van pijn, lijden en dood, een wereld waarin het lijkt dat God afwezig is. Vanuit het juist gerichte denken zijn onze gedachten even krachtig.

(1:2-4) Neutrale gedachten zijn onmogelijk, want alle gedachten bezitten kracht. Ze zullen ofwel een onechte wereld maken of mij naar de werkelijke wereld leiden. Maar gedachten kunnen niet zonder gevolgen zijn.

De tekst zegt het zo: ‘Al het denken produceert vorm op een of ander niveau’ (T. 2. VI. 9:14). Onze gedachten hebben gevolgen. Zij kunnen een wereld van speciaalheid maken of ons helpen om de werkelijke wereld te bereiken door het ongedaan maken van de wereld van het ego.

(1:5) Zoals de wereld die ik zie uit mijn denkfouten voortkomt, zo zal de werkelijke wereld voor mijn ogen verrijzen als ik mijn vergissingen corrigeren laat.

De werkelijke wereld, die het eindproduct is van de vergeving, is de staat van de denkgeest waarin alle egogedachten ongedaan zijn gemaakt. Het is de natuurlijke staat van de schuldeloze denkgeest die niet langer kiest voor het egodenksysteem van schuld.

(1:6-8) Mijn gedachten kunnen niet noch waar, noch onwaar zijn. Ze moeten óf het een óf het ander zijn. Wat ik zie, toont mij wat ze zijn.

En het principe van de een of de ander. We hebben niet de Hemel en de hel of de hel en de Hemel. Ze sluiten elkaar uit. Dit is de onderliggende metafysische aanname van Een Cursus in Wonderen, de hoeksteen van zijn denksysteem: er is enkel God en er is niets anders. Wanneer we geloven dat er iets anders is dan geloven we dat er geen God is. De manier waarop we weten voor welke gedachten we in onze denkgeest hebben gekozen is door waakzaam en met Jezus naast ons onze waarnemingen van de wereld gade te slaan. Ze zullen ofwel een weerspiegeling zijn van de Hemel of van de hel, van de waarheid of valsheid.

(2:1)  Ik zie geen neutrale dingen. (17)

(2:2-6) Wat ik zie, getuigt van wat ik denk. Als ik niet dacht, zou ik niet bestaan, want leven is denken. Laat ik naar de wereld die ik zie kijken als de weergave van mijn eigen staat van denken. Ik weet dat de staat van mijn denken kan veranderen. En dus weet ik tevens dat de wereld die ik zie ook veranderen kan.

Jezus komt herhaaldelijk terug op dit thema. Het mooie aan deze herhaling is hoe op een beknopte manier de grotere thema’s van de eerste 50 lessen verweven worden met als belangrijke: ‘Laat ik naar de wereld die ik zie kijken als een weergave van mijn eigen staat van denken.’ Analoog in de tekst: ‘(de wereld is ) de uiterlijke weergave van mijn innerlijke toestand. (T. 21. Inl. 1:5)
We kunnen de wereld niet veranderen maar we kunnen wel onze gedachten over de wereld veranderen. De wereld die ik zie kan ook veranderen.

(3:1) Ik ben niet de enige die de gevolgen ervaart van mijn zien. (18)

(3:2-4) Als ik geen privé-gedachten heb, kan ik geen privéwereld zien. Zelfs het dwaze idee van de afscheiding moest gedeeld worden voor het de basis kon vormen van de wereld die ik zie. Maar dat delen was een delen van niets.

En ook al is het ‘een delen van niets’, het wil niet zeggen dat we het niet geloven. We weten dat vergeving het centrale thema is in Een Cursus in Wonderen. Door jou te vergeven weerspiegel ik dat jij en ik geen afzonderlijke belangen hebben omdat we dezelfde behoefte delen om te ontwaken uit de droom van afscheiding, schuld en haat. Het keert het proces van verdeeldheid van het ego om. Zoals het in de tekst benadrukt wordt: wanneer ik jou totaal vergeef, staan er duizenden achter jou en achter elk van hen staan er weer duizend. (T. 27. V. 10:4).

(3:5-7) Ik kan ook een beroep doen op mijn werkelijke gedachten die alles met iedereen delen. Zoals mijn gedachten van afscheiding appelleren aan de afscheidingsgedachten van anderen, zo doen mijn werkelijke gedachten de werkelijke gedachten ontwaken in hen. En de wereld die mijn werkelijke gedachten mij tonen, zal zowel voor hun als voor mijn ogen dagen.

Door de keuze voor het juist gerichte denken te maken herinneren we eraan dat die keuze ook door jou gemaakt kan worden. Een passage in het Handboek voor Leraren vat dit prachtig samen voor ons:

Gods leraren komen tot hen (zij die ziek zijn) als vertegenwoordigers van een andere keuze die zij vergeten waren. De eenvoudige aanwezigheid van een leraar van God is een herinnering. Zijn gedachten vragen het recht om te betwijfelen wat de zieke als waar heeft aangenomen. Als Gods boodschappers zijn Zijn leraren het symbool van verlossing. Ze vragen de zieke om vergeving voor de Zoon van God in dienst eigen Naam. Ze vertegenwoordigen het Alternatief. Met Gods Woord in hun gedachten komen zij al zegenend, niet om de zieken te genezen, maar om hen de remedie in herinnering te brengen die God hun al gegeven heeft. Het zijn niet hun handen die genezen. Het is niet hun stem die het Woord van God spreekt. Ze geven louter wat hun gegeven is. Heel vriendelijk roepen ze hun broeders op zich af te keren van de dood: ‘Aanschouw, jij Zoon van God, wat het leven jou bieden kan. Zou jij in plaats hiervan ziekte willen kiezen? (HvL. 5. III. 2)

Maar dit proces werkt ook in de omgekeerde richting: mijn afgescheiden gedachten doen een oproep tot de afgescheiden gedachten in jou. De uitdrukking van mijn beslissing die ik maakte ten gunste van het ego, oordeel, aanval, bezorgdheid en angst, vertellen jou dat jij gelijk hebt in je overtuiging dat je afgescheiden bent aangezien ik het aantoon dat je het bent. Mijn boosheid bevestigd dat jij gelijk hebt, net zoals mijn speciale liefde en mijn afhankelijkheid doen. Jij wil van mij dat ik bevestig dat je gelijk hebt en ik wil dat jij voor mij hetzelfde doet. Dit zijn de ‘geheime geloften’ die we iedereen maken om onze waanzin te versterken zoals Jezus ons in de tekst uitlegt in de context van ziekte:

Dit is de geheime gelofte die jij hebt afgelegd, met elke broeder die zijn eigen weg wil gaan. Dit is de geheime eed die jij telkens hernieuwt wanneer jij jezelf als aangevallen beschouwt. Niemand kan lijden tenzij hij zichzelf aangevallen ziet en ziet verliezen door die aanval. Iedere gelofte aan ziekte ligt onuitgesproken en onvernomen in het bewuste. Toch is het een belofte aan een ander om door hem te worden gekwetst en hem aan te vallen in ruil daarvoor.
Ziekte is woede afgereageerd op het lichaam, zodat het pijn zal lijden. Ze is het onmiskenbare gevolg van wat in het geheim werd gesmeed, in overeenstemming met de geheime wens van een ander om van jou gescheiden te zijn, zoals jij van hem gescheiden wilt zijn. Als jullie er niet allebei mee instemmen dat dit jullie wens is, kan die geen gevolgen hebben. (T. 28. VI. 4:3-5:3)

Nochtans vertelt Jezus ons ook dat wij het juist-gericht denken in iedereen kunnen versterken:

Al wie stelt: ‘Er is geen kloof tussen mijn denkgeest en de jouwe,’ heeft Gods belofte gehouden, niet zijn eigen nietige eed om voor eeuwig trouw te zijn aan de dood. En door zijn genezing is zijn broeder genezen.
Laat dit jullie overeenkomst met elkaar zijn: dat jij één met hem bent en niet van hem gescheiden. En hij zal de belofte nakomen die jij samen met hem aflegt, want dat is die welke hij God heeft gedaan, zoals God die hem heeft gedaan. God houdt Zijn beloften; Zijn Zoon die van hem. (T. 28. VI. 5:4-6:3)

Dus wanneer ik Jezus in plaats van het ego als mijn leraar kies en ik laat mijn grieven los door vergeving dan leer ik dat er ook in jou een juist-gericht denken is en in dat moment ben ik voor jou een genezend voorwerp geworden. Ik hoef je niets te zeggen noch te prediken. Ik hoef niets te doen. Meer zelfs jij kan al twintig jaar geleden gestorven zijn. Want aangezien denkgeesten verbonden zijn heeft vergeving niets te maken met lichamen. Jij als een gedachte en ik als een gedachte zijn nog steeds verenigd. Telkens ik kies om mijn grieven tegenover jou los te laten, zend ik een duidelijke boodschap uit die zegt: ‘Ontwaak uit de droom van de dood.’ Deze boodschap bezorgen is onze functie.

(4:1) Ik ben niet de enige die de gevolgen ervaart van mijn gedachten. (19)

(4:2-3) Ik ben in niets alleen. Alles wat ik denk of zeg of doe onderricht heel het universum.

‘Heel het universum’ is het universum van het Zoonschap in mijn denkgeest die met iedereen is verenigd. Er is maar, slechts één denkgeest en ik kan denken, praten of mij gedragen vanuit de Heilige Geest of vanuit het ego.

(4:4-6) Een Zoon van God kan niet vruchteloos denken of spreken of handelen. Hij kan in niets alleen zijn. Het ligt daarom in mijn macht om ieders denken tezamen met het mijne te veranderen, want aan mij is de macht van God.

Dit betekent niet dat ik letterlijk jouw denken kan veranderen. Ik kan dienen als een voorbeeld van iemand die het denken van zichzelf veranderd heeft en realiserend dat dit ‘zelf’ ons allemaal betreft. Ook Jezus kan dit niet voor ons doen. Hij kan onze leraar of voorbeeld zijn, ons tonen dat er een andere keuze is die we kunnen maken, maar hij kan die keuze niet voor ons maken. Jezus legde dit vroeg in zijn dictaat aan Helen uit - en daarom aan ons allemaal -, in de context van haar vraag aan hem om haar angst van haar weg te nemen. Zijn antwoord was een vooruit beschouwing van alles wat hij met Een Cursus in Wonderen wou leren, want hij benadrukte de kracht van het denken van Helen om of voor angst te kiezen of ertegen en dat hij die kracht van haar denken niet kon en wou wegnemen door voor haar een keuze te maken:

Je kunt wel blijven klagen over angst, maar desondanks volhard je erin jezelf bang te maken. Ik heb al te kennen gegeven dat je mij niet kunt vragen jou van je angst te bevrijden. Ik weet dat die niet bestaat, maar jij niet. Als ik tussen jouw gedachten en hun uitwerking zou komen, zou ik tornen aan een elementaire wet van oorzaak en gevolg, de meest fundamentele wet die er is. Ik zou jou allerminst helpen als ik de kracht van je eigen denken zou kleineren. Dit zou lijnrecht ingaan tegen het doel van deze cursus. Het is veel nuttiger jou eraan te herinneren dat jij je gedachten niet zorgvuldig genoeg bewaakt. (T. 2. VII. 1:1-7)

(5:1) Ik ben vastbesloten te zien. (20)

(5:2-3) Nu ik onderken dat mijn gedachten altijd met anderen worden gedeeld, ben ik vastbesloten te zien. Ik wil naar de getuigen kijken die me tonen dat het denken van de wereld is veranderd.

De getuigen waar ik naar kijk zijn de getuigen die ik uitgezonden heb. Dit is een indirecte verwijzing naar ‘de aantrekkingskracht van schuld’ in de ‘blokkades voor vrede’ (T. 19. IV. A. i). We zenden boodschappen uit van of liefde of angst en dat wat we uitzenden zien we ook buiten ons en worden de getuigen die ons tonen waarvoor we hebben gekozen. Wanneer we boos zijn of van streek, koppig of een driftbui hebben, dan zegt ons dat dat we boodschappen van schuld, angst, haat en vooral afscheiding hebben uitgezonden. En het zijn deze uiterlijke getuigen die we echt maken in onze waarneming, buiten ons zien eerder dan ze binnen in ons te erkennen. Een andere stuk in de tekst stelt de belangrijke rol die onze waarnemingen spelen in genezing, voor. Door de getuigen in de wereld die ik waarneem te observeren, wordt mij geleerd ze te zien als een weerspiegeling van een keuze die ik in mijn denkgeest heb gemaakt. Pas dan kan ik de kracht van het denken erin oefenen om van keuze te veranderen:

Verdoeming is jouw oordeel over jezelf en dit zal jij op de wereld projecteren. Zie haar als verdoemd en het enige wat je ziet is wat jij gedaan hebt om de Zoon van God te pijnigen. Als je onheil en rampspoed ziet, heb je geprobeerd hem te kruisigen. Als je heiligheid en hoop ziet, heb jij je met Gods Wil verbonden om hem te bevrijden. Er ligt geen keuze tussen deze twee beslissingen in. En je zult de getuige zien voor de keuze die jij hebt gemaakt en hieruit leren aflezen welke jij gekozen hebt. (T. 21. Inl. 2:1-6)

(5:4-5) Ik wil het bewijs aanschouwen dat wat via mij is gedaan, gemaakt heeft dat liefde de plaats kon innemen van angst, lachen de plaats van tranen en overvloed de plaats van verlies. Ik wil de werkelijke wereld zien en díe mij laten leren dat mijn wil en de Wil van God één zijn.

We zullen weten welke keuze we gemaakt hebben wanneer we zorgvuldig aandacht geven aan wat we rondom ons waarnemen. We kunnen er niet genoeg aan herinnerd worden dat waarneming geen objectief feit is, maar altijd een interpretatie. Wanneer Een Cursus in Wonderen ons leert om te kijken naar wat we waarnemen dan heeft Jezus het niet over naar buiten kijken en een bureau zien of een boek, een boom of een persoon. We worden eerder geleerd om te kijken naar de manier waarop we voorwerpen, mensen en situaties waarnemen. Met andere woorden zien we het bewijs van het Verzoeningsprincipe of zien we het bewijs van afscheiding? Nogmaals, dat wat we zien laat ons zien welke keuze we in onze denkgeest hebben gemaakt. Waarnemingen van liefde of van een roep tot liefde weerspiegelen de keuze om de Verzoening te aanvaarden en deze overduidelijke keuze leidt ons naar de gelukkige herinnering van de Eenheid van God en Zijn Zoon.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten