dinsdag 29 mei 2018

Les 39 - Mijn heiligheid is mijn verlossing. – deel 3


(3:1-3) We hebben al gezegd dat jouw heiligheid de verlossing van de wereld is. En je eigen verlossing dan? Je kunt niet geven wat je niet hebt.

De wereld is niets meer dan een spiegel van wat jij gelooft dat je bent en daarom is de verlossing van de wereld en van jezelf een en hetzelfde.
Hebben en geven, geven en ontvangen, hebben en zijn - zijn in de Cursus gelijk (zie hiervoor bijv. T. 6. V) en daarom ook hetzelfde. Wanneer de werkelijkheid van liefde, die de enige werkelijkheid is, een perfecte onverdeelde eenheid is en niets anders, dan is wat ik ben dat wat ik heb en wat ik geef is wat ik ontvang: want nogmaals het is allemaal hetzelfde. Het is een synoniem voor de dynamiek die zegt dat liefde is en dat er niets anders is dan liefde. In deze wereld is hebben, zijn, geven en ontvangen natuurlijk verschillend. Wanneer ik jou iets geef dan heb ik het niet langer. De betekenis benadrukt meer onze noodzaak om de Verzoening voor onszelf te accepteren en niet voor iemand anders. Ik kan een ander niet helpen wanneer ik een ongenezen genezer blijf (T. 9.V). De volgende regel maakt dit duidelijk:

(3:4-5) Een verlosser moet verlost zijn. Hoe kan hij anders verlossing uitdragen?

Niets in Een Cursus in Wonderen zal voor jou enige betekenis hebben – intellectueel noch in je ervaring – tenzij jij je realiseert dat alles één is, zowel binnen de droom van het ego als in de Hemel. De schuld in jouw onjuist gerichte denken is dezelfde schuld in ieders denken. Net zo is je juist gerichte denken. Wanneer je iemand vergeeft dan vergeef je iedereen omdat iedereen gelijk is. Vergeving moet daar beginnen en eindigen waar het nodig is, in ons denken, daar waar de oorspronkelijke keuze voor de schuld werd gemaakt. We hebben gezien dat als we de verlossing voor onszelf aanvaarden het automatisch door ons uitgebreid wordt om het hele Zoonschap als één te omarmen.

(3:6) De oefeningen van vandaag gelden voor jou, in het besef dat jouw verlossing doorslaggevend is voor de verlossing van de wereld.

Ik hoef me geen zorgen te maken om de wereld te redden of om een schrikbarende toestand te verbeteren of dit nu algemeen is of persoonlijk. Ik moet enkel ‘bezorgd’ zijn om mezelf te redden, wat wil zeggen dat ik Jezus vraag mij te helpen anders te kijken naar de verkeerde beslissingen en gedachten die ik gemaakt heb.

(3:7) Wanneer jij de oefeningen op jouw wereld toepast, strekt dat de hele wereld tot voordeel.

Gezien vanuit het standpunt van de wereld houdt dit natuurlijk geen enkele steek. Dus, wanneer studenten deze les benaderen vanuit een denken dat zij nog steeds werkelijk iemand zijn die in een wereld leven die zij kunnen redden, dan interpreteren ze het onderricht van Jezus, dat er geen wereld is, verkeerd, iets wat later in het werkboek meer aandacht zal krijgen (les 132). Hier leert hij ons dat wanneer ik mezelf red en ik Jezus als mijn leraar neem in plaats van het ego, de hele wereld gered is. De eenheid van de wereld weerspiegelt de eenheid van ons denken, een eenheid die een blijft met zichzelf gezien ideeën hun bron niet verlaten.

(4:1-2) Jouw heiligheid is het antwoord op elke vraag die ooit werd gesteld, nu wordt gesteld of in de toekomst gesteld zal worden. Jouw heiligheid betekent het einde van schuld en daarmee van de hel.

Telkens we iemand anders aanvallen of dat nu in onze gedachten, met woorden of door acties is, proberen we te bewijzen dat we niet heilig zijn en liefde niet waardig zijn. Hiervoor is er maar één motivatie: het behouden van je schuld. Wanneer jij schuldig bent dan heb jij gelijk en is Jezus verkeerd omdat hij je zegt dat je heilig bent. Je moet voeling zien te krijgen met de onderliggende motivatie die wil bewijzen dat schuld niet de hel, maar de hemel is. Eenmaal gevangen in de maalstroom van de schuld zal je denksysteem zich snel ontvouwen om de schuld op iemand anders te laten rusten en niet op jezelf. Een dergelijke projectie is de hemel voor het ego, gezien het de niet-vergevingsgezindheid van onszelf beschermt. (Wd2. 1.2) en daarom onze individuele en met schuld beladen identiteiten. Het behouden van deze identiteit is de ultieme motivatie voor onze oordelen en aanvalgedachten.

(4:3) Jouw heiligheid is de verlossing van de wereld en van jou.

Waarom? Omdat ze exact hetzelfde zijn: ideeën verlaten hun bron niet.

(4:4-6) Hoe zou jij, aan wie jouw heiligheid toebehoort, er dan van uitgesloten kunnen zijn? God kent geen onheiligheid. Kan het zijn dat Hij Zijn Zoon niet kent?

Zoals het in de tekst stevig onderbouwd wordt (bijv. T. 4. I. 2:6, 11-12; II.8:6-7) geeft Jezus hier duidelijk te verstaan dat God niet afweet van deze wereld. Dit is een onheilige wereld die afkomstig is van een onheilige gedachte en God kent Zijn Zoon niet in een onheilige staat. Indien Hij dit wel zou doen dan zou deze onheilige staat werkelijk zijn en zou dualiteit de waarheid zijn van het Koninkrijk. Ook al is het ego sterk verontwaardigd wanneer het verteld wordt dat God niet van deze wereld afweet, toch is dit de meest troostende gedachte die er is. Wanneer God van jou niets afweet, dan besta jij, als afgescheiden zoon van God, niet. Maar wat God wel weet bestaat wel: het Zelf die je werkelijk bent.
(wordt vervolgd)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten