dinsdag 8 mei 2018

Les 35 – Mijn denkgeest is deel van Die van God. Ik ben heel heilig. – deel 1


Jezus gaat een stapje verder richting juist-gericht denken. Hij begon met het onderwijzen wat er in het andere deel van onze denkgeest terug te vinden is en zoals Jezus dit ook in de les aangeeft heeft iedereen waarschijnlijk moeite om dit te geloven. Als je echt zou weten dat je een deel bent van God en dat bijgevolg hiervan je denkgeest heilig is, dan zou je geen gedachten van afgescheidenheid en speciaalheid hebben. Dus, het feit dat je hier bent of beter gezegd dat je denkt dat je hier bent, is zeggen dat je denkgeest geen deel uitmaakt van Die van God en dat je daarom niet heilig kunt zijn.
In deze les en ook de volgende vijftien, helpt Jezus ons bewust te worden dat er een ander deel is dat in het begin van het tekstboek bekend staat als de juist-gerichte denkgeest. Dit deel is door de Heilige Geest nog steeds verbonden met de heiligheid van God en is nooit veranderd, ondanks onze goddeloze dromen van schuld en oordeel.

(1:1-3) Het idee van vandaag beschrijft niet de manier waarop jij jezelf nu ziet. Het beschrijft echter wel wat visie jou zal tonen. Het is moeilijk voor ieder die denkt dat hij in deze wereld is, dit van zichzelf te geloven.

Jezus zegt ons hier dat hij er zich bewust van is dat dit niet de manier is waarop wij onszelf zien en hij verwacht van ons ook niet dat wij geloven wat hij ons zegt. Het is zijn doel om met het proces te beginnen dat ons leert dat er een alternatief is in onze denkgeest. Hij wil niet dat dit gebruikt wordt als een mantra die we gedurende de hele dag steeds maar blijven herhalen teneinde onze liefdeloze gedachten te overroepen, maar eerder door deze training aan te houden wil hij dat we onze liefdeloze gedachten naar deze liefdevolle gedachte brengen. Deze liefdeloze gedachten zijn tot op zekere hoogte een uiting van ons geloof dat we onheilig of zondig zijn. Dus moeten we komen tot onze nieuwe manier van begrijpen, die is dat er niet alleen een andere manier is om naar onszelf te kijken maar dat er een andere manier is om over onszelf te denken. Wanneer we de duisternis van onze niet-heilige, illusoire gedachten naar het licht brengen van de heilige, echte en ware gedachten, dan zal het licht de duisternis verdrijven.

(1:4) Toch is de reden waarom hij denkt dat hij in deze wereld is, dat hij het niet gelooft.

Omdat we niet geloven dat we een deel van God zijn moeten we wel geloven dat we hier in de wereld zijn. Hier te leven als een afgescheiden wezen, zowel fysiek als psychisch, te midden van andere afgescheiden wezens is de schaduw van de gedachte die zegt: ik ben op mijzelf en  afgescheiden van God. Nogmaals, de echte reden dat we geloven dat we hier als lichamen zijn, is de bevestiging van het onderliggende geloof dat we afgescheiden zijn en daarom niet geloven dat onze denkgeest een deel is van de Denkgeest van God en dat we heilig zijn. Deze les weerspiegelt daarom het Verzoeningsprincipe: het geloof dat, ondanks het geloof dat we God hebben verlaten, in werkelijkheid de afscheiding nooit gebeurd is. Daarom ben ik echt een deel van God en dus heel heilig.

(2:1-2) Je gelooft dat je deel uitmaakt van waar je denkt dat je bent. Dat komt doordat je jezelf omgeeft met de omgeving die je wenst.

We geloven dat we in deze wereld zijn en er deel van uitmaken als een afgescheiden lichaam en leven tussen andere afgescheiden lichamen. Op het niveau van het zijn, als één afgescheiden Zoon hebben we een omgeving gemaakt die de afscheiding in stand houdt en hebben dan vergeten dat we dat gedaan hebben door het reddingsplan van het ego te volgen. Het resultaat hiervan is dat we geloven dat de wereld werkelijk is en dat wij hier werkelijk deel van uitmaken. Op individueel niveau, zoals eerder besproken, willen we voelen dat we oneerlijk behandeld worden. Of dit nu wel of niet het geval is, we willen het op die manier waarnemen. Jezus herinnert ons hier aan deze omschrijving in de tekst, een prachtige regel die reeds aangehaald werd:

Als wij onze broeder ervaren alsof hij ons niet van Christus spreekt, dan komt dat enkel omdat we onszelf ervan moeten beschuldigen niet eerst tot hem over Christus te hebben gesproken. (T. 11. V. 18:6).

Dus sterk overtuigd van onze waarneming besluiten we hieruit dat ons slachtofferschap gefundeerd is.

(2:3) En je wenst die (de leefomgeving van een afgescheiden wereld) om het beeld dat je van jezelf hebt gemaakt te beschermen.

We hebben een fysieke wereld van afscheiding gemaakt om ons zelfbeeld als afgescheiden wezens te beschermen. Dit zou het duidelijk moeten maken waarom Jezus het nooit heeft over het veranderen van de wereld of het redden van de wereld want er is geen wereld. Hij heeft het enkel over het redden van het zelfbeeld dat we gemaakt hebben: het zondige, schuldige, gefragmenteerde beeld van angst die we koesteren. Het is onze wens afgescheiden te zijn die de oorzaak is van de afgescheiden wereld. Daarom moeten we die wens veranderen wanneer we ons werkelijk vredig willen voelen.

(2:4-7) Het beeld is deel van deze omgeving. Wat je ziet terwijl je gelooft dat je daarin bent, wordt gezien door de ogen van het beeld. Dat is geen visie. Beelden kunnen niet zien.

Wat is het beeld? Ik ben begrensd, gefragmenteerd, afgescheiden, onafhankelijk en autonoom. De aard van de wereld en alles wat er is, is de projectie van dit beeld. Iedereen in deze wereld is alleen. Daarom is speciaalheid zo’n krachtige verdediging. Eén van onze behoeften is om mensen rondom ons te hebben zodat we niet de pijn en de eenzaamheid ervaren die onvermijdelijk is wanneer we deel zijn van deze wereld en niet leven in de Hemel, ons echte Thuis.
Deze alinea is veelzeggend - het denksysteem van een Cursus in Wonderen, zijn metafysica, het denksysteem van het ego en het ongedaan maken ervan door middel van vergeving kan in deze passage herkend worden en het is goed hier een moment stil bij te staan.

(3:1-2) Het idee voor vandaag biedt een heel ander zicht op jezelf. Door jouw Bron vast te stellen, stelt het jouw Identiteit vast en het beschrijft jou zoals jij in waarheid werkelijk moet zijn.
Met andere woorden, ik ben een deel van God en ik ben heel heilig. Daarom is Bron en Identiteit met een hoofletter geschreven: Jezus spreekt hier over God en de Christus die ons ware Zelf is.

(wordt vervolgd)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten