zondag 20 mei 2018

Les 37. - Mijn heiligheid zegent de wereld. – deel 3


(3:1) Jouw heiligheid is de verlossing van de wereld.

Jezus heeft het hier dus weer niet over de uiterlijke wereld. Zoals reeds eerder gezegd gebruikt Jezus de taal van het Christendom doorheen Een Cursus in Wonderen. In het Christendom en vooral rond de Paastijd wordt er veel aandacht besteed aan de gedachte dat Jezus de wereld heeft gered. Nochtans wil hij dat we er ons bewust van worden dat er geen uiterlijke wereld is die gered moet worden. De wereld redden betekent werkelijk onszelf redden van het geloof dat er een wereld is. Gezien alle denkgeesten verenigd zijn in de heiligheid van Christus is op gelijk welk ogenblik, wanneer mijn denkgeest genezen is, de denkgeest van het Zoonschap ook genezen. Niets van dit alles kan vanuit een werelds perspectief begrepen worden en kan alleen maar begrepen worden wanneer we onszelf boven het slagveld uittillen en ons bij Jezus voegen in wat hij het ‘heilig ogenblik’ noemt. Vandaaruit kijken we terug op de wereld en zien haar anders, er ons bewust van dat wat gered moet worden onze gedachten over de wereld zijn. Nogmaals, deze gedachten vloeien voort uit de gedachten die we over onszelf hebben. Het uiterlijke en het innerlijke zijn een en hetzelfde: ideeën verlaten hun bron niet.
(3:2) Ze laat je de wereld onderwijzen dat ze één met je is, niet door tegen haar te preken, noch door haar iets te vertellen, maar gewoon door jouw stille inzicht dat in jouw heiligheid alle dingen samen met jou gezegend zijn.
Dit zijn veelzeggende regels. We veranderen en redden de wereld niet door Een Cursus in Wonderen te prediken, niet door een Cursus in Wonderen te leren (d.w.z. in de vorm), niet door wat dan ook te doen met Een Cursus in Wonderen, maar enkel door het onszelf aan te leren. Opdat mijn wereld zou gered worden hoef ik niets anders te doen of te zeggen dan te aanvaarden wat de lessen mij leren, wat betekent dat ik de Verzoening voor mezelf aanvaard. Dit zijn onwaarschijnlijk belangrijke regels want zij gaan tot in het hart van de metafysica van de Cursus en vormen de basis om het onderricht van Jezus en de toepassing ervan te begrijpen. Wanneer er geen wereld is, hoe kan ze dan gered worden? Nogmaals wat er gered moet worden of gecorrigeerd is ons denken dat gelooft dat er een wereld is. Eens onze denkgeest genezen is, zullen we ons herinneren dat de afscheiding nooit gebeurd is en dat dus uit die gedachte van afscheiding ook geen wereld kon voortkomen. Meer zelfs als er geen afscheiding is dan blijft de Zoon van God perfect één als één Zoon. Onze denkgeest weerspiegelt de zegening van onze Schepper en volgens het regelmatig herhaalde principe dat ideeën hun bron niet verlaten moet het ook zo zijn dat ‘alles gezegend is’. Uit deze innerlijke zegening breidt onze heiligheid zich duidelijk door ons uit, zoals we ook in deze overeenkomstige passage in de tekst kunnen zien. Het proces om niets te doen behalve het geloof in het ego ongedaan maken wordt hier belicht waarin het beetje bereidwilligheid weerspiegelt wordt dat de wereld redt van ons geloof erin:
Bekommer je niet om de uitbreiding van heiligheid, want het wezen van wonderen begrijp je niet. En evenmin verricht je ze. Juist hun uitbreiding, ver voorbij de grenzen die jij waarneemt, wijst erop dat jij ze niet verricht. Waarom zou jij je zorgen maken over de manier waarop het wonder zich tot heel het Zoonschap uitbreidt wanneer je het wonder zelf niet begrijpt? (T. 16. II. 1:3-6)
Vergeving uitbreiden is de functie van de Heilige Geest. Laat dat aan Hem over. Laat het alleen jouw zorg zijn Hem te geven wat kan worden uitgebreid. Bewaar geen duistere geheimen die Hij niet kan gebruiken, maar schenk Hem de kleine gaven die Hij voor eeuwig uitbreiden kan. Hij zal ze elk aanvaarden en er een machtige kracht voor de vrede van maken. (T. 22. VI. 9:2-6)
Het wonder breidt zich zonder jouw hulp uit, maar jij bent wel nodig om het te laten beginnen. Aanvaard het wonder van genezing en het zal zich voortzetten op grond van wat het is. Het is zijn aard zich uit te breiden vanaf het moment dat het ontstaat. En het ontstaat op het moment dat het gegeven en ontvangen wordt. (T 27.V.1:2-5)
Laat de overdracht van wat jij leert dan ook over aan Degene die de wetten daarvan werkelijk begrijpt … Jouw aandeel bestaat er slechts in wat Hij jou heeft geleerd toe te passen op jezelf en Hij zal de rest doen. (T 27.V.10:1-2)
Wat dit alles mogelijk maakt is natuurlijk onze keuze voor de goede leraar. Dus het cruciale punt waar we steeds weer op terugkomen is: ‘Heb ik een relatie met Jezus of niet?’ Indien niet, dan is dit omdat ik hem uitgesloten heb door mezelf uit te sluiten en ik mijn ‘zonde’ niet wil herkennen. Dat is steeds de basisregel.
De twee volgende alinea’s benadrukken dat er geen verschil is tussen onze waarnemingen en onze gedachten, ze zijn een en hetzelfde:
(4) De vier langere oefenperioden van vandaag, die elk drie tot vijf minuten moeten duren, beginnen met de herhaling van het idee voor vandaag, gevolgd door ongeveer een minuut waarin je om je heen kijkt en het idee toepast op wat je maar ziet:
Mijn heiligheid zegent deze stoel.
Mijn heiligheid zegent dat raam.
Mijn heiligheid zegent dit lichaam.
Sluit dan je ogen en pas het idee toe op elke persoon aan wie je moet denken, waarbij je zijn naam noemt en zegt:
Mijn heiligheid zegent jou, [naam].
Merk op dat Jezus ons laat beginnen met het onbelangrijke: een stoel, raam en een relatief neutraal lichaam en ons daarna vraagt om een bepaald iemand te zegenen. Op een ongedwongen manier leidt hij ons naar de centrale focus van Een Cursus in Wonderen: het vergeven van onze speciale relaties, deze waarvan we proberen ze te onthouden van onze zegening.
Jezus nodigt ons verder uit om met de ogen geopend en gesloten te oefenen, zoals het ons uitkomt:
(5) Je kunt de oefenperiode met gesloten ogen voortzetten; je kunt je ogen weer opendoen en het idee voor vandaag op je buitenwereld toepassen als je dat wenst; je kunt het idee afwisselend toepassen op wat je om je heen ziet en wie in je gedachten zijn; of je kunt elke combinatie van deze twee fasen van toepassing gebruiken die je voorkeur heeft. Sluit de oefenperiode af met een herhaling van het idee met je ogen gesloten, onmiddellijk gevolgd door nog een, met je ogen open.
Alhoewel dit oefenen met open of gesloten ogen een belangrijk punt zijn in de training van Jezus, is hij in zijn benadering steeds vriendelijk zoals je kan zien aan de woorden die hij gebruikt: ‘je mag’, ‘als je dat wenst’, en ‘wat jij verkiest’. Goede leraren dwingen hun studenten nooit en Jezus wil dat we ernaar verlangen om zijn lessen te leren anders zal ons leren zwak zijn.
(6:1-2) De korte oefeningen bestaan uit het herhalen van het idee zo vaak je kunt. Het is vooral nuttig het in stilte toe te passen op iedereen die je ontmoet, waarbij je zijn naam noemt wanneer je dat doet.
Met andere woorden vraagt Jezus ons hier om waakzaam te zijn tegenover ons ego in actie, vooral in relatie tot anderen. Hij is er zich ten volle bewust van dat we de verkeerde keuzes zullen maken, zoals we in de volgende lessen nog zullen zien. Een les als deze is daarom de correctie voor de fouten die we duidelijk zullen maken. Nogmaals, Jezus weet dat we onjuist zullen waarnemen en dat we aanvalgedachten zullen hebben en dat we, eens we ons hier bewust van worden, we hem om hulp zullen vragen wanneer we ons plots de les van de dag opnieuw herinneren.
(6:3-4) Het is van groot belang het idee te gebruiken wanneer iemand een vijandige reactie in jou lijkt op te roepen. Schenk hem onmiddellijk de zegen van jouw heiligheid, zodat jij leert die in je eigen bewustzijn te bewaren.
Ik denk dat 99,9 % van de studenten die deze lessen doen uit een gewoonte zonder er diep over na te denken. Men denkt dat het enige wat nodig is tegenover iemand waarop ze boos zijn is zeggen ‘ik zegen je’ en alles is geheeld. Dat is niet wat Jezus bedoelt, hij heeft het hier over het herkennen dat onze waarneming over iemand een verkeerde waarneming is van onszelf. Eenvoudig woorden als ‘mijn heiligheid zegent jou’ zeggen brengt niets tot stand. Eigenlijk is dat niet helemaal waar, deze woorden zeggen maakt veel uit: ze zullen je egogedachten nog aansterken! Waar het om gaat is om de egogedachten naar de waarheid te brengen, de duisternis naar het licht. Daarom is het, wanneer je een les als deze doet, noodzakelijk dat je ze precies zo doet zoals Jezus zegt dat je ze moet doen en je tegelijkertijd realiseert wat hij hiermee zegt. Let op je behoefte om deze persoon afgescheiden te houden. En vooral, wees je bewust van jouw behoefte om de schuld veilig in je denken te bewaren. Alleen dan kunnen Jezus en deze lessen je helpen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten